Eigendom van onroerende zaken (art. 5:20 - 5:36 BW)
1 AlgemeenDe belangrijkste bepaling van titel 5.3 BW is art. 5:20 BW. Het eerste lid van dit artikel geeft in samenhang met art. 3:3 BW de superficies solo cedit-regel: de eigenaar van de grond is in beginsel tevens eigenaar van de gebouwen en werken die met zijn grond zijn verenigd. Dit wordt ook wel 'verticale natrekking' genoemd. Art. 5:20 lid 1 BW noemt dezelfde zaken als art. 3:3 lid 1 BW, zodat de verticale natrekking slechts ziet op onroerende zaken en niet op zaken die ingevolge art. 3:…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 20
Artikel 20
1 De eigendom van de grond omvat, voor zover de wet niet anders bepaalt:
a. de bovengrond;
b. de daaronder zich bevindende aardlagen;
c. het grondwater dat door een bron, put of pomp aan de oppervlakte is gekomen;
d. het water dat zich op de grond bevindt en niet in open gemeenschap met water op eens anders erf staat;
e. gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak;
f. met de grond verenigde beplantingen.
2 In afwijking van lid 1 behoort de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toe aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger.
Artikel 21
Artikel 21
1 De bevoegdheid van de eigenaar van de grond om deze te gebruiken, omvat de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte.
2 Het gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte is aan anderen toegestaan, indien dit zo hoog boven of zo diep onder de oppervlakte plaats vindt, dat de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten.
3 De vorige leden zijn niet van toepassing op de bevoegdheid tot vliegen.
Artikel 22
Artikel 22
Wanneer een erf niet is afgesloten, mag ieder er zich op begeven, tenzij de eigenaar schade of hinder hiervan kan ondervinden of op duidelijke wijze kenbaar heeft gemaakt, dat het verboden is zonder zijn toestemming zich op het erf te bevinden, een en ander onverminderd hetgeen omtrent openbare wegen is bepaald.
Artikel 23
Artikel 23
1 Is een voorwerp of een dier anders dan door opzet of grove nalatigheid van de eigenaar op de grond van een ander terecht gekomen, dan moet de eigenaar van de grond hem op zijn verzoek toestaan het voorwerp of het dier op te sporen en weg te voeren.
2 De bij de opsporing en wegvoering aangerichte schade moet door de eigenaar van het voorwerp of het dier aan de eigenaar van de grond worden vergoed. Voor deze vordering heeft laatstgenoemde een retentierecht op het voorwerp of het dier.
Artikel 24
Artikel 24
Aan de Staat behoren onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben.
Artikel 25
Artikel 25
De bodem van de territoriale zee en van de Waddenzee is eigendom van de Staat.
Artikel 26
Artikel 26
De stranden der zee tot aan de duinvoet worden vermoed eigendom van de Staat te zijn.
Artikel 27
Artikel 27
1 De grond waarop zich openbare vaarwateren bevinden, wordt vermoed eigendom van de Staat te zijn.
2 Dit vermoeden werkt niet tegenover een openbaar lichaam:
a. dat die wateren onderhoudt en het onderhoud niet van de Staat heeft overgenomen;
b. dat die wateren onderhield en waarvan dit onderhoud door de Staat of door een ander openbaar lichaam is overgenomen.
Artikel 28
Artikel 28
1 Onroerende zaken die openbaar zijn, met uitzondering van de stranden der zee, worden, wanneer zij door een openbaar lichaam worden onderhouden, vermoed eigendom van dat openbare lichaam te zijn.
2 Dit vermoeden werkt niet tegenover hem aan wie het onderhoud is overgenomen.
Artikel 29
Artikel 29
De grens van een langs een water liggend erf verplaatst zich met de oeverlijn, behalve in geval van opzettelijke drooglegging of tijdelijke overstroming. Een overstroming is niet tijdelijk, indien tien jaren na de overstroming het land nog door het water wordt overspoeld en de drooglegging niet is begonnen.
Artikel 30
Artikel 30
1 Een verplaatsing van de oeverlijn wijzigt de grens niet meer, nadat deze is vastgelegd, hetzij door de eigenaars van land en water overeenkomstig artikel 31, hetzij door de rechter op vordering van een hunner tegen de ander overeenkomstig artikel 32. De vastlegging geldt jegens een ieder.
2 Indien bij de vastlegging in plaats van de werkelijke eigenaar van een erf iemand die als zodanig in de openbare registers was ingeschreven, partij is geweest, is niettemin het vorige lid van toepassing, tenzij de werkelijke eigenaar tegen inschrijving van de akte of het vonnis verzet heeft gedaan voordat zij is geschied.
Artikel 31
Artikel 31
1 De vastlegging van de grens door de eigenaars van land en water geschiedt bij een daartoe bestemde notariële akte, binnen veertien dagen gevolgd door de inschrijving daarvan in de openbare registers.
2 De bewaarder der registers is bevoegd van de inschrijving kennis te geven aan ieder die als rechthebbende of beslaglegger op een der erven staat ingeschreven.
3 Voor zover de in de akte beschreven grens van de toenmalige oeverlijn afwijkt, kan een derde die op het ogenblik van de inschrijving een recht op een der erven heeft, daarvan huurder of pachter is of daarop een beslag heeft doen inschrijven, de toenmalige oeverlijn als vastgelegde grens aanmerken.
Artikel 32
Artikel 32
1 Een vordering tot vastlegging van de grens wordt slechts toegewezen, indien de instelling ervan in de openbare registers is ingeschreven en allen die toen als rechthebbende of beslaglegger op een der erven stonden ingeschreven, tijdig in het geding zijn geroepen.
2 De rechter bepaalt de grens overeenkomstig de oeverlijn op het tijdstip van de inschrijving van de vordering. Alvorens de eis toe te wijzen, kan hij de maatregelen bevelen en de bewijsopdrachten doen, die hij in het belang van niet-verschenen belanghebbenden nuttig oordeelt.
3 De kosten van de vordering komen ten laste van de eiser.
4 Verzet, hoger beroep en cassatie moeten op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in de registers, bedoeld in artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In afwijking van artikel 143 van dat wetboek begint de verzettermijn te lopen vanaf de betekening van het vonnis aan de ingeschrevene, ook als de betekening niet aan hem in persoon geschiedt, tenzij de rechter hiertoe nadere maatregelen heeft bevolen en aan dat bevel niet is voldaan.
5 De vastlegging treedt in op het tijdstip dat het vonnis waarbij de vordering is toegewezen, in de openbare registers wordt ingeschreven. Deze inschrijving geschiedt niet voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 33
Artikel 33
1 Verplaatst zich, nadat de grens is vastgelegd, de oeverlijn van een openbaar water landinwaarts, dan moet de eigenaar van het overspoelde erf het gebruik van het water overeenkomstig de aan dat water op grond van de Omgevingswet toegekende functies dulden.
2 Verplaatst zich, nadat de grens is vastgelegd, de oeverlijn van een water dat de eigenaar van het aanliggende erf voor enig doel mag gebruiken, in de richting van het water, dan kan de eigenaar van dat erf vorderen dat hem op de drooggekomen grond een of meer erfdienstbaarheden worden verleend, waardoor hij zijn bevoegdheden ten aanzien van het water kan blijven uitoefenen.
3 Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing ten behoeve van hem die het water voor enig doel mag gebruiken en daartoe een erfdienstbaarheid op het aan het water liggende erf heeft.
4 In geval van grensvastlegging overeenkomstig artikel 32 zijn de vorige leden reeds van toepassing, wanneer de oeverlijn zich na de inschrijving van de vordering verplaatst.
Artikel 34
Artikel 34
De oeverlijn in de zin van de vorige vijf artikelen wordt bepaald door de normale waterstand, of, bij wateren waarvan het peil periodiek wisselt, door de normale hoogwaterstand. Grond, met andere dan gewoonlijk in het water levende planten begroeid, wordt echter gerekend aan de landzijde van de oeverlijn te liggen, ook al wordt die grond bij hoogwater overstroomd.
Artikel 35
Artikel 35
1 Nieuw duin dat zich op het strand vormt, behoort aan de eigenaar van het aan het strand grenzende duin, wanneer beide duinen een geheel zijn geworden, zodanig dat zij niet meer van elkander kunnen worden onderscheiden.
2 Daarentegen verliest deze eigenaar de grond welke door afneming van het duin deel van het strand wordt.
3 Uitbreiding of afneming van een duin als bedoeld in de leden 1 en 2 brengt geen wijziging meer in de eigendom nadat de grens is vastgesteld, hetzij door de eigenaars van strand en duin, hetzij door de rechter op vordering van een hunner tegen de ander. De artikelen 30-32 zijn van overeenkomstige toepassing.
4 Buiten het geval van de leden 1 en 2 brengt uitbreiding of afneming van een duin geen wijziging in de eigendom.
Artikel 36
Artikel 36
Dient een muur, hek, heg of greppel, dan wel een niet bevaarbaar stromend water, een sloot, gracht of dergelijke watergang als afscheiding van twee erven, dan wordt het midden van deze afscheiding vermoed de grens tussen deze erven te zijn. Dit vermoeden geldt niet, indien een muur slechts aan één zijde een gebouw of werk steunt.
Rechtspraak
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Wet collectieve warmte | Dossiernr. 36576 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel Reactie en naschrift op 'Goederenrechtelijke structurering van WKO’s' | Auteur(s) B.G. van Dam, M.M.G.B. van Drunen , C.A.J. Vos, M.H. van Bellen | Bron WPNR 2024/7476 |
Titel Goederenrechtelijke structurering van WKO’s | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen , C.A.J. Vos, M.H. van Bellen | Bron WPNR 2024/7461 |
Titel Verduurzaming van gebouwen met een WKO of WKK. Gebruik opzegbevoegdheid of ontbindende voorwaarde in opstalakte wegens voortijdig eindigen energieleveringsovereenkomst | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen, S.D.K. Bachasingh, I.C.J. Hoving | Bron WPNR 2022/7373 |
Titel Reactie en Naschrift 'Verduurzaming van gebouwen met een WKO of WKK' | Auteur(s) P.C. van Es, M.M.G.B. van Drunen, S.D.K. Bachasingh, I.C.J. Hoving | Bron WPNR 2022/7378 |
Titel Twee rechtsvragen in het kader van een warmtenet (deels) gelegen in een in appartementsrechten gesplitst perceel | Auteur(s) D.E. Admiraal | Bron VGFC 2022/38 |
Titel WKO fiscaal en civiel beschouwd | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga, P.J. van der Plank | Bron FBN 2022/4 |
Titel Praktijktips voor puzzelen in de ondergrond (Deel I): regels bij aanleg van kabels en leidingen | Auteur(s) D. Krijvenaar, J. Borman | Bron Blog Omgevingsweb 12 mei 2022 |
Titel Goederenrechtelijke perikelen bij de aanleg van warmtenetten | Auteur(s) B. van der Wal, A.J.V. Tierolff | Bron WPNR 2021/7344 |
Titel Eigendomssituatie WKO-systeem na einde tijdelijk opstalrecht | Auteur(s) M.E.A. van Loenhoud | Bron WPNR 2019/7221 |
Titel Een verbeterde regeling van netwerken | Auteur(s) B.A.M. Janssen, L.W.J. Hoppenbrouwers | Bron WPNR 2019/7227 |
Titel Proefschrift; twee stellingen Natrekking door onroerende zaken | Auteur(s) P.J. van der Plank | Bron WPNR 2017/7142 |
Titel dissertatie: Natrekking door onroerende zaken | Auteur(s) P.J. van der Plank | Bron Wolters Kluwer 2016 |
Titel Eigendom van onbevoegd of in eigen grond aangelegde netwerken | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron WPNR 2015/7071 |
Titel Art. 155 Overgangswet NBW en de rechtsopvolger van degene die zich op 1 februari 2007 als eigenaar van een netwerk gedroeg | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron WPNR 2012/6951 |
Titel Gebrekkige netwerkregistraties: consequenties en herstel | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron WPNR 2012/6952 |
Titel De notaris als detective | Auteur(s) H. van Wermeskerken | Bron Notariaat Magazine 2012/6 |
Titel Overgangsregeling registratie van netten in de openbare registers; inschrijvingsproblemen? | Auteur(s) L.W.J. Hoppenbrouwers, E.N.K. Gerôt | Bron JBN 2011/5 |
Titel De overgangsregeling 'inschrijving in de openbare registers van netwerken | Auteur(s) J.A.J. Peter | Bron Vastgoedrecht 2010-4 |
Titel Eigendom en registratie van netwerken: Overgangswet in werking getreden | Auteur(s) J.P. van Loon | Bron Tijdschrift voor Energierecht 2010/2 |