Crediteringsmaximum van art. 5 lid 2 UB BRV is niet onverbindend
Casus In 2007 is X BV opgericht. Bij de oprichting hebben de aandeelhouders hun aandeel in een onderneming ruisend ingebracht in X BV. Tot het ondernemingsvermogen behoorden twee onroerende zaken. Ter zake van de verkrijging van deze onroerende zaken heeft X BV in de inbrengakte een beroep gedaan op de vrijstelling ingevolge art. 15 lid 1 sub e WBR. De waarde van het ingebrachte ondernemingsvermogen bedroeg € 846.719. Na het voldoen aan de stortingsverplichting op de uit te reiken aandelen…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.