Rentevordering op grond van familiehypotheek verjaart pas na twintig jaar ex art. 3:323 lid 3 BW
Bij een familielening – waarbij tot zekerheidstelling een hypotheekrecht was gevestigd – met betrekking tot de rentevordering was sprake van een verjaringstermijn van twintig jaar (art. 3:323 lid 3 BW) in plaats van vijf jaar (art. 3:308 BW).
Instantie | Gerechtshof Amsterdam |
Uitspraakdatum | 07-11-2023 |
ECLI | ECLI:NL:GHAMS:2023:2666 |
Zaaknummer | 200.297.341/01 |
Bijzondere kenmerken | Hoger beroep |
Vindplaatsen | |
|
Bij een familielening – waarbij tot zekerheidstelling een hypotheekrecht was gevestigd – met betrekking tot de rentevordering was sprake van een verjaringstermijn van twintig jaar (art. 3:323 lid 3 BW) in plaats van vijf jaar (art. 3:308 BW).GERECHTSHOF AMSTERDAMafdeling civiel recht en belastingrecht, team III (familie- en jeugdrecht)zaaknummer : 200.297.341/01zaaknummer rechtbank : C/15/299002 / HA ZA 20-74 arrest van de meervoudige familiekamer van 7 november 2023 inzake mr. [ver…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleGerelateerde wetstoelichtingen
Hypotheek algemeen (art. 3:260 BW)
Verjaring rechtsvordering (art. 3:306 - 3:326 BW)