Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Overgangswet NBW: Overgangsbepalingen in verband met Boek 4 (art. 125 - 139 ONBW)

Bijgewerkt tot 01-10-2020

Met betrekking tot Titel 5 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek is geen toelichting opgenomen. U kunt de actuele tekst van de wet raadplegen op het tabblad 'Wettekst'.

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.


Inloggen via Legal Intelligence

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wet- en regelgeving


Artikel 125

Artikel 5 van Boek 4 is van overeenkomstige toepassing op schulden die terzake van een nalatenschap onder het tevoren geldende recht zijn ontstaan.


Artikel 126

  • 1

    Afdeling 2 van titel 3 van Boek 4 is uitsluitend van toepassing indien de erflater na het in werking treden van de wet is overleden.

  • 2

    Artikel 899b van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat tot aan het tijdstip van het in werking treden van de wet gold, blijft nadien van toepassing met betrekking tot nalatenschappen die vóór dat tijdstip zijn opengevallen.


Artikel 127

De bepalingen omtrent nietigheid en vernietigbaarheid van het tevoren geldende recht zijn, onverminderd het in artikel 79 bepaalde, niet van toepassing op een uiterste wilsbeschikking die vóór het tijdstip van het inwerking treden van de wet is gemaakt door iemand die na dat tijdstip overlijdt.


Artikel 128

  • 1

    Is de nalatenschap voor het in werking treden van de wet opengevallen, dan kan een legitimaris zijn bevoegdheden uitsluitend overeenkomstig het tevoren geldende recht uitoefenen.

  • 2

    Degene die tot aan het tijdstip van het in werking treden van de wet volgens het tevoren geldende recht zijn bevoegdheden als legitimaris kon uitoefenen, behoudt die bevoegdheden gedurende een jaar nadien, indien de erflater ten minste vier jaren vóór dat tijdstip is overleden. Is de nalatenschap later, doch vóór het in werking treden van de wet opengevallen, dan behoudt de legitimaris zijn bevoegdheden totdat sedert het overlijden van de erflater vijf jaren zijn verstreken.


Artikel 129

  • 1

    Indien een erflater voor het in werking treden van de wet ten behoeve van zijn niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of zijn geregistreerde partner een uiterste wilsbeschikking heeft gemaakt en de nalatenschap nadien is opengevallen, is de vordering van een legitimaris, voor zover deze ten laste zou komen van de echtgenoot of geregistreerde partner, eerst opeisbaar na diens overlijden. Hetzelfde geldt in het geval van een uiterste wilsbeschikking ten behoeve van een andere levensgezel, indien deze met de erflater een gemeenschappelijke huishouding voerde.

  • 2

    Het eerste lid is niet van toepassing voor zover uit de uiterste wilsbeschikking anders valt af te leiden.

    De artikelen 87 leden 5 en 6 en 88 van Boek 4 zijn mede van toepassing.

  • 3

    Op een verdeling gemaakt met toepassing van artikel 1167 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat gold tot aan het tijdstip van het in werking treden van de wet, is na dat tijdstip artikel 186 lid 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.


Artikel 130

  • 1

    De artikelen 119 tot en met 123, 125 en 130 lid 3 van Boek 4 zijn mede van toepassing op een nalatenschap die vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet is opengevallen, indien op dat tijdstip nog schulden der nalatenschap, anders dan tot periodieke betalingen, onvoldaan zijn.

  • 2

    Artikel 124 van Boek 4 is mede van toepassing op een nalatenschap die vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet is opengevallen, voor zover het de vruchten betreft die na dat tijdstip zijn geïnd.


Artikel 131

Ingeval voor het tijdstip van het in werking treden van de wet een beding is gemaakt dat een goed van een niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of van een geregistreerde partner onder opschortende voorwaarde of onder opschortende tijdsbepaling zonder redelijke tegenprestatie op de andere echtgenoot of geregistreerde partner overgaat of kan overgaan, en dit beding na bedoeld tijdstip wordt toegepast in geval van overlijden van degene aan wie het goed toebehoort, is de vordering van een legitimaris, voor zover deze ten laste zou komen van de verkrijgende echtgenoot of geregistreerde partner, eerst opeisbaar na diens overlijden. Hetzelfde geldt in geval van zodanig beding ten behoeve van een andere levensgezel, mits deze met degene aan wie het goed toebehoort een gemeenschappelijke huishouding voerde en het beding bij notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of andere notariële akte was gemaakt.


Artikel 132

De artikelen 137 tot en met 139 van Boek 4 zijn mede van toepassing op een making over de hand, die is vervat in een vóór het in werking treden van de wet gemaakte uiterste wil. Op een making als bedoeld in artikel 928 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat voor het tijdstip van het in werking treden van de wet gold, blijft artikel 1036 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat voor het tijdstip van het in werking treden van de wet gold, evenwel van toepassing.


Artikel 133

Op de benoeming van een uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen, gedaan voor het tijdstip van het in werking treden van de wet, is vanaf dat tijdstip of, indien de executele nadien aanvangt, vanaf dit latere tijdstip, afdeling 6 van titel 5 van Boek 4 van toepassing, tenzij aan de uitvoerder van de uiterste wilsbeschikkingen het recht van inbezitneming der nalatenschapsgoederen niet is toegekend, en behoudens voor zover bij de benoeming regelingen zijn getroffen die van afdeling 6 van titel 5 van Boek 4 afwijken.


Artikel 134

Op een testamentair bewind, ingesteld bij een uiterste wil die is opgemaakt voor het tijdstip van het in werking treden van de wet, is vanaf dat tijdstip of, indien het bewind nadien van kracht wordt, vanaf dit latere tijdstip afdeling 7 van titel 5 van Boek 4 van toepassing, behoudens voor zover bepalingen in de uiterste wil daarvan afwijken.


Artikel 135

Bij het in werking treden van de wet volgen de erfgenamen van rechtswege een voordien overleden erflater op in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap, en worden zij van rechtswege schuldenaar van zijn schulden die niet met zijn dood zijn tenietgegaan, een en ander voor zover dat rechtsgevolg niet reeds eerder was ingetreden.


Artikel 136

Degene die tot aan het tijdstip van het in werking treden van de wet ingevolge artikel 1070 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek zoals dat voordien gold, een recht van beraad heeft, behoudt dit totdat de daarvoor gestelde termijn is verstreken. Voor verlenging van de termijn is artikel 185 lid 3 van Boek 4 van toepassing.


Artikel 137

  • 1

    Op de vereffening van een nalatenschap die vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet is aangevangen, zijn de bepalingen van afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 nadien zoveel mogelijk van toepassing.

  • 2

    Afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 is van dat tijdstip af eveneens zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op een voordien aangevangen afwikkeling van een nalatenschap:

    • a.

      nadat de erfgenamen overeenkomstig het tevoren geldende artikel 1078, onder 1 slot, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek de daartoe behorende goederen aan de beschikking der schuldeisers en legatarissen hebben overgelaten;

    • b.

      na aanvaarding door schuldeisers van de erfgenamen volgens het tevoren geldende artikel 1107 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;

    • c.

      na boedelafscheiding volgens het tevoren geldende artikel 1153 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      die onbeheerd was, overeenkomstig de regels van de tevoren geldende artikelen 1172 tot en met 1176 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;

    • e.

      waarop het tevoren geldende artikel 1081, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek toepassing heeft gevonden.


Artikel 138

Heeft een wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam, of een door de rechter benoemde vereffenaar van een nalatenschap dan wel een ander die in de gevallen, bedoeld in artikel 137 lid 2, met de afwikkeling daarvan belast was, aan de schuldeisers van de nalatenschap schade toegebracht doordat hij vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet opzettelijk daartoe behorende goederen aan het verhaal van de schuldeisers heeft onttrokken, dan is artikel 212 van Boek 4 van toepassing of overeenkomstige toepassing, indien de vereffening of afwikkeling van die nalatenschap op dat tijdstip nog niet is voltooid.


Artikel 139

In geval voor het in werking treden van de wet een door de wet geroepen erfgenaam in de nederdalende lijn bij een gift of in een uiterste wil niet is ontheven van zijn verplichting tot inbreng van de gedane gift, blijft deze, behoudens indien de erflater nadien anders mocht hebben beslist, ook na dat tijdstip daartoe verplicht.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Oud erfrecht Categorie Erfrecht

Rechtspraak

Titel Instantie Datum Nummer
Door meerderjarigenbewind werd kindsdeel opeisbaar Instantie Rechtbank Oost-Brabant Datum 15-07-2020 Nummer ECLI:NL:RBOBR:2020:3543
Executeur die tevens legataris is kan legaat aan zichzelf afgeven Instantie Gerechtshof Den Haag Datum 08-10-2019 Nummer ECLI:NL:GHDHA:2019:2792
Overgangsrecht beschermt levensgezel tegen legitieme portie Instantie Gerechtshof Den Haag Datum 12-09-2017 Nummer ECLI:NL:GHDHA:2017:2684
OBV is enkel mogelijk ten behoeve van langstlevende echtgenoot Instantie Rechtbank Amsterdam Datum 02-08-2017 Nummer ECLI:NL:RBAMS:2017:5873
Kantonrechter verklaart kind niet ontvankelijk bij verzoek om vaststelling onderbedelingsvordering uit obv Instantie Rechtbank Gelderland Datum 15-06-2017 Nummer ECLI:NL:RBGEL:2017:3208
Verzwegen vermogen verbeurd verklaard na sluiten vaststellingsovereenkomst? Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum 18-10-2016 Nummer ECLI:NL:GHARL:2016:8298
Conservatoir beslag om vorderingen uit hoofde van ouderlijke boedelverdeling zeker te stellen Instantie Hoge Raad Datum 24-06-2016 Nummer ECLI:NL:HR:2016:1271
Testamentair bewind wordt beheerst door oud erfrecht op grond van overgangsrecht Instantie Rechtbank Amsterdam Datum 04-02-2016 Nummer ECLI:NL:RBAMS:2016:490
Verplichting tot afleggen rekening en verantwoording gaat bij overlijden executeur niet over op zijn erfgenamen Instantie Hoge Raad Datum 22-01-2016 Nummer ECLI:NL:HR:2016:99
Gift wordt voor de inbrengregeling volledig toegerekend aan schenkende echtgenoot Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum 05-08-2015 Nummer ECLI:NL:RBMNE:2015:5764
Is oude term wettelijk erfdeel synoniem voor legitieme portie? Instantie Rechtbank Amsterdam Datum 24-06-2015 Nummer ECLI:NL:RBAMS:2015:3904
Zorgplicht executeur Instantie Hoge Raad Datum 21-11-2008 Nummer ECLI:NL:HR:2008:BD5985
Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Civiel