Vrijstelling verkrijging krachtens herstel (art. 15.1.r WBR) niet van toepassing op recht van wederinkoop

X verkoopt en levert (verhuurde) appartementsrechten aan A BV en bedingt in een separate overeenkomst een recht van wederinkoop. X verkoopt de appartementsrechten aan Y en ontbindt daarna de transactie met A BV. Ter zake van de teruglevering van de appartementsrechten aan X wordt een beroep gedaan op de vrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel r WBR. De Inspecteur legt een naheffingsaanslag op. 
In hoger beroep oordeelt het Hof (anders dan de Rechtbank) dat het niet noodzakelijk is dat de ontbindende voorwaarde in de akte van levering zelf is opgenomen. Naar het oordeel van het Hof is sprake van een potestatieve voorwaarde, zodat geen sprake is van een ontbindende voorwaarde. Vervolgens overweegt het Hof dat X niet de vrije beschikking over de appartementsrechten heeft verkregen, vanwege het feit dat X op grond van de tusen X en Y gesloten koopovereenkomst de verplichting heeft de appartementsrechten aan Y te leveren. 
Op grond hiervan oordeelt het Hof dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat sprake is van feitelijk en rechtens herstel als bedoeld in art. 19 lid 1 aanhef en onderdeel a WBR. De vrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel r WBR is niet van toepassing.