Is aan voormalig AB-houder is te verwijten dat vermogen BV ontoereikend is voor betaling vennootschapsbelasting?

A is 100% aandeelhouder van A BV. In 2002 heeft A BV een herinvesteringsreserve gevormd voor de boekwinst, behaald bij de verkoop van onroerend goed. Eind 2004 verkoopt A de aandelen A BV. Over het jaar 2004 doet A BV geen aangifte vennootschapsbelasting. De Inspecteur legt ambtshalve een aanslag op en laat de herinvesteringsreserve vrijvallen. Als A BV de aanslag onbetaald laat, stelt de Inspecteur A aansprakelijk.

De Hoge Raad oordeelt dat het voor A mogelijk is zich te disculperen. Indien het vermogen van de vennootschap ten tijde van de vervreemding van de aandelen voldoende is om de op dat moment verschuldigde vennootschapsbelasting te voldoen en het vermogen na de vervreemding buiten het toedoen van de voormalige aandeelhouder is verminderd anders dan door normale bedrijfsvoering, is het pas aan de vervreemder van de aandelen te wijten dat het vermogen van de vennootschap ontoereikend is voor de betaling van de belasting indien hij ten tijde van de vervreemding wist of behoorde te weten dat de koper de verhaalsmogelijkheden van de Ontvanger zou frustreren. De bewijslast hiervan rust op A. De zaak wordt verwezen.