Koper verricht verbouwingswerkzaamheden voor levering, maar heeft geen belang bij waardeontwikkeling
Projectontwikkelaar X heeft een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een bedrijfspand bestaande uit drie gebouwen A, B, en C. Deze gebouwen zijn gesplitst in drie appartementsrechten (waaronder woningen), waarbij ieder appartementsrecht een deel van meerdere gebouwen omvat. Afgesproken is dat het appartementsrecht ''Woningen'' pas wordt geleverd nadat sprake is van een woning in de zin van art. 14 lid 2 WBR. De juridische levering vindt plaats op 25 november 2015. Aangifte wordt gedaan voor het verlaagde tarief. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op. In geschil is of er sprake is van verkrijging van economische eigendom voor genoemde datum ten aanzien van één van deze appartementsrechten vanwege het feit dat X door verkoper in staat is gesteld om de sloop- en verbouwingswerkzaamheden door een aannemer te laten verrichten die rechtstreeks aan X factureert, en voorts of dit appartementsrecht aangemerkt kan worden als woning, terwijl de sloop- en verbouwingswerkzaamheden nog niet in elk gebouw hebben plaatsgevonden.
Naar aanleiding van het door de inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank ingestelde hoger beroep oordeelt het Hof dat de naheffingsaanslag uitsluitend betrekking kan hebben op de juridische verkrijging van de gebouwen door X, omdat de verwijzing op het aanslagbiljet refereert aan de aangifte overdrachtsbelasting door de notaris bij het passeren van de akte van levering. Anders dan de Rechtbank dient volgens het Hof voor elk gebouw apart de toepassing van het tarief te worden beoordeeld. Er zijn geen aanwijzingen de gebouwen als één geheel te beschouwen.
Niet in geschil is dat Gebouw A en Gebouw B ten tijde van de juridische levering als woning kwalificeerden. Het verlaagde tarief is ook op de levering van Gebouw C van toepassing omdat de verbouwingswerkzaamheden onmiskenbaar strekken tot oplevering van een woning en de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat niet meer dan beperkte aanpassingen nodig zijn om het gebouw voor het oorspronkelijke doel als kantoor geschikt te maken. Omdat X geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld kan X niet in een betere positie komen dat uit de uitspraak van de Rechtbank volgt en kan het Hof niet ingaan op de vraag of de Rechtbank terecht de heffingsmaatstaf heeft verhoogd met de verbouwingskosten. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Instantie | Gerechtshof 's-Hertogenbosch |
Uitspraakdatum | 09-09-2021 |
ECLI | ECLI:NL:GHSHE:2021:2831 |
Zaaknummer | 20/00447 |
Bijzondere kenmerken | Hoger beroep |
Vindplaatsen | |
|
Projectontwikkelaar X heeft een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een bedrijfspand bestaande uit drie gebouwen A, B, en C. Deze gebouwen zijn gesplitst in drie appartementsrechten (waaronder woningen), waarbij ieder appartementsrecht een deel van meerdere gebouwen omvat. Afgesproken is dat het appartementsrecht ''Woningen'' pas wordt geleverd nadat sprake is van een woning in de zin van art. 14 lid 2 WBR. De juridische levering vindt plaats op 25 november 2015. Aangifte wordt gedaan…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleGerelateerde wetstoelichtingen
Economisch eigendom (art. 2 lid 2 WBR)
Tarief overdrachtsbelasting (art. 14 WBR)