Schuren kwalificeren niet als aanhorigheden wegens oorspronkelijke bestemming en gebruik

X en Y hebben ieder voor de onverdeelde helft een erf gekocht met een woonhuis, een aangebouwde schuur en een bijschuur. Hierover hebben X en Y overdrachtsbelasting afgedragen naar het verlaagde tarief van 2%. De Inspecteur meent dat de schuren géén aanhorigheden zijn en legt een naheffingsaanslag op met toepassing van het verhoogde tarief van 6%.
De Rechtbank stelt de Inspecteur in het gelijk. Om als aanhorigheid te gelden, moeten de onroerende zaken behoren bij de woning, daarbij in gebruik zijn en daaraan dienstbaar zijn met inachtneming van het oorspronkelijke doel. In casu zijn de schuren gebouwd voor een agrarisch bedrijf en staat vast dat zij nooit zijn verbouwd. Vanwege de slechte staat van de schuren maken X en Y er geen gebruik van. Verder acht de Rechtbank van belang dat de aangebouwde schuur dusdanig groot is, dat het slecht voorstelbaar is om deze als ondergeschikt aan de woning aan te merken.De Rechtbank concludeert dat X en Y niet aan de op hen berustende bewijslast hebben voldaan en handhaaft de naheffingsaanslag.