Perceel grasland is geen aanhorigheid bij woonboerderij; geen 2%-tarief

K koopt in 2012 een woonboerderij en een stuk grasland, dat op een ander, omheind (kadastraal) perceel is gelegen. Door de verkopers werd er op dit grasland hobbymatig paarden gehouden. Er wordt 2% overdrachtsbelasting voldaan. De Inspecteur stelt dat het perceel grasland geen aanhorigheid bij de woonboerderij is en legt een naheffingsaanslag op. K stelt dat het grasland wel een aanhorigheid bij de woonboerderij is en meent vertrouwen te kunnen ontlenen aan een antwoord van de staatssecretaris op de veel gestelde vragen in het kader van de tijdelijke verlaging van overdrachtsbelasting, waarin de staatssecretaris een uitbreiding op het begrip ''aanhorigheid'' geeft.
De Rechtbank oordeelt dat het perceel grasland geen aanhorigheid vormt bij de woonboerderij en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Van een aanhorigheid is sprake als deze ''behoort bij'', ''in gebruik is bij'' en ''dienstbaar is aan'' de woning. Er bestaat geen functioneel verband tussen het hobbymatig houden van paarden en de woonboerderij, evenmin is het grasland dienstbaar aan de woning. Bovendien kan het perceel grasland, gezien de omvang en omheining, gemakkelijk in gebruik zijn bij een ander dan de eigenaar. Naar verkeersopvattingen zijn de woonboerderij en het perceel grasland niet als één geheel te beschouwen. Voorts verwijst de Rechtbank nog naar een arrest van de Hoge Raad (29 april 1981, ECLI:NL:1981:AW9573, brondocument niet beschikbaar), waarin is geoordeeld dat cultuurgrond in haar algemeenheid geen aanhorigheid vormt. Het beroep van K op het vertrouwensbeginsel wijst de Rechtbank ook af. Een antwoord van de staatssecretaris op de veel gestelde vragen mag niet worden gelezen als een toezegging die is toegesneden op de concrete situatie van K.