Overgangsrecht beschermt levensgezel tegen legitieme portie
Erflater E heeft in 1995 in zijn testament mevrouw V, met wie hij ongehuwd samenwoonde, en zijn zoon Z tot zijn enige erfgenamen benoemd. De drie andere kinderen van E beroepen zich na het overlijden van E op hun legitieme portie. In geschil is of de legitieme porties direct opeisbaar zijn jegens V. Het Hof beslist dat het bepaalde in art. 129 lid 1 Overgangswet NBW tot gevolg heeft dat de vorderingen van de legitimarissen niet opeisbaar zijn tot het moment van overlijden van V. Uit de Parlementaire Geschiedenis valt op te maken dat de bedoeling dat legitieme porties direct opeisbaar zijn (slechts) kan worden aangenomen indien het testament een bepaling bevat over een eerdere opeisbaarheid.
Instantie | Gerechtshof Den Haag |
Uitspraakdatum | 12-09-2017 |
ECLI | ECLI:NL:GHDHA:2017:2684 |
Zaaknummer | 200.202.342/01 |
Bijzondere kenmerken | Hoger beroep |
Vindplaatsen | |
|
Erflater E heeft in 1995 in zijn testament mevrouw V, met wie hij ongehuwd samenwoonde, en zijn zoon Z tot zijn enige erfgenamen benoemd. De drie andere kinderen van E beroepen zich na het overlijden van E op hun legitieme portie. In geschil is of de legitieme porties direct opeisbaar zijn jegens V. Het Hof beslist dat het bepaalde in art. 129 lid 1 Overgangswet NBW tot gevolg heeft dat de vorderingen van de legitimarissen niet opeisbaar zijn tot het moment van overlijden van V. Uit de Par…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.