Vermogen in Stiftung wordt toegerekend aan de erfgenamen van de inbrenger
M en V zijn in 1996 naar Zwitserland geëmigreerd. M heeft in 2007 een Stiftung naar het recht van Liechtenstein laten oprichten. Hierin heeft hij naast de aandelen in een Holding BV, een beleggingsportefeuille en een bankrekening ingebracht. Uit de jaarrekening van de Holding BV blijkt dat de Stiftung hierop een vordering heeft van € 1.748.240. M is in 2011 overleden. De langstlevende en de drie kinderen zijn begunstigden. Volgens de schriftelijke wensen van M krijgt de langstlevende een onbekend maandelijks bedrag uitgekeerd en krijgen de kinderen jaarlijks een bedrag van gemiddeld € 30.000. Zij hebben geen recht op een vast bedrag per jaar.
Het Hof oordeelt - evenals de Rechtbank - dat sprake is van een APV. Voorts overweegt het Hof dat is gebleken dat M het vermogen heeft afgezonderd met het oog op de verzorging van zijn echtgenote en kinderen. Het is echter het bestuur van de Stiftung dat uiteindelijk besluit of, aan wie en in hoeverre in een jaar daadwerkelijk uitkeringen uit het vermogen van de Stiftung plaatsvinden. X kan worden aangemerkt als begunstigde die in aanmerking kan komen voor een of meer uitkeringen uit de Stiftung. X heeft geen juridisch afdwingbaar recht tot de uitkeringen zoals bedoeld in art. 4 UR IB 2001. Dit heeft tot gevolg dat het afgezonderd particulier vermogen - op basis van het bepaalde in art. 2.14a lid 1 Wet IB 2001 - wordt toegerekend aan M naar rato van zijn erfdeel en na zijn overlijden wordt toegerekend aan zijn erfgenamen naar verhouding van hun erfdelen.
Instantie | Gerechtshof Den Haag |
Uitspraakdatum | 18-06-2019 |
ECLI | ECLI:NL:GHDHA:2019:1743 |
Zaaknummer | BK-18/00920 tm BK-18/00924 |
Bijzondere kenmerken | Hoger beroep |
Vindplaatsen | |
|
M en V zijn in 1996 naar Zwitserland geëmigreerd. M heeft in 2007 een Stiftung naar het recht van Liechtenstein laten oprichten. Hierin heeft hij naast de aandelen in een Holding BV, een beleggingsportefeuille en een bankrekening ingebracht. Uit de jaarrekening van de Holding BV blijkt dat de Stiftung hierop een vordering heeft van € 1.748.240. M is in 2011 overleden. De langstlevende en de drie kinderen zijn begunstigden. Volgens de schriftelijke wensen van M krijgt de langstlevende…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleGerelateerde wetstoelichtingen
Afgezonderd particulier vermogen (art. 2.14a Wet IB 2001)
TBS vermogensbestanddeel aan NV/BV (art. 3.92 Wet IB 2001)