Ondernemingsvermogen (art. 35c SW)
1 Object van verkrijgingHet doel van de bedrijfsopvolgingsregeling is het faciliteren van reële bedrijfsoverdrachten. Dit heeft tot gevolg dat de vrijstelling alleen van toepassing is als ondernemingsvermogen wordt verkregen. Op de verkrijging krachtens erfrecht of schenking van beleggingsvermogen is de vrijstelling niet van toepassing. In art. 35c SW worden nadere eisen gesteld aan het ondernemingsvermogen. Onder ‘ondernemingsvermogen’ wordt voor de bedrijfsopvolgingsrege…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 35c
Artikel 35c
1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder de verkrijging van ondernemingsvermogen verstaan de verkrijging van:
a. een onderneming als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of een gedeelte daarvan;
b. een medegerechtigdheid als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, of een gedeelte daarvan;
c. vermogensbestanddelen die bij de erflater of schenker behoorden tot een aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3, met uitzondering van artikel 4.10, van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits het lichaam waarop het belang betrekking heeft een onderneming drijft als bedoeld in onderdeel a, of een medegerechtigdheid houdt als bedoeld in onderdeel b, en waarbij slechts als ondernemingsvermogen wordt aangemerkt de waarde van deze vermogensbestanddelen voor zover die waarde toerekenbaar is aan:
1°. bedoelde onderneming of medegerechtigdheid, en
2°. het beleggingsvermogen van dat lichaam tot maximaal 5 percent van de ingevolge onder 1° toegerekende waarde;
d. onroerende zaken die bij de erflater of schenker behoorden tot een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits deze dienstbaar zijn aan de onderneming van een lichaam als bedoeld in onderdeel c, en de verkrijger tegelijkertijd vermogensbestanddelen als bedoeld in onderdeel c, verkrijgt die op dat lichaam betrekking hebben.
2 Het eerste lid, onderdeel b, is met betrekking tot een medegerechtigdheid alleen van toepassing voor zover dit een medegerechtigdheid betreft die een rechtstreekse voortzetting vormt van een eerder door de erflater of schenker gedreven onderneming als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de medegerechtigdheid wordt verkregen door een persoon die reeds beherend vennoot is van de onderneming waarop de medegerechtigdheid betrekking heeft, dan wel enig aandeelhouder is van een vennootschap die reeds een zodanig beherend vennoot is.
3 Het eerste lid, onderdeel c, is met betrekking tot een medegerechtigdheid alleen van toepassing voor zover dit een medegerechtigdheid betreft die een rechtstreekse voortzetting vormt van een eerder door de vennootschap gedreven onderneming als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de vermogensbestanddelen die bij de erflater of schenker behoorden tot een aanmerkelijk belang worden verkregen door een persoon die reeds beherend vennoot is van de onderneming waarop de medegerechtigdheid betrekking heeft, dan wel enig aandeelhouder is van een vennootschap die reeds een zodanig beherend vennoot is.
4 Het eerste lid, onderdeel c, is met betrekking tot preferente aandelen uitsluitend van toepassing, indien:
a. de preferente aandelen een omzetting vormen van een eerder door de erflater of schenker gehouden aanmerkelijk belang van gewone aandelen;
b. de omzetting tot preferente aandelen gepaard is gegaan met het toekennen van gewone aandelen aan een ander;
c. ten tijde van de omzetting tot preferente aandelen de vennootschap waarop de omgezette aandelen betrekking hadden een onderneming dreef als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of een medegerechtigdheid hield als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en
d. de verkrijger van de preferente aandelen reeds voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is van gewone aandelen als bedoeld in onderdeel b.
5 Ingeval het lichaam waarin de erflater of schenker een aanmerkelijk belang als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, hield, direct of indirect een belang heeft in een ander lichaam, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de bezittingen en schulden van dat andere lichaam, met inachtneming van de omvang van dat belang, toegerekend aan eerstbedoeld lichaam, mits:
a. de erflater of schenker in dat andere lichaam indirect een aanmerkelijk belang hield als bedoeld in afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of
b. de erflater of schenker in dat andere lichaam indirect een belang hield van minder dan 5% doch ten minste 0,5% en:
1°. dat belang bij een van zijn rechtsvoorgangers krachtens erfrecht, huwelijksvermogensrecht of schenking een indirect aanmerkelijk belang heeft gevormd als bedoeld in onderdeel a;
2°. dat belang uitsluitend is verwaterd door vererving, overgang krachtens huwelijksvermogensrecht of schenking, en
3°. direct voorafgaande aan de verwatering van dat belang tot beneden de 5% dat andere lichaam een onderneming dreef of een medegerechtigdheid hield als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
Ingeval het aandelenkapitaal van de vennootschap waarin de erflater of schenker indirect een belang hield uit meerdere soorten aandelen bestaat, geschiedt de toerekening met inachtneming van de waarde in het economische verkeer van die aandelen. Dit lid vindt met betrekking tot indirect gehouden preferente aandelen alleen toepassing indien deze zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsoverdracht die voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
6 Tot het ondernemingsvermogen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt niet gerekend een belang in een ander lichaam.
7 Tot het ondernemingsvermogen, bedoeld in het eerste lid, worden mede niet gerekend:
a. onroerende zaken of gedeelten daarvan voor zover die meer dan bijkomstig rechtens dan wel in feite, direct of indirect, ter beschikking zijn gesteld aan een ander, of die daartoe bestemd zijn; en
b. schulden die rechtstreeks samenhangen met die onroerende zaken of gedeelten daarvan.
8 Voor de toepassing van het zevende lid, onderdeel a, wordt niet als een ander aangemerkt:
a. een participant in een samenwerkingsverband waaraan de onroerende zaken of gedeelten daarvan ter beschikking zijn gesteld, mits de erflater of schenker ten tijde van het overlijden, onderscheidenlijk de schenking, winst uit onderneming als bedoeld in de artikelen 3.2 of 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 geniet uit dat samenwerkingsverband; en
b. een lichaam waarin de erflater of schenker ten tijde van het overlijden, onderscheidenlijk de schenking, een direct aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3, met uitzondering van artikel 4.10, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft of een indirect belang als bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b, aanhef en onder 1° tot en met 3°, heeft.
9 Het zevende lid is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van los land op grond van een schriftelijke pachtovereenkomst, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 396, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
10 Onder onroerende zaken als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, het zevende lid, onderdeel a, en het achtste lid, onderdeel a worden mede verstaan appartementsrechten, rechten van opstal en erfpacht of vruchtgebruik van onroerende zaken, dan wel de economische eigendom, opgevat overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, van onroerende zaken of genoemde rechten.
11 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen zijn de artikelen 4.3 tot en met 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
12 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Agrarisch recht | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Bedrijfsopvolging | Categorie Belastingrecht |
Titel Kennisgroepstandpunten Successiewet | Categorie Belastingrecht |
Titel Ondernemer | Categorie Belastingrecht |
Nieuws
Rechtspraak
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 | Dossiernr. 36610 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 | Dossiernr. 36421 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Successiewet 1956 (modernisering 1-1-2010) | Dossiernr. 31930 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Beleidsbesluiten
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-06-2024 | Nummer 2024-0000012721 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft aan het Bedrijfsopvolgingsbesluit van 17 januari 2013 (nr. BLKB2012/1221M), laa… | |
Instantie Ministerie van Economische Zaken | Datum 09-12-2022 | Nummer DGBI / 22572682 | Samenvatting Het kabinet wil de bedrijfsopvolgsregelingen (BOR) en doorschuifregelingen (DSR) niet afschaffen. Wel wil het kabinet binnen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-07-2018 | Nummer 2018-000119906 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën is tegemoet gekomen aan een Wob-verzoek in verband met mogelijk niet gepubliceerd bel… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-06-2018 | Nummer 2018-000108801 | Samenvatting Op 3 april 2018 oordeelde Hof Den Haag dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet van toepassing was op de schenki… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-06-2016 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Naar aanleiding van een WOB-verzoek is een Praktijkhandreiking bedrijfsopvolging vastgoedexploitanten van de Belastingdienst… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-04-2014 | Nummer AFP/2014/302 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën is in een brief aan de Tweede Kamer ingegaan op de stand van zaken en de uitvoering… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-01-2013 | Nummer BLKB2012/1221M | Samenvatting Het beleidsbesluit inzake de bedrijfsopvolgingsregeling SW is geactualiseerd. Naast redactionele wijzigingen en verduidelijk… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2009 | Nummer DB 2009-175 | Samenvatting |
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-04-2011 | Nummer BLKB2011/68M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-10-2007 | Nummer CPP2007/383M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-04-2004 | Nummer DGB2004/1164M | Samenvatting |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel Praktische uitdagingen door wijzigingen in de BOR en DSR | Auteur(s) R.O.F. Bakker | Bron FTV 2024/6 |
Titel Wetswijzigingen fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten | Auteur(s) V.A.C. van den Broek & J.J.J. Sanders | Bron FBN 2024/2 |
Titel Legaat van een AB | Auteur(s) R.L.M.C. Janssen | Bron KWEP 2023/3 |
Titel Goederenrechtelijke of verbintenisrechtelijke werking van de voorwaardelijke uitsluitingsclausule | Auteur(s) C.C.M van Oorschot | Bron WPNR 2022/7354 |
Titel Enkele fiscale bespiegelingen vanwege de Flex-BV | Auteur(s) W. Burgerhart | Bron WPNR 2022/7390 |
Titel Actualiteiten bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Deel 1: de ondernemingseis | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron WPNR 2021/7339 |
Titel Preferente aandelen en bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: de stand van zaken | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron FBN 2019/56 |
Titel Frustratie (over de) bezits- en voortzettingstermijn | Auteur(s) L. Roos | Bron FTV 2018/44 |
Titel Vermogensetikettering van vastgoed in bedrijfsopvolgingssituaties | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WFR 2018/53 |
Titel Bedrijfsopvolgingsregeling: enkele praktijkontwikkelingen' (over HR 22 april 2016 en Praktijkhandreiking vastgoed) | Auteur(s) J. Ganzeveld, M.J.A.M van Gijlswijk | Bron FTV 2017/31 |
Titel Indirect aanmerkelijk belang en BOR | Auteur(s) P.G.H. Albert | Bron WFR 2017/121 |
Titel Recente uitspraken over meer dan normaal vermogensbeheer bij vastgoed | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron FBN 2014/46 |
Titel Bedrijfsopvolging en vastgoed: mission impossible? | Auteur(s) N.M.P. Govers-de Louw, J.H.J. Jansen | Bron WPNR 2014/7032 |