Tijdelijke verhuur onderneming binnen 1 jaar na schenking aandelen leidt niet tot schending voortzettingsvereiste BOF

Op een schenking van aandelen is de voorwaardelijke vrijstelling schenkbelasting van de bedrijfsopvolgingsregeling van toegepast (art. 35b SW). In geschil is of nog aan het voortzettingsvereiste (art. 35e SW) wordt voldaan, indien minder dan een jaar na de schenking de onderneming voor een periode van tweemaal vijf jaar wordt verhuurd aan een derde.
In hoger beroep bevestigt het Hof de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de SW volgt dat de BOF wat betreft het voortzettingsvereiste in beginsel het stakings-en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB 2001 volgt. Voor de inkomstenbelasting leidt de verhuur van een aanvankelijk zelf gedreven onderneming niet tot staking of overdracht van die onderneming. Uit niets blijkt dat de wetgever voor de SW het voortzettingsvereiste zo strikt heeft willen uitleggen dat de oorspronkelijk verkregen onderneming ongewijzigd moet worden voortgezet. De oorspronkelijke onderneming is voortgezet en alleen de wijze van exploitatie is gewijzigd. Dat de onderneming na afloop van de huurperiode is verkocht heeft geen invloed op het oordeel, omdat die verkoop buiten de termijn viel waarvoor het voortzettingsvereiste geldt.