Vrijstelling verkrijging krachtens herstel (art. 15.1.r WBR) niet van toepassing op recht van wederinkoop

X levert in 2009 appartementsrechten aan zijn BV, waarbij is overeengekomen dat de levering onvoorwaardelijk geschiedt. Direct na het passeren van de leveringsakte sluiten X en de BV een overeenkomst, waarin is bepaald dat X zich het recht tot wederinkoop voorbehoudt en dat dit een ontbindende voorwaarde vormt voor de levering van de appartementsrechten. Deze overeenkomst wordt tegelijk met de leveringsakte geregistreerd bij de Belastingdienst. X verkoopt de appartementsrechten later aan Y en in dat kader laat X de appartementsrechten aan hem terugleveren op grond van de overeengekomen ontbindende voorwaarde. Beroep wordt gedaan op de vrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel r WBR, omdat sprake zou zijn van een herstel van de toestand van vóór de levering in 2009 als gevolg van de vervulling van een ontbindende voorwaarde (art. 19 lid 1 onderdeel a WBR). De Rechtbank oordeelt dat de appartementsrechten door de BV in 2009 onvoorwaardelijk zijn verkregen. De overeenkomst tot recht van wederinkoop is een contractueel beding tot teruglevering onder opschortende voorwaarde. De levering van de appartementsrechten heeft niet plaatsgevonden onder een ontbindende voorwaarde.