Overnemer onderneming is herzienings-BTW over het gehele jaar verschuldigd

X BV heeft op 12 december 2007 de eigendom verkregen van een gebouw. De overdracht van het gebouw maakte deel uit van een overdracht van een algemeenheid van goederen in de zin van art. 31 Wet OB (thans art. 37d Wet OB). De vorige eigenaar (E CV) had ter zake van de oplevering van de onroerende zaak de omzetbelasting volledig in aftrek gebracht. E CV verhuurde het pand onbelast met ingang van 1 januari 2007. X BV geeft over de periode 12 tot 31 december 2007 herzieningsomzetbelasting aan. De Inspecteur is van mening dat X BV de herzieningsomzetbelasting over het gehele jaar verschuldigd is en legt een naheffingsaanslag omzetbelasting op.
Het Hof oordeelt dat art. 13 lid 2 UB OB er niet in voorziet dat, indien een onroerende zaak met toepassing van art. 31 Wet OB wordt overgedragen aan een ander, herziening deels kan plaatsvinden bij de overdrager en deels bij de overnemer. De herziening gaat als het ware over op de koper bij een overgang.
De Hoge Raad volgt het Hof in diens oordeel. Wegens herziening te betalen omzetbelasting wordt blijkens art. 13 lid 2 UB OB in één keer, aan het einde van het boekjaar, verschuldigd. Het in de plaats treden op grond van art. 31 Wet OB geldt onder meer voor de belasting die pas na de overdracht wordt verschuldigd. Nu de overnemer begin december in de plaats is getreden van de overdrager, en de omzetbelasting verschuldigd is geworden aan het eind van het boekjaar, moet de overnemer de omzetbelasting wegens herziening over dat gehele jaar voor zijn rekening nemen.