Rechten van gebruik en bewoning hebben geen economische waarde, afstand om niet is mogelijk

M en V hebben hun woning verkocht onder voorbehoud van de rechten van gebruik en bewoning. Deze rechten eindigen op de dag dat de langstlevende overlijdt. M is overleden in 2012. De vaste (woon)lasten komen nu voor rekening van V. V verhuist in februari 2014 naar een verzorgingstehuis. In januari 2015 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld in de zin van art. 1:431 BW over de goederen van V. De bewindvoerder wil afstand doen van de rechten van gebruik en bewoning. In geschil is of het doen van afstand gepaard moet gaan met een financiële tegenprestatie door de eigenaar.
De Kantonrechter verleende machtiging tot het doen van afstand onder toekenning van de financiële tegenprestatie van € 24.000. De bewindvoerder heeft echter in hoger beroep met succes aangevoerd dat aan de rechten geen economische waarde kan worden toegekend.
Het Hof gaat mee met het standpunt van de bewindvoerder en overweegt onder andere dat V belang heeft bij het doen van afstand van haar recht. Dit bevrijdt haar namelijk van de verplichting om de vaste lasten te voldoen. Een eventueel belang van derden bij het toekennen van een vergoeding aan V wordt tegemoet gekomen doordat V wordt bevrijd van deze betalingsverplichting, hetgeen haar vermogen ten goede komt. Derhalve bestaat geen grond voor betaling van enig bedrag aan V als tegenprestatie voor het doen van afstand van de rechten van gebruik en bewoning.