Rendementsgrondslag (art. 5.3 Wet IB 2001)
1 InleidingHet voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op het forfaitaire rendement van de grondslag sparen en beleggen. De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag aan het begin van het kalenderjaar voor zover deze meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen (art. 5.2 lid 1 Wet IB 2001). De hoogte van het heffingvrije vermogen is opgenomen in art. 5.5 Wet IB 2001 en bedraagt € 57.000 in 2023 en 2024.Tot 1 januari 2017 bedroeg het forfaitaire rendement 4%…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 5.3 Rendementsgrondslag
Artikel 5.3 Rendementsgrondslag
1 De rendementsgrondslag is de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden.
2 Bezittingen zijn:
a. onroerende zaken;
b. rechten die direct of indirect op onroerende zaken betrekking hebben;
c. roerende zaken die door de belastingplichtige en personen die behoren tot zijn huishouden niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt alsmede roerende zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt of verbruikt doch hoofdzakelijk als belegging dienen;
d. rechten op roerende zaken;
e. rechten die niet op zaken betrekking hebben, waaronder geld en
f. overige vermogensrechten, met waarde in het economische verkeer.
Bezittingen die voortvloeien uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen, uit een belastingwet waarop de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is, uit de Invorderingswet 1990 of uit daarmee overeenkomende buitenlandse wetgeving, worden niet in aanmerking genomen. In afwijking van de tweede volzin worden bezittingen die voortvloeien uit de erfbelasting wel in aanmerking genomen alsmede de daarmee verband houdende bezittingen voortvloeiende uit de belastingrente, bedoeld in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, of de invorderingsrente, bedoeld in hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990. De derde volzin is van overeenkomstige toepassing op bezittingen die voortvloeien uit een met de erfbelasting overeenkomende buitenlandse erfbelasting, alsmede op de daarmee verband houdende bezittingen voortvloeiende uit een renteregeling die is opgenomen in een wetgeving die overeenkomt met de Algemene wet inzake rijksbelastingen of de Invorderingswet 1990.
3 Schulden zijn verplichtingen met waarde in het economische verkeer, met dien verstande dat:
a. verplichtingen die kunnen leiden tot uitgaven die ingevolge hoofdstuk 6 geheel of voor een deel worden aangemerkt als een persoonsgebonden aftrekpost, niet in aanmerking worden genomen;
b. verplichtingen tot het doen van periodieke uitkeringen of verstrekkingen die ingevolge artikel 3.101, eerste lid, onderdelen b en c, geen aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn, niet in aanmerking worden genomen;
c. verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen, uit een belastingwet waarop de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is, uit de Invorderingswet 1990 of uit daarmee overeenkomende buitenlandse wetgeving, niet in aanmerking worden genomen;
d. in afwijking van onderdeel c verplichtingen die voortvloeien uit de erfbelasting wel in aanmerking worden genomen alsmede de daarmee verband houdende verplichtingen voortvloeiende uit de belastingrente, bedoeld in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, of de invorderingsrente, bedoeld in hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990;
e. onderdeel d van overeenkomstige toepassing is op verplichtingen die voortvloeien uit een met de erfbelasting overeenkomende buitenlandse erfbelasting alsmede de daarmee verband houdende verplichtingen voortvloeiende uit een met de regeling voor de belastingrente, bedoeld in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, of de regeling voor de invorderingsrente, bedoeld in hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990, overeenkomende renteregeling;
f. verplichtingen, niet zijnde verplichtingen als bedoeld in de onderdelen a, b en c, en het vierde lid, alleen in aanmerking worden genomen voorzover de gezamenlijke waarde daarvan meer bedraagt dan € 3.700. Indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, wordt het in de eerste volzin, onderdeel f, genoemde bedrag voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk op € 7.400 gesteld.
4 In afwijking van het derde lid, aanhef en onderdeel d, wordt niet in aanmerking genomen de verplichting die voortvloeit uit de Successiewet 1956 met betrekking tot de toepassing van artikel 7 van de Natuurschoonwet 1928 voor zover er geen sprake is van terstond invorderbare belasting als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van de Natuurschoonwet 1928.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Alimentatie | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Appartementsrechten | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Parkbeheer | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) | Categorie Belastingrecht |
Nieuws
Rechtspraak
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven | Dossiernr. 34028 | Status - | Samenvatting - |
Belastingplan 2010 | Dossiernr. 32128 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Beleidsbesluiten
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-05-2024 | Nummer 2024-5944 | Samenvatting In dit besluit staat het beleid met betrekking tot het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Dit besluit is een actualiser… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-04-2023 | Nummer 2023-0000101431 | Samenvatting In een brief van 26 april jl. heeft staatssecretaris Van Rij aangekondigd dat hij van plan is met ingang van 1 januari 2023… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-02-2023 | Nummer 2023Z00477 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-07-2022 | Nummer 2022-0000186098 | Samenvatting Leegwaarderatio in de SW en de Wet IB 2001 wordt voortgezet met geactualiseerde percentagesIngevolge art. 21 lid 8 SW en art… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-06-2022 | Nummer 2022-176296 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-05-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-02-2016 | Nummer DGB 2016-568 | Samenvatting In een reactie op de conclusie van de A-G laat het Ministerie van Financiën weten zich niet te kunnen vinden in het sta… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-06-2015 | Nummer BLKB2015/903M | Samenvatting Na een oproep van de Bond voor Belastingbetalers zijn bij de Belastingdienst meer dan 10.000 bezwaarschriften binnengekomen… | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 11-03-2013 | Nummer 2013-0000142912 | Samenvatting Ter stimulering van de woningmarkt heeft het Kabinet op 13 februari 2013 een pakket maatregelen gepresenteerd. De eis dat ee… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2011 | Nummer BLKB 2011/1954M | Samenvatting DGB 2010/415 M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/921 | Samenvatting CPP2003/1606M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-04-2009 | Nummer DGB/2009/1878U | Samenvatting |
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-10-2023 | Nummer 2023-22890 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 31 oktober 2016 (nr. 2016-113962) laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 2016… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2016 | Nummer 2016-188319 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962 (Stcrt. 59049). De wijziging betreft een goedkeuring in… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-10-2016 | Nummer 2016-113962 | Samenvatting Dit besluit is aangevuld bij besluit van 20 december 2016, nr. 2016-188319. De aanvulling betreft een goedkeuring inzake de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-09-2013 | Nummer BLKB2013/662M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 8 augustus 2015, nr BLKB2015/409M. Hierin is een goedkeuring opgenomen dat de defis… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-02-2012 | Nummer BLKB 2012/137M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2010 | Nummer DGB2010/4308M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-01-2010 | Nummer DGB 2010/415 M | Samenvatting DGB 2010/415 M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-07-2009 | Nummer CPP2009/1028M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-10-2005 | Nummer CPP2005/1272M | Samenvatting |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel Rechtsvraag 'Is een legaat van een maandelijkse uitkering belast met loonbelasting? | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2017/7164 |
Praktisch
Titel | Bron | Type | Categorie |
---|---|---|---|
Box 3 - wettelijke berekeningsmethode t/m 2022 | Bron Via Juridica | Type Box 3 | Categorie Rekentools |
Box 3 - berekeningsmethode in het kader van hersteloperatie t/m 2022 | Bron Belastingdienst | Type Box 3 | Categorie Rekentools |