Percelen met restanten van bebouwing onder maaiveld kwalificeren als bouwterrein, maar belastingplichtige mocht vertrouwen ontlenen aan beleidsbesluit

X exploiteert een varkensbedrijf, maar laat vanaf 2007 onderzoek doen en verricht handelingen om de bestemming van twee percelen die hij in eigendom heeft, te wijzigen van varkenshouderij naar woningbouw. Het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de varkensschuren leeggeruimd en de twee percelen worden gesplitst in meerdere kavels. X heeft sloopwerkzaamheden uitgevoerd op de kavels, waarna op de kavels slechts nog funderingen, mestputten en muren resteren. X levert de kavels aan derden, waarbij is overeengekomen dat de kosten voor de verwijdering van de restanten van bebouwing voor rekening van de kopende partijen komt. Over de verkrijgingen van de kavels is overdrachtsbelasting voldaan. De Inspecteur heeft voor de levering van de drie kavels naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd.

Tussen partijen is in geschil of X heeft gehandeld als btw-ondernemer, of de kavels kwalificeren als bouwterreinen en of X vertrouwen mocht ontlenen aan het beleidsbesluit van 19 september 2013 (nr. BLKB2013/1686M), dat bij een gedeeltelijke sloop de leveringen zouden zijn vrijgesteld van btw.

De Rechtbank oordeelt dat X door de verrichte handelingen de leveringen van de percelen heeft verricht als btw-ondernemer. De restanten van bebouwing onder maaiveld (mestputten en funderingen) kunnen niet (meer) de functie van een gebouw vervullen en de bebouwingen boven maaiveld wel (muren en spangeraamten). Op basis daarvan kwalificeren twee kavels wel als bouwterreinen (onbebouwde grond) en één kavel niet. Aan het vermelde beleidsbesluit en de daarin opgenomen toelichting mocht X echter het vertrouwen ontlenen dat bij een gedeeltelijke sloop de betreffende kavels zouden worden aangemerkt als bebouwde grond en derhalve niet zouden zijn belast met omzetbelasting.