Verklaring voor recht (art. 3:302 BW)
1 Inleiding Op grond van art. 3:302 BW is het mogelijk om een verklaring voor recht te verzoeken bij de rechter. Hierbij stelt de rechter de rechtsverhouding tussen partijen vast en wijst hij bij toewijzing een declaratoir vonnis. Bijvoorbeeld of sprake is van een overeenkomst of dat de gedaagde partij aansprakelijk is voor de schade die de eisende partij heeft geleden. Met dit vonnis kan geen veroordeling worden bewerkstelligd, waardoor de gedaagde niet gedwongen kan worden tot betaling van de…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Algemene informatie
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 1, Personen- en familierecht
Algemene informatie
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 2, Rechtspersonen
Algemene informatie
Opschrift
Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme)
Wet van 15 juli 2008, houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties samen te voegen tot één wet, gericht op het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden,
Gegeven te Tavarnelle 15 juli 2008 Beatrix
De Minister van Financiën a.i., A. Rouvoet
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de negenentwintigste juli 2008 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Bijlage als bedoeld in artikel 28 van de wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Bijlage als bedoeld in artikel 28 van de wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme [Vervallen per 01-08-2009]
[Vervallen]
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 3, Vermogensrecht
Opschrift
Wet van 28 juni 1956, inzake de heffing van de rechten van successie, van schenking en van overgang
Wet van 28 juni 1956, inzake de heffing van de rechten van successie, van schenking en van overgang
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gebleken de wettelijke regeling betreffende de heffing van de rechten van successie, van overgang en van schenking, welke thans voorkomt in de wet van 13 Mei 1859, Staatsblad no. 36 (Successiewet), zoals die wet nader is gewijzigd en aangevuld, aan een technische herziening te onderwerpen en in verband daarmede de geldende wet door een andere te vervangen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk 28 juni 1956 JULIANA.
De Minister van Financiën, VAN DE KIEFT.
De Staatssecretaris van Financiën, VAN DEN BERGE.
Uitgegeven de zesde juli 1956. De Minister van Justitie, J. C. VAN OVEN.
Algemene informatie
Opschrift
Wet van 3 april 1999, houdende wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)
Wet van 3 april 1999, houdende wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een nieuwe wettelijke regeling te geven met betrekking tot het ambt van notaris en de kandidaat-notarissen, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Tavarnelle 3 april 1999 Beatrix
De Staatssecretaris van Justitie, M. J. Cohen
Uitgegeven de vierde mei 1999 De Minister van Justitie, A. H. Korthals
Algemene informatie
Opschrift
Besluit van 17 juli 2018, houdende nadere regels met betrekking tot uiteindelijk belanghebbenden en politiek prominente personen, het vaststellen van indicatoren voor het melden van ongebruikelijke transacties en tot wijziging van enige andere besluiten in verband met de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn en de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Uitvoeringsbesluit Wwft 2018)
Besluit van 17 juli 2018, houdende nadere regels met betrekking tot uiteindelijk belanghebbenden en politiek prominente personen, het vaststellen van indicatoren voor het melden van ongebruikelijke transacties en tot wijziging van enige andere besluiten in verband met de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn en de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (Uitvoeringsbesluit Wwft 2018)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 31 mei 2018, 2018-0000071536, directie Financiële Markten, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid;
Gelet op de artikelen 1, eerste en derde lid, 15, eerste lid, en 31, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de artikelen 2:3b, tweede lid, 2:10b, tweede lid, en 4:10, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 30, derde lid, van de Woningwet, artikel 3.22, vierde lid, van de Wet basisregistratie personen en artikel 127, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141);
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 juni, nr. W06.18.0128/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 13 juli 2018, 2018-0000110808, directie Financiële Markten, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Maun 17 juli 2018 Willem-Alexander
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Uitgegeven de vierentwintigste juli 2018 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Bijlage 1 Indicatorenlijst
Bijlage 1 Indicatorenlijst
Bijlage als bedoeld in artikel 4, eerste lid.
Tabel 1. Indicatoren voor banken en andere financiële ondernemingen
Instelling |
Toepasselijke indicatoren* |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, waarbij contante omwisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt. Een contante storting voor een bedrag van € 10.000,– of meer ten gunste van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card). Het gebruik van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) in verband met een transactie voor een bedrag van € 15.000,– of meer. Een geldtransfer voor een bedrag van € 2.000,– of meer, tenzij het een geldtransfer betreft door een instelling die de afwikkeling van bedoelde geldtransfer overlaat aan een andere instelling waarop de meldingsplicht, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet, eveneens van toepassing is. |
|
Degene die, geen bank zijnde, in hoofdzaak zijn bedrijf maakt van het verrichten van een of meer van de werkzaamheden die zijn opgenomen onder punt 2, 3, 5, 6, 9, 10 en 12 van Bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten (artikel 1a, derde lid, onderdeel a, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, waarbij contante omwisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt. Een contante storting voor een bedrag van € 10.000,– of meer ten gunste van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card). Het gebruik van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) in verband met een transactie voor een bedrag van € 15.000,– of meer. Een geldtransfer voor een bedrag van € 2.000,– of meer, tenzij het een geldtransfer betreft door een instelling die de afwikkeling van bedoelde geldtransfer overlaat aan een andere instelling waarop de meldingsplicht, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet, eveneens van toepassing is. |
Degene die, geen bank zijnde, in hoofdzaak zijn bedrijf maakt van het verrichten van de werkzaamheden die zijn opgenomen onder punt 14 van bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten (artikel 1a, derde lid, onderdeel a, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
Degene die, geen bank zijnde, in hoofdzaak zijn bedrijf maakt van het verrichten van betaaldiensten als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten (artikel 1a, derde lid, onderdeel b, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, waarbij contante omwisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt. Een contante storting voor een bedrag van € 10.000,– of meer ten gunste van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card). Het gebruik van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) in verband met een transactie voor een bedrag van € 15.000,– of meer. Een geldtransfer voor een bedrag van € 2.000,– of meer, tenzij het een geldtransfer betreft door een instelling die de afwikkeling van bedoelde geldtransfer overlaat aan een andere instelling waarop de meldingsplicht, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet, eveneens van toepassing is. |
Beleggingsonderneming (artikel 1a, derde lid, onderdeel c, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
Beleggingsinstelling (artikel 1a, derde lid, onderdeel d, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
Elektronischgeldinstelling (artikel 1a, derde lid, onderdeel e, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een contante storting voor een bedrag van € 10.000,– of meer ten gunste van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card). Het gebruik van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) in verband met een transactie voor een bedrag van € 15.000,– of meer. Een geldtransfer voor een bedrag van € 2.000,– of meer, tenzij het een geldtransfer betreft door een instelling die de afwikkeling van bedoelde geldtransfer overlaat aan een andere instelling waarop de meldingsplicht, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet, eveneens van toepassing is. |
Wisselinstelling (artikel 1a, derde lid, onderdeel f, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie van € 10.000,– of meer, waarbij contante omwisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt. |
Levensverzekeraar (artikel 1a, derde lid, onderdeel g, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
|
Financiële dienstverlener die bemiddelt in levensverzekeringen (artikel 1a, derde lid, onderdeel i, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
Betaaldienstagent (artikel 1a, derde lid, onderdeel j, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een contante storting voor een bedrag van € 10.000,– of meer ten gunste van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card). Het gebruik van een credit card of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) in verband met een transactie voor een bedrag van € 15.000,– of meer. Een geldtransfer voor een bedrag van € 2.000,– of meer, tenzij het een geldtransfer betreft door een instelling die de afwikkeling van bedoelde geldtransfer overlaat aan een andere instelling waarop de meldingsplicht, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet, eveneens van toepassing is. |
*Waar de genoemde bedragen in euro staan vermeld is ook bedoeld de tegenwaarde daarvan in een vreemde valuta.
Het ligt in de rede dat transacties die in verband met witwassen of financieren van terrorisme aan politie of Openbaar Ministerie worden gemeld, ook aan de Financiële inlichtingen eenheid worden gemeld; er is immers de veronderstelling dat deze transacties verband kunnen houden met witwassen of financieren van terrorisme.
Tabel 2. Indicatoren voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten
Instelling |
Toepasselijke indicatoren* |
Belastingadviseur (artikel 1a, vierde lid, onderdeel a, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke betaalmiddelen. |
Externe registeraccountant of externe accountant-administratieconsulent (artikel 1a, vierde lid, onderdeel b, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke betaalmiddelen. |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke betaalmiddelen. |
|
Notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris (artikel 1a, vierde lid, onderdeel d, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke betaalmiddelen. |
Degene die werkzaamheden verricht in de uitoefening van een aan dat van advocaat, notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris gelijksoortig juridisch beroep of bedrijf (artikel 1a, vierde lid, onderdeel e, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke betaalmiddelen. |
Trustkantoor (artikel 1a, vierde lid, onderdeel f, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke betaalmiddelen. |
Persoon die beroeps- of bedrijfmatig een adres of postadres ter beschikking stelt (artikel 1a, vierde lid, onderdeel g, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
Tussenpersoon, voor zover deze bemiddelt bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten inzake onroerende zaken of rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen (artikel 1a, vierde lid, onderdeel h, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques aan toonder, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of soortgelijke betaalmiddelen. |
Natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig bemiddelen inzake koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen (artikel 1a, vierde lid, onderdeel j, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie waarbij een of meerdere voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen verkocht worden tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling, waarbij het contant te betalen bedrag € 20.000,– of meer bedraagt. |
Beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van € 10.000 of meer (artikel 1a, vierde lid, onderdeel i, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie waarbij tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling een of meerdere voertuigen, schepen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen gekocht of verkocht worden, waarbij het contant te betalen bedrag € 20.000,- of meer bedraagt. |
Speelcasino (artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Het in depot nemen van munten, bankbiljetten of andere waarden voor een bedrag van € 10.000,– of meer. Een girale betalingstransactie voor een bedrag van € 15.000,– of meer. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of buitenlandse valuta. |
Kansspelen op afstand (artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een girale betalingstransactie voor een bedrag van € 15.000,- of meer. |
Aanbieders van kansspelen, anders dan een speelcasino of kansspelen op afstand (artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of buitenlandse valuta. |
|
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie waarbij een goed of goederen in de macht van het pandhuis gebracht worden, waarbij het door het pandhuis daarvoor ter beschikking gestelde bedrag € 20.000,– of meer bedraagt. |
|
Kopers en verkopers van kunstvoorwerpen (artikel 1a, vierde lid, onderdeel k, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie waarbij tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling één of meer kunstvoorwerpen gekocht of verkocht worden, waarbij het contant te betalen bedrag € 20.000,- of meer bedraagt. |
Aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta (artikel 1a, vierde lid, onderdeel l, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie van een bedrag van € 15.000,– of meer. Een transactie van een bedrag van € 10.000,– of meer waarbij een omwisseling plaatsvindt tussen virtuele valuta en contante fiduciaire valuta. |
Aanbieders van bewaarportemonnees (artikel 1a, vierde lid, onderdeel m, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Een transactie van een bedrag van € 15.000,– of meer. |
*Waar de genoemde bedragen in euro staan vermeld is ook bedoeld de tegenwaarde daarvan in een vreemde valuta.
Het ligt in de rede dat transacties die in verband met witwassen of financieren van terrorisme aan politie of Openbaar Ministerie worden gemeld, ook aan de Financiële inlichtingen eenheid worden gemeld; er is immers de veronderstelling dat deze transacties verband kunnen houden met witwassen of financieren van terrorisme.
Bijlage 2 Bijlage antecedenten
Bijlage 2 Bijlage antecedenten
Bijlage behorend bij artikel 6
1 Strafrechtelijke antecedenten
1.1 Veroordelingen
Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:
– het in of vanuit Nederland, beschikkende over voorwetenschap, verrichten of bewerkstelligen van transacties in bepaalde effecten (artikelen 5:53 en 5:56 van de Wet op het financieel toezicht juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– het doorgeven van voorwetenschap als bedoeld in de artikelen 5:53 en 5:56 van de Wet op het financieel toezicht of de nadrukkelijke aanbeveling bepaalde transacties te doen zonder daarbij de voorwetenschap door te geven (artikel 5:57 van die wet juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– handel met voorwetenschap (artikelen 8 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– het iemand aanraden of ertoe aanzetten om te handelen met voorwetenschap (artikelen 8 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– het wederrechtelijk mededelen van voorwetenschap (artikelen 10 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– overtreding van een andere bepaling uit de financiële toezichtswetgeving, als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 2 juncto 6 van de Wet op de economische delicten en waarvoor betrokkene is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een geldboete van ten minste de vierde categorie;
– deelneming aan een criminele en of terroristische organisatie (artikelen 140 tot en met 140a van het Wetboek van Strafrecht (WvSr));
– valsheid in geschrifte (artikel 225 van het WvSr);
– opzettelijk verstrekken van onware gegevens (artikel 227a van het WvSr);
– opzettelijk schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 227b van het WvSr);
– diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikelen 311 en 312 van het WvSr);
– verduistering (artikelen 321 tot en met 323 van het WvSr);
– benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 340 tot en met 348 van het WvSr);
– opzetheling (artikel 416 van het WvSr);
– witwassen (artikelen 420bis tot en met 420ter van het WvSr);
– financieren van terrorisme (artikel 421 van het WvSr); of
– overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.
2 Overige strafrechtelijke antecedenten
2.1 Veroordelingen
Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:
– openbare orde en discriminatie (artikelen 131 tot en met 151a);
– gemeengevaarlijke misdrijven (artikelen 157 tot en met 175);
– openbaar gezag (artikelen 177 tot en met 207a );
– muntmisdrijven (artikelen 208 tot en met 215);
– andere valsheiddelicten dan muntmisdrijven (artikelen 216 tot en met 235);
– opzettelijk verstrekken van onware gegevens (artikel 227a);
– opzettelijk schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 227b);
– seksuele misdrijven (artikelen 241, 243, 245 tot en met 253 en 254ba);
– bedreiging met geweld of misdrijf (artikel 285);
– geweldsmisdrijven tegen het leven (artikelen 287 tot en met 294);
– mishandeling (artikelen 300 tot en met 306);
– dood en lichamelijk letsel door schuld (artikelen 307 tot en met 309);
– eenvoudige diefstal (artikel 310);
– diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikel 311);
– diefstal met geweld (artikel 312);
– afpersing (artikel 317);
– verduistering (artikelen 321 tot en met 323);
– bedrog (artikelen 326 tot en met 337);
– benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 340 tot en met 348);
– vernieling (artikelen 350 tot en met 354);
– ambtsmisdrijven (artikelen 355 tot en met 380);
– heling en schuldheling (artikelen 416 tot en met 417bis);
– witwassen (artikelen 420bis tot en met 420quinquies);
– financieren van terrorisme (artikel 421);
– opgave van valse naam, academische titel etc. (artikel 435);
– onbevoegd uitoefenen makelaardij (artikel 436a);
– indruk wekken van officieel gesteund of erkend optreden (artikel 435b);
– eigenmachtig handelen tijdens surséance (artikel 442);
– verstrekken van onware gegevens (artikel 447c); of
– schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 447d).
Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR):
– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69).
– met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van harddrugs (artikel 2, eerste lid);
– met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben en vervaardigen van softdrugs (artikel 3, eerste lid); of
– voorbereidingshandelingen met betrekking tot bereiden, verkopen, afleveren etc. en smokkelen van harddrugs (artikel 10a, eerste lid).
Wet op de economische delicten (WED):
Door de WED strafbaar gestelde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële toezichtswetgeving en overtreding van de artikelen 2, 3, eerste lid, 4, eerste lid, 5, eerste en derde lid, 8, 16, 17, tweede lid, 23, eerste en tweede lid, 33 en 34 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
– zonder erkenning wapen of munitie vervaardigen etc. (artikel 9, eerste lid), vervaardigen, voorhanden hebben etc. bepaalde wapens (artikel 13, eerste lid);
– zonder consent bepaalde wapens of munitie doen binnenkomen of uitgaan etc. (artikel 14, eerste lid);
– zonder vergunning of verlof vervoeren bepaalde wapens of munitie (artikel 22, eerste lid);
– verboden voorhanden hebben van bepaalde wapens of munitie (artikel 26, eerste lid); of
– verboden overdragen van bepaalde wapens of munitie (artikel 31, eerste lid).
Wegenverkeerswet 1994:
– dood of letsel door schuld (artikel 6);
– doorrijden na ongeval (artikel 7);
– rijden onder invloed (artikel 8);
– motorvoertuig besturen na ontzegging (artikel 9);
– joyriding (artikel 11); of
– medewerking weigeren aan onderzoek (artikel 163).
– overtreding douanewetgeving (artikelen 10:5 en 10:6).
– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 64 en 65).
Buitenlandse strafbepalingen
Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.
2.2 Transacties
Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 74 van het WvSr, artikel 76 van de AWR of artikel 10:15 van de Algemene Douanewet gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties wordt ook verstaan een daarmee vergelijkbare overeenkomst met betrekking tot niet-vervolging ter zake van met de hiervoor bedoelde vergelijkbare strafbare feiten in het buitenland, gesloten met de daartoe bevoegde autoriteit.
2.3 (voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging
Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.
Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.
2.4 Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.
3 Financiële antecedenten
3.1 Persoonlijk
– betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;
– ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;
– betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of
– de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.
3.2 Zakelijk
– de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;
– met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of
– betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259 en 300a).
3.3 Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
4 Toezichtantecedenten
4.1 Toezichtantecedenten
– het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid;
– aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een verklaring door Onze Minister van Justitie en Veiligheid ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, onderscheidenlijk 235, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4.2 Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
5 Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten
5.1 Persoonlijk
Aan betrokkene is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:
– opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);
– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of
– het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).
5.2 Zakelijk
Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:
– opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);
– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of
– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).
5.3 Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
6 Overige antecedenten
– de inschrijving van betrokkene bij het Dutch Securities Institute is door die instelling beëindigd;
– betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten Nederland en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of
– betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 4, Erfrecht
Opschrift
Wet van 24 december 1970, houdende vervanging van de wetgeving betreffende de registratie- en de zegelbelasting door een nieuwe wettelijke regeling
Wet van 24 december 1970, houdende vervanging van de wetgeving betreffende de registratie- en de zegelbelasting door een nieuwe wettelijke regeling
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wetgeving betreffende de registratie- en de zegelbelasting te vervangen door een meer overzichtelijke en aanzienlijk vereenvoudigde nieuwe wettelijke regeling, welke is aangepast aan de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en aan de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (Publikatieblad van 3 oktober 1969);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk 24 december 1970 JULIANA.
De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
Uitgegeven de negenentwintigste december 1970. De Minister van Justitie a.i., H. K. J. BEERNINK.
Algemene informatie
Opschrift
Besluit van 20 juli 1956, ter uitvoering van de Successiewet 1956
Besluit van 20 juli 1956, ter uitvoering van de Successiewet 1956
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 10 juli 1956, no. C 6/6146, Afdeling Indirecte Belastingen;
Gelet op artikel 21, zesde en achtste lid, van de Successiewet 1956 (Stb. 362);
De Raad van State gehoord (advies van 17 juli 1956, no. 17);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18 juli 1956, no. C 6/6745;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Artikel 1 [Vervallen per 01-01-1985]
[Vervallen]
Artikel 2
Artikel 2 [Vervallen per 01-01-1985]
[Vervallen]
Artikel 3
Artikel 3 [Vervallen per 01-01-1985]
[Vervallen]
Artikel 4
Artikel 4 [Vervallen per 01-01-1985]
[Vervallen]
Slotformulier en ondertekening
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Noordwijk 20 juli 1956 JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, VAN DEN BERGE.
Uitgegeven de vierentwintigste juli 1956. De Minister van Justitie, J. C. VAN OVEN.
Algemene informatie
Opschrift
Regeling van de Minister van Financiën en de Minister van Justitie van 23 juli 2008, nr. FM 2008-1792 M, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, Afdeling Integriteit, tot vaststelling van regels ter uitvoering van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Uitvoeringsregeling Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme)
Regeling van de Minister van Financiën en de Minister van Justitie van 23 juli 2008, nr. FM 2008-1792 M, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, Afdeling Integriteit, tot vaststelling van regels ter uitvoering van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Uitvoeringsregeling Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme)
De Minister van Financiën en de Minister van Justitie,
Gelet op de artikelen 3, zesde lid, 6, vierde lid, 11, eerste, tweede en vierde lid, 12, derde lid, 21, derde lid, en 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 27i en 30z van de Wet op de kansspelen;
Besluiten:
Artikel 1
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder wet: Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
Artikel 2
Artikel 2
Van de bij of krachtens de wet gestelde regels zijn vrijgesteld instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel j, van de wet, voor zover zij beroeps- of bedrijfsmatig gelegenheid geven als bedoeld in de artikelen 3, 8, 14a, 15, 23 en 27a van de Wet op de kansspelen of activiteiten verrichten als bedoeld in de artikelen 7a, 30b en 30h van die wet.
Artikel 2a
Artikel 2a
1 De toezichthoudende autoriteiten, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdelen a en b, onderdeel c, met uitzondering voor zover het betreft de instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel d, van de wet, en onderdelen e en f van de wet, verstrekken aan de Minister van Financiën op diens verzoek onverwijld alle inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de nakoming van internationale afspraken en verplichtingen of voor een onderzoek naar de toereikendheid van de wet.
2 De toezichthoudende autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, dragen bij aan de totstandkoming van procedurele afspraken met betrekking tot de handhaving tussen hen en de betrokken ministeries en andere overheidsinstellingen.
3 De toezichthoudende autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, maken afspraken met andere autoriteiten die belast zijn met de uitvoering en handhaving van de wet over de onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling ten behoeve van de uitoefening van hun taken.
Artikel 3
Artikel 3
1 De gegevens, bedoeld in artikel 23c, eerste lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer en het emailadres van de aanbieder en, indien van toepassing, van zijn bijkantoren;
b. een opgave van de rechtsvorm van de aanbieder;
c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister of, indien van toepassing, een opgave van de LEI code;
e. indien van toepassing een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
f. een opgave van de activiteiten die de aanbieder voornemens is te gaan verrichten;
g. de identiteit van degenen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen;
h. de identiteit van degenen die een gekwalificeerde deelneming bezitten in de aanbieder;
i. gegevens op basis waarvan De Nederlandsche Bank N.V. kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 23h, eerste lid, van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen;
j. gegevens op basis waarvan De Nederlandsche Bank N.V. kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 23h, tweede lid, van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
k. gegevens op basis waarvan De Nederlandsche Bank N.V. kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 23h, vierde lid, van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die een gekwalificeerde deelneming houden;
l. een beschrijving van de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur van de aanbieder;
m. een beschrijving van de organisatiestructuur van de aanbieder;
n. de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de integere en beheerste bedrijfsuitoefening bedoeld in artikel 23j van de wet;
o. overige gegevens en bescheiden die de toezichthouder nodig acht in het belang van de registratie.
2 De gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen i, j en k zijn:
a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, de nationaliteit, het privéadres, het telefoon- en faxnummer, het emailadres en de functie;
b. een curriculum vitae;
c. een opgave van de relevante diploma’s;
d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en
e. een opgave van referenten;
f. de antecedenten van degenen, genoemd in het eerste lid, onderdelen g en h.
3 In afwijking van het eerste lid wordt voor de antecedenten van de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en h, indien deze eerder zijn beoordeeld voor de toepassing van de Wet op het financieel toezicht of de Wet toezicht trustkantoren 2018, bij de aanvraag volstaan met vermelding hiervan en een verwijzing naar de datum van beoordeling van deze antecedenten.
Artikel 3a
Artikel 3a [Vervallen per 25-07-2018]
[Vervallen]
Artikel 4
Artikel 4
1 Als documenten op basis waarvan kan worden voldaan aan artikel 11, eerste lid, eerste volzin, van de wet worden aangewezen:
a. een geldig paspoort;
b. een geldige Nederlandse identiteitskaart;
c. een geldige identiteitskaart die is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat en is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder;
d. een geldig Nederlands rijbewijs;
e. een geldig rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat en is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder;
f. reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen;
g. vreemdelingendocumenten, afgegeven op grond van de Vreemdelingenwet 2000;
h. een voldoende betrouwbaar identificatiemiddel.
2 Als documenten op basis waarvan kan worden voldaan aan artikel 11, tweede lid, eerste volzin, van de wet, worden aangewezen:
a. een uittreksel uit het handelsregister;
b. een akte of verklaring, opgemaakt onderscheidenlijk afgegeven door een in Nederland of in een andere lidstaat gevestigde advocaat, notaris, kandidaat-notaris of een hiermee vergelijkbare, onafhankelijke beoefenaar van een juridisch beroep;
c. een document waaruit blijkt dat een kerkgenootschap of lichaam waarin zij is verenigd, is aangesloten bij het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken dan wel dat het kerkgenootschap of lichaam is aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
d. een document waaruit blijkt dat een zelfstandig onderdeel van een kerkgenootschap als bedoeld in onderdeel c deel uitmaakt van dat kerkgenootschap en het kerkgenootschap voldoet aan het bepaalde in onderdeel c.
3 De identiteit van een cliënt als bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de wet kan worden geverifieerd aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron.
4 Onverminderd het derde lid kan de identiteit van een vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 112, eerste lid, onderdeel e, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek worden geverifieerd aan de hand van de statuten van die vereniging die deel uitmaken van het reglement van de akte van splitsing als bedoeld in artikel 111 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 5
Artikel 5
1 De Commissie inzake de meldingsplicht van ongebruikelijke transacties, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet, bestaat uit vertegenwoordigers van:
a. de Minister van Financiën;
b. de Minister van Justitie en Veiligheid;
c. de instellingen;
d. De Nederlandsche Bank N.V.;
e. de Stichting Autoriteit Financiële Markten;
f. het Bureau Financieel Toezicht;
g. de Belastingdienst/Grote ondernemingen;
h. de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst – Economische Controledienst;
i. het openbaar ministerie;
j. de politie;
k. de kansspelautoriteit.
2 De leden van de commissie worden door de Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk aangewezen. Bij de samenstelling van de commissie streven de Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid naar een evenwichtige vertegenwoordiging van de instellingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
3 De Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid wijzen gezamenlijk de voorzitter van de commissie aan.
4 De commissie bepaalt haar eigen werkwijze.
Artikel 6
Artikel 6 [Vervallen per 25-07-2018]
[Vervallen]
Artikel 7
Artikel 7
[Wijzigt het Instellingbesluit FIU-Nederland.]
Artikel 8
Artikel 8
[Wijzigt het Mandaat- en volmachtbesluit gemandateerd beheerder KLPD 2008.]
Artikel 9
Artikel 9
[Wijzigt de Mandaatregeling meldpunt ongebruikelijke transacties.]
Artikel 10
Artikel 10
[Wijzigt de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.]
Artikel 11
Artikel 11
[Wijzigt de Beschikking casinospelen 1996.]
Artikel 12
Artikel 12
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
Artikel 13
Artikel 13
Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in werking treedt.
Slotformulier en ondertekening
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Financiën a.i., A. Rouvoet
De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin
Boek 1 Personen- en familierecht
Boek 1 Personen- en familierecht
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 5, Zakelijke rechten
Opschrift
Wet van 28 juni 1968, houdende vervanging van de bestaande omzetbelasting door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde
Wet van 28 juni 1968, houdende vervanging van de bestaande omzetbelasting door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de richtlijnen van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake omzetbelasting (Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 14 april 1967) aanleiding zijn de bestaande omzetbelasting volgens het cumulatieve cascadestelsel te vervangen door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk 28 juni 1968 JULIANA.
De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
Uitgegeven de eerste juli 1968. De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
Tabel I behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968
Tabel I behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968
a. 1. voedingsmiddelen, te weten:
a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;
b. produkten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;
c. produkten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren; met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken;
2. granen en peulvruchten, die niet zijn te rangschikken onder post 1;
3. pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit;
4. a. rundvee, schapen, geiten en varkens;
b. andere dan de onder a vallende dieren die kennelijk zijn bestemd voor de voortbrenging of de productie van de in post 1 bedoelde voedingsmiddelen of die kennelijk zijn bestemd voor gebruik in de landbouw, alsmede dieren die kennelijk zijn bestemd voor het fokken van die dieren;
c. slachtafvallen van de onder a en b vallende dieren;
d. goederen die kennelijk zijn bestemd voor de voortplanting van de onder a en b vallende dieren;
5. [vervallen;]
6. Geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet waarvoor een handelsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel III, van die wet of waarvoor geen handelsvergunning is vereist ingevolge artikel 40, derde lid, onderdelen a tot en met g, van die wet, alsmede voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen, nierdialyseconcentraten en kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;
7. diergeneesmiddelen als zijn bedoeld in de Wet dieren, met uitzondering van diergeneesmiddelen voor in vitro gebruik;
8. verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen, damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen;
9. [vervallen;]
10. [vervallen;]
11. [vervallen;]
12. [vervallen;]
13. [vervallen;]
14. [vervallen;]
15. [vervallen;]
16. [vervallen;]
17. [vervallen;]
18. [vervallen;]
19. [vervallen;]
20. [vervallen;]
21. [vervallen;]
22. [vervallen;]
23. [vervallen;]
24. [vervallen;]
25. [vervallen;]
26. [vervallen;]
27. [vervallen;]
28. water;
29. a. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;
b. kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:
1°. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of
2°. een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;
30. boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; digitale educatieve informatie die is aangebracht op fysieke dragers en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;
31. braille-papier, braille-folie, braille-drukwerk, braille-schrijfmachines, braille-handschrijfhulpmiddelen en dergelijke braille-artikelen; uurwerken, optische leesapparaten, t.v.-leesloepen, leesplateaus, oriëntatie-hulpmiddelen, steun-, tast- en herkenningsstokken speciaal ontworpen voor persoonlijk gebruik door blinden en slechtzienden; blindengeleidehonden; andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden; leespennen en andere apparatuur met een vergelijkbare functie, alsmede programmatuur, die speciaal zijn ontworpen voor gebruik door dyslectici;
32. [vervallen;]
33. [vervallen;]
34. invalidewagentjes en invalidekrukken; sta-opstoelen; hooglaagbedden;
35. kunstledematen, te weten: arm-, hand-, been- en voetprothesen; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het overnemen van de fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand; beenbeugels, breukbanden en kunstgewrichten; kunstogen, -oren en -nieren; aangezichts-, borst-, neus- en larynxprothesen; chirurgische implanteringsprothesen; hart- en spierstimulatoren; gehoorapparaten en andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden; oorapparaten tegen stotteren; hulpmiddelen voor stomapatiënten; orthopedisch schoeisel; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het uittrekken van therapeutisch elastische steunkousen; orthopedische maatkorsetten; delen, onderdelen en toebehoren, kennelijk bestemd voor de hiervoor genoemde goederen;
36. a. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend voor het onderhuids toedienen van insuline met uitzondering van spuiten en naalden die kennelijk mede voor andere doeleinden zijn geschikt;
b. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend bij de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte;
37. meetapparatuur en toebehoren voor de zelfdiagnose van de stollingstijd van bloed; medicijnvernevelaars; katheters; urinezakken; allergeenvrije hoezen; antidecubitusmatrassen; draagbare uitwendige infuuspompen; zuurstofconcentratoren met toebehoren, alsmede speciaal voor persoonlijk mobiel gebruik ontworpen wagentjes en draagbanden of -tassen voor een zuurstofcilinder of een zuurstofvat; computermuis-software, al dan niet langs elektronische weg geleverd, die speciaal is ontwikkeld voor gebruikers met een tremor;
38. [vervallen;]
39. [vervallen;]
40. beetwortelen;
41. land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde produkten en oliehoudende zaden;
42. [vervallen;]
43. rondhout;
44. stro en veevoeders;
45. vlas;
46. wol, ruw en ongewassen;
47. [vervallen;]
48. sierteeltprodukten, te weten: bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijprodukten;
49. [vervallen;]
50. [vervallen;]
b. 1. het herstellen van de in de posten a 31 en a 34 tot en met a 37 bedoelde goederen;
2. het uitlenen van goederen als bedoeld in post a 30;
3. het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden;
4. het herstellen van fietsen;
5. het herstellen van schoeisel en lederwaren;
6. het herstellen en vermaken van kleding en huishoudlinnen;
7. de diensten die door kappers als zodanig worden verricht;
8. het schilderen en stukadoren van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming;
9. Het vervoer van personen per schip, besloten busvervoer, openbaar vervoer en taxivervoer als bedoeld in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000, taxivervoer van personen over de weg anders dan per auto, en het vervoer van personen met luchtvaartuigen indien de plaats van vertrek en de plaats van bestemming in Nederland zijn gelegen voor zover dat vervoer geschiedt met ballonnen of met luchtvaartuigen die zijn ingericht voor het vervoer van zieken of gewonden;
10. het geven van gelegenheid tot kamperen binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;
11. het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;
12. het verstrekken van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1, voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf;
13. [vervallen;]
14. het verlenen van toegang tot:
a. circussen;
b. dierentuinen;
c. openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto’s en fotokopieën;
d. muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen, met uitzondering van peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak;
e. bioscopen;
f. sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke;
g. attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen;
15. de diensten van exploitanten van reizende inrichtingen voor vermaak op kermissen;
16. de oplevering van roerende zaken als bedoeld in onderdeel a door degene die de zaken heeft vervaardigd;
17. het optreden door uitvoerende kunstenaars;
18. [vervallen;]
19. het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal aan vloeren, muren en daken van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten;
20. het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen;
21. het langs elektronische weg leveren of uitlenen van uitgaven als bedoeld in post a 30 of het verlenen van toegang tot nieuwswebsites zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften, mits deze uitgaven, onderscheidenlijk nieuwswebsites niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit reclamemateriaal, of uit video-inhoud of beluisterbare muziek.
Algemene aantekening
Tot tabel I behoren niet pootgoed en land- en tuinbouwzaden die kunnen worden aangewend om planten of vruchtlichamen van schimmels uit voort te laten komen of te doen komen die voorkomen op lijst I of lijst II behorende bij de Opiumwet.
Tot tabel I behoort voorts niet distikstofmonoxide, met uitzondering van distikstofmonoxide waarop tabel I, onderdeel a, onder 6, van toepassing is.
Tabel II behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968
Tabel II behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968
a. 1. Van buiten Nederland komende goederen die niet zijn ingevoerd;
Bijzondere bepalingen.
Goederen welke worden geleverd door de ondernemer die de goederen invoert of in wiens opdracht de invoer plaatsvindt of welke worden geleverd door ondernemers die ten aanzien van de goederen daaraan volgende leveringen verrichten, behoren niet tot de post
2. goederen welke door een ondernemer worden:
- uitgevoerd uit de Unie, met uitzondering van goederen welke zijn bestemd voor de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen;
- geplaatst onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie;
Bijzondere bepaling
Tot de post behoren niet goederen die in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen als reizigersbagage of als zending waaraan elk handelskarakter vreemd is, worden uitgevoerd uit de Unie;
3. goederen bestemd voor de bevoorrading van:
a. schepen die voor 70 percent of meer worden gebruikt voor de vaart op volle zee:
1°. waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt; of
2°. die worden gebruikt voor de uitoefening van een industriële, handels- of visserijactiviteit;
b. reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee;
c. schepen voor de kustvisserij, met uitzondering van scheepsproviand;
d. oorlogsschepen die Nederland verlaten met als bestemming een haven of ankerplaats buiten Nederland;
e. luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer van personen of goederen tegen betaling;
4. a. de schepen, bedoeld in post 3, onder a tot en met d, alsmede de voorwerpen – met inbegrip van uitrusting voor de visserij – die met deze schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;
b. de luchtvaartuigen bedoeld in post 3, onder e, alsmede de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;
5. goud bestemd voor centrale banken;
6. goederen die worden vervoerd naar een andere lidstaat, wanneer deze goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen;
Bijzondere bepaling
Tot de post behoren niet accijnsgoederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat ingevolge een levering aan een afnemer waarvoor artikel 3, lid 1, van de BTW-richtlijn 2006 toepassing vindt, tenzij de verzending of het vervoer van de accijnsgoederen geschiedt overeenkomstig de artikelen 19 of 34 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9);
7. a. accijnsgoederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een accijnsgoederenplaats als bedoeld in de Wet op de accijns en die voor die soort goederen als zodanig is aangewezen, voor zover die goederen voor de heffing van de accijns niet zijn uitgeslagen tot verbruik;
b. minerale oliën waarvoor in artikel 27 van de Wet op de accijns een accijnstarief is vastgesteld alsmede minerale oliën die daarmee op grond van artikel 28 van die wet worden gelijkgesteld en die zijn gebracht buiten een accijnsgoederenplaats en die niet worden gebracht naar een andere accijnsgoederenplaats die voor minerale oliën als zodanig is aangewezen, indien:
1°. het buiten de accijnsgoederenplaats brengen van de minerale oliën ingevolge de Wet op de accijns niet als uitslag tot verbruik is of wordt aangemerkt;
2°. voor het vervoer van de minerale oliën ingevolge de Wet op de accijns een document is afgegeven als bedoeld in Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PbEU 2009, L 197); en
3°. de minerale oliën niet worden vervoerd naar een andere lidstaat noch worden uitgevoerd of opgeslagen in een entrepot;
Bijzondere bepaling
Op verzoek wordt, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën aangewezen voor een bijzondere regeling ingevolge welke de voorwaarden die zijn gesteld ter zake van de onder a bedoelde leveringen van accijnsgoederen die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats, niet van toepassing zijn. Bij de uitslag tot verbruik van die minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns wordt de belasting geheven ter zake van de daaraan voorafgaande levering naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de ter zake van de uitslag tot verbruik verschuldigde accijns en de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot de minerale oliën met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.
8. a. bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen of soorten van goederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een ander entrepot dan een douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onder a en b, van de BTW-richtlijn 2006 dat niet-plaatsgebonden is;
b. bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen of soorten van goederen die zich bevinden in een ander entrepot dan een douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onder a en b, van de BTW-richtlijn 2006 dat plaatsgebonden is, niet zijnde een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën;
hetgeen onder een niet-plaatsgebonden en onder een plaatsgebonden entrepot als bedoeld in deze post wordt verstaan, wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vastgesteld bij ministeriële regeling.
Bijzondere bepaling
Bij het beëindigen van de opslag van de goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b, wordt de belasting ter zake van de daaraan voorafgaande levering geheven naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot die goederen met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van het beëindigen van de opslag. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld hetgeen wordt verstaan onder het beëindigen van de opslag van goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b.
9. goederen die de ondernemer op grond van artikel 3c, tweede lid, geacht wordt te hebben ontvangen en geleverd, de levering van die goederen aan die ondernemer;
10. levering van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, bestemd om te worden geïnstalleerd op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
b. 1. a. de diensten die worden verricht ten aanzien van goederen als bedoeld in de posten a.1, a.2, a.7 en a.8;
b. de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de schepen, bedoeld in post a.3, onder a tot en met d, alsmede de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen – met inbegrip van uitrusting voor de visserij – die met die schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;
c. de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de luchtvaartuigen, bedoeld in post a.3, onder e, alsmede de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;
d. andere diensten dan de diensten, bedoeld onder b en c, die worden verricht voor de rechtstreekse behoeften van de schepen, bedoeld in post a.3, onder a tot en met d, en hun lading en de luchtvaartuigen, bedoeld in post a.3, onder e, en hun lading;
2. de diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen en waarvan de waarde met toepassing van artikel 19, tweede lid, onderdeel b, in de maatstaf van heffing is begrepen;
3. het vervoer van personen door middel van zeeschepen of luchtvaartuigen, indien de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland is gelegen;
4. de diensten van tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van derden, welke betrekking hebben op niet in de Unie verrichte prestaties dan wel op prestaties als zijn bedoeld onder 2 en 3;
5. de diensten, bestaande in werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken welke zijn ontvangen ten einde die werkzaamheden in Nederland te ondergaan en naar een plaats buiten de Unie worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van degene die de dienst heeft verricht, dan wel degene aan wie de dienst is verleend, indien deze laatste buiten Nederland woont of is gevestigd;
6. het intracommunautair goederenvervoer naar of vanaf de eilanden die de autonome regio’s van de Azoren en van Madeira vormen, alsmede het vervoer van goederen tussen deze eilanden;
7. de installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Wet van 30 september 1893, op het faillissement en de surséance van betaling
Opschrift
Besluit van 22 juni 1971 tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer
Wet van 30 september 1893, op het faillissement en de surséance van betaling
In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk;
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat de wettelijke bepalingen omtrent het faillissement en de surséance van betaling herziening vereischen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Besluit van 22 juni 1971 tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 29 april 1971, nr. B71/8431, directie Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;
Gelet op de artikelen 11, derde lid, 15, 37, en 53 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Stb. 1970, 611);
De Raad van State gehoord (advies van 2 juni 1971, nr. 6);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18 juni 1971, nr. B 71/11450, directie Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven op het Loo den 30sten September 1893 EMMA.
De Minister van Justitie. SMIDT.
Uitgegeven den zesden October 1893. De Minister van Justitie, SMIDT.
Slotformulier en ondertekening
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Soestdijk 22 juni 1971 JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
Uitgegeven de vierentwintigste juni 1971. De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
Bijlage
Bijlage
a. De waarde van een canon, een retributie of een huur van het leven van één persoon afhankelijk, wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met:
16,
wanneer degene gedurende wiens leven de schuldplichtigheid moet plaatshebben
jonger dan 20 jaar is,
15,
20 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is,
14,
30 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is,
13,
40 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is,
12,
50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is,
11,
55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is,
10,
60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is,
8,
65 jaar of ouder, doch jonger dan 70 jaar is,
7,
70 jaar of ouder, doch jonger dan 75 jaar is,
5,
75 jaar of ouder, doch jonger dan 80 jaar is
4,
80 jaar of ouder, doch jonger dan 85 jaar is,
3,
85 jaar of ouder, doch jonger dan 90 jaar is,
2,
90 jaar of ouder is.
b. De waarde van een canon, een retributie of een huur die na een bepaalde tijd vervalt, wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met het aantal jaren gedurende welke zij bestaat, iedere euro berekend tegen de volgende bedragen:
indien de schuldplichtigheid afhankelijk is van het leven van een persoon
indien de schuldplichtigheid niet van het leven afhankelijk is
jonger dan 40 jaar
40 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar
60 jaar of ouder
het eerste vijftal jaren
0,84
0,83
0,75
0,85
het tweede vijftal jaren
0,62
0,60
0,40
0,64
het derde vijftal jaren
0,46
0,42
0,15
0,48
het vierde vijftal jaren
0,34
0,28
0,04
0,36
het vijfde vijftal jaren
0,25
0,18
0,02
0,28
de volgende jaren
0,12
0,06
–
0,15
c. De waarde van een canon, een retributie of een huur voor onbepaalde tijd, die niet van het leven afhankelijk is, wordt gesteld op het zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag.
d. De overeenkomstig onderdeel b berekende waarde kan, indien de schuldplichtigheid:
1. van het leven afhankelijk is, niet hoger zijn dan de waarde die verkregen zou zijn, wanneer de schuldplichtigheid niet tevens na een bepaalde tijd zou vervallen;
2. niet van het leven afhankelijk is, niet hoger zijn dan het zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag.
e. Een canon, een retributie of een huur die vervalt bij het overlijden:
1. van de langstlevende van twee of meer personen, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie of een huur, afhankelijk van het leven van iemand die vijf jaren jonger is dan de jongste van de vorenbedoelde personen;
2. van de eerststervende van twee of meer personen, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie of een huur, afhankelijk van het leven van iemand die vijf jaren ouder is dan de oudste van de vorenbedoelde personen.
f. Een canon, een retributie of een huur tot een onzeker jaarlijks bedrag wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie of een huur tot het geschatte gemiddelde jaarlijkse bedrag.
g. De waarde van een schuldplichtigheid, niet vallende onder een van de vorige leden, wordt gesteld op het bedrag waarvoor zodanige schuldplichtigheid zou kunnen worden verkocht.
h. Een canon, een retributie of een huur tot andere zaken dan geld, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie of een huur tot een jaarlijks bedrag gelijk aan de waarde welke aan die zaken in het economische verkeer kan worden toegekend.
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Wet van 24 december 1970, houdende regeling van de formaliteit van registratie van akten
Opschrift
Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting
Wet van 24 december 1970, houdende regeling van de formaliteit van registratie van akten
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de algemene herziening van de registratie- en de zegelbelasting wenselijk is de formaliteit van registratie van akten bij een afzonderlijke wet te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting
De Staatssecretaris van Financiën,,
Gelet op de artikelen 1a, achtste lid, 16, derde lid, 17, tweede lid, 32, eerste lid, onder 8°, onderdeel e, 33, onder 5°, 35b, eerste lid, 35c, vijfde en achtste lid, 35d, tweede lid, 35e, zesde lid, 73 en 75, eerste lid, Successiewet 1956.
Besluit:
Artikel 1
Artikel 1
1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. KNB: Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie als genoemd in artikel 60 van de Wet op het notarisambt;
b. Onze Minister: Onze Minister van Financiën.
2 Onder registratie van akten wordt verstaan:
a. de opname van elektronische afschriften van notariële akten of van elektronische kopieën als bedoeld in artikel 4, derde lid, in een register dat wordt gehouden door de KNB;
b. het vermelden van de gehele of gedeeltelijke inhoud van akten waarvan de registratie wettelijk is vereist voor de geldigheid van een rechtshandeling, andere dan notariële akten, in registers die worden gehouden door daartoe door Onze Minister aangewezen inspecteurs van de rijksbelastingdienst.
Artikel 2
Artikel 2 [Vervallen per 01-01-2013]
[Vervallen]
Artikel 3
Artikel 3
1 Notariële akten, welke niet zijn genoemd in artikel 4, eerste lid, moeten binnen tien dagen na de dag waarop de akten zijn opgemaakt, door die ambtenaren ter registratie worden aangeboden.
2 Notariële akten worden ter registratie aangeboden door een elektronisch afschrift daarvan langs elektronische weg te zenden aan de KNB.
3 Bij regeling van Onze Minister wordt, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, bepaald:
a. hoe het in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, genoemde register is ingericht;
b. op welke wijze de registratie geschiedt;
c. op welke wijze blijkt dat een akte is geregistreerd;
d. hoe lang de gegevens in het register worden bewaard.
Artikel 4
Artikel 4
1 Uiterste willen en de daarop of op omslagen daarvan gestelde aantekeningen, andere akten welke uitsluitend uiterste wilsbeschikkingen of de herroeping van uiterste wilsbeschikkingen inhouden, zomede akten van bewaargeving, superscriptie of teruggaaf van uiterste willen moeten door de notaris onder wie zij berusten, ter registratie worden aangeboden binnen een maand na de dag waarop het overlijden of de vaststelling van vermissing van de beschikker te zijner kennis is gekomen, met dien verstande dat deze termijn niet eerder aanvangt, dan met de dag, volgende op die waarop de akten onder de notaris zijn komen te berusten.
2 Het eerste en het derde lid gelden niet ten aanzien van de in artikel 97 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde akten en van akten waarvan de beschikkingen niet meer van kracht zijn op het tijdstip van het overlijden of van de vaststelling van vermissing van de beschikker.
3 Van akten als bedoeld in het eerste lid die ingevolge artikel 58 van de Wet op het notarisambt zijn overgebracht naar de algemene bewaarplaats, wordt door de notaris een elektronische kopie ter registratie aan de KNB aangeboden binnen een maand na de dag waarop het overlijden of de vaststelling van vermissing van de beschikker te zijner kennis is gekomen.
Artikel 5
Artikel 5
Akten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, worden geregistreerd, wanneer zij daartoe worden aangeboden.
Artikel 6
Artikel 6
1 Op vordering van de inspecteur moet van een akte welke in een vreemde taal is gesteld, worden overgelegd een letterlijke vertaling in het Nederlands, voor overeenstemmend verklaard door een beëdigd vertaler in de zin van de Wet beëdigde tolken en vertalers. Indien het een notariële akte betreft, kan de vertaling voor overeenstemmend worden verklaard door de notaris die de akte heeft opgemaakt.
2 Ten aanzien van een akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, doet de inspecteur op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze van zijn vordering blijken. De vertaling van de akte moet binnen een maand na de dagtekening van de vordering, bedoeld in de eerste volzin, bij de inspecteur worden aangeleverd.
3 Is niet voldaan aan het eerste of tweede lid, dan wordt de aanbieding ter registratie geacht niet te hebben plaatsgehad.
Slotformulier en ondertekening
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Financiën, J.C. de Jager
Artikel 7
Artikel 7
1 De notaris is verplicht de door hem opgemaakte akten dagelijks langs elektronische weg in te schrijven in een door de KNB, per notaris, gehouden repertorium.
2 Bij regeling van Onze Minister wordt, na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, de wijze waarop de inschrijving geschiedt alsmede de inrichting en de wijze van bijhouding van het repertorium, bedoeld in het eerste lid, bepaald.
Artikel 7a
Artikel 7a
1 De KNB zendt op een bij regeling van Onze Minister te bepalen wijze aan een door Onze Minister aangewezen ambtenaar van de rijksbelastingdienst een elektronisch afschrift of elektronische kopie in de gevallen, bedoeld in artikel 4, derde lid, van iedere ter registratie aangeboden akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, alsmede van het repertorium, bedoeld in artikel 7, eerste lid.
2 De inspecteur of door Onze Minister aangewezen andere ambtenaren van de rijksbelastingdienst hebben inzage in het door de KNB gehouden register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, en in het repertorium, bedoeld in artikel 7, eerste lid.
Artikel 7b
Artikel 7b
1 De notaris zendt op verzoek van een door Onze Minister aangewezen ambtenaar van de rijksbelastingdienst, op een bij regeling van Onze Minister te bepalen wijze, een elektronische kopie van een aan een notariële akte gehecht stuk (annex) aan deze ambtenaar.
2 De notaris kan op ieder moment eigener beweging een elektronische kopie van een annex als bedoeld in het eerste lid toezenden op de krachtens het eerste lid te bepalen wijze.
Artikel 8
Artikel 8
1 De notaris is gehouden aan de inspecteur of een door Onze Minister aangewezen andere ambtenaar van de rijksbelastingdienst:
a. de door deze gevorderde gegevens en inlichtingen te verstrekken welke van belang kunnen zijn om te beoordelen of aan de bepalingen van deze wet is voldaan;
b. desgevorderd de onder hem berustende akten en registers ter inzage te verstrekken ter plaatse waar zij zich bevinden;
c. toe te staan, afschriften van of uittreksels uit de onder letter b bedoelde bescheiden te maken, dan wel die bescheiden voor ten hoogste drie dagen tot nader onderzoek onder zich te nemen. De notaris wordt desgevraagd in de gelegenheid gesteld een afschrift van of uittreksel uit de bescheiden te maken.
2 Het eerste lid geldt niet ten aanzien van de in artikel 4, eerste lid, genoemde akten, zolang de beschikkers in leven zijn.
3 Voldoening aan de bij het eerste lid omschreven verplichtingen kan gevorderd worden op elke dag, met uitzondering van zaterdagen, zondagen, algemeen erkende feestdagen in de zin van de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314) en de bij of krachtens artikel 3 van die wet daarmede gelijkgestelde dagen, mits tussen des voormiddags negen uur en des namiddags vier uur.
4 Wordt de toegang tot de plaats, met inbegrip van een woning, waar de akten en registers zich bevinden of redelijkerwijs vermoed kunnen worden zich te bevinden, geweigerd, dan is de inspecteur of de in het eerste lid bedoelde andere ambtenaar bevoegd zich die toegang met behulp van de sterke arm te verschaffen.
Artikel 9
Artikel 9
De notaris is bevoegd onder hem berustende akten welke niet zijn genoemd in artikel 4, eerste lid, voor ten hoogste veertien dagen tegen ontvangbewijs af te geven aan de inspecteur of de in artikel 8, eerste lid, bedoelde andere ambtenaar.
Artikel 10
Artikel 10
1 Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze wet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van enige wet (geheimhoudingsplicht).
2 De geheimhoudingsplicht geldt niet indien:
a. enig wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht;
b. bij regeling van Onze Minister is bepaald dat bekendmaking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan;
c. bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben voorzover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt.
3 In andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid kan Onze Minister ontheffing verlenen van de geheimhoudingsplicht.
4 Aan de openbare ambtenaar die een akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, heeft opgemaakt of ter registratie heeft aangeboden, zijn plaatsvervanger of zijn opvolger, wordt ter zake van die akte door de KNB inzage verleend in de registers van registratie. Aan degenen die partij zijn bij een akte, hun erfgenamen of hun rechtverkrijgenden wordt ter zake van een akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, met uitzondering van een akte als bedoeld in artikel 4, eerste lid, zolang de beschikker nog in leven is, door de KNB desgevraagd een uittreksel uit het repertorium afgegeven.
5 In afwijking in zoverre van het vierde lid wordt aan de openbare ambtenaar die een akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, heeft opgemaakt of ter registratie heeft aangeboden, zijn plaatsvervanger of zijn opvolger alsmede aan degenen die partij zijn bij een dergelijke akte, hun erfgenamen of hun rechtverkrijgenden ter zake van die akte door de inspecteur inzage verleend in de registers van registratie indien die akte ter registratie is aangeboden vóór de datum, bedoeld in artikel V, eerste lid, van de Wet elektronische registratie notariële akten, dan wel voor de datum, bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Ter zake van overige geregistreerde akten wordt door de inspecteur inzage verleend in de registers van registratie aan degenen die partij zijn bij een dergelijke akte, hun erfgenamen of hun rechtverkrijgenden.
Artikel 11
Artikel 11
De Staat is aansprakelijk voor de schade wegens verlies of beschadiging van een ingevolge deze wet onder een ambtenaar van de rijksbelastingdienst berustende akte.
Artikel 12
Artikel 12 [Vervallen per 01-01-2008]
[Vervallen]
Artikel 13
Artikel 13
Onze Minister bepaalt:
a. aan welke ambtenaren van de rijksbelastingdienst de aanbieding ter registratie van akten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, moet geschieden en welke inspecteur bevoegd is ten aanzien van de verplichtingen van notarissen;
b. de dagen en de uren waarop de kantoren voor het aanbieden van akten ter registratie zijn geopend;
c. de inrichting van de registers van registratie en de wijze waarop de registratie geschiedt;
d. de wijze waarop blijkt dat een akte is geregistreerd.
Artikel 13a
Artikel 13a
1 Op de taken, genoemd in deze wet en de daarop berustende bepalingen, van de KNB zijn de artikelen 18, 19, 20, 23, 26, 27, 34, 35 en 41, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van overeenkomstige toepassing.
2 De kosten die de KNB maakt ten behoeve van de uitoefening van de in deze wet neergelegde taken komen, volgens bij regeling van Onze Minister te stellen regels, ten laste van Onze Minister.
Artikel 14
Artikel 14
1 Hij die niet voldoet aan een verplichting, hem bij of krachtens de artikelen 3, 4 of 7 opgelegd, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
2 De notaris die niet voldoet aan een verplichting, hem bij artikel 8 opgelegd, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
3 De notaris die, ingevolge artikel 8 desgevraagd gehouden zijnde tot het verschaffen van gegevens of inlichtingen, onjuiste of onvolledige gegevens of inlichtingen verstrekt, wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.
4 De afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk IX van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15
Artikel 15
1 Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
2 Zij kan worden aangehaald als 'Registratiewet 1970'.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk 24 december 1970 JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
Uitgegeven de negenentwintigste december 1970. De Minister van Justitie a.i., H. K. J. BEERNINK.
Boek 2 Rechtspersonen
Boek 2 Rechtspersonen
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 6, Verbintenissenrecht
Opschrift
Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001)
Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de grondslag van de belasting op inkomen te verbreden en te versterken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage 11 mei 2000 Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. J. Bos
De Minister van Financiën, G. Zalm
Uitgegeven de dertigste mei 2000 De Minister van Justitie, A. H. Korthals
267618.png
267619.png
267620.png
251526.png
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Opschrift
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
Gelet op de artikelen 3, vierde lid, 7, derde lid, 8, derde lid, 11, eerste lid, letters a, 2°, b, 5°, en p 15, eerste lid, letter b, 1°, en vijfde lid, 23, eerste lid, 24, tweede lid, 25, tweede en derde lid, 26, 27, zevende lid, 31, 33, tweede en zesde lid, 34, 35, vijfde lid, 50, vijfde, twaalfde en vijftiende lid, en 50a, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329), letter a, posten 29, letter d en 32, van de bij die wet behorende tabel I, de bijzondere bepaling op letter a, post 2, van de bij die wet behorende tabel II, artikel 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301), alsmede de artikelen 4, letter c, 9, derde lid, 12, derde lid, 13, 23 en 24b, achtste lid, en 24ba, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (Stb. 423);
Besluit:
Bijlage A
Bijlage A
Goederenomschrijving |
Post (of onderverdeling) van de gecombineerde nomenclatuur |
Haar van varkens of van wilde zwijnen; dassenhaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk; afval van dit haar |
0502 |
Darmen, blazen en magen van dieren (andere dan die van vissen), in hun geheel of in stukken, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt |
0504 |
Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren |
0505 |
Beenderen en hoornpitten, ruw, ontvet of eenvoudig voorbehandeld (doch niet in vorm gesneden), met zuur behandeld of ontdaan van gelatine; poeder en afval van deze stoffen |
0506 |
Grijze amber, bevergeil, civet en muskus; Spaanse vlieg; gal, ook indien gedroogd; klieren en andere stoffen van dierlijke oorsprong, die worden gebruikt voor het bereiden van farmaceutische producten, vers, gekoeld, bevroren of anderszins voorlopig geconserveerd |
0510 |
Darmen, blazen en magen van vissen, pezen en zenen; snippers en dergelijk afval van ongelooide huiden en vellen |
ex 0511 |
Mout, ook indien gebrand |
1107 |
Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand |
1801 |
Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao |
1802 |
Cacaopasta, ook indien ontvet |
1803 |
Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak |
ex 2401 |
IJzerkies, ongeroost |
2502 |
Marmer, travertijn, ecaussine en andere kalksteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, met een schijnbare dichtheid van 2,5 of meer, en albast, ook indien enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze |
2515 |
Graniet, porfier, basalt, zandsteen en andere natuursteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, ook indien enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze |
2516 |
Korrels, scherven, splinters en poeder van de steensoorten bedoeld bij de posten 2515 en 2516, ook indien zij een warmtebehandeling hebben ondergaan, van marmer |
2517 41 00 |
Kalksteen voor hoogoventoeslag; kalksteen voor de vervaardiging van kalk of van cement |
2521 |
Hydraulisch cement (cementklinker daaronder begrepen), ook indien gekleurd |
2523 |
Ertsen, slakken en assen |
2601 t/m 2620 |
Andere slakken en andere assen, as van zeewier daaronder begrepen, andere dan uit melasse gewonnen potas |
ex 2621 |
Ruwe aardolie en ruwe olie uit bitumineuze mineralen |
2709 |
Petroleumbitumen |
2713 20 00 |
Natuurlijk bitumen en natuurlijk asfalt; bitumineuze leisteen en bitumineus zand; asfaltiet en asfaltsteen |
2714 |
Calciumcarbonaat |
2836 50 00 |
Ruw thorium; resten en afval daarvan |
ex 2844 30 55 |
Tannine (looizuur), alsmede zouten, ethers, esters en andere derivaten daarvan |
ex 3201 |
Synthetische organische looistoffen; anorganische looistoffen; preparaten voor het looien, ook indien zij natuurlijke looistoffen bevatten; enzympreparaten voor het voorlooien |
3202 |
Dopes (antiklopmiddelen, oxidatievertragers, peptisatiemiddelen, middelen ter verbetering van de viscositeit, corrosievertragers en dergelijke preparaten), voor minerale olie (benzine daaronder begrepen) |
ex 3811 |
Natuurlijke rubber, balata, gutta-percha, guayule, chicle en dergelijke natuurlijke gommen, in primaire vormen of in de vorm van gerookte vellen of vellen crêperubber |
ex 4001 |
Synthetische rubber en uit olie vervaardigde factis, in primaire vormen; mengsels van natuurlijke rubber en synthetische rubber, in de vorm van latex |
ex 4002 |
Basismengsels (‘master-batches’), andere dan die bestaande uit mengsels van rubber en carbonblack of dergelijk zwartsel of van rubber met siliciumdioxide |
ex 4005 |
Huiden en vellen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld („pickled’) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit |
4101 t/m 4103 |
Kips van Indische runderen, in gehele staat (ook indien zonder kop en zonder poten), wegende per stuk niet meer dan 4,5 kg, enkel met plantaardige stoffen voorgelooid of gelooid, ook indien verder bewerkt, maar niet als zodanig bruikbaar voor het vervaardigen van werken van leder |
4104 41 11 en 4104 49 11 |
Gelooide huiden en vellen van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden of van paardachtigen |
ex 4104 |
Gelooide onthaarde huiden en vellen van Indische bastaards, voorgelooid met plantaardige stoffen, ook indien verder bewerkt, maar niet als zodanig bruikbaar voor het vervaardigen van werken van leder |
4105 30 10 |
Gelooide onthaarde huiden en vellen van Indische geiten, voorgelooid met plantaardige stoffen, ook indien verder bewerkt, maar niet als zodanig bruikbaar voor het vervaardigen van werken van leder |
4106 22 10 |
Wol, niet gekaard en niet gekamd |
5101 |
Fijn haar en grof haar, niet gekaard en niet gekamd |
5102 |
Afval van wol, van fijn haar of van grof haar, afval van garen daaronder begrepen doch met uitzondering van rafelwol en van rafelingen van haar |
5103 |
Rafelwol en rafelingen van fijn haar of van grof haar |
5104 |
Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van vlas |
5301 |
Jute en andere bastvezels (andere dan vlas, hennep en ramee), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van deze vezels |
5303 |
Synthetische of kunstmatige stapelvezels |
5501 t/m 5507 |
Al dan niet vervilte weefsels, ook indien geïmpregneerd of voorzien van een deklaag van de soort gebruikt op papiermachines of voor ander technisch gebruik, met enkelvoudige ketting en/of inslag, dan wel plat geweven met meervoudige ketting en/of inslag |
ex 5911 |
Lompen en vodden; afval en oud goed, van bindgaren, van touw of van kabel |
6310 |
Resten en afval, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen; andere resten en afval, bevattende edele metalen of verbindingen van edele metalen, van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het terugwinnen van edele metalen |
7112 |
Gietijzer en spiegelijzer, in gietelingen, in blokken of in andere primaire vormen, niet-gelegeerd, bevattende niet meer dan 0,5 gewichtspercent fosfor en bevattende minder dan 0,1 gewichtspercent mangaan |
7201 1090 |
Ferrolegeringen |
7202 |
Resten en afval, van gietijzer |
7204 10 |
Resten en afval, van roestvrij staal |
7204 21 |
Resten en afval, van vertind ijzer en staal |
7204 30 |
Draaisel, krullen, spanen, slijpsel, zaagsel, vijlsel en afval van het stampen of stansen, ook indien in pakketten |
7204 41 |
Andere resten en afval |
7204 49 |
Afvalingots |
7204 50 |
Ingots van ijzer of van niet-gelegeerd staal, bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof |
ex 7206 10 |
Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, andere dan door continugieten verkregen en andere dan gesmede producten |
ex 7207 |
Gewalste platte producten, enkel warm gewalst, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof, met een breedte van 600 mm of meer |
ex 7208 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, enkel koud gewalst, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof |
ex 7209 |
Gewalste platte producten, enkel warm gewalst, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof |
ex 7211 |
Gewalste platte producten, enkel koud gewalst, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof, anders dan bestemd voor het vervaardigen van blik |
ex 7211 |
Gewalste platte producten, warm gewalst, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof, met een rechthoekige dwarsdoorsnede, met een dikte van 1,5 of meer mm en een breedte van meer dan 500 mm, op rollen wegende 500 of meer kg, of overlangs warm gewalst in gesloten kalibers of op het universeel walswerk, met een dikte van meer dan 5 mm doch niet meer dan 100 mm en met een breedte van meer dan 150 mm doch niet meer dan 1.200 mm |
ex 7208 en ex 7211 |
Staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal, enkel warm gewalst of warm geperst, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof |
ex 7214 |
Profielen van ijzer of van niet-gelegeerd staal, enkel warm gewalst of warm geperst, bevattende minder dan 0,6 gewichtspercenten koolstof |
ex 7216 |
Ingots en halffabricaten van roestvrij staal, andere dan door continugieten verkregen |
ex 7218 |
Gewalste platte producten, warm gewalst, van roestvrij staal, met een rechthoekige dwarsdoorsnede, met een dikte van 1,5 of meer mm en een breedte van meer dan 500 mm, op rollen wegende 500 of meer kg, of overlangs warm gewalst in gesloten kalibers of op het universeel walswerk, met een dikte van meer dan 5 mm doch niet meer dan 100 mm en met een breedte van meer dan 150 mm doch niet meer dan 1.200 mm |
ex 7219 en ex 7220 |
Ingots en halffabricaten van ander gelegeerd staal, andere dan door continugieten verkregen |
ex 7224 |
Gewalste platte producten, warm gewalst, van ander gelegeerd staal, met een rechthoekige dwarsdoorsnede, met een dikte van 1,5 of meer mm en een breedte van meer dan 500 mm, op rollen wegende 500 of meer kg, of overlangs warm gewalst in gesloten kalibers of op het universeel walswerk, met een dikte van meer dan 5 mm doch niet meer dan 100 mm en met een breedte van meer dan 150 mm doch niet meer dan 1.200 mm |
ex 7225 en ex 7226 |
Kopersteen of ruwsteen; cementkoper (neergeslagen koper) |
7401 |
Niet-geraffineerd koper; anoden van koper voor het elektrolytisch raffineren |
7402 |
Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw |
7403 |
Resten en afval, van koper |
7404 |
Toeslaglegeringen van koper, bevattende niet meer dan 8 gewichtspercenten fosfor |
ex 7405 |
Nikkelmatte, nikkeloxidesinters en andere tussenproducten van de nikkelmetallurgie |
7501 |
Ruw nikkel |
7502 |
Resten en afval, van nikkel |
7503 |
Ruw aluminium |
7601 |
Ruw lood |
7801 |
Resten en afval, van lood |
7802 |
Ruw zink |
7901 |
Resten en afval, van zink |
7902 |
Ruw tin |
8001 |
Resten en afval, van tin |
8002 |
Ruw kobalt |
ex 8105 20 |
Resten en afval van kobalt |
8105 30 |
Ruw bismut; resten en afval van bismut |
ex 8106 00 10 |
Ruw cadmium |
ex 8107 20 |
Resten en afval van cadmium |
8107 30 |
Ruw titaan |
ex 8108 20 |
Resten en afval van titaan |
8108 30 |
Ruw zirkonium |
ex 8109 20 |
Resten en afval van zirkonium |
8109 30 |
Ruw antimoon |
ex 8110 10 |
Resten en afval van antimoon |
8110 20 |
Ruw mangaan |
ex 8111 00 11 |
Resten en afval van mangaan |
8111 00 19 |
Ruw chroom, germanium, vanadium, gallium, hafnium (celtium), indium, niobium (columbium), rhenium en thallium; resten en afval van deze metalen |
ex 8112 |
Luchtvaartuigmotoren |
8407 10 |
Turbinestraalmotoren |
8411 11 |
Turbinestraalmotoren |
8411 12 |
straalmotoren (reactiemotoren), andere dan turbinestraalmotoren |
8412 10 |
Bijlage B Opdracht tot uitvoer uit de Unie of tot plaatsing onder de douaneregeling douane-entrepot
Bijlage B Opdracht tot uitvoer uit de Unie of tot plaatsing onder de douaneregeling douane-entrepot
(Achtereenvolgende leveringen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968)
Ondergetekende, .......... (naamopdrachtgever)
te .......... (bedrijfsadresopdrachtgever)
geeft aan .......... (naamleverancier)
te .......... (bedrijfsadresleverancier)
opdracht de aan eerstgenoemde te leveren goederen, welke hieronder zijn omschreven,
a. rechtstreeks te zenden naar .......... (plaats) gelegen buiten de Unie. (*)
b. te leveren aan boord van het schip .......... (naam), in de haven van .......... (plaats), waarmee de uitvoer van de goederen uit de Unie zal geschieden. (*)
c. te leveren in .......... (soortvervoermiddel), te .......... (plaats), waarmee de uitvoer van de goederen uit de Unie zal geschieden. (*)
d. te plaatsen in het douane-entrepot met vergunningnummer .......... te .......... (plaats). (*)
e. te leveren in .......... (soortvervoermiddel), te .......... (plaats), waarmee het vervoer van de goederen naar het douane-entrepot met vergunningnummer .......... te .......... (plaats) zal geschieden. (*)
De levering is derhalve, mits aan de overige formaliteiten is voldaan, onderworpen aan het tarief van nihil.
Dagtekening en nummer van: 1. verkoopfactuur(*) 2. inkoopfactuur(*) |
Te leveren goederen |
|
Soort naar gewone handelsbenaming |
Hoeveelheid |
|
1 .......... (*) 2 .......... (*) |
* Doorhalen wat niet van toepassing is
Datum ..........
De opdrachtgever,
(Handtekening van de opdrachtgever)
Bijlage C
Bijlage C [Vervallen per 01-01-1996]
[Vervallen]
Bijlage D
Bijlage D [Vervallen per 01-01-1996]
[Vervallen]
Bijlage E
Bijlage E [Vervallen per 18-03-2010]
[Vervallen]
Bijlage F
Bijlage F [Vervallen per 01-01-1989]
[Vervallen]
Bijlage G
Bijlage G [Vervallen per 29-12-1993]
[Vervallen]
Bijlage H
Bijlage H [Vervallen per 01-01-2001]
[Vervallen]
Bijlage I
Bijlage I
Goederenomschrijving |
Post (of onderverdeling) van de gecombineerde nomenclatuur |
Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm |
0714 |
Koffie, ongebrand |
0901 11 00 en 0901 12 00 |
Thee |
0902 |
Granen |
1001 t/m 1008 |
Oliehoudende zaden en vruchten |
1201 t/m 1207 |
Vetten en oliën |
1501 t/m 1516 |
Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen |
1520 |
Ruwe suiker |
1701 12 10 t/m 1701 14 90 |
Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker |
1703 |
Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand |
1801 |
Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao |
1802 |
Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie |
1804 00 00 |
Cacaopoeder, zonder toevoegde suiker of andere zoetstoffen |
1805 00 00 |
Tapioca |
ex 1903 |
Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, voor zover deze producten nog een be- of verwerking moeten ondergaan voordat zij aan eindgebruikers worden geleverd |
ex 2106 |
Resten en afval van de voedselindustrie |
2301 t/m 2308 |
Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, voor zover deze producten nog een be- of verwerking moeten ondergaan voordat zij aan eindgebruikers worden geleverd |
ex 2309 |
Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement |
2501 t/m 2530 |
IJzererts en concentraten daarvan, geroost ijzerkies (pyrietas) daaronder begrepen |
2601 |
Molybdeenerts en concentraten daarvan |
2613 |
Steenkool; briketten, eierkolen en dergelijke van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen |
2701 |
Olie en andere producten, verkregen bij het distilleren van hogetemperatuur-steenkoolteer; dergelijke producten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische overtreft |
2707 |
Ruwe aardolie en ruwe olie uit bitumineuze mineralen |
2709 |
Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen andere dan ruwe; preparaten bevattende als basisbestanddeel 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen, elders genoemd noch elders onder begrepen; afvalolie |
2710 |
Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen |
2711 |
Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, „slack wax’, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd |
2712 |
Petroleumbitumen |
2713 20 00 |
Elektrische energie met een spanning van ten minste 110 kilovolt |
ex 2716 00 00 |
Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen |
2801 t/m 2853 |
Organische chemische producten |
2901 t/m 2942 |
Ammoniumsulfaat onder de voorwaarde dat deze producten nog een be- of verwerking moeten ondergaan voordat zij aan eindgebruikers worden geleverd |
ex 3102 21 00 |
Mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen |
3102 4010 00 |
Mengsels van ureum en ammoniumnitraat, opgelost in water of in ammoniakwater |
3102 8000 00 |
Kleurstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong (verfstofextracten, andere dan dierlijk zwartsel, daaronder begrepen), ook indien chemisch welbepaald; preparaten bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk, op basis van kleurstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong |
3203 |
Synthetische organische kleurstoffen, ook indien chemisch welbepaald; preparaten bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk, op basis van synthetische organische kleurstoffen; synthetische organische producten van de soort gebruikt als fluorescerende heldermakende stoffen of als „lichtgevende stoffen’ (luminoforen), ook indien chemisch welbepaald |
3204 |
Etherische oliën (ook indien daaruit de terpenen zijn afgesplitst), vast of vloeibaar; harsaroma's; door extractie verkregen oleoharsen; geconcentreerde oplossingen van etherische oliën in vet, in vette oliën, in was of in dergelijke stoffen, verkregen door enfleurage of door maceratie; terpeenhoudende bijproducten, afgesplitst uit etherische oliën; gedistilleerd aromatisch water en waterige oplossingen van etherische oliën |
3301 |
Organische tensioactieve producten (andere dan zeep); tensioactieve bereidingen, wasmiddelen (hulppreparaten voor het wassen daaronder begrepen) en reinigingsmiddelen, ook indien zeep bevattend, andere dan die bedoeld bij post 3401 |
3402 |
Smeermiddelen (boor, snij- en draaiolie (koelolie), preparaten voor het losmaken van bouten en moeren, roest- en corrosiewerende preparaten en preparaten voor het insmeren van vormen, op basis van smeermiddelen, daaronder begrepen), alsmede preparaten van de soort gebruikt voor het smouten, vetten of oliën van textiel, van leder, van pelterijen of van andere stoffen, bevattende aardolie of olie uit bitumineuze mineralen |
3403 11 00 t/m 3403 19 90 |
Enzymen; bereidingen van enzymen, elders genoemd noch elders onder begrepen |
3507 |
Diverse producten van de chemische industrie |
3801 t/m 3826 |
Polymeren van ethyleen, in primaire vormen |
3901 |
Polymeren van propyleen of van andere olefinen, in primaire vormen |
3902 |
Polymeren van styreen, in primaire vormen |
3903 |
Polymeren van vinylchloride of van andere halogeenolefinen, in primaire vormen |
3904 |
Polyacetalen, andere polyethers en epoxyharsen, in primaire vormen; polycarbonaten, alkydharsen, polyallylesters en andere polyesters, in primaire vormen |
3907 |
Petroleumharsen, cumaronharsen, indeenharsen of cumaronindeenharsen en polyterpenen |
3911 10 00 |
Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van kunststof zonder celstructuur, niet versterkt, gelaagd of op dergelijke wijze gecombineerd met andere stoffen, niet op een drager |
3920 |
Synthetische rubber en uit olie vervaardigde factis, in primaire vormen of in platen, vellen of strippen; mengsels van producten bedoeld bij post 4001 met producten bedoeld bij deze post, in primaire vormen of in platen, vellen of strippen |
4002 |
Synthetische filamentgarens (andere dan naaigarens), niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, synthetische monofilamenten van minder dan 67 decitex daaronder begrepen |
5402 |
Ferrolegeringen |
7202 |
Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7207 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed |
7208 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, koud gewalst, niet geplateerd noch bekleed |
7209 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, geplateerd of bekleed |
7210 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, niet geplateerd noch bekleed |
7211 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, geplateerd of bekleed |
7212 |
Profielen van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7216 |
Gewalste platte producten van roestvrij staal, met een breedte van 600 mm of meer |
7219 |
Gewalste platte producten van roestvrij staal, met een breedte van minder dan 600 mm |
7220 |
Ander gelegeerd staal in ingots of in andere primaire vormen; halffabricaten van ander gelegeerd staal |
7224 |
Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer |
7225 |
Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm |
7226 |
Niet-geraffineerd koper; anoden van koper voor het elektrolytisch raffineren |
7402 |
Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw |
7403 |
Nikkeloxidesinters en andere tussenproducten van de nikkelmetallurgie |
7501 20 00 |
Ruw nikkel |
7502 |
Staven, profielen en draad, van nikkel |
7505 |
Platen, bladen en strippen, van nikkel |
7506 |
Aluminium en werken van aluminium |
7601 t/m 7610 |
Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen (buisjes en tubes daaronder begrepen), voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van aluminium, met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
7612 |
Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit |
7614 |
Ruw lood |
7801 |
Ruw zink |
7901 |
Platen, bladen en strippen, van zink |
7905 |
Ruw tin |
8001 |
Molybdeen en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8102 |
Magnesium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8104 |
Kobaltmatte en andere tussenproducten van de kobaltmetallurgie; kobalt en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8105 |
Bismut en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8106 |
Cadmium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8107 |
Titaan en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8108 |
Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8110 |
Mangaan en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8111 |
Beryllium, chroom, germanium, vanadium, gallium, hafnium (celtium), indium, niobium (columbium), rhenium en thallium, alsmede werken van deze metalen, resten en afval daaronder begrepen |
8112 |
Bijlage J
Bijlage J
1 kunstvoorwerpen:
a. schilderijen, collages en dergelijke decoratieve platen, schilderijen en tekeningen geheel van de hand van de kunstenaar, met uitzondering van bouwtekeningen en andere tekeningen voor industriële, commerciële, topografische en dergelijke doeleinden en van met de hand versierde voorwerpen alsmede van beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik (GN-code 9701);
b. originele gravures, originele etsen en originele litho's, dat wil zeggen een of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen die in een beperkte oplage rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproduktietechniek (GN-code 9702 00 00);
c. originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn, mits het werk geheel van de hand van de kunstenaar is; afgietsels van beeldhouwwerken in een oplage van maximaal acht exemplaren, die door de kunstenaar of diens rechthebbenden wordt gecontroleerd (GN-code 9703 00 00);
d. tapisserieën (GN-code 5805 00 00) en wandtextiel (ex 6304), met de hand vervaardigd volgens originele ontwerpen van kunstenaars, mits er niet meer dan acht exemplaren van elk zijn;
e. unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd;
f. emailwerk op koper, geheel met de hand vervaardigd tot maximaal acht genummerde en door de kunstenaar of het atelier gesigneerde exemplaren, met uitsluiting van sieraden, juwelen en edelsmeedwerk;
g. foto's die genomen zijn door de kunstenaar, door hem of onder zijn toezicht zijn afgedrukt, gesigneerd en genummerd, met een oplage van maximaal 30 exemplaren voor alle formaten en dragers samen.
2 voorwerpen voor verzamelingen:
a. postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedagsenveloppen en dergelijke, gestempeld of, indien ongestempeld, voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden (GN-code 9704 00 00);
b. verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang (GN-code 9705 00 00).
3 antiquiteiten:
andere voorwerpen dan kunstvoorwerpen en voorwerpen voor verzamelingen, ouder dan 100 jaar (GN-code 9706 00 00).
Bijlage K
Bijlage K
Goederenomschrijving |
Post (of onderverdeling) van de gecombineerde nomenclatuur |
Koffie, ongebrand |
0901 11 00 en 0901 12 00 |
Thee |
0902 |
Granen |
1001 t/m 1008 |
Oliehoudende zaden en vruchten |
1201 t/m 1207 |
Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand |
1801 |
Molybdeenerts en concentraten daarvan |
2613 |
Steenkool; briketten, eierkolen en dergelijke van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen |
2701 |
Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen |
2801 t/m 2853 |
Onverzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren en eenwaardige cyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan |
2916 |
Amidoverbindingen van carbonzuren of van koolzuur |
2924 |
Andere organische verbindingen van niet-metalen of van metalen |
2931 |
Organische tensioactieve producten (andere dan zeep); tensioactieve bereidingen, wasmiddelen (hulppreparaten voor het wassen daaronder begrepen) en reinigingsmiddelen, ook indien zeep bevattend, andere dan die bedoeld bij post 3401 |
3402 |
Onkruidbestrijdingsmiddelen |
3808 93 27 |
Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen |
3824 |
Polymeren van ethyleen, in primaire vormen |
3901 |
Polymeren van propyleen of van andere olefinen, in primaire vormen |
3902 |
Polymeren van styreen, in primaire vormen |
3903 |
Polyacetalen, andere polyethers en epoxyharsen, in primaire vormen; polycarbonaten, alkydharsen, polyallylesters en andere polyesters, in primaire vormen |
3907 |
Polyamiden in primaire vormen |
3908 |
Aminoharsen, fenolharsen en polyurethanen, in primaire vormen |
3909 |
Natron- en sulfaat-houtcellulose, andere dan die bedoeld bij post 4702 |
4703 |
Zilver (verguld zilver en geplatineerd zilver daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm |
7106 |
Platina, onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm |
7110 |
Ferrolegeringen |
7202 |
Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7207 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed |
7208 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, koud gewalst, niet geplateerd noch bekleed |
7209 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, geplateerd of bekleed |
7210 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, niet geplateerd noch bekleed |
7211 |
Gewalste platte producten, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm, geplateerd of bekleed |
7212 |
Staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal, enkel gesmeed, warm gewalst, warm getrokken of warm geperst, ook indien na het walsen getordeerd |
7214 |
Andere staven van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7215 |
Profielen van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7216 |
Gewalste platte producten van roestvrij staal, met een breedte van 600 mm of meer |
7219 |
Gewalste platte producten van roestvrij staal, met een breedte van minder dan 600 mm |
7220 |
Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer |
7225 |
Gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, met een breedte van minder dan 600 mm |
7226 |
Damwandprofielen van ijzer of van staal, ook indien van gaten voorzien of bestaande uit aaneengezette delen; gelaste profielen van ijzer of van staal |
7301 |
Andere buizen en pijpen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst), met een rond profiel en met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van ijzer of van staal |
7305 |
Andere buizen, pijpen en holle profielen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst of met enkel tegen elkaar liggende randen), van ijzer of van staal |
7306 |
Niet-geraffineerd koper; anoden van koper voor het elektrolytisch raffineren |
7402 |
Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw |
7403 |
Toeslaglegeringen van koper |
7405 |
Draad van koper |
7408 |
Nikkeloxidesinters en andere tussenproducten van de nikkelmetallurgie |
7501 20 00 |
Ruw nikkel |
7502 |
Poeder en schilfers, van nikkel |
7504 |
Staven, profielen en draad, van nikkel |
7505 |
Platen, bladen en strippen, van nikkel |
7506 |
Aluminium en werken van aluminium |
7601 t/m 7610 |
Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen (buisjes en tubes daaronder begrepen), voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van aluminium, met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
7612 |
Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit |
7614 |
Ruw lood |
7801 |
Ruw zink |
7901 |
Platen, bladen en strippen, van zink |
7905 |
Ruw tin |
8001 |
Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen |
8101 t/m 8113 |
Grafietelektroden |
ex 8545 11 |
Bijlage L
Bijlage L [Vervallen per 01-01-2011]
[Vervallen]
Boek 3 Vermogensrecht in het algemeen
Boek 3 Vermogensrecht in het algemeen
Algemene informatie
Opschrift
Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970
Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970
De Staatssecretaris van Financiën,
Handelende na overleg met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie;
Gelet op de artikelen 1, 3, 6, 7, 7a, 8 en 13 van de Registratiewet 1970, artikel 6 van de Wet op het centraal testamentenregister en artikel 18 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer;
Besluit:
Slotformulier en ondertekening
's-Gravenhage 10 oktober 2013
De Staatssecretaris van Financiën,F.H.H. Weekers
Bijlage A
Bijlage A [Vervallen per 01-01-2018]
[Vervallen]
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 7, Bijzondere overeenkomsten
Opschrift
Wet van 8 oktober 1969, houdende vervanging van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 door een nieuwe wettelijke regeling
Wet van 8 oktober 1969, houdende vervanging van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 door een nieuwe wettelijke regeling
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 door een meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wettelijke regeling te vervangen en in samenhang daarmede het Besluit op de Commissarissenbelasting 1941 te doen vervallen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk 8 oktober 1969 JULIANA.
De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
Uitgegeven de achtentwintigste oktober 1969. De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Wetboek van Koophandel
Opschrift
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001
De Staatssecretaris van Financiën;
Handelende na overleg met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op de artikelen 1.5, 2.2, 2.5, 2.14, 3.10, 3.13, 3.16, 3.17, 3.20, 3.27, 3.48, 3.49, 3.63, 3.83, 3.86, 3.87, 3.104, 3.138, 3.140, 3.141, 3.143, 3.145, 3.152, 3.154, 4.7, 4.14, 4.51, 5.14,5.15, 5.17, 5.18, 6.8, 6.14, 6.15, 6.17, 6.23, 6.26, 6.37 en 7.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001,
Besluit:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001
Slotformulier en ondertekening
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst
De staatssecretaris van Financiën, W. Bos.
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Algemene informatie
Opschrift
Besluit van 23 september 1968, tot vaststelling van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968
Besluit van 23 september 1968, tot vaststelling van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 23 september 1968, nr. D 68/6240, directie Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;
Gelet op artikel 16 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Artikel 1
1 De in artikel 15, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 bedoelde aftrek wordt uitgesloten in de gevallen waarin en voor zover de goederen en diensten worden gebezigd voor:
a. het voeren van een zekere staat;
b. het geven van relatiegeschenken of het doen van andere giften aan degenen bij wie, indien aan hen ter zake omzetbelasting in rekening is of zou zijn gebracht, deze in het geheel niet of hoofdzakelijk niet voor aftrek in aanmerking komt of zou komen;
c. het aan het personeel van de ondernemer verlenen van huisvesting, uitkeren van loon in natura, geven van gelegenheid tot sport, ontspanning of privé-vervoer, dan wel voor andere persoonlijke doeleinden van dat personeel. De terbeschikkingstelling van een auto wordt van het vorenstaande uitgezonderd.
2 Onder relatiegeschenken of andere giften worden verstaan alle prestaties welke de ondernemer in verband met zakelijke verhoudingen of uit vrijgevigheid ten behoeve van anderen verricht zonder vergoeding of tegen een vergoeding welke lager is dan de aanschaffings- of voortbrengingskosten dan wel, in geval van diensten, de kostprijs van die prestaties de omzetbelasting niet daaronder begrepen.
3 Onder de prestaties als zijn bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden niet begrepen:
a. het verstrekken van spijzen en dranken aan het personeel van de ondernemer;
b. het vervoer van het personeel van de ondernemer tussen de woon- of verblijfplaats en de plaats waar de werkzaamheden worden verricht, indien dit vervoer geschiedt in de vorm van besloten busvervoer als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Wet personenvervoer 2000 op grond van een krachtens die wet daartoe verleende vergunning;
c. het aan een werknemer verstrekken of ter beschikking stellen van een fiets voor het vervoer van die werknemer tussen zijn woon- of verblijfplaats en de plaats waar deze zijn werkzaamheden verricht, voorzover:
1°. de aanschaffings- of voortbrengingskosten van de fiets niet meer bedragen dan € 749 inclusief omzetbelasting of, in gevallen waarin de werkgever een gebruiksrecht van een derde heeft verworven, de totale kostprijs inclusief omzetbelasting van dat recht niet meer bedraagt dan € 749;
2°. in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren aan de werknemer geen fiets is verstrekt of ter beschikking is gesteld; en
3°. vanaf het verstrekken of ter beschikking stellen tot het einde van het kalenderjaar en in elk van de twee daaropvolgende kalenderjaren niet voor 50 percent of meer van het aantal dagen dat de werknemer pleegt te reizen tussen zijn woon- of verblijfplaats en de plaats waar deze zijn werkzaamheden verricht, wordt voorzien in een vergoeding of ander vervoer dan het vervoer per fiets;
d. outplacement ten behoeve van het personeel van de ondernemer.
Artikel 2
Artikel 2
Ingeval de ondernemer ter zake van een prestatie als is bedoeld in artikel 1, eerste lid, letter b of c, een vergoeding in rekening heeft gebracht en deswege omzetbelasting is verschuldigd, wordt de aftrek niet uitgesloten tot het bedrag van de ter zake van die prestatie verschuldigde belasting.
Artikel 3
Artikel 3
1 Indien goederen en diensten door de ondernemer worden gebezigd ten behoeve van de verstrekking van spijzen en dranken aan zijn personeel en hij ter zake van die verstrekking minder in rekening heeft gebracht dan het in het tweede lid omschreven bedrag, wordt de aftrek uitgesloten tot 9 percent van het verschil tussen dat bedrag en hetgeen in rekening is gebracht.
2 Het in het eerste lid bedoelde bedrag bestaat uit de aanschaffingskosten van de spijzen en dranken, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, vermeerderd met 25 percent. Voor zover de ondernemer de spijzen en dranken zelf heeft vervaardigd, worden in plaats van de aanschaffingskosten van de spijzen en dranken de aanschaffingskosten van de grondstoffen in aanmerking genomen.
Artikel 4
Artikel 4
1 Indien het totaal van de aanschaffings- of voortbrengingskosten dan wel de kostprijs, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, van alle door de ondernemer in een boekjaar ten behoeve van eenzelfde belanghebbende verrichte prestaties als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, letters b en c, en het op die belanghebbende betrekking hebbende deel van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde verschil niet meer bedraagt dan € 227, blijven die prestaties en dat deel van bedoeld verschil voor de toepassing van dit besluit buiten aanmerking.
2 Bij het berekenen van het in het eerste lid bedoelde totaal blijft het in artikel 3, eerste lid, bedoelde verschil buiten aanmerking, indien ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken aan het personeel van de ondernemer uitsluiting van de aftrek heeft plaatsgevonden op de voet van artikel 3.
Artikel 5
Artikel 5
1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1969.
2 Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968.
Slotformulier en ondertekening
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Soestdijk 25 september 1968 JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
Uitgegeven de zevenentwintigste september 1968. De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
Boek 4 Erfrecht
Boek 4 Erfrecht
Titel 1 Algemene bepalingen
Titel 1 Algemene bepalingen
Artikel 1
Artikel 1
1 Allen die zich in Nederland bevinden, zijn vrij en bevoegd tot het genot van de burgerlijke rechten.
2 Persoonlijke dienstbaarheden, van welke aard of onder welke benaming ook, worden niet geduld.
Artikel 2
Artikel 2
Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.
Artikel 3
Artikel 3
1 De graad van bloedverwantschap wordt bepaald door het getal der geboorten, die de bloedverwantschap hebben veroorzaakt. Hierbij telt een erkenning, een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap of een adoptie als een geboorte.
2 Door huwelijk of door geregistreerd partnerschap ontstaat tussen de ene echtgenoot dan wel de ene geregistreerde partner en een bloedverwant van de andere echtgenoot dan wel de andere geregistreerde partner aanverwantschap in dezelfde graad als er bloedverwantschap bestaat tussen de andere echtgenoot dan wel de andere geregistreerde partner en diens bloedverwant.
3 Door het eindigen van het huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt de aanverwantschap niet opgeheven.
Algemene informatie
Algemene informatie
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 7A, Bijzondere overeenkomsten (vervolg)
Opschrift
Wet van 16 december 1964, houdende vervanging van het Besluit op de Loonbelasting 1940 door een nieuwe wettelijke regeling
Wet van 16 december 1964, houdende vervanging van het Besluit op de Loonbelasting 1940 door een nieuwe wettelijke regeling
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Besluit op de Loonbelasting 1940 door een meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wettelijke regeling te vervangen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, iwe zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk 16 december 1964 JULIANA.
De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.
De Staatssecretaris van Financiën, VAN DEN BERGE.
Uitgegeven de achttiende december 1964. De Minister van Justitie a.i., E. H. TOXOPEUS.
Titel I Begripsbepalingen
Titel I Begripsbepalingen
Algemene informatie
Artikel 1
Artikel 1
1 Deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
a. notaris: de bekleder van het ambt, bedoeld in artikel 2;
b. toegevoegd notaris: de toegevoegd notaris, bedoeld in artikel 30b;
c. kandidaat-notaris: degene die voldoet aan één van de opleidingseisen genoemd in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van kandidaat-notaris afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties en die onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden verricht;
d. minuut: het originele exemplaar van een notariële akte;
e. repertorium: het register, bedoeld in artikel 7 van de Registratiewet 1970;
f. protocol: de minuten, notariële verklaringen, registers, afschriften, repertoria en kaartsystemen die onder de notaris berusten;
g. grosse: een in executoriale vorm uitgegeven afschrift of uittreksel van een notariële akte;
h. deeltijd: de werktijd die korter is dan een arbeidsduur welke gemiddeld zesendertig werkuren per week omvat;
i. de KNB: de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, bedoeld in artikel 60;
j. Onze Minister: Onze Minister voor Rechtsbescherming;
k. verordening: een verordening als bedoeld in artikel 89;
l. het Bureau: het Bureau Financieel Toezicht, bedoeld in artikel 110, eerste lid.
2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:
a. echtgenoot: geregistreerde partner;
b. gehuwd: geregistreerd.
Opschrift
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting; geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden en toelichting
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting; geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden en toelichting
De minister van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit bevat een samenvoeging, actualisering en verduidelijking van de besluiten van 11 augustus 2004, nr. CPP2004/664M en van 31 december 2004, nr. CPP2004/1568M. Daarnaast zijn in het besluit versoepelingen opgenomen bij de toepassing van de geruisloze omzetting in verhuursituaties (onderdeel 2.2.2.a.), bij de geruisloze omzetting door één ondernemer van meer objectieve ondernemingen (onderdeel 2.2.2.c.1.) en met betrekking tot de indieningstermijn van een verzoek (onderdeel 14.2). Ten slotte is in bijlage 2 de extra voorwaarde opgenomen die wordt gesteld in de situatie waarin een buitenlandse belastingplichtige de faciliteit van de geruisloze omzetting wenst toe te passen.
Slotformulier en ondertekening
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag 30 juni 2010
De minister van Financiën,J.C. de Jager
Bijlage 1
Bijlage 1
Standaardvoorwaarden voor de geruisloze omzetting als bedoeld in artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Definities
a. overgangstijdstip: het tijdstip van de overgang van de heffing van inkomstenbelasting naar de heffing van vennootschapsbelasting;
b. de vennootschap: de naar Nederlands recht opgerichte naamloze vennootschap of de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
Voorwaarden
1. Indien de belastingplichtige aandelen in de vennootschap vervreemdt binnen drie jaren na de inbreng van de onderneming in de vennootschap, wordt de inbreng geacht onderdeel uit te maken van een geheel van rechtshandelingen gericht op de overdracht van de onderneming, tenzij de belastingplichtige het tegendeel aannemelijk maakt.
2. De vennootschap treedt voor het bepalen van de winst van de omgezette onderneming vanaf het overgangstijdstip rechtstreeks in de plaats van de belastingplichtige, behoudens voorzover uit het verschil in wezen tussen de vennootschap en de belastingplichtige of uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 het tegendeel voortvloeit.
3. Voor de toepassing van artikel 20, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op vóór het overgangstijdstip door de vennootschap geleden verliezen en op terug te wentelen verlies van één der jaren ná het overgangstijdstip naar een vóór dat tijdstip gelegen jaar, wordt de winst van de vennootschap ieder jaar gesplitst in delen waarvan elk betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door respectievelijk de belastingplichtige en de vennootschap gedreven ondernemingen. Deze splitsing vindt plaats alsof geen inbreng heeft plaatsgevonden, waarbij slechts winst aan de onderneming van de belastingplichtige of van de vennootschap kan worden toegerekend voorzover deze als zodanig bij de vennootschap tot uitdrukking komt.
Indien een aldus uit de splitsing voortvloeiend deel negatief is wordt dit in mindering gebracht op het andere, positieve deel. Verliezen van de vennootschap geleden vóór het overgangstijdstip worden uitsluitend verrekend met het aan de vóór het overgangstijdstip door de vennootschap gedreven onderneming toe te rekenen positieve deel. Ná het overgangstijdstip door de vennootschap geleden verliezen die zijn toe te rekenen aan de reeds vóór het overgangstijdstip door de vennootschap gedreven onderneming, kunnen worden verrekend met belastbare winsten van vóór het overgangstijdstip. Ná het overgangstijdstip door de vennootschap geleden verliezen die zijn toe te rekenen aan de vóór het overgangstijdstip door de belastingplichtige gedreven onderneming zijn uitgesloten van verrekening met belastbare winsten van vóór het overgangstijdstip.
4. De belastingplichtige mag worden gecrediteerd voor de op het overgangstijdstip materieel verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Daarenboven mag de belastingplichtige ter afronding worden gecrediteerd voor een bedrag van ten hoogste 5% van hetgeen op de aandelen is gestort, maar voor niet meer dan € 25.000.
5. De ter zake van het ingebrachte vermogen uit te geven aandelen worden bij de belastingplichtige geplaatst. De aandelen moeten worden volgestort.
6. De verkrijgingsprijs bedoeld in artikel 4.21 van de Wet IB 2001 van de bij de omzetting verkregen aandelen wordt gesteld op de som van de fiscale boekwaarden op het overgangstijdstip van de vermogensbestanddelen die worden ingebracht. Indien en voorzover zonder de toepassing van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 voordelen – zowel positieve als negatieve voordelen – zouden zijn vrijgesteld door de toepassing van artikel 3.11 (vrijstelling voor bosbedrijf) of artikel 3.12 (landbouwvrijstelling) van de Wet IB 2001 wordt het bedrag bepaald op grond van de vorige volzin, verhoogd respectievelijk verlaagd met deze voordelen. Daarnaast vindt verhoging van dit bedrag plaats met 200% van de negatieve terugkeerreserve genoemd in artikel 3.65, derde lid, van de Wet IB 2001. Dit bedrag wordt vervolgens verminderd met het bedrag van de reserves als bedoeld in artikel 3.53, eerste lid, onderdeel a en b, van de Wet IB 2001, de bij de vennootschap bedongen lijfrenten als bedoeld in de artikelen 3.128 en 3.129 van de Wet IB 2001 en met de creditering als bedoeld in de vierde standaardvoorwaarde.
7a. De deelnemingsvrijstelling als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt geen toepassing op positieve voordelen uit hoofde van een deelneming tot het bedrag waarmee op het overgangstijdstip de waarde in het economische verkeer van die deelneming de boekwaarde overtreft.
7b. Ingeval in enig jaar zich een omstandigheid voordoet als aangeduid in voorwaarde 7c, wordt de vennootschap geacht in dat jaar voor de toepassing van voorwaarde 7a uit de in die voorwaarde bedoelde deelneming positieve voordelen te hebben genoten tot het bedrag waarmee op het overgangstijdstip de waarde in het economische verkeer van die deelneming de boekwaarde overtreft, voorzover dat bedrag de eerder op de voet van voorwaarde 7a in aanmerking genomen positieve voordelen overtreft.
7c. Een omstandigheid als bedoeld in voorwaarde 7b is:
a. de deelneming wordt geheel of voor een deel vervreemd;
b. de onderneming of een gedeelte van de onderneming van het lichaam waarin wordt deelgenomen, wordt vervreemd;
c. het aandeel in de winst dat de vennootschap uit hoofde van de deelneming toekomt, neemt af omdat een ander lichaam, dan wel een natuurlijk persoon een belang bij die winst verwerft;
d. de deelneming gaat bij de vennootschap behoren tot het vermogen van een buitenlandse onderneming op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is;
e. een vennootschap, zijnde een deelneming waarop voorwaarde 7a van toepassing is, wordt met toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geacht te zijn opgegaan in de vennootschap;
f. de deelneming wordt geheel of voor een deel overgedragen in het kader van een overdracht van een onderneming of een zelfstandig deel van een onderneming waarop artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is.
Voorwaarde 7b vindt geen toepassing ter zake van een omstandigheid als bedoeld onder a, b of c indien de vennootschap aannemelijk maakt dat is vervreemd aan een niet met haar verbonden lichaam in de zin van artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 respectievelijk een niet met haar verbonden natuurlijk persoon in de zin van artikel 3.92 van de Wet IB 2001.
7d. Het voor ingebrachte aandelen opgeofferde bedrag in de zin van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt niet hoger gesteld dan de boekwaarde van de desbetreffende aandelen op het overgangstijdstip. Voor de toepassing van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt het opgeofferde bedrag vermeerderd met de positieve voordelen uit hoofde van die deelneming waarop de deelnemingsvrijstelling op grond van voorwaarde 7a geen toepassing heeft gevonden.
7e. Voor de toepassing van artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt de periode waarin de deelneming heeft behoord tot het vermogen van de in te brengen onderneming toegerekend aan de vennootschap.
Waar in deze voorwaarde wordt gesproken over de deelneming wordt bedoeld een deelneming waarvoor de deelnemingsvrijstelling geldt.
Sinds 2010 valt hieronder ook de kwalificerende beleggingsdeelneming.
8. De vennootschap komt binnen vijftien maanden na het overgangstijdstip tot stand en de inbreng vindt eveneens binnen deze termijn plaats.
9. De vennootschap verklaart schriftelijk aan de voor de heffing van inkomstenbelasting bevoegde inspecteur dat zij de bovenstaande voorwaarden en beperkingen aanvaardt.
Bijlage 2
Bijlage 2
Extra voorwaarde: in buitenland woonachtige aandeelhouder
Artikel 3.65, eerste lid, eerste volzin, van de Wet IB 2001 (zogenoemde niet-stakingsfictie) geldt vanwege claimverlies niet voor zover de uit de toepassing van de faciliteit van de geruisloze omzetting voortvloeiende aanmerkelijkbelangclaim (als gevolg van verdragstoepassing) niet kan worden geëffectueerd. In dat geval verhoogt de inspecteur de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige met het bedrag van dat claimverlies (hierna: het geconserveerde bedrag). De verhoging vindt plaats in het laatste jaar waarin de resultaten van de onderneming van belastingplichtige in de inkomstenbelasting worden betrokken. Het voorgaande leidt er echter niet toe dat de in de vennootschapsbelasting gedreven onderneming voor het gestaakte aandeel tegen de werkelijke waarde wordt voortgezet.
Het geconserveerde bedrag wordt bepaald door het aanmerkelijkbelangtarief geldend in het jaar van de geruisloze omzetting te vermenigvuldigen met de belastingclaim die niet behouden blijft. De claim die niet behouden blijft, is gelijk aan de waarde in het economische verkeer van de om te zetten onderneming minus de boekwaarde van die onderneming op het overgangstijdstip en verminderd met de vennootschapsbelastingclaim die op het overgangstijdstip wordt gevestigd. Indien en voor zover zonder de toepassing van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 voordelen – zowel positieve als negatieve voordelen – zouden zijn vrijgesteld door de toepassing van artikel 3.11 of 3.12 van de Wet IB 2001 wordt de waarde in het economische verkeer van de onderneming genoemd in de vorige volzin tevens verlaagd respectievelijk verhoogd met deze voordelen.
De vennootschapsbelastingclaim wordt berekend door het vennootschapsbelastingtarief geldend in het jaar van de geruisloze omzetting te vermenigvuldigen met het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van de om te zetten onderneming en de boekwaarde van die onderneming op het overgangstijdstip. Hierbij wordt uiteraard ook rekening gehouden met eventuele objectieve vrijstellingen ex. artikel 3.11 of 3.12 van de Wet IB 2001.
De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor het geconserveerde bedrag mits voldoende zekerheid wordt gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger te stellen voorwaarden. Het schriftelijke verzoek en de zekerheidstelling blijven achterwege in geval de belastingschuldige in een lidstaat van de Europese Unie woont.
Het uitstel eindigt indien zich een situatie voordoet genoemd in artikel 25, achtste lid, onderdeel a of b, van de Invorderingswet 1990 dan wel indien de feitelijke leiding van de vennootschap wordt verplaatst naar een ander land dan Nederland.
Artikel 24, achtste lid, artikel 26, vierde en vijfde lid, onderdeel a, artikel 28, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zijn van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Deze voorwaarde brengt met zich dat de (inkomsten)belastingclaim in geval van toepassing van de faciliteit van de geruisloze omzetting in alle situaties globaal gehandhaafd blijft. Omdat de naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid tegen boekwaarden de onderneming voortzet, blijft deze claim doorgaans behouden. De inkomstenbelastingclaim wordt dan omgezet in een qua grootte vergelijkbare vennootschapsbelasting- en aanmerkelijkbelangclaim.
In situaties waarin (een deel van) de inkomstenbelastingclaim verloren dreigt te gaan, wordt op grond van deze voorwaarde dit claimverlies veilig gesteld door de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige met dit verlies te verhogen. De aanslag van het laatste jaar waarin de resultaten van de onderneming van belastingplichtige in de inkomstenbelasting worden betrokken, wordt verhoogd.
Genoemd claimverlies ontstaat onder andere indien een buitenlandse belastingplichtige een verzoek om toepassing van deze faciliteit doet. De consequentie van de voorwaarde is dat de onderneming voor een deel is gestaakt. Deze staking betekent echter niet dat de onderneming voor dit deel tegen de werkelijke waarde wordt voortgezet.
De berekening van genoemd geconserveerd bedrag is als volgt:
ab-tarief x ((waarde in het economisch verkeer onderneming -/- boekwaarde onderneming -/- vrijstelling artikel 3.11/3.12 Wet IB 2001) -/- vennootschapsbelastingclaim)
De vennootschapsbelastingclaim wordt bepaald door het vennootschapsbelastingtarief te vermenigvuldigen met het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de boekwaarde van de onderneming op het overgangstijdstip. Voor het geconserveerde bedrag wordt op verzoek van de natuurlijke persoon/aandeelhouder uitstel van betaling verleend. Belastingplichtige moet dan wel zekerheid stellen. In geval de aandeelhouder woonachtig is in een EU-lidstaat, verleent de ontvanger automatisch uitstel van betaling en vervalt de zekerheidstellingseis. Genoemd uitstel wordt beëindigd in geval en voor zover aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen, worden vervreemd. Hiertoe wordt ook gerekend de verplaatsing van de feitelijke leiding van de opgerichte vennootschap. De belastingaanslag wordt alsdan invorderbaar. Vervreemding wordt opgevat conform hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 met uitzondering van de situatie waarin de faciliteit van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt toegepast maar inclusief de situatie waarbij de feitelijke leiding van de vennootschap wordt verplaatst.
Gedurende het uitstel wordt niet overgegaan tot verrekening van uit te betalen belastingbedragen met de bedragen waarvoor uitstel van betaling is verleend. Evenmin wordt invorderingsrente in rekening gebracht.
Bij vervreemding van (een deel van) de aandelen vindt invordering van een evenredig deel van de aanslag plaats. Bij het uitkeren van dividend wordt de aanslag verminderd met de verschuldigde dividendbelasting voorzover het heffingsrecht voor deze belasting volgens verdragsrechtelijke regels aan Nederland wordt toegewezen.
Voorbeeld
31-12-07 |
A |
|||
BW |
WW |
|||
Kas |
50 |
50 |
Kapitaal |
200 |
Gebouw |
200 |
300 |
Schulden |
100 |
Inventaris |
100 |
150 |
Crediteuren |
50 |
350 |
500 |
350 |
1-1-08 |
BV A |
|||
Kas |
50 |
EV |
200 |
(a.k. 95) |
Gebouw |
200 |
Schulden |
100 |
|
Inventaris |
100 |
Crediteuren |
50 |
|
350 |
350 |
Stel
De balans van A, woonachtig in België, ziet er ultimo 2007 als hierboven uit. Het overgangstijdstip is 1-1-2008. Er is geen goodwill in de onderneming van A aanwezig. A valt onder het hoogste IB-tarief (stel: 50%). Het Vpb-tarief is 25,5%.
Ruisende inbreng
Indien A de onderneming ruisend inbrengt in een bv zou de Nederlandse fiscus als gevolg van de staking van de onderneming 67,5 van A ontvangen. De stakingswinst bedraagt namelijk 150 (meerwaarde in het gebouw en de inventaris) en de belastbare winst is ongeveer 135 (150 minus de ondernemersaftrek en minus de MKB-winstvrijstelling). De fiscus legt A als gevolg van de staking dan een hogere aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op van 67,5 (50% x 135).
Artikel 3.65 Wet IB 2001
Bij toepassing van artikel 3.65 Wet IB is het de bedoeling dat de IB-claim (in casu dus 67,5) wordt omgezet in een ongeveer even grote Vpb- (38,25) en ab-claim (27,93). Als gevolg van de geruisloze omzetting behoort met andere woorden een belastingclaim van (38,25 + 27,93=) 66,18 te ontstaan voor Nederland. Doordat A geen inwoner is van Nederland ontstaat doorgaans echter slechts een claim van 38,25. Op grond van verdragsrechtelijke regels raakt Nederland een deel van de belastingclaim (de ab-claim) kwijt. Om dit te herstellen verhoogt de inspecteur daarom de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige met genoemd claimverlies.
De verhoging bedraagt op grond van de voorwaarde 25% x ((350 – 200 – 0) – (25,5% x (350-200))= 25% x (150–38,25)= 27,93. Dit is dus gelijk aan het belastingbedrag dat Nederland veelal kwijtraakt.
Algemene informatie
§ 1 Inleidende bepalingen
§ 1 Inleidende bepalingen
Opschrift
Besluit van 20 december 2000, houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001
Artikel 1
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
aanbieder: aanbieder als bedoeld in artikel 23b van de wet;
betaalinstrument: betaalinstrument in de zin van artikel 4, onderdeel 14, van de richtlijn betaaldiensten;
eigendomsbelang: recht op uitkering uit het vermogen van een rechtspersoon of personenvennootschap, waaronder de winst of de reserves, of op overschot na vereffening;
geldtransfer: geldtransfer in de zin van artikel 4, onderdeel 22, van de richtlijn betaaldiensten;
overige rechtspersoon: vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij, coöperatie of stichting als bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
personenvennootschap: maatschap als bedoeld in artikel 1655 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, vennootschap onder firma als bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Koophandel of commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel 19 van het Wetboek van Koophandel;
richtlijn transparantie: richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU 2004, L 390);
Besluit van 20 december 2000, houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 17 november 2000, nr. WDB2000/872M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;
Gelet op de artikelen 2.5, 2.6, 3.11, 3.83, 3.126, 3.127, 4.25, 5.7, 5.22, 5.23, 6.25, 7.6, 10.8 en 10.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
De Raad van State gehoord (advies van 13 december 2000, nr. W06.00.0535/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 2000, nr. WDB2000/963U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1a
Artikel 1a
1 De bij de registratie aan te leveren gegevens, bedoeld in artikel 23c, eerste lid, van de wet zijn in ieder geval:
a. contactgegevens van de aanbieder;
b. gegevens met betrekking tot de bedrijfsvoering en de zeggenschapsstructuur van de aanbieder;
c. gegevens met betrekking tot personen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen alsmede personen die al dan niet middellijk een gekwalificeerde deelneming houden in de aanbieder;
d. gegevens die verband houden met de naleving van de wet of de Sanctiewet 1977;
e. overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens.
2 De gegevens bedoeld in het eerste lid kunnen nader worden uitgewerkt bij ministeriële regeling.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage 20 december 2000 Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. J. Bos
Uitgegeven de achtentwintigste december 2000 De Minister van Justitie, A. H. Korthals
Boek 5 Zakelijke rechten
Boek 5 Zakelijke rechten
Hoofdstuk 2 Bepalingen betreffende cliëntenonderzoek
Hoofdstuk 2 Bepalingen betreffende cliëntenonderzoek
Titel 1 Algemene bepalingen
Titel 1 Algemene bepalingen
Artikel 1
Artikel 1
1 De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.
2 Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.
3 De volgende artikelen van deze titel, behalve artikel 5, gelden niet voor de in de voorgaande leden bedoelde rechtspersonen.
Artikel 2
Artikel 2
1 Kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, bezitten rechtspersoonlijkheid.
2 Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Met uitzondering van artikel 5 gelden de volgende artikelen van deze titel niet voor hen; overeenkomstige toepassing daarvan is geoorloofd, voor zover deze is te verenigen met hun statuut en met de aard der onderlinge verhoudingen.
Artikel 3
Artikel 3
Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.
Artikel 4
Artikel 4
1 Een rechtspersoon ontstaat niet bij het ontbreken van een door een notaris ondertekende akte voor zover door de wet voor de totstandkoming vereist. Het ontbreken van kracht van authenticiteit aan een door een notaris ondertekende akte verhindert het ontstaan van de rechtspersoon slechts, indien die rechtspersoon in een bij die akte gemaakte uiterste wilsbeschikking in het leven zou zijn geroepen.
2 Vernietiging van de rechtshandeling waardoor een rechtspersoon is ontstaan, tast diens bestaan niet aan. Het vervallen van de deelneming van een of meer oprichters van een rechtspersoon heeft op zichzelf geen invloed op de rechtsgeldigheid van de deelneming der overblijvende oprichters.
3 Is ten name van een niet bestaande rechtspersoon een vermogen gevormd, dan benoemt de rechter op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie een of meer vereffenaars. Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing.
4 Het vermogen wordt vereffend als dat van een ontbonden rechtspersoon in de voorgewende rechtsvorm. Degenen die zijn opgetreden als bestuurders, zijn hoofdelijk verbonden voor de tot dit vermogen behorende schulden die opeisbaar zijn geworden in het tijdvak waarin zij dit deden. Zij zijn eveneens verbonden voor de schulden die voortspruiten uit in die tijd ten behoeve van dit vermogen verrichte rechtshandelingen, voor zover daarvoor niemand ingevolge de vorige zin verbonden is. Ontbreken personen die ingevolge de vorige twee zinnen verbonden zijn, dan zijn degenen die handelden, hoofdelijk verbonden.
5 Indien alsnog een rechtspersoon wordt opgericht ter opvolging in het vermogen, kan de rechter desverzocht toestaan dat dit niet wordt vereffend, doch dat het in die rechtspersoon wordt ingebracht.
Artikel 5
Artikel 5
Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit.
Artikel 6
Artikel 6
1 Op wijzigingen in statuten en reglementen en op ontbinding van de rechtspersoon, die krachtens dit boek moeten worden openbaar gemaakt, kan voordat deze openbaarmakingen en, in geval van statutenwijziging, de voorgeschreven openbaarmaking van de gewijzigde statuten zijn geschied, geen beroep worden gedaan tegen een wederpartij en derden die daarvan onkundig waren.
2 Een door de wet toegelaten beroep op statutaire onbevoegdheid van het bestuur of van een bestuurder tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon bij een rechtshandeling kan tegen een wederpartij die daarvan onkundig was, niet worden gedaan, indien de beperking of uitsluiting van de bevoegdheid niet ten tijde van het verrichten van die rechtshandeling op de door de wet voorgeschreven wijzen was openbaar gemaakt. Hetzelfde geldt voor een beroep op een beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van anderen dan bestuurders, aan wie die bevoegdheid bij de statuten is toegekend.
3 De rechtspersoon kan tegen een wederpartij die daarvan onkundig was, niet de onjuistheid of onvolledigheid van de in het register opgenomen gegevens inroepen. Juiste en volledige inschrijving elders of openbaarmaking van de statuten is op zichzelf niet voldoende bewijs dat de wederpartij van de onjuistheid of onvolledigheid niet onkundig was.
4 Voor zover de wet niet anders bepaalt, kan de wederpartij van een rechtspersoon zich niet beroepen op onbekendheid met een feit dat op een door de wet aangegeven wijze is openbaar gemaakt, tenzij die openbaarmaking niet is geschied op elke wijze die de wet vereist of daarvan niet de voorgeschreven mededeling is gedaan.
5 De beide vorige leden gelden niet voor rechterlijke uitspraken die in het faillissementsregister of het surséanceregister zijn ingeschreven.
Artikel 7
Artikel 7
Een door een rechtspersoon verrichte rechtshandeling is vernietigbaar, indien daardoor het doel werd overschreden en de wederpartij dit wist of zonder eigen onderzoek moest weten; slechts de rechtspersoon kan een beroep op deze grond tot vernietiging doen.
Artikel 8
Artikel 8
1 Een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, moeten zich als zodanig jegens elkander gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.
2 Een tussen hen krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel is niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Artikel 9
Artikel 9
1 Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Tot de taak van de bestuurder behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld.
2 Elke bestuurder draagt verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Hij is voor het geheel aansprakelijk terzake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden.
Artikel 10
Artikel 10
1 Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend.
2 Onverminderd het bepaalde in de volgende titels is het bestuur verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de rechtspersoon te maken en op papier te stellen.
3 Het bestuur is verplicht de in de leden 1 en 2 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
4 De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
Artikel 10a
Artikel 10a
Het boekjaar van een rechtspersoon is het kalenderjaar, indien in de statuten geen ander boekjaar is aangewezen.
Artikel 11
Artikel 11
De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.
Artikel 12
Artikel 12
Het stemrecht over besluiten waarbij de rechtspersoon aan bepaalde personen, anders dan in hun hoedanigheid van lid, aandeelhouder of lid van een orgaan, rechten toekent of verplichtingen kwijtscheldt, kan door de statuten aan die personen en aan hun echtgenoot, geregistreerde partner, en bloedverwanten in de rechte lijn worden ontzegd.
Artikel 13
Artikel 13
1 Een stem is nietig in de gevallen waarin een eenzijdige rechtshandeling nietig is; een stem kan niet worden vernietigd.
2 Een onbekwame die lid is van een vereniging, kan zijn stemrecht daarin zelf uitoefenen, voor zover de statuten zich daartegen niet verzetten; in andere gevallen komt de uitoefening van het stemrecht toe aan zijn wettelijke vertegenwoordiger.
3 Tenzij de statuten anders bepalen, is het in de vergadering van een orgaan van een rechtspersoon uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
4 Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid der vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
Artikel 14
Artikel 14
1 Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, is nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
2 Is een besluit nietig, omdat het is genomen ondanks het ontbreken van een door de wet of de statuten voorgeschreven voorafgaande handeling van of mededeling aan een ander dan het orgaan dat het besluit heeft genomen, dan kan het door die ander worden bekrachtigd. Is voor de ontbrekende handeling een vereiste gesteld, dan geldt dat ook voor de bekrachtiging.
3 Bekrachtiging is niet meer mogelijk na afloop van een redelijke termijn, die aan de ander is gesteld door het orgaan dat het besluit heeft genomen of door de wederpartij tot wie het was gericht.
Artikel 15
Artikel 15
1 Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon is, onverminderd het elders in de wet omtrent de mogelijkheid van een vernietiging bepaalde, vernietigbaar:
a. wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen;
b. wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 8 worden geëist;
c. wegens strijd met een reglement.
2 Tot de bepalingen als bedoeld in het vorige lid onder a, behoren niet die welke de voorschriften bevatten waarop in artikel 14 lid 2 wordt gedoeld.
3 Vernietiging geschiedt door een uitspraak van de rechtbank van de woonplaats van de rechtspersoon:
a. op een vordering tegen de rechtspersoon van iemand die een redelijk belang heeft bij de naleving van de verplichting die niet is nagekomen, of
b. op vordering van de rechtspersoon zelf, ingesteld krachtens bestuursbesluit tegen degene die door de voorzieningenrechter van de rechtbank is aangewezen op een daartoe gedaan verzoek van de rechtspersoon; in dat geval worden de kosten van het geding door de rechtspersoon gedragen.
4 Indien een bestuurder in eigen naam de vordering instelt, verzoekt de rechtspersoon de voorzieningenrechter van de rechtbank iemand aan te wijzen, die terzake van het geding in de plaats van het bestuur treedt.
5 De bevoegdheid om vernietiging van het besluit te vorderen, vervalt een jaar na het einde van de dag, waarop hetzij aan het besluit voldoende bekendheid is gegeven, hetzij de belanghebbende van het besluit kennis heeft genomen of daarvan is verwittigd.
6 Een besluit dat vernietigbaar is op grond van lid 1 onder a, kan door een daartoe strekkend besluit worden bevestigd; voor dit besluit gelden de zelfde vereisten als voor het te bevestigen besluit. De bevestiging werkt niet zolang een tevoren ingestelde vordering tot vernietiging aanhangig is. Indien de vordering wordt toegewezen, geldt het vernietigde besluit als opnieuw genomen door het latere besluit, tenzij uit de strekking van dit besluit het tegendeel voortvloeit.
Artikel 16
Artikel 16
1 De onherroepelijke uitspraak die de nietigheid van een besluit van een rechtspersoon vaststelt of die zulk een besluit vernietigt, is voor een ieder, behoudens herroeping of derdenverzet, bindend, indien de rechtspersoon partij in het geding is geweest. Herroeping komt ieder lid of aandeelhouder toe.
2 Is het besluit een rechtshandeling van de rechtspersoon, die tot een wederpartij is gericht, of is het een vereiste voor de geldigheid van zulk een rechtshandeling, dan kan de nietigheid of vernietiging van het besluit niet aan die wederpartij worden tegengeworpen, indien deze het gebrek dat aan het besluit kleefde, kende noch behoefde te kennen. Niettemin kan de nietigheid of vernietiging van een besluit tot benoeming van een bestuurder of een commissaris aan de benoemde worden tegengeworpen; de rechtspersoon vergoedt echter diens schade, indien hij het gebrek in het besluit kende noch behoefde te kennen.
Artikel 17
Artikel 17
Een rechtspersoon wordt opgericht voor onbepaalde tijd.
Artikel 18
Artikel 18
1 Een rechtspersoon kan zich met inachtneming van de volgende leden omzetten in een andere rechtsvorm.
2 Voor omzetting zijn vereist:
a. een besluit tot omzetting, genomen met inachtneming van de vereisten voor een besluit tot statutenwijziging en, tenzij een stichting zich omzet, genomen met de stemmen van ten minste negen tienden van de uitgebrachte stemmen;
b. een besluit tot wijziging van de statuten;
c. een notariële akte van omzetting die de nieuwe statuten bevat.
3 De in het vorige lid onder a genoemde meerderheid is niet vereist voor een omzetting van een naamloze vennootschap in een besloten vennootschap of omgekeerd.
4 Voor de omzetting van of in een stichting en van een naamloze of besloten vennootschap in een vereniging is bovendien rechterlijke machtiging vereist.
5 Slechts de rechtspersoon kan machtiging tot omzetting verzoeken aan de rechtbank, onder overlegging van een notarieel ontwerp van de akte. Zij wordt in elk geval geweigerd, indien een vereist besluit nietig is of indien een rechtsvordering tot vernietiging daarvan aanhangig is. Zij wordt geweigerd, indien de belangen van stemgerechtigden die niet hebben ingestemd of van anderen van wie ten minste iemand zich tot de rechter heeft gewend, onvoldoende zijn ontzien. Indien voor de omzetting machtiging van de rechter is vereist, verklaart de notaris in de akte van omzetting dat de machtiging op het ontwerp van de akte is verleend.
6 Na omzetting van een stichting moet uit de statuten blijken dat het vermogen dat zij bij de omzetting heeft en de vruchten daarvan slechts met toestemming van de rechter anders mogen worden besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven. Hetzelfde geldt voor de statuten van een rechtspersoon voor zover dit vermogen en deze vruchten daarop krachtens fusie of splitsing zijn overgegaan.
7 De rechtspersoon doet opgave van de omzetting ter inschrijving in de registers waarin hij moet zijn en moet worden ingeschreven dan wel als vereniging vrijwillig is ingeschreven.
8 Omzetting beëindigt het bestaan van de rechtspersoon niet.
Artikel 19
Artikel 19
1 Een rechtspersoon wordt ontbonden:
a. door een besluit van de algemene vergadering of, indien de rechtspersoon een stichting is, door een besluit van het bestuur tenzij in de statuten anders is voorzien;
b. bij het intreden van een gebeurtenis die volgens de statuten de ontbinding tot gevolg heeft, en die niet een besluit of een op ontbinding gerichte handeling is;
c. na faillietverklaring door hetzij opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, hetzij door insolventie;
d. door het geheel ontbreken van leden, indien de rechtspersoon een vereniging, een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij is;
e. door een beschikking van de Kamer van Koophandel als bedoeld in artikel 19a;
f. door de rechter in de gevallen die de wet bepaalt.
2 De rechtbank verklaart op verzoek van het bestuur, een belanghebbende of het openbaar ministerie, of en op welk tijdstip de rechtspersoon is ontbonden in een geval als bedoeld in lid 1 onder b of d. De beschikking is voor een ieder bindend. Is de rechtspersoon in een register ingeschreven, dan wordt de in kracht van gewijsde gegane uitspraak, inhoudende de verklaring, door de zorg van de griffier aldaar ingeschreven.
3 Aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven wordt van de ontbinding opgaaf gedaan: in de gevallen als bedoeld in lid 1, onder a, b en d door de vereffenaar, indien deze er is en anders door het bestuur, in het geval als bedoeld in lid 1, onder c door de faillissementscurator, in het geval als bedoeld in lid 1, onder e door de Kamer van Koophandel en in het geval als bedoeld in lid 1 onder f door de griffier van het betrokken gerecht.
4 Indien de rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, houdt hij alsdan op te bestaan. In dat geval doet het bestuur of, bij toepassing van artikel 19a, de Kamer van Koophandel, daarvan opgaaf aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven.
5 De rechtspersoon blijft na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is. In stukken en aankondigingen die van hem uitgaan, moet aan zijn naam worden toegevoegd: in liquidatie.
6 De rechtspersoon houdt in geval van vereffening op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt. De vereffenaar of de faillissementscurator doet aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven, daarvan opgaaf.
7 De gegevens die omtrent de rechtspersoon in de registers zijn opgenomen op het tijdstip waarop hij ophoudt te bestaan, blijven daar gedurende tien jaren na dat tijdstip bewaard.
Artikel 19a
Artikel 19a
1 Een in het handelsregister ingeschreven naamloze vennootschap, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, of vereniging of stichting die een onderneming drijft, wordt door een beschikking van de Kamer van Koophandel ontbonden, indien de Kamer is gebleken dat ten minste twee van de volgende omstandigheden zich voordoen:
a. er staan gedurende ten minste een jaar geen bestuurders van de rechtspersoon in het register ingeschreven, terwijl gedurende die periode ook geen opgaaf tot inschrijving is gedaan, dan wel er doet zich, indien er wel een bestuurder staat ingeschreven, met betrekking tot elke ingeschreven bestuurder ten minste een jaar een of meer van de navolgende omstandigheden voor:
1°. de bestuurder is overleden;
2°. de bestuurder is niet bereikbaar gebleken op het in het register vermelde adres, en evenmin op het in de basisregistratie personen vermelde adres, of betrokkene is niet ingeschreven in de basisregistratie personen;
b. de rechtspersoon is ten minste een jaar in gebreke met de nakoming van de verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekening overeenkomstig de artikelen 394, 395a, 396 of 397;
c. de rechtspersoon heeft ten minste een jaar geen gevolg gegeven aan een aanmaning als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot het doen van aangifte voor de vennootschapsbelasting;
d. de rechtspersoon is niet of niet meer bereikbaar gebleken op het in het handelsregister ingeschreven adres, terwijl ook geen opgave tot wijziging van de inschrijving is gedaan.
2 Een in het handelsregister ingeschreven vereniging of stichting, die niet een onderneming drijft die in het handelsregister staat ingeschreven, wordt door een beschikking van de Kamer van Koophandel ontbonden, indien de Kamer is gebleken dat de omstandigheden, bedoeld in lid 1, onder a en d, zich voordoen.
3 Indien de Kamer op grond van haar bekende gegevens gebleken is dat een rechtspersoon als bedoeld in de leden 1 en 2 voor ontbinding in aanmerking komt, deelt zij de rechtspersoon en de ingeschreven bestuurders bij aangetekende brief aan hun laatst bekende adres mee, dat zij voornemens is tot ontbinding van de rechtspersoon over te gaan, met vermelding van de omstandigheden waarop het voornemen is gegrond. De Kamer schrijft deze mededeling in het register in. Als de omstandigheden, bedoeld in lid 1, onder a en d, zich voordoen, geeft de Kamer van het voornemen tot ontbinding kennis in de Staatscourant. Voor zover de kosten van deze publikatie niet uit het vermogen van de rechtspersoon kunnen worden voldaan, komen deze ten laste van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
4 Na verloop van acht weken na de dagtekening van de aangetekende brief of de publicatie in de Staatscourant ontbindt de Kamer de rechtspersoon bij beschikking, tenzij voordien is gebleken dat de gronden, bedoeld in de leden 1 en 2, voor het voornemen zich niet of niet meer voordoen.
5 De beschikking wordt bekend gemaakt aan de rechtspersoon en de ingeschreven bestuurders, tenzij de omstandigheden, bedoeld in lid 1, onder a en d, zich voordoen.
6 De Kamer geeft van de ontbinding kennis in de Staatscourant. Lid 3, vierde zin, is van overeenkomstige toepassing.
7 Als op grond van artikel 23, lid 1 geen vereffenaars kunnen worden aangewezen, treedt de Kamer op als vereffenaar van het vermogen van de ontbonden rechtspersoon, behoudens het bepaalde in artikel 19, lid 4. Op verzoek van de Kamer benoemt de rechtbank in haar plaats een of meer andere vereffenaars.
8 Indien tegen een beschikking als bedoeld in lid 4, beroep wordt ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven schrijft de Kamer dat in het register in. De beslissing op het beroep wordt tevens ingeschreven. Indien de beslissing strekt tot vernietiging van de beschikking geeft de Kamer kennis daarvan in de Staatscourant. Gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon na de beschikking tot ontbinding had opgehouden te bestaan, is er een verlengingsgrond als bedoeld in artikel 320 van Boek 3 ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon.
Artikel 19b
Artikel 19b
1 Als de rechtspersoon is ontbonden overeenkomstig artikel 19 lid 1 onderdeel a en gelijktijdig heeft opgehouden te bestaan als bedoeld in artikel 19 lid 4, deponeert het bestuur binnen veertien dagen na de ontbinding bij de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven:
a. een balans en een staat van baten en lasten met betrekking tot het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;
b. een beschrijving van:
1°. de oorzaak van het ontbreken van baten op het tijdstip van de ontbinding;
2°. indien aan de orde, de wijze waarop de baten van de rechtspersoon te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld, en
3°. indien aan de orde, de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven, en
c. de jaarrekeningen inzake de boekjaren die vooraf zijn gegaan aan het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden, indien daarvoor op grond van artikel 394 lid 3 van dit boek een plicht tot openbaarmaking bestaat waar nog niet aan is voldaan, in voorkomend geval inclusief de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 393 lid 5.
2 Onverwijld nadat deze deponeringen zijn gedaan, doet het bestuur daarvan schriftelijk mededeling aan de schuldeisers.
Artikel 19c
Artikel 19c
1 In het geval een rechtspersoon is ontbonden overeenkomstig artikel 19 lid 1, onderdeel a of e, en gelijktijdig heeft opgehouden te bestaan als bedoeld in artikel 19 lid 4, terwijl een of meer schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven, kan de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie een bestuursverbod opleggen aan de bestuurder, de gewezen bestuurder daaronder begrepen, indien:
a. de bestuurder in geval van een ontbinding overeenkomstig artikel 19 lid 1, onderdeel a, niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 19b lid 1; of
b. de bestuurder doelbewust namens de rechtspersoon handelingen heeft verricht of nagelaten, waardoor één of meer schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld; of
c. in de twee daaraan voorafgaande jaren de bestuurder, hetzij als zodanig, hetzij als natuurlijke persoon handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement van een rechtspersoon of bij een beëindiging van een rechtspersoon op een wijze als bedoeld in de aanhef, en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft.
2 De artikelen 106b, met uitzondering van het vijfde lid, 106c en 106d van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als het overlijden van de bestuurder als bedoeld in artikel 19a lid 1, onderdeel a, onder 1°, een omstandigheid is, op grond waarvan de rechtspersoon door een beschikking van de Kamer van Koophandel is ontbonden.
Artikel 20
Artikel 20
1 Een rechtspersoon waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie verboden verklaard en ontbonden.
2 In ieder geval in strijd met de openbare orde is het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot een bedreiging van de nationale veiligheid of de internationale rechtsorde of tot de ontwrichting van de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag.
3 In strijd met de openbare orde wordt vermoed te zijn het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot aantasting van de menselijke waardigheid, geweld of het aanzetten tot haat of discriminatie.
4 Een rechtspersoon vermeld in de lijst, bedoeld in artikel 2, derde lid, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 (PbEG L 344), in Bijlage I van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 (PbEG L 139) of is vermeld en met een ster aangemerkt in de Bijlage bij het Gemeenschappelijk Standpunt nr. 2001/931 van de Raad van 27 december 2001 (PbEG L 344) is van rechtswege verboden en niet bevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen.
5 Bij de verbodenverklaring kan de rechter de betrokken rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken in het belang van de openbare orde bevelen om bepaalde maatregelen te nemen of gedragingen na te laten, uiterlijk totdat over de verboden verklaring onherroepelijk is beslist.
6 De verbodenverklaring en de daarbij gegeven bevelen zijn uitvoerbaar bij voorraad. Het instellen van een rechtsmiddel schorst de werking niet.
Artikel 20a
Artikel 20a
1 De bestuurder van een verboden verklaarde rechtspersoon, kan gedurende ten minste drie jaar nadat de verbodenverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, geen bestuurder of commissaris van enige rechtspersoon zijn of worden, tenzij betrokkene naar het oordeel van de rechter in de gegeven omstandigheden geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Met een bestuurder wordt voor de toepassing van dit artikel gelijk gesteld degene die het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder.
2 De rechtbank regelt zo nodig alle overige gevolgen van het door haar uitgesproken bestuursverbod.
3 De griffier van de rechtbank, of bij hoger beroep, van het gerechtshof, biedt de onherroepelijke uitspraak waarin een bestuursverbod is opgelegd met bekwame spoed aan de Kamer van Koophandel aan, die zo nodig terstond tot uitschrijving van betrokkene uit het handelsregister overgaat. Tevens wordt het bestuursverbod geregistreerd bij het handelsregister.
4 Artikel 106c van de Faillissementswet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar in artikel 106c van de Faillissementswet wordt verwezen naar een verzoek of vordering tot het opleggen van een bestuursverbod wordt gelezen een verzoek tot verbodenverklaring van een rechtspersoon.
Artikel 21
Artikel 21
1 De rechtbank ontbindt een rechtspersoon, indien:
a. aan zijn totstandkoming gebreken kleven;
b. zijn statuten niet aan de eisen der wet voldoen;
c. hij niet onder de wettelijke omschrijving van zijn rechtsvorm valt.
2 De rechtbank ontbindt de rechtspersoon niet, indien zij hem een termijn vergund heeft en hij na afloop daarvan een rechtspersoon is die aan de eisen van de wet voldoet.
3 De rechtbank kan een rechtspersoon ontbinden, indien deze de in dit boek voor zijn rechtsvorm gestelde verboden overtreedt of in ernstige mate in strijd met zijn statuten handelt.
4 De ontbinding wordt uitgesproken op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie.
Artikel 22
Artikel 22
1 De rechter voor wie een verzoek tot ontbinding van de rechtspersoon aanhangig is, kan de goederen van die rechtspersoon desverlangd onder bewind stellen; de beschikking vermeldt het tijdstip waarop zij in werking treedt.
2 De rechter benoemt bij zijn beschikking een of meer bewindvoerders, en regelt hun bevoegdheden en hun beloning.
3 Voor zover de rechter niet anders bepaalt, kunnen de organen van de rechtspersoon zonder voorafgaande goedkeuring van de bewindvoerder geen besluiten nemen en kunnen vertegenwoordigers van de rechtspersoon zonder diens medewerking geen rechtshandelingen verrichten.
4 De beschikking kan te allen tijde door de rechter worden gewijzigd of ingetrokken; het bewind eindigt in ieder geval, zodra de uitspraak op het verzoek tot ontbinding in kracht van gewijsde gaat.
5 De bewindvoerder doet aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven, opgaaf van de beschikking en van de gegevens over zichzelf die omtrent een bestuurder worden verlangd.
6 Een rechtshandeling die de rechtspersoon ondanks zijn uit het bewind voortvloeiende onbevoegdheid vóór de inschrijving heeft verricht, is niettemin geldig, indien de wederpartij het bewind kende noch behoorde te kennen.
Artikel 22a
Artikel 22a
1 Voor of bij het doen van een verzoek door het openbaar ministerie tot ontbinding van een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, kan het openbaar ministerie de rechter verzoeken te bevelen dat, tot de uitspraak op genoemd verzoek in kracht van gewijsde gaat, aan de aandeelhouders de bevoegdheid tot het vervreemden, verpanden of met vruchtgebruik belasten van aandelen wordt ontzegd.
2 De rechter beslist na summier onderzoek. Het bevel wordt gegeven onder voorwaarde dat het instellen van het verzoek tot ontbinding geschiedt binnen een door de rechter daartoe te bepalen termijn. Tegen deze beschikking is geen hogere voorziening toegelaten.
3 De beschikking wordt onverwijld, zo mogelijk op dezelfde dag, betekend aan de aandeelhouders en de vennootschap. De griffier draagt zorg voor de inschrijving van de beschikking in het handelsregister.
4 Binnen acht dagen na de betekening in het vorige lid vermeld kunnen de aandeelhouders tegen de beschikking in verzet komen. Het verzet schorst het bevel niet, behoudens de bevoegdheid van de aandeelhouders om daarop in kort geding door de voorzieningenrechter van de rechtbank te doen beslissen. Verzet tegen de beschikking kan niet gegrond zijn op de bewering dat de aandeelhouder zijn aandelen wil overdragen.
5 Het verzoek tot ontbinding moet binnen acht dagen nadat deze is ingesteld aan de aandeelhouder worden betekend.
Artikel 23
Artikel 23
1 Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd en de statuten geen andere vereffenaars aanwijzen, worden de bestuurders vereffenaars van het vermogen van een ontbonden rechtspersoon. Op vereffenaars die niet door de rechter worden benoemd, zijn de bepalingen omtrent de benoeming, de schorsing, het ontslag en het toezicht op bestuurders van toepassing, voor zover de statuten niet anders bepalen. Het vermogen van een door de rechter ontbonden rechtspersoon wordt vereffend door een of meer door hem te benoemen vereffenaars.
2 Ontslaat de rechter een vereffenaar, dan kan hij een of meer andere benoemen. Ontbreken vereffenaars, dan benoemt de rechtbank een of meer vereffenaars op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie. De vereffenaar die door de rechter is benoemd, heeft recht op de beloning welke deze hem toekent.
3 Een benoeming tot vereffenaar door de rechter gaat in daags nadat de griffier de benoeming aan de vereffenaar heeft meegedeeld; de griffier doet de mededeling terstond, indien de beslissing die de benoeming inhoudt, bij voorraad uitvoerbaar is en anders, zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan.
4 Iedere vereffenaar doet aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven, opgaaf van zijn optreden als zodanig en van de gegevens over zichzelf die van een bestuurder worden verlangd.
5 De rechtbank kan een vereffenaar met ingang van een door haar bepaalde dag ontslaan, het zij op diens verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen op verzoek van een medevereffenaar, het openbaar ministerie of ambtshalve.
6 De ontslagen vereffenaar legt rekening en verantwoording af aan degenen die de vereffening voortzetten. Is de opvolger door de rechter benoemd, dan geschiedt de rekening en verantwoording ten overstaan van de rechter.
Artikel 23a
Artikel 23a
1 Een vereffenaar heeft, tenzij de statuten anders bepalen, dezelfde bevoegdheden, plichten en aansprakelijkheid als een bestuurder, voor zover deze verenigbaar zijn met zijn taak als vereffenaar.
2 Zijn er twee of meer vereffenaars, dan kan ieder van hen alle werkzaamheden verrichten, tenzij anders is bepaald. Bij verschil van mening tussen de vereffenaars beslist op verzoek van een hunner de rechter die bij de vereffening is betrokken, en anders de kantonrechter. De rechter bedoeld in de vorige zin, kan ook een verdeling van het loon vaststellen.
3 Zowel de rechtbank als een door haar in de vereffening benoemde rechter-commissaris kan voor de vereffening nodige bevelen geven, al dan niet in de vorm van een bevelschrift in executoriale vorm. De vereffenaar is verplicht hun aanwijzingen op te volgen. Tegen de bevelen en aanwijzingen staan geen rechtsmiddelen open.
4 Blijkt de vereffenaar dat de schulden de baten vermoedelijk zullen overtreffen, dan doet hij aangifte tot faillietverklaring, tenzij alle bekende schuldeisers desgevraagd instemmen met voortzetting van de vereffening buiten faillissement.
5 De voorgaande bepalingen van dit artikel en de artikelen 23b-23c zijn niet van toepassing op vereffening in faillissement.
Artikel 23b
Artikel 23b
1 De vereffenaar draagt hetgeen na de voldoening der schuldeisers van het vermogen van de ontbonden rechtspersoon is overgebleven, in verhouding tot ieders recht over aan hen die krachtens de statuten daartoe zijn gerechtigd, of anders aan de leden of aandeelhouders. Heeft geen ander recht op het overschot, dan keert hij het uit aan de Staat, die het zoveel mogelijk overeenkomstig het doel van de rechtspersoon besteedt. In afwijking van het voorgaande kan de rechter die een rechtspersoon op grond van artikel 20 verboden verklaart, bepalen dat de vereffenaar na ontbinding het overschot uitkeert aan de Staat.
2 De vereffenaar stelt een rekening en verantwoording op van de vereffening, waaruit de omvang en samenstelling van het overschot blijken. Zijn er twee of meer gerechtigden tot het overschot, dan stelt de vereffenaar een plan van verdeling op dat de grondslagen der verdeling bevat.
3 Voor zover tot het overschot iets anders dan geld behoort en de statuten of een rechterlijke beschikking geen nadere aanwijzing behelzen, komen als wijzen van verdeling in aanmerking:
a. toedeling van een gedeelte van het overschot aan ieder der gerechtigden;
b. overbedeling aan een of meer gerechtigden tegen vergoeding van de overwaarde;
c. verdeling van de netto-opbrengst na verkoop.
4 De vereffenaar legt de rekening en verantwoording en het plan van verdeling neer ten kantore van de registers waarin de rechtspersoon is ingeschreven, en in elk geval ten kantore van de rechtspersoon, als dat er is, of op een andere plaats in het arrondissement waar de rechtspersoon woonplaats heeft. De stukken liggen daar twee maanden voor ieder ter inzage. De vereffenaar maakt in een nieuwsblad bekend waar en tot wanneer zij ter inzage liggen. De rechter kan aankondiging in de Staatscourant bevelen.
5 Binnen twee maanden nadat de rekening en verantwoording en het plan zijn neergelegd en de nederlegging overeenkomstig lid 4 is bekendgemaakt en aangekondigd, kan iedere schuldeiser of gerechtigde daartegen door het indienen van een verzoek bij de rechtbank in verzet komen. De vereffenaar doet van gedaan verzet mededeling op de zelfde wijze als waarop de nederlegging van de rekening en verantwoording en het plan van verdeling zijn medegedeeld.
6 Telkens wanneer de stand van het vermogen daartoe aanleiding geeft, kan de vereffenaar een uitkering bij voorbaat aan de gerechtigden doen. Na de aanvang van de verzettermijn doet hij dit niet zonder machtiging van de rechter.
7 Zodra de intrekking van of beslissing op elk verzet onherroepelijk is, deelt de vereffenaar dit mede op de wijze waarop het verzet is medegedeeld. Brengt de beslissing wijziging in het plan van verdeling, dan wordt ook het gewijzigde plan van verdeling op deze wijze meegedeeld.
8 De vereffenaar consigneert geldbedragen waarover niet binnen zes maanden na de laatste betaalbaarstelling is beschikt.
9 De vereffening eindigt op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaar bekende baten meer aanwezig zijn.
10 Na verloop van een maand nadat de vereffening is geëindigd, doet de vereffenaar rekening en verantwoording van zijn beheer aan de rechter, indien deze bij de vereffening is betrokken.
Artikel 23c
Artikel 23c
1 Indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is bevoegd van elk der gerechtigden terug te vorderen hetgeen deze te veel uit het overschot heeft ontvangen.
2 Gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan, is er een verlengingsgrond als bedoeld in artikel 320 van Boek 3 ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon.
Artikel 24
Artikel 24
1 De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van een ontbonden rechtspersoon moeten worden bewaard gedurende zeven jaren nadat de rechtspersoon heeft opgehouden te bestaan. Bewaarder is degene die bij of krachtens de statuten, dan wel door de algemene vergadering of, als de rechtspersoon een stichting was, door het bestuur als zodanig is aangewezen.
2 Ontbreekt een bewaarder en is de laatste vereffenaar niet bereid te bewaren, dan wordt een bewaarder, zo mogelijk uit de kring dergenen die bij de rechtspersoon waren betrokken, op verzoek van een belanghebbende benoemd door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de rechtspersoon woonplaats had. Rechtsmiddelen staan niet open.
3 Binnen acht dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht moet de bewaarder zijn naam en adres opgeven aan de registers waarin de ontbonden rechtspersoon was ingeschreven.
4 De in lid 2 genoemde kantonrechter kan desverzocht machtiging tot raadpleging van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers geven aan iedere belanghebbende, indien de rechtspersoon een stichting was; aan iedere schuldeiser, indien het bestuur van de rechtspersoon niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 19b lid 1 en overigens aan ieder die aantoont bij inzage een redelijk belang te hebben in zijn hoedanigheid van voormalig lid of aandeelhouder van de rechtspersoon of houder van certificaten van diens aandelen, dan wel als rechtverkrijgende van een zodanige persoon.
Artikel 24a
Artikel 24a
1 Dochtermaatschappij van een rechtspersoon is:
a. een rechtspersoon waarin de rechtspersoon of een of meer van zijn dochtermaatschappijen, al dan niet krachtens overeenkomst met andere stemgerechtigden, alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering kunnen uitoefenen;
b. een rechtspersoon waarvan de rechtspersoon of een of meer van zijn dochtermaatschappijen lid of aandeelhouder zijn en, al dan niet krachtens overeenkomst met andere stemgerechtigden, alleen of samen meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen kunnen benoemen of ontslaan, ook indien alle stemgerechtigden stemmen.
2 Met een dochtermaatschappij wordt gelijk gesteld een onder eigen naam optredende vennootschap waarin de rechtspersoon of een of meer dochtermaatschappijen als vennoot volledig jegens schuldeisers aansprakelijk is voor de schulden.
3 Voor de toepassing van lid 1 worden aan aandelen verbonden rechten niet toegerekend aan degene die de aandelen voor rekening van anderen houdt. Aan aandelen verbonden rechten worden toegerekend aan degene voor wiens rekening de aandelen worden gehouden, indien deze bevoegd is te bepalen hoe de rechten worden uitgeoefend dan wel zich de aandelen te verschaffen.
4 Voor de toepassing van lid 1 worden stemrechten, verbonden aan verpande aandelen, toegerekend aan de pandhouder, indien hij mag bepalen hoe de rechten worden uitgeoefend. Zijn de aandelen evenwel verpand voor een lening die de pandhouder heeft verstrekt in de gewone uitoefening van zijn bedrijf, dan worden de stemrechten hem slechts toegerekend, indien hij deze in eigen belang heeft uitgeoefend.
Artikel 24b
Artikel 24b
Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en vennootschappen die met elkaar in een groep zijn verbonden.
Artikel 24c
Artikel 24c
1 Een rechtspersoon of vennootschap heeft een deelneming in een rechtspersoon, indien hij of een of meer van zijn dochtermaatschappijen alleen of samen voor eigen rekening aan die rechtspersoon kapitaal verschaffen of doen verschaffen teneinde met die rechtspersoon duurzaam verbonden te zijn ten dienste van de eigen werkzaamheid. Indien een vijfde of meer van het geplaatste kapitaal wordt verschaft, wordt het bestaan van een deelneming vermoed.
2 Een rechtspersoon heeft een deelneming in een vennootschap, indien hij of een dochtermaatschappij:
a. daarin als vennoot jegens schuldeisers volledig aansprakelijk is voor de schulden; of
b. daarin anderszins vennoot is teneinde met die vennootschap duurzaam verbonden te zijn ten dienste van de eigen werkzaamheid.
Artikel 24d
Artikel 24d
1 Bij de vaststelling in hoeverre de leden of aandeelhouders stemmen, aanwezig of vertegenwoordigd zijn, of in hoeverre het aandelenkapitaal verschaft wordt of vertegenwoordigd is, wordt geen rekening gehouden met lidmaatschappen of aandelen waarvan de wet of een statutaire regeling als bedoeld in artikel 228 lid 5 bepaalt dat daarvoor geen stem kan worden uitgebracht.
2 In afwijking van lid 1 wordt voor de toepassing van de artikelen 24c, 63a, 152, 201a, 220, 224a, 262, 265a, 333a lid 2, 334ii lid 2, 336 lid 1, 346, 379 lid 1 en lid 2, 407 lid 2, 408 lid 1 en 414 ten aanzien van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid tevens rekening gehouden met aandelen waarvan een statutaire regeling als bedoeld in artikel 228 lid 5 bepaalt dat daarvoor geen stem kan worden uitgebracht.
Artikel 25
Artikel 25
Van de bepalingen van dit boek kan slechts worden afgeweken, voor zover dat uit de wet blijkt.
Algemene informatie
Algemene informatie
Hoofdstuk I Grondslagen voor de objectieve en subjectieve belastingplicht
Hoofdstuk I Grondslagen voor de objectieve en subjectieve belastingplicht
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 8, Verkeersmiddelen en vervoer
Opschrift
Wet van 2 juli 1959, houdende regelen, welke aan een aantal rijksbelastingen gemeen zijn
Artikel 1
Artikel 1
1 Krachtens deze wet worden de volgende belastingen geheven:
1°. erfbelasting over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden in Nederland woonde;
2°. schenkbelasting over de waarde van al wat krachtens schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van de schenking in Nederland woonde.
2 Onder verkrijging krachtens erfrecht wordt voor de toepassing van deze wet mede verstaan de verkrijging van vergunningen en aanspraken bij of na het overlijden van de erflater indien die verkrijging rechtstreeks verband houdt met de omstandigheid dat de erflater die of dergelijke vergunningen en aanspraken bezat.
3 De verkrijging ten gevolge van de vaststelling van een rentevergoeding op grond van:
a. een uiterste wilsbeschikking ten aanzien van vorderingen en schulden die zijn ontstaan krachtens erfrecht, of
b. een overeenkomst als bedoeld in artikel 13, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, wordt voor de toepassing van deze wet geacht alleen krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen indien deze binnen de met inachtneming van artikel 45 vastgestelde aangiftetermijn is vastgesteld of overeengekomen.
4 Indien de rentevergoeding, bedoeld in het derde lid, wordt vastgesteld of overeengekomen na de in dat lid bedoelde termijn, wordt het daaruit voortvloeiende voordeel geacht krachtens schenking te zijn verkregen.
5 De verkrijging krachtens de uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt voor de toepassing van deze wet niet aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht.
6 Indien ten gevolge van uiterste wilsbeschikkingen die inhoudelijk overeenkomen met het bepaalde in afdeling 1 van titel 3 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wilsrechten opkomen, worden die voor de toepassing van deze wet op dezelfde wijze behandeld als wilsrechten als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
7 Onder schenking wordt voor de toepassing van deze wet verstaan de gift, bedoeld in artikel 186, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover artikel 13 niet van toepassing is, en voorts de voldoening aan een natuurlijke verbintenis als bedoeld in artikel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
8 Onder schenking wordt niet begrepen de bevoordeling als gevolg van verwerping door een erfgenaam of legataris, noch de bevoordeling als gevolg van het afzien door de echtgenoot van een wettelijke verdeling van de nalatenschap op de voet van artikel 18 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
9 Een gift onder opschortende voorwaarde wordt voor de toepassing van deze wet geacht tot stand te komen op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld.
Wet van 2 juli 1959, houdende regelen, welke aan een aantal rijksbelastingen gemeen zijn
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vereenvoudiging van de wetgeving inzake rijksbelastingen wenselijk is, regelen welke aan een aantal belastingen gemeen zijn, in een algemene wet samen te vatten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1a
Artikel 1a
1 In afwijking van artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen twee ongehuwde personen slechts als partner aangemerkt indien zij gedurende de in het tweede lid genoemde periode:
a. beiden meerderjarig zijn;
b. op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland;
c. ingevolge een notarieel samenlevingscontract een wederzijdse zorgverplichting hebben;
d. geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn, en
e. niet met een ander aan de in de onderdelen a tot en met d genoemde voorwaarden voldoen.
2 De in de aanhef van het eerste lid bedoelde periode is:
a. voor de bepalingen die zien op de heffing van erfbelasting: zes maanden voorafgaand aan het overlijden dat aanleiding is tot de heffing van erfbelasting;
b. voor de bepalingen die zien op de heffing van schenkbelasting: twee jaar voorafgaand aan de schenking.
3 De in het eerste lid, onderdeel c, gestelde voorwaarde geldt niet voor personen die tot het tijdstip van het overlijden of de schenking gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland.
4 Artikel 5a, zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op de personen, bedoeld in het eerste en derde lid.
5 Artikel 5a, tweede lid, vierde lid en vijfde lid, derde volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen blijft buiten toepassing voor deze wet en de daarop berustende bepalingen.
Artikel 1b
Artikel 1b
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de landen van het Koninkrijk der Nederlanden aangemerkt als afzonderlijke mogendheden.
Artikel 2
Artikel 2
1 Een Nederlander die in dienstbetrekking staat tot de Staat der Nederlanden, wordt steeds geacht in Nederland te wonen, indien hij is uitgezonden:
a. als lid van een diplomatieke, permanente of consulaire vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland, of
b. om in het kader van een verdrag waarbij de Staat der Nederlanden partij is, in een andere mogendheid werkzaamheden te verrichten.
2 Indien een Nederlander op grond van het eerste lid geacht wordt in Nederland te wonen, worden de partner en de kinderen die jonger zijn dan 27 jaar en die in belangrijke mate door hem worden onderhouden in de zin van artikel 1.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, tevens geacht in Nederland te wonen.
3 In geval van schenking door een rechtspersoon wordt de plaats, waar de schenker is gevestigd, als zijn woonplaats aangemerkt.
Artikel 3
Artikel 3
1 Een Nederlander die in Nederland heeft gewoond en binnen tien jaren nadat hij Nederland metterwoon heeft verlaten, is overleden of een schenking heeft gedaan, wordt geacht ten tijde van zijn overlijden of van het doen van de schenking in Nederland te hebben gewoond.
2 Onverminderd het in het eerste lid bepaalde wordt ieder die in Nederland heeft gewoond en binnen een jaar nadat hij Nederland metterwoon heeft verlaten een schenking heeft gedaan, geacht ten tijde van het doen van de schenking in Nederland te hebben gewoond.
Artikel 4
Artikel 4
1 De vaststelling van vermissing wordt, voor de toepassing van deze wet, met werkelijk overlijden in alle opzichten gelijk gesteld, behoudens vermindering van de dientengevolge opgelegde belastingaanslagen in de gevallen bij de artikelen 422 en 423 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek voorzien.
2 De dagtekening van de vaststelling van vermissing wordt als de dag van het overlijden beschouwd.
Artikel 5
Artikel 5
1 De erfbelasting wordt geheven van hetgeen ieder verkrijgt, eventueel na aftrek van zijn aandeel in de volgens deze wet voor aftrek in aanmerking komende schulden, legaten en lasten.
2 De schenkbelasting wordt geheven van hetgeen de begiftigde verkrijgt, eventueel na aftrek van aan de schenking verbonden lasten en verplichtingen, waardoor hetzij de schenker, hetzij een derde wordt gebaat.
Artikel 6
Artikel 6
Al wat een in gemeenschap gehuwde, tengevolge van de door de erfgenamen van zijn echtgenoot gedane afstand van de gemeenschap, geniet, wordt hij, voor de toepassing van deze wet, geacht krachtens erfrecht door het overlijden van zijn echtgenoot te verkrijgen.
Artikel 7
Artikel 7
1 De waarde van hetgeen de verkrijger voor zijn verkrijging heeft opgeofferd of van hetgeen door de erflater ten laste van de verkrijger werd bedongen, strekt in mindering van de waarde welke op grond van de artikelen 8, 10, 11 en 13, tweede lid, in aanmerking wordt genomen voor de erfbelasting, maar niet verder dan tot nihil.
2 De overdrachtsbelasting, voor zover deze niet heeft geleid tot toepassing van artikel 13 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, en de schenkbelasting, betaald ter zake van de in aanmerking genomen waarde, bedoeld in het eerste lid, strekken in mindering van de belasting die verschuldigd is ten gevolge van de in het eerste lid bedoelde artikelen.
3 De bedragen die ten gevolge van het eerste en tweede lid in mindering strekken, worden vermeerderd met een enkelvoudige rente naar het in artikel 21, veertiende lid, bedoelde percentage van de dag van betaling van die bedragen tot en met de dag van het overlijden ten gevolge waarvan de verkrijging op grond van de artikelen 8, 10, 11 en 13, tweede lid, geacht wordt plaats te vinden.
Artikel 8
Artikel 8
1 Goederen, niet zijnde registergoederen, welke - of waarvan de daarop betrekking hebbende bewijsstukken - bij het overlijden onder de overledene berustten of voor hem door anderen werden bewaard of bezeten, worden, voor de toepassing van deze wet, geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen door hem, aan wie die goederen of die bewijsstukken moeten worden afgegeven.
2 Indien en voor zover de goederen reeds vóór het overlijden aan anderen toebehoorden, kan op de in het vorige lid bedoelde verkrijging de verplichting tot afgifte in mindering worden gebracht.
3 Wat is schuldig erkend bij uiterste wil, wordt voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen.
4 De in de voorgaande leden vervatte bepalingen zijn niet toepasselijk voor goederen, bewijsstukken of schuldigerkenningen:
1°. welke de overledene, tengevolge van de uitoefening van een beroep of bedrijf, onder zich had voor iemand, niet behorende tot zijn bloed- of aanverwanten tot de vierde graad ingesloten of hun partners;
2°. welke de overledene onder zich had als openbaar ambtenaar, als ouder uitoefenende het ouderlijk gezag, als voogd, als curator, als executeur of door de rechter benoemde vereffenaar van een nalatenschap of als bewindvoerder in de gevallen waarin deze als zodanig volgens een uitdrukkelijke wetsbepaling is aangesteld of bij verdeling van een gemeenschap is benoemd;
3°. welke bij het overlijden verblijven aan deelgenoten, ingevolge een overeenkomst tussen de overledene en die deelgenoten gesloten;
4°. welke toebehoren aan de partner;
5°. welke reeds tijdens het leven van de erflater bestonden en rechtens afdwingbaar waren.
5 De bepalingen van dit artikel zijn mede toepasselijk op de daarin bedoelde goederen, bewijsstukken of schuldigerkenningen, berustende onder of bewaard of bezeten voor de in algehele gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot van de overledene.
Artikel 9
Artikel 9
1 Geldvorderingen die zijn ontstaan als gevolg van een verkrijging krachtens erfrecht worden ongeacht de hoogte van de rente die zij op grond van een uiterste wilsbeschikking of op grond van een rentevaststelling als bedoeld in artikel 1, derde lid, dragen, in aanmerking genomen voor ten hoogste de nominale waarde.
2 Ingeval een geldvordering als bedoeld in het eerste lid ten gevolge van of na het overlijden van de schuldenaar opeisbaar wordt, onderscheidenlijk tijdens het leven van de schuldenaar opeisbaar wordt of wordt afgelost, en deze vordering op grond van een uiterste wilsbeschikking of op grond van een rentevaststelling als bedoeld in artikel 1, derde lid, een rentebestanddeel bevat dat hoger is dan indien de vordering een samengestelde rente had gedragen naar het percentage, bedoeld in artikel 21, veertiende lid, wordt het deel van de rente dat uitgaat boven de rente die bij het hiervoor bedoelde percentage zou zijn opgebouwd, zonodig in afwijking van artikel 1, derde lid, voor de toepassing van deze wet geacht door de schuldeiser krachtens erfrecht, onderscheidenlijk krachtens schenking te zijn verkregen van de schuldenaar.
3 In afwijking van het tweede lid wordt het deel van de rente, bedoeld in dat lid, dat wordt betaald door de uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19 of 21 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, bij het overlijden van de langstlevende ouder of stiefouder, bedoeld in die artikelen, geacht krachtens erfrecht van die ouder of stiefouder te zijn verkregen. Op het moment dat de ouder of stiefouder afziet van het vruchtgebruik, bedoeld in de artikelen 19 of 21 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel daarvan afstand doet, is het bepaalde in de eerste volzin niet of niet langer van toepassing en wordt de in de eerste volzin bedoelde rente geacht krachtens schenking van de langstlevende ouder of stiefouder te zijn verkregen.
Artikel 10
Artikel 10
1 Al wat iemand ten koste van het vermogen van de erflater heeft verkregen in verband met een rechtshandeling of een samenstel van rechtshandelingen waarbij de erflater of diens echtgenoot partij was, en alle goederen waarop de erflater ten laste van zijn vermogen een vruchtgebruik heeft verworven, worden geacht krachtens erfrecht door overlijden te zijn verkregen, indien:
a. de erflater in verband daarmee tot aan zijn overlijden of een daarmee verband houdend tijdstip het genot heeft gehad van een vruchtgebruik of een periodieke uitkering, en
b. het vruchtgebruik onderscheidenlijk de periodieke uitkering ten laste is gekomen van de verkrijger.
2 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt op de waarde van hetgeen op grond van het eerste lid voor de erfbelasting in aanmerking wordt genomen, geen aftrek toegelaten voor vruchtgebruik voor zover dat middellijk of onmiddellijk door de erflater is genoten.
3 Voor de toepassing van dit artikel wordt de erflater geacht een genot van een vruchtgebruik te hebben gehad van de in het eerste lid bedoelde goederen indien hij tegenover het genot dat hij van de goederen heeft aan degene ten laste van wie dat genot komt niet jaarlijks daadwerkelijk een bedrag betaalt dat ten minste gelijk is aan het percentage, bedoeld in artikel 21, veertiende lid, van de waarde van de goederen in onbezwaarde staat.
4 Dit artikel is niet van toepassing indien:
a. de verkrijger niet is de partner van de erflater, noch behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun partners, of
b. het genot van het vruchtgebruik of de periodieke uitkering voor de erflater meer dan 180 dagen vóór zijn overlijden is geëindigd.
5 Dit artikel is niet van toepassing voor zover het genot, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een onderbedelingsvordering die is ontstaan als gevolg van een verdeling van de volle eigendom van goederen en voor zover het nominale bedrag van de met de onderbedelingsvordering corresponderende overbedelingsschuld niet groter is dan de waarde van de overbedeling.
6 Dit artikel is niet van toepassing indien het vruchtgebruik, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit een vruchtgebruik van een geldsom dat is ontstaan doordat bij een legaat tegen inbreng van die geldsom, de inbreng op basis van een testamentaire bepaling schuldig is gebleven. De eerste volzin is niet van toepassing voor zover de schuldig gebleven inbreng direct of indirect verband houdt met de verkrijging door de erflater van een vruchtgebruik dat ten gevolge van het overlijden van de erflater teniet gaat.
7 Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als een rechtshandeling in de zin van dit artikel aangemerkt:
a. de overdracht van de blote eigendom als gevolg van de uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19 of 21 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
b. een schuldigerkenning op grond van een wilsrecht opgenomen in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
8 Indien bij iemand ten aanzien van wie dit artikel zou zijn toegepast indien hij ten tijde van het overlijden van de erflater nog in leven zou zijn geweest, artikel 7 van toepassing zou zijn geweest, vindt ten aanzien van zijn rechtsopvolgers krachtens erfrecht laatstgenoemd artikel toepassing naar rato van hun verkrijging op grond van dit artikel.
9 Het eerste lid is mede van toepassing indien tot het vermogen van de erflater een of meer als gevolg van een uiterste wil ontstane schulden behoren, voor zover de nominale waarde van die schuld, onderscheidenlijk die schulden, meer bedraagt dan de waarde van hetgeen die erflater krachtens erfrecht heeft verkregen van degene die de uiterste wil heeft opgemaakt. Voor de bepaling van de laatstbedoelde waarde worden de in de eerste volzin bedoelde schulden buiten beschouwing gelaten.
Artikel 11
Artikel 11
1 Indien het aandeel van een persoon in goederen ten gevolge van een vennootschapsovereenkomst bij zijn leven hetzij verblijft of kan worden toegedeeld aan, hetzij kan worden overgenomen door de deelgenoten of één of meer van hen, wordt het verbleven, toegedeelde of overgenomen aandeel voor de toepassing van deze wet geacht krachtens schenking te zijn verkregen. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op goederen waaromtrent een vennootschapsovereenkomst is gesloten krachtens welke die goederen van de rechthebbende zullen toebehoren aan of kunnen worden overgenomen door de overige contractanten of één of meer van hen.
2 Indien het aandeel van een erflater in goederen ten gevolge van een overeenkomst bij zijn overlijden hetzij verblijft of kan worden toegedeeld aan, hetzij kan worden overgenomen door de deelgenoten of één of meer van hen, wordt het verbleven, toegedeelde of overgenomen aandeel voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op goederen waaromtrent een overeenkomst is gesloten krachtens welke die goederen bij overlijden van de rechthebbende zullen toebehoren aan of kunnen worden overgenomen door de overige contractanten of één of meer van hen, alsmede op goederen waaromtrent door de erflater een verplichting tot levering is aangegaan en de levering plaatsvindt bij overlijden of een daarmee verband houdend tijdstip.
3 Al wat is schuldig erkend of kwijtgescholden onder voorwaarde van overleving van degene aan wie is schuldig erkend of kwijtgescholden, wordt voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen.
4 Hetgeen aan de langstlevende echtgenoot, krachtens een bij huwelijksvoorwaarden gemaakt en van het overlijden van de eerststervende afhankelijk beding, bij dat overlijden meer toekomt dan de helft der gemeenschap of, in geval van een verrekenbeding of deelgenootschap, meer toekomt dan volgens de wettelijke regeling het geval zou zijn, wordt voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden van de eerststervende te zijn verkregen.
5 Het eerste en het tweede lid zijn uitsluitend van toepassing indien de verkrijger de partner is van de schenker of de erflater of behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun partners.
Artikel 12
Artikel 12
1 Al wat binnen 180 dagen aan het overlijden voorafgegaan is geschonken door een erflater, die ten tijde van dat overlijden in Nederland woonde, wordt, voor de regeling van de erfbelasting, geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen. Al wat wordt verkregen krachtens een schenking die tot stand is gekomen na het overlijden van de schenker, wordt voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen.
2 Artikel 7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Het in het eerste lid, eerste volzin, bepaalde is niet toepasselijk op schenkingen:
1°. als bedoeld in artikel 33, onderdelen 1°, 2°, 3°, 8°, 9°, 11° en 12° en, voor zover het een schenking betreft waarvoor de verhoogde vrijstelling geldt, 5°;
2°. waarvan de schenkbelasting is kwijtgescholden op grond van artikel 67.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk 2 juli 1959 JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, VAN DEN BERGE.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.
Uitgegeven de achtentwintigste augustus 1959. De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.
Artikel 13
Artikel 13
1 Al wat ten gevolge van of na het overlijden van een erflater wordt verkregen krachtens een overeenkomst van levensverzekering, ongevallenverzekering daaronder begrepen, of krachtens een derdenbeding, wordt voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen, voor zover de verkrijging kan worden toegerekend aan een onttrekking aan het vermogen van de erflater, behoudens voor zover bij de verkrijger de aan die onttrekking ontleende rechten reeds voor het overlijden van de erflater aan de heffing van schenk- of erfbelasting waren onderworpen.
2 Indien de erflater bij een overeenkomst van levensverzekering verzekerde is en de erflater, diens partner of een van diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun partners bij die overeenkomst als verzekeraar is opgetreden, wordt voor de toepassing van het eerste lid een verkrijging krachtens die overeenkomst van levensverzekering geacht volledig aan het vermogen van de erflater te zijn onttrokken.
Artikel 13a
Artikel 13a
1 Indien aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld in waarde zijn gestegen door het overlijden van de erflater en deze aandelen of winstbewijzen worden gehouden door een ander dan de erflater, worden deze geacht door de houder krachtens erfrecht te zijn verkregen, waarbij deze aandelen of winstbewijzen voor het bedrag van de bedoelde waardestijging in aanmerking worden genomen.
2 Het eerste lid vindt slechts toepassing indien:
a. de aandelen of winstbewijzen behoren tot een aanmerkelijk belang in de zin van afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en
b. de houder van de aandelen of winstbewijzen de partner van de erflater is of behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun partners.
3 Bij het bepalen van de in het eerste lid bedoelde waardestijging blijven buiten aanmerking verplichtingen die in verband met het overlijden van de erflater ontstaan, voorzover deze middellijk of onmiddellijk een waardedrukkend effect hebben op de waarde van de aandelen of winstbewijzen, behoudens voorzover deze verplichtingen leiden tot verkrijgingen die ten gevolge van het overlijden van de erflater op grond van deze wet in de heffing worden betrokken of zijn vrijgesteld.
4 Indien een verplichting die ingevolge het derde lid buiten aanmerking blijft, aanleiding geeft tot inkomsten die bij een in het eerste lid bedoelde houder op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 in de heffing worden betrokken, wordt de door die houder daarover verschuldigde inkomstenbelasting in mindering gebracht op de bij die houder in aanmerking te nemen waardestijging.
5 Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 4.3 tot en met 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14
Artikel 14
Opzegging van een beperkt recht wordt voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met verkrijging van dat recht door degene, ten behoeve van wie de opzegging heeft plaatsgehad.
Artikel 15
Artikel 15
1 Van een geldlening die geen rente draagt, of een rente draagt die lager is dan het percentage, bedoeld in artikel 21, veertiende lid, en welke lening rechtens dan wel in feite direct opeisbaar is of dat op enig moment wordt, wordt de schuldeiser vanaf de dag waarop de lening opeisbaar wordt voor de toepassing van deze wet geacht van dag tot dag een vruchtgebruik aan de schuldenaar te hebben geschonken.
2 Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op een geldlening die direct of indirect aan een natuurlijk persoon is verstrekt door een natuurlijk persoon die daarbij niet handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.
Artikel 16
Artikel 16
1 De bezittingen en de schulden van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, die tot het overlijden van een erflater ingevolge dat artikel zijn toegerekend aan die erflater, en met ingang van zijn overlijden aan zijn erfgenamen, worden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen geacht door die erfgenamen krachtens erfrecht te zijn verkregen en wel per erfgenaam voor het deel dat ingevolge dat artikel aan de erfgenaam wordt toegerekend. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot bezittingen en schulden als bedoeld in artikel 2.14a, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 die zonder toepassing van dat lid tot het overlijden van de erflater zouden zijn toegerekend aan die erflater, en met ingang van zijn overlijden aan zijn erfgenamen.
2 Onder hetgeen krachtens erfrecht wordt verkregen, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan het ten gevolge van het overlijden van een erflater verkrijgen van een in rechte vorderbare aanspraak op een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter zake van de in dit artikel bedoelde verkrijging.
Artikel 17
Artikel 17
1 Al wat wordt verkregen van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, op andere wijze dan bedoeld in artikel 16, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen, geacht door schenking te zijn verkregen van de persoon of personen waaraan de bezittingen en schulden van het afgezonderd particulier vermogen ingevolge artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden toegerekend. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot al wat wordt verkregen, op andere wijze dan bedoeld in artikel 16, ten laste van bezittingen als bedoeld in artikel 2.14a, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat in dat geval wordt geacht te zijn verkregen van de persoon of personen waaraan die bezittingen zonder toepassing van dat lid zouden zijn toegerekend.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld van ter zake van de in dit artikel bedoelde schenking.
Artikel 17a
Artikel 17a
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt de afzondering van vermogen, bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001, niet als verkrijging aangemerkt.
Artikel 18
Artikel 18
1 Onder vruchtgebruik worden, voor de toepassing van deze wet, mede verstaan vruchtgenot, gebruik en bewoning, vruchten en inkomsten, jaarlijkse opbrengst en soortgelijke uitkeringen uit daartoe aangewezen goederen.
2 Onder periodieke uitkering wordt, voor de toepassing van deze wet, behalve de uitkering in geld, mede verstaan elke andere, voortdurende, of op vastgestelde tijdstippen terugkerende, prestatie.
Artikel 19
Artikel 19
1 Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld:
a. voor de bepaling van aanverwantschap, twee ongehuwde personen die ingevolge artikel 1a als elkaars partners worden aangemerkt, met gehuwden;
b. aanverwanten met bloedverwanten, met dien verstande dat deze gelijkstelling eindigt ingeval het partnerschap dat de aanverwantschap deed ontstaan anders dan door overlijden is geëindigd;
c. pleegkinderen met kinderen die in familierechtelijke betrekking tot de pleegouder staan;
d. kinderen over wie overeenkomstig artikel 253t van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een ander dan de ouder gezamenlijk met de ouder het ouderlijk gezag uitoefent of heeft uitgeoefend met kinderen die in familierechtelijke betrekking tot die ander staan;
e. kinderen over wie overeenkomstig artikel 282 of 292 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek de voogdij door twee personen gezamenlijk wordt uitgeoefend of is uitgeoefend met kinderen die tot die personen in familierechtelijke betrekking staan.
2 Als pleegkinderen worden aangemerkt zij, die vóór het tijdstip waarop zij de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt dan wel het tijdstip waarop zij vóór die leeftijd in het huwelijk zijn getreden, gedurende ten minste vijf jaren uitsluitend door de pleegouder - dan wel uitsluitend door hem en zijn echtgenoot tezamen - als een eigen kind zijn onderhouden en opgevoed.
Artikel 20
Artikel 20
1 Voor de regeling van de erfbelasting kunnen van de nalatenschap als lasten slechts worden afgetrokken de kosten van lijkbezorging voor zover zij niet bovenmatig zijn.
2 Onder de kosten van lijkbezorging kunnen worden begrepen de sommen, besproken of uitgekeerd voor de uitvaart van de erflater en de tot een jaar na het overlijden te zijnen behoeve te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke plechtigheden.
3 De schulden ten laste van de erflater kunnen slechts worden afgetrokken voor zover zij rechtens afdwingbaar zijn en alsdan behoudens het navolgende:
a. lopende renten en andere periodieke verplichtingen, alsmede zakelijke belastingen, dijk- en polderlasten, molen- en sluisgelden en soortgelijke omslagen zijn slechts aftrekbaar tot en met de dag van het overlijden;
b. belastingschulden kunnen niet worden afgetrokken, voor zover daarvoor ontheffing kan worden verkregen.
4 Rechtsvorderingen tot nakoming van schulden, ten aanzien waarvan ten tijde van het overlijden de verjaringstermijn is verstreken, worden vermoed te zijn verjaard.
5 Op de verkrijging wordt in mindering gebracht de inkomstenbelasting welke de verkrijger verschuldigd kan worden ter zake van:
a. in het verkregen vermogen van een onderneming of een werkzaamheid begrepen reserves in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001;
b. termijnen van verkregen, niet tot het vermogen van een onderneming behorende rechten die ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001 belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen opleveren (stamrechten);
c. verkregen aandelen, winstbewijzen, bewijzen van deelgerechtigdheid en koopopties als bedoeld in artikel 4.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die ingevolge die wet tot een aanmerkelijk belang behoren. Artikel 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing.
6 De in het vijfde lid bedoelde belasting wordt gesteld op:
a. 30% van het bedrag van de reserves, voorzover het de oudedagsreserve betreft;
b. 20% van het bedrag van de overige reserves;
c. 30% van de waarde van de stamrechten;
d. 6,25% van de waarde van de aandelen, winstbewijzen, bewijzen van deelgerechtigdheid en koopopties, voorzover deze de verkrijgingsprijs daarvan in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 overtreft.
7 Voor de toepassing van dit artikel:
a. wordt met de houder van de in het vijfde lid, onderdeel c, genoemde vermogensbestanddelen gelijkgesteld degene die slechts is gerechtigd tot voordelen uit die vermogensbestanddelen en wordt zijn gerechtigdheid aangemerkt als een dergelijk vermogensbestanddeel;
b. is artikel 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
Algemene informatie
Algemene informatie
Titel 2 Het recht op de naam
Titel 2 Het recht op de naam
Opschrift
Wet van 3 mei 1989, houdende regelen met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen, alsmede met betrekking tot het kadaster
Opschrift
Besluit van 17 mei 1965, houdende uitvoering van de Wet op de loonbelasting 1964
Artikel 4
Artikel 4
1 Een ieder heeft de voornamen die hem in zijn geboorteakte zijn gegeven.
2 De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert in de geboorteakte voornamen op te nemen die ongepast zijn, of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn.
3 Geeft de aangever geen voornamen op, of worden deze alle geweigerd zonder dat de aangever ze door een of meer andere vervangt, dan geeft de ambtenaar ambtshalve het kind een of meer voornamen, en vermeldt hij uitdrukkelijk in de akte dat die voornamen ambtshalve zijn gegeven.
4 Wijziging van de voornamen kan op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank. De wijziging geschiedt doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 20a, eerste lid. In geval van wijziging van de voornamen van een buiten Nederland geboren persoon geeft de rechtbank die de beschikking geeft, voor zoveel nodig ambtshalve hetzij een last tot inschrijving van de akte van geboorte dan wel van de akte of de uitspraak, bedoeld in artikel 25g, eerste lid, hetzij de in artikel 25c bedoelde beschikking.
Wet van 3 mei 1989, houdende regelen met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen, alsmede met betrekking tot het kadaster
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter uitvoering van artikel 3.1.2.1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, nieuwe regelen vast te stellen met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen, alsmede met betrekking tot het kadaster (Kadasterwet);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Besluit van 17 mei 1965, houdende uitvoering van de Wet op de loonbelasting 1964
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 26 april 1965, nr. B5/6210, Directie Wetgeving Directe Belastingen;
Gelet op de artikelen 4, 7, 33 en 34 van de Wet op de loonbelasting 1964 (Stb. 521);
De Raad van State gehoord (advies van 12 mei 1965, nr. 64);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 14 mei 1965, nr. 135/7088, Directie Wetgeving Directe belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 5
Artikel 5
1 Indien een kind alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, heeft het haar geslachtsnaam. Indien een kind door adoptie alleen in familierechtelijke betrekking tot de vader staat, heeft het zijn geslachtsnaam.
2 Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning. De eerste twee volzinnen zijn van overeenkomstige toepassing bij erkenning van een ongeboren kind. De ouders kunnen evenwel ter gelegenheid van de voltrekking van hun huwelijk of van de registratie van hun partnerschap alsnog gezamenlijk verklaren, dat hun kind voortaan de geslachtsnaam van de andere ouder zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. Van deze verklaring wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Indien een kind door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. De rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het vaderschap vermeldt de verklaring van de ouders omtrent de geslachtsnaamkeuze.
3 Indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot beide adoptanten van verschillend geslacht, die met elkaar zijn gehuwd, heeft het kind de geslachtsnaam van de vader, tenzij de adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de moeder, de oorspronkelijke geslachtsnaam of de geslachtsnaam van beide adoptanten in een vrij te bepalen volgorde of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde zal hebben. Indien de adoptanten niet met elkaar gehuwd zijn of indien beide adoptanten van hetzelfde geslacht zijn en met elkaar gehuwd zijn, houdt het kind de geslachtsnaam die het heeft, tenzij de adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaren dat het een van hun beider geslachtsnamen zal hebben of van hun beiden in een vrij te bepalen volgorde of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde. Indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder komt te staan, houdt het zijn geslachtsnaam, tenzij de ouder en diens echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van die ouder dan wel de geslachtsnaam van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel of van hun beiden in een vrij te bepalen volgorde of van één van hen in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind in een vrij te bepalen volgorde, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. De rechterlijke uitspraak inzake de adoptie vermeldt de verklaring van de adoptanten omtrent de geslachtsnaamkeuze.
4 Indien een kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan, verklaren de ouders gezamenlijk voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte welke geslachtsnaam het kind zal hebben. Dat kan de geslachtsnaam zijn van één van de ouders of de geslachtsnamen van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. Van de verklaring van de ouders die voor de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Van de verklaring van de ouders die ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, wordt melding gemaakt in de akte van geboorte. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing indien een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa over het kind zullen uitoefenen of uitoefenen. De verklaring die niet ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, kan ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand worden afgelegd.
5 Wordt een verklaring houdende naamskeuze, bedoeld in het vierde lid, voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte afgelegd, dan heeft het kind de gekozen naam vanaf de geboorte. Geschiedt de naamskeuze niet uiterlijk ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte, dan neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand als geslachtsnaam van het kind in de geboorteakte op:
a. de geslachtsnaam van de vader in geval het kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan;
b. de geslachtsnaam van de moeder in geval een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa over het kind uitoefenen.
6 Indien de moeder na de geboorte van het kind op grond van artikel 199, onderdeel b, het vaderschap van de overleden echtgenoot of geregistreerde partner ontkent of op grond van artikel 198, tweede lid, het moederschap van de overleden echtgenote of geregistreerde parnter ontkent en zij ten tijde van de geboorte en van de ontkenning is hertrouwd of een nieuw partnerschap heeft laten registreren, kunnen de moeder en haar echtgenoot of geregistreerde partner gezamenlijk ter gelegenheid van de ontkenning verklaren welke geslachtsnaam het kind zal hebben. Dat kan de geslachtsnaam zijn van de moeder of de echtgenoot of echtgenote of geregistreerde partner, of van beide in een vrij te bepalen volgorde. Van deze verklaring wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Bij gebreke van een verklaring heeft het kind de geslachtsnaam van de echtgenoot of geregistreerde partner.
7 Indien een kind op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking met beide ouders zestien jaar of ouder is, verklaart het zelf ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand of van de notaris of, in geval van adoptie of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, ten overstaan van de rechter of het de geslachtsnaam van de ene of de andere ouder zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde of bij adoptie, een geslachtsnaam die is gekozen overeenkomstig het derde lid. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning of in de rechterlijke uitspraak inzake adoptie of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
8 Een verklaring van de ouders als bedoeld in het tweede, vierde of zesde lid, kan slechts ten aanzien van de geslachtsnaam van hun eerste kind worden afgelegd. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het eerste kind over wie de ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa zullen uitoefenen of uitoefenen. Onverminderd het zevende lid, hebben volgende kinderen van dezelfde ouders dan wel kinderen over wie dezelfde ouder en dezelfde echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege het gezag gezamenlijk zullen uitoefenen, dezelfde geslachtsnaam als het eerste kind, met dien verstande dat in het geval dat volgende kinderen blijkens de geboorteakte of krachtens toepasselijk recht een naam hebben die afwijkt van de naam van het eerste kind, de ouders kunnen verklaren dat het desbetreffende kind dezelfde geslachtsnaam zal hebben als het eerste kind. Indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot zijn adoptanten kan in afwijking van het voorgaande steeds worden gekozen voor de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind of een combinatie van de oorspronkelijke geslachtsnaam met de geslachtsnaam van een der adoptanten, waarbij alle kinderen van die adoptanten met een combinatie van geslachtsnamen tenminste een zelfde geslachtsnaam van de adoptant hebben en alle kinderen die niet door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de ouders komen te staan dezelfde geslachtsnaam of gecombineerde geslachtsnaam hebben. De gekozen oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind werkt niet door voor volgende kinderen van die adoptanten. Indien voor de geboorte of ter gelegenheid van de aangifte naamskeuze is gedaan ten aanzien van een kind dat levenloos ter wereld komt of is gekomen, wordt deze keuze opgenomen in de akte, bedoeld in artikel 19i, eerste lid, en geldt zij alleen ten aanzien van dit kind.
9 Is één van de ouders voorafgaand aan het tijdstip waarop de naamskeuze uiterlijk moet zijn gedaan overleden en is de naamskeuze niet gedaan, dan legt de andere ouder een verklaring omtrent de naamskeuze af. Hetzelfde geldt indien één van de ouders wegens diens lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele staat dan wel indien ten aanzien van hem of haar een mentorschap bestaat.
10 Zijn de vader en moeder onbekend, dan neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand in de geboorteakte een voorlopige voornaam en geslachtsnaam op, in afwachting van het koninklijk besluit waarbij de voornamen en de geslachtsnaam van het kind worden vastgesteld.
11 Indien op grond van het tweede tot en met negende lid een kind, wiens vader van adel is, niet zijn geslachtsnaam verkrijgt, gaat de adeldom niet over op dat kind.
12 De geslachtsnaam van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het koninklijk huis wordt bij koninklijk besluit bepaald.
13 In het tweede, vijfde en zesde lid wordt onder «moeder» verstaan de vrouw uit wie het kind is geboren. In deze leden wordt met «de vader» van het kind en zijn «vaderschap» gelijkgesteld de moeder die niet de vrouw is uit wie het kind is geboren onderscheidenlijk haar moederschap.
14 Wordt voor het kind gekozen voor een combinatie van geslachtsnamen van de ouders, en een ouder heeft een geslachtsnaam die een combinatie is van twee geslachtsnamen van ouders, dan kan maximaal één geslachtsnaam uit de combinatie worden doorgegeven. Dat geldt ook als op grond van het derde lid bij adoptie wordt gekozen voor een geslachtsnaam van één van de ouders in combinatie met de oorspronkelijke geslachtsnaam van het kind, of als die uit een combinatie van twee geslachtsnamen bestaat, één geslachtsnaam uit de combinatie.
Artikel 6
Artikel 6
De geslachtsnaam wordt ten aanzien van een ieder dwingend bewezen door de akte van geboorte.
Artikel 7
Artikel 7
1 De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
2 Hij wiens geslachtsnaam of voornamen niet bekend zijn, kan de Koning verzoeken voor hem een geslachtsnaam of voornamen vast te stellen.
3 Een wijziging of vaststelling van de geslachtsnaam door de Koning heeft geen invloed op de geslachtsnaam van de kinderen van de betrokken persoon die voor de datum van het besluit meerderjarig zijn geworden of die niet onder zijn gezag staan.
4 Een wijziging of vaststelling van de geslachtsnaam door de Koning blijft in stand niettegenstaande een latere erkenning of een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.
5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
6 Indien Onze Minister van Justitie voornemens is een voordracht te doen voor een koninklijk besluit strekkende tot inwilliging van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid, deelt hij dit voornemen schriftelijk mee aan de verzoeker en degene wiens geslachtsnaam is verzocht, alsmede, indien het verzoek op de geslachtsnaam van een minderjarige betrekking heeft, zijn ouders en degene aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging is verzocht, rechtstreeks ontleent. De schriftelijke mededeling van het voornemen geldt als een beschikking.
7 Onze Minister van Justitie doet de schriftelijke mededeling van het voornemen binnen twintig weken.
Artikel 8
Artikel 8
Hij die de naam van een ander zonder diens toestemming voert, handelt jegens die persoon onrechtmatig, wanneer hij daardoor de schijn wekt die ander te zijn of tot diens geslacht of gezin te behoren.
Artikel 9
Artikel 9
1 Een vrouw die gehuwd is of die gehuwd is geweest dan wel wier partnerschap geregistreerd is of is geweest en die niet is getrouwd na beëindiging van de registratie of is hertrouwd dan wel niet een geregistreerd partnerschap is aangegaan na beëindiging van het huwelijk of opnieuw is aangegaan, is steeds bevoegd de geslachtsnaam van haar echtgenoot of van haar geregistreerde partner te voeren of aan de hare te doen voorafgaan dan wel die te doen volgen op haar eigen geslachtsnaam.
2 Indien het huwelijk door echtscheiding is ontbonden en daaruit geen afstammelingen in leven zijn dan wel indien het geregistreerd partnerschap op de wijze bedoeld in artikel 80c, onder c of d, is beëindigd, kan de rechtbank, wanneer daartoe gegronde redenen bestaan, op verzoek van de gewezen echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner aan de vrouw de haar in het eerste lid toegekende bevoegdheid ontnemen.
3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de man die gehuwd is of gehuwd is geweest dan wel wiens partnerschap geregistreerd is of is geweest en die niet is getrouwd na beëindiging van de registratie of is hertrouwd dan wel niet een geregistreerd partnerschap is aangegaan na beëindiging van het huwelijk of opnieuw is aangegaan.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage 3 mei 1989 Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M. Nijpels
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
Uitgegeven de eerste juni 1989 De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
Slotformulier en ondertekening
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Soestdijk 17 mei 1965 JULIANA.
De Minister van Financiën, A. VONDELING.
Uitgegeven de vijfentwintigste mei 1965. De Minister van Justitie, SAMKALDEN.
Titel II Ambt, bevoegdheid, benoeming en ontslag van de notaris
Titel II Ambt, bevoegdheid, benoeming en ontslag van de notaris
Algemene informatie
Algemene informatie
Artikel 2
Artikel 2
1 Het ambt van notaris houdt de bevoegdheid in om authentieke akten te verlijden in de gevallen waarin de wet dit aan hem opdraagt of een partij zulks van hem verlangt en andere in de wet aan hem opgedragen werkzaamheden te verrichten.
2 Tot het voeren van de titel notaris is uitsluitend bevoegd hij die als zodanig is benoemd en beëdigd en die niet geschorst of gedefungeerd is.
3 De notaris oefent het ambt, waaronder het beheer van het protocol dat onder hem berust, voor eigen rekening en risico uit.
Opschrift
Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971
Opschrift
Wet van 3 december 2014, houdende regels inzake de verzekering van zorg aan mensen die zijn aangewezen op langdurige zorg (Wet langdurige zorg)
Artikel 3
Artikel 3
1 De notaris wordt als zodanig bij koninklijk besluit benoemd. In het besluit wordt de plaats van vestiging aangegeven.
2 De notaris legt binnen zes maanden na de dagtekening van het benoemingsbesluit voor de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder hij ressorteert, de navolgende eed af:
«Ik zweer getrouwheid aan de Koning en de Grondwet en eerbied voor de rechterlijke autoriteiten.
Ik zweer, dat ik mij zal gedragen naar de wetten, de reglementen en de verordeningen die op het notarisambt van toepassing zijn en dat ik mijn taak eerlijk, nauwgezet en onpartijdig zal uitvoeren; dat ik geheimhouding zal betrachten ten aanzien van alles waarvan ik door mijn ambt kennis neem en dat ik voorts, middellijk noch onmiddellijk, onder enige naam of voorwendsel, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.»
Als de eed niet tijdig is afgelegd, vervalt de benoeming.
3 Wanneer de eed, bedoeld in het tweede lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed als volgt:
«Ik swar trou oan de Kening en de Grûnwet en earbied foar de rjochterlike autoriteiten.
Ik swar, dat ik my hâlde en drage sil neffens de wetten, de regleminten en de oarderingen dy’t op it notarisamt fan tapassing binne en dat ik myn taak earlik, sekuer en ûnpartidich útfiere sil; dat ik geheimhâlding betrachtsje sil oangeande alles dêr’t ik troch myn amt kunde oan krij en dat ik fierders, streekrjocht noch midlik, ûnder hokker namme of útwynsel dan ek, foar it krijen fan myn beneaming oan immen eat jûn of tasein haw, noch jaan of tasizze sil.»
4 De griffier van de rechtbank geeft ter zitting een proces-verbaal van de eedsaflegging af aan de notaris.
5 De notaris is bevoegd met ingang van de dag na de eedsaflegging. Indien in het benoemingsbesluit een latere datum is vermeld, is hij bevoegd met ingang van die dag indien tevoren de eed is afgelegd. Is hij waarnemer van het kantoor, dan is hij terstond na de eedsaflegging bevoegd.
6 De notaris laat zich terstond na de eedsaflegging inschrijven in het register voor het notariaat, bedoeld in artikel 5, onder overlegging van het proces-verbaal van de eedsaflegging en onder deponering van zijn handtekening en paraaf.
Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971
De Staatssecretaris van Financiën,
Gelet op de artikelen 9, 13, 21, 24 en 29a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Stb. 469);
Besluit:
Wet van 3 december 2014, houdende regels inzake de verzekering van zorg aan mensen die zijn aangewezen op langdurige zorg (Wet langdurige zorg)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten te vervangen door een, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering voor langdurige zorg, waarin rekening wordt gehouden met maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste decennia en die recht doet aan de eigen verantwoordelijkheid van de burgers voor de wijze waarop zij hun leven inrichten, deelnemen aan het maatschappelijk leven, en de wijze waarop zij elkaar naar vermogen daarin bijstaan;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 4
Artikel 4
De notaris deponeert terstond na de eedsaflegging zijn handtekening en paraaf ter griffie van de rechtbank waar hij de eed heeft afgelegd.
Artikel 1
Artikel 1
1 2 Deze regeling verstaat onder de wet: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Artikel 5
Artikel 5
1 Er is een register voor het notariaat, dat wordt bijgehouden door de KNB.
2 In het register wordt iedere notaris, toegevoegd notaris en kandidaat-notaris opgenomen, onder vermelding van naam en plaats en datum van geboorte. In het register worden ten aanzien van hen, voor zover van toepassing, tevens gegevens opgenomen betreffende:
a. de benoeming van de notaris, zijn ontslag of overlijden;
b. de plaats van vestiging van de notaris;
c. het nummer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het centraal testamentenregister;
d. een aanwijzing tot overname van een protocol als bedoeld in artikel 15;
e. de toevoeging als bedoeld in artikel 30b;
f. de waarneming als bedoeld in artikel 28;
g. de eedsaflegging, bedoeld in artikel 3, met opname in het register van handtekening en paraaf;
h. een nevenbetrekking als bedoeld in artikel 11;
i. de onherroepelijke oplegging van een tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 103, eerste, derde en vierde lid;
j. de bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaarde bedenking zonder oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, tweede lid;
k. de oplegging van een ordemaatregel als bedoeld in de artikelen 25b, 26, 27 en 106, eerste en vijfde lid;
l. de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid.
3 Het register ligt voor een ieder ter inzage. De KNB verstrekt op verzoek een gewaarmerkt afschrift of uittreksel tegen kostprijs.
4 De registratie van de oplegging van de ordemaatregel, bedoeld in artikel 25b, van een bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaarde bedenking zonder oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 103, tweede lid, of van de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke boete of last onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid, is niet openbaar. De registratie van de oplegging van de ordemaatregelen, bedoeld in de artikelen 26, 27 en 106, eerste en vijfde lid, is openbaar zolang deze maatregelen van kracht zijn. De registratie van de onherroepelijke oplegging van een waarschuwing of berisping als bedoeld in artikel 103, eerste lid, is niet openbaar, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 103, vijfde lid. Ditzelfde geldt voor de onherroepelijke oplegging van een geldboete als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel c, tenzij deze gelijktijdig is opgelegd met een tuchtmaatregel ten aanzien waarvan de openbaarheid niet is beperkt.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de toepassing van het tweede en derde lid, de inrichting van het register, de wijze waarop het wordt bijgehouden, de inzage in het register en het verstrekken van gegevens uit het register door de KNB.
Artikel 2
Artikel 2 [Vervallen per 01-01-2016]
[Vervallen]
Artikel 6
Artikel 6
1 Tot notaris is slechts benoembaar hij die de Nederlandse nationaliteit bezit of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat.
2 Voor de benoembaarheid tot notaris is vereist:
a. dat
1°. hem op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Master op het gebied van het notarieel recht is verleend, of
2°. hij het recht heeft verkregen om de titel meester te voeren op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het notarieel recht aan een universiteit of de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
b. dat hij:
1°. een stage heeft doorlopen als bedoeld in artikel 31;
2°. met goed gevolg heeft afgelegd het examen, bedoeld in artikel 33;
3°. als toegevoegd notaris of kandidaat-notaris gedurende de laatste twee jaren voorafgaand aan zijn verzoek tot benoeming, per jaar gemiddeld ten minste 21 uur per week, in het Koninkrijk in Europa onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer werkzaam is geweest of het notarisambt heeft waargenomen, dan wel als notaris gedurende die periode het notarisambt heeft vervuld;
4°. dat hij in het bezit is van een ondernemingsplan dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, eerste lid, alsmede van het advies als bedoeld in artikel 7, tweede lid, alsmede
c. dat hij in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
d. dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een goede uitoefening van het notarisambt.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten, waaraan hij die de opleiding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, heeft gevolgd moet voldoen.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
Artikel 2bis
Artikel 2bis
1 Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de wet wordt onder werknemers verstaan werknemers in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
2 Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de wet wordt onder het loon op jaarbasis verstaan het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dat de werknemer heeft genoten in het laatste kalenderjaar dat voor aanvang van het jaar is geëindigd.
Artikel 7
Artikel 7
1 Het ondernemingsplan, bedoeld in artikel 6, is zodanig opgesteld dat daaruit in ieder geval blijkt:
a. dat de verzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om een kantoor te houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt; en
b. dat op redelijke gronden mag worden verwacht dat na drie jaren de praktijk kostendekkend kan worden uitgeoefend.
2 Over het ondernemingsplan wordt advies uitgebracht door een door Onze Minister te benoemen Commissie van deskundigen. De KNB en het Bureau verstrekken de Commissie desgevraagd de door haar in verband met het onderzoek van het ondernemingsplan benodigde inlichtingen. Het advies wordt als bijlage bij het ondernemingsplan gevoegd.
3 Voor de advisering over het ondernemingsplan door de Commissie van deskundigen worden aan de verzoeker kosten in rekening gebracht.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent:
a. het ondernemingsplan;
b. de samenstelling en de werkwijze van de Commissie van deskundigen;
c. de wijze waarop de kosten van de advisering worden berekend.
Artikel 2a
Artikel 2a
1 Voor de toepassing van artikel 13, twaalfde lid, onderdeel b, onder 1°, van de wet worden de werkzaamheden van een lichaam als daar bedoeld aangemerkt als actieve financieringswerkzaamheden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. het lichaam houdt zich anders dan incidenteel bezig met het arrangeren en uitvoeren van financiële transacties ten behoeve van tot het concern behorende lichamen;
b. het feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen bedraagt doorgaans ten minste 20% van de waarde in het economische verkeer van de activa van het lichaam;
c. het lichaam voert niet langer dan 12 maanden achtereen het beheer over overtollige liquiditeiten die meer belopen dan 10% van het gestorte kapitaal van het lichaam, waarbij kortlopende beleggingen welke worden aangehouden met het oog op de verwerving van deelnemingen buiten beschouwing blijven;
d. het lichaam is in zijn bestuur en de dagelijkse bedrijfsvoering, waarbij de normale bemoeienis met de bedrijfsvoering door de aandeelhouder of de concernleiding buiten beschouwing blijft, zelfstandig;
e. het aantal personen in dienstbetrekking tot het lichaam, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn in overeenstemming met de aard en functie van het lichaam en het lichaam beschikt over een eigen kantoor dat is voorzien van in de financiële sector gebruikelijke faciliteiten; en
f. het lichaam verricht de voor deze regeling relevante transacties via eigen bankrekeningen.
2 Indien het lichaam niet voldoet aan de in het eerste lid, onder b, opgenomen voorwaarde wordt het lichaam geacht aan deze voorwaarde te voldoen indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de behoefte van de tot het concern behorende lichamen waarvoor het lichaam financieringswerkzaamheden verricht, aan feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen minder is dan 20% van de waarde in het economische verkeer van de activa van het lichaam alsmede dat voornoemde tot het concern behorende lichamen, behoudens vanwege specifieke zakelijke redenen, zelf geen vreemd vermogen feitelijk van derden hebben aangetrokken. Specifieke zakelijke redenen als bedoeld in de vorige volzin doen zich in ieder geval voor, voor zover:
a. het lichaam en een ander tot het concern behorend lichaam in verschillende landen zijn gevestigd en de valuta van het vestigingsland van het andere concernlichaam aan dusdanig grote koersschommelingen onderhevig is dat het voor dat andere concernlichaam niet wenselijk was om feitelijk vreemd vermogen van derden aan te trekken in een andere valuta dan die van zijn vestigingsland;
b. het andere concernlichaam kortlopende kredieten heeft verkregen van zijn leveranciers; of
c. door het andere concernlichaam ter financiering van onroerende zaken hypothecaire leningen zijn aangegaan in het land waar deze zaken zijn gelegen.
3 Onder feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt mede begrepen vreemd vermogen dat verband houdt met door een ander tot het concern behorend lichaam feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen indien dat andere lichaam om zakelijke redenen het binnen het concern benodigde vreemd vermogen van derden aantrekt.
4 Voor de toepassing van dit artikel wordt als concern aangemerkt de belastingplichtige tezamen met de met hem verbonden lichamen als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de wet.
5 Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij de bepaling of, voor de toepassing van artikel 15g, tweede lid, onderdeel a, van de wet, de werkzaamheden van een buitenlandse onderneming als bedoeld in dat artikel, worden aangemerkt als actieve financieringswerkzaamheden, met dien verstande dat:
a. onder lichaam mede een buitenlandse onderneming wordt verstaan, en
b. voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitgegaan van het vreemd vermogen is,dat onderscheidenlijk de activa die zijn, toe te rekenen aan de buitenlandse onderneming.
Artikel 8
Artikel 8
1 Degene die voor benoeming tot notaris in aanmerking wenst te komen dient bij de KNB een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de gemeente waarin hij voornemens is zich als notaris te vestigen. Bij het verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6. De overlegging van bewijsstukken met betrekking tot de voorwaarden als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen a en b, onder 1° en 2°, is niet vereist indien die reeds bij een eerder verzoek zijn overgelegd. In het verzoek doet hij tevens opgave van de werkgever of werkgevers bij wie hij als kandidaat-notaris of toegevoegd notaris in dienst is geweest. Bij indiening van het verzoek is voor de behandeling ervan door de verzoeker een vergoeding verschuldigd. De KNB geleidt het verzoek met de bewijsstukken door naar Onze Minister en doet afschriften toekomen aan de Commissie toegang notariaat en het Bureau.
2 Onze Minister wint advies in omtrent de persoonlijke geschiktheid van de verzoeker voor het notarisambt bij de door hem benoemde Commissie toegang notariaat. Bij onvoldoende gebleken persoonlijke geschiktheid voor het ambt van notaris of gegronde vrees voor enige schade aan de eer en het aanzien van het notarisambt, wordt het verzoek geweigerd. Een beschikking tot weigering van de benoeming wordt gegeven door Onze Minister.
3 Ten behoeve van haar advies stelt de Commissie ten aanzien van de verzoeker een onderzoek in.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de Commissie en haar werkzaamheden. Bij regeling van Onze Minister wordt de hoogte vastgesteld van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid.
5 Op het verzoek wordt beslist binnen vijf maanden na ontvangst ervan.
6 De KNB en het Bureau kunnen met betrekking tot het verzoek advies uitbrengen aan Onze Minister.
7 In afwijking van artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een besluit tot benoeming tot notaris beroep instellen.
Artikel 2b
Artikel 2b
1 Voor de toepassing van artikel 13, twaalfde lid, onderdeel c, onder 1°, van de wet worden de werkzaamheden van een lichaam als daar bedoeld aangemerkt als actieve terbeschikkingstellingswerkzaamheden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. het lichaam houdt zich anders dan incidenteel bezig met het ter beschikking stellen van bedrijfsmiddelen ten behoeve van tot het concern behorende lichamen;
b. de aanschaffingskosten van de ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen zijn voor ten minste 20% gefinancierd met feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen;
c. het lichaam is in zijn bestuur en de dagelijkse bedrijfsvoering, waarbij de normale bemoeienis met de bedrijfsvoering door de aandeelhouder of de concernleiding buiten beschouwing blijft, zelfstandig in het nemen van beslissingen over:
1°. de aanschaf, het onderhoud, de vervreemding en het beheer, waaronder begrepen beslissingen inzake de voorwaarden waaronder ter beschikking wordt gesteld, van materiële vaste activa;
2°. de aanschaf, het onderhoud, de ontwikkeling en het beheer, waaronder begrepen beslissingen inzake de voorwaarden waaronder ter beschikking wordt gesteld, van immateriële vaste activa;
d. het lichaam heeft de economische eigendom van de ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen;
e. het aantal personen in dienstbetrekking tot het lichaam, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn in overeenstemming met de aard en functie van het lichaam en het lichaam beschikt over een eigen kantoor dat is voorzien van de gebruikelijke faciliteiten, en
f. het lichaam verricht de voor deze regeling relevante transacties via eigen bankrekeningen.
2 Indien het lichaam niet voldoet aan de in het eerste lid, onderdeel b, opgenomen voorwaarde wordt het lichaam geacht aan deze voorwaarde te voldoen indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het lichaam ten minste in dezelfde mate met feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen is gefinancierd als het concern waarvan het lichaam deel uitmaakt.
3 Onder feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt mede begrepen vreemd vermogen dat verband houdt met door een ander tot het concern behorend lichaam feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen indien dat andere lichaam om zakelijke redenen het binnen het concern benodigde vreemd vermogen van derden aantrekt.
4 Voor de toepassing van dit artikel wordt als concern aangemerkt de belastingplichtige tezamen met de met hem verbonden lichamen, bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de wet.
5 Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij de bepaling of, voor de toepassing van artikel 15g, tweede lid, onderdeel a, van de wet, de werkzaamheden van een buitenlandse onderneming als bedoeld in dat artikel, worden aangemerkt als actieve terbeschikkingstellingswerkzaamheden, met dien verstande dat onder lichaam mede een buitenlandse onderneming wordt verstaan.
Artikel 9
Artikel 9
Een notaris kan, onverminderd de onverenigbaarheden die voortvloeien uit andere wetten, niet tevens lid zijn van de rechterlijke macht, behoudens als raadsheer-plaatsvervanger, rechter-plaatsvervanger of kantonrechter-plaatsvervanger, noch kan hij gerechtsdeurwaarder, bewaarder van het kadaster en de openbare registers of advocaat zijn. Hetzelfde geldt voor een toegevoegd notaris of een kandidaat-notaris.
Artikel 2c
Artikel 2c
1 Voor de toepassing van de artikelen 14a, elfde lid, 14b, achtste lid en 23c, derde en vierde lid, van de wet worden van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangewezen: IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.
2 Voor de toepassing van de artikelen 13d, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, en onderdeel b, onder 2°, en 15i, vierde lid, van de wet wordt van de staten waarmee de Europese Unie een associatieovereenkomst heeft gesloten aangewezen: Turkije.
Artikel 10
Artikel 10
1 De plaats van vestiging van een notaris kan door Onze Minister worden gewijzigd bij een beschikking waarbij tevens de datum van ingang wordt bepaald. De bevoegdheid van de notaris in de vorige plaats van vestiging vervalt van rechtswege met ingang van dezelfde datum, onverminderd het bepaalde in artikel 13.
2 De notaris die zich in een andere plaats wenst te vestigen, richt daartoe een verzoek tot Onze Minister. Hij doet daarbij opgave van de gemeente waar hij voornemens is zich te vestigen en geeft daarbij, in geval van vestiging buiten het arrondissement, aan of hij gebruik wil maken van de bevoegdheid, bedoeld in het zesde lid. Bij dit verzoek legt hij een ondernemingsplan over als bedoeld in het eerste lid van artikel 7, betrekking hebbend op de plaats waar hij voornemens is zich te vestigen, alsmede het advies als bedoeld in het tweede lid van dat artikel.
3 Onze Minister zendt een afschrift van het verzoek met bijlagen aan het bestuur van de KNB en aan het Bureau, met het verzoek hem uiterlijk binnen drie maanden in kennis te stellen van eventuele aan hen bekende feiten of omstandigheden welke naar hun oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen leiden.
4 Het verzoek kan uitsluitend worden geweigerd indien het bij het verzoek overgelegde ondernemingsplan niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7.
5 Op het verzoek wordt beslist binnen vijf maanden na ontvangst ervan.
6 Indien de notaris zich vestigt buiten het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen, is hij bevoegd zijn protocol over te brengen naar de nieuwe plaats van vestiging.
Artikel 2d
Artikel 2d
Voor de toepassing van artikel 17, derde lid, onderdeel b, van de wet, wordt, tenzij de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt, de belastingplichtige geacht het aanmerkelijk belang niet te houden met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van inkomstenbelasting bij een ander te ontgaan en wordt geacht sprake te zijn van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen indien:
a. ten minste de helft van het totale aantal statutaire en beslissingsbevoegde bestuursleden van de belastingplichtige woont of feitelijk is gevestigd in de staat waarin de belastingplichtige is gevestigd;
b. de in de staat, bedoeld in onderdeel a, wonende of gevestigde bestuursleden beschikken over de benodigde professionele kennis om hun taken naar behoren uit te voeren, tot welke taken ten minste behoort de besluitvorming, op grond van de eigen verantwoordelijkheid van de belastingplichtige en binnen het kader van de normale concernbemoeienis, over door de belastingplichtige af te sluiten transacties, alsmede het zorg dragen voor een goede afhandeling van de afgesloten transacties;
c. de belastingplichtige beschikt over gekwalificeerd personeel voor de adequate uitvoering en registratie van de door de belastingplichtige af te sluiten transacties;
d. in de staat, bedoeld in onderdeel a, de bestuursbesluiten van de belastingplichtige worden genomen;
e. in de staat, bedoeld in onderdeel a, de belangrijkste bankrekeningen van de belastingplichtige worden aangehouden;
f. in de staat, bedoeld in onderdeel a, de boekhouding van de belastingplichtige wordt gevoerd;
g. de belastingplichtige een bedrag aan loonkosten heeft dat een vergoeding vormt voor de werkzaamheden in het kader van de economische activiteiten van de belastingplichtige in het licht van zijn aanmerkelijk belang in de in Nederland gevestigde vennootschap en dat ten minste gelijk is aan € 100.000 vermenigvuldigd met de woonlandfactor die ingevolge de bijlage geldt voor de staat waarin de belastingplichtige is gevestigd; en
h. de belastingplichtige gedurende een periode van ten minste 24 maanden een in de staat, bedoeld in onderdeel a, gelegen onroerende zaak of deel van een onroerende zaak ter beschikking heeft waarbij zich in die onroerende zaak, onderscheidenlijk dat deel, een kantoor bevindt dat is voorzien van gebruikelijke faciliteiten voor de uitoefening van de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel g, en die werkzaamheden ook daadwerkelijk in dat kantoor worden uitgeoefend.
Artikel 11
Artikel 11
1 De notaris doet terstond opgave aan de KNB en aan de kamer voor het notariaat van het aanvaarden en beëindigen van een al dan niet bezoldigde nevenbetrekking.
2 De kamer kan bij met redenen omklede beslissing de uitoefening door de notaris van een nevenbetrekking ongewenst verklaren, indien hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt wordt of kan worden geschaad. Van die beslissing zendt de kamer onverwijld bij aangetekende brief een afschrift aan de notaris. Daarbij deelt zij tevens mee op welke wijze de notaris tegen de beslissing beroep kan instellen. De KNB en het Bureau ontvangen elk een afschrift van de beslissing van de kamer.
3 Binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing kan de notaris tegen de beslissing beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten. De KNB en het Bureau ontvangen elk een afschrift van de beslissing van het gerechtshof.
4 Indien de beslissing onherroepelijk is geworden of in beroep is bevestigd, is de notaris verplicht de nevenbetrekking zo spoedig mogelijk te beëindigen.
5 De notaris is bevoegd om, voordat hij een nevenbetrekking aanvaardt, de kamer van toezicht te verzoeken een beslissing te nemen over de vraag of de uitoefening van deze nevenbetrekking toelaatbaar is. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing. Op de behandeling van de zaak bij de kamer voor het notariaat en bij het gerechtshof zijn de artikelen 101, 102 en 104 van overeenkomstige toepassing.
6 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris.
Artikel 2e
Artikel 2e
1 Voor de toepassing van artikel 13ab, vijfde lid, van de wet wordt, tenzij de inspecteur aannemelijk maakt dat slechts aan de in dit lid gestelde voorwaarden wordt voldaan met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om in aanmerking te komen voor de uitzondering op de voet van artikel 13ab, vijfde lid, van de wet, een gecontroleerd lichaam geacht een wezenlijke economische activiteit uit te oefenen indien:
a. ten minste de helft van het totale aantal statutaire en beslissingsbevoegde bestuursleden van het gecontroleerde lichaam woont of feitelijk is gevestigd in de staat waarin het gecontroleerde lichaam is gevestigd;
b. de in de staat, bedoeld in onderdeel a, wonende of gevestigde bestuursleden beschikken over de benodigde professionele kennis om hun taken naar behoren uit te voeren, tot welke taken ten minste behoort de besluitvorming, op grond van de eigen verantwoordelijkheid van het gecontroleerde lichaam en binnen het kader van de normale concernbemoeienis, over door het gecontroleerde lichaam af te sluiten transacties, alsmede het zorg dragen voor een goede afhandeling van de afgesloten transacties;
c. het gecontroleerde lichaam beschikt over gekwalificeerd personeel voor de adequate uitvoering en registratie van de door het gecontroleerde lichaam af te sluiten transacties;
d. in de staat, bedoeld in onderdeel a, de bestuursbesluiten van het gecontroleerde lichaam worden genomen;
e. in de staat, bedoeld in onderdeel a, de belangrijkste bankrekeningen van het gecontroleerde lichaam worden aangehouden;
f. in de staat, bedoeld in onderdeel a, de boekhouding van het gecontroleerde lichaam wordt gevoerd;
g. het gecontroleerde lichaam een bedrag aan loonkosten heeft dat een vergoeding vormt voor de werkzaamheden van het gecontroleerde lichaam en dat ten minste gelijk is aan € 100.000 vermenigvuldigd met de woonlandfactor die ingevolge de bijlage geldt voor de staat waarin het gecontroleerde lichaam is gevestigd; en
h. het gecontroleerde lichaam gedurende een periode van ten minste 24 maanden een in de staat, bedoeld in onderdeel a, gelegen onroerende zaak of deel van een onroerende zaak ter beschikking heeft waarbij zich in die onroerende zaak, onderscheidenlijk dat deel, een kantoor bevindt dat is voorzien van gebruikelijke faciliteiten voor de uitoefening van de werkzaamheden van het gecontroleerde lichaam en die werkzaamheden ook daadwerkelijk in dat kantoor worden uitgeoefend.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aan een vaste inrichting toerekenbare besmette voordelen als bedoeld in artikel 15e, elfde lid, van de wet, met dien verstande dat daarbij voor gecontroleerd lichaam wordt gelezen: vaste inrichting.
Artikel 12
Artikel 12
1 De notaris is verplicht kantoor te houden in de plaats van vestiging die in het besluit van zijn benoeming is vermeld en aldaar zijn protocol te bewaren.
2 De notaris mag, behoudens voor zover in de wet of bij rechterlijke beslissing anders is bepaald, zijn protocol of een onderdeel daarvan niet uit handen geven.
3 De notaris is verplicht zijn protocol op ordelijke wijze te bewaren op een tegen brand en andere gevaren beveiligde plaats.
Artikel 3
Artikel 3
1 Een voorlopige verliesverrekening als bedoeld in artikel 21, derde lid, van de wet kan worden verleend indien het verlies over een kalenderjaar wordt aangegeven door de in de uitnodiging tot het doen van aangifte gevraagde gegevens en bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen en te ondertekenen en de gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers in te leveren of toe te zenden.
2 Bij de berekening van een voorlopige verliesverrekening wordt het vermoedelijke verlies voor tachtig percent in aanmerking genomen.
Artikel 12a
Artikel 12a [Vervallen per 01-01-2013]
[Vervallen]
Artikel 4 Aftrekbare giften in natura; voorwaarden taxatierapport
Artikel 4 Aftrekbare giften in natura; voorwaarden taxatierapport
1 Het taxatierapport, bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de wet, bevat de uitkomsten van een taxatie die is uitgevoerd door een onafhankelijke taxateur die is ingeschreven in een register dat tot doel heeft zijn deskundigheid te waarborgen.
2 De taxatie heeft niet meer dan drie maanden voor het moment van schenking alsmede niet meer dan zes maanden na het moment van schenking plaatsgevonden.
3 Het taxatierapport bevat ten minste de volgende gegevens:
a. de voorletters, de achternaam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de taxateur die de taxatie feitelijk heeft verricht;
b. de inschrijving van de taxateur in het voor de gift relevante taxatieregister;
c. een verklaring van de taxateur dat de in het taxatierapport opgegeven waarde door hem naar waarheid is vastgesteld aan de hand van een gedegen fysieke opname, ondersteund door visueel materiaal van het getaxeerde object;
d. de datum van de fysieke opname;
e. de getaxeerde waarde in het economische verkeer op het moment van schenking;
f. een omschrijving van het type en de omvang van het object of het belang en de aard van het gebruik;
g. de waarderelevante gegevens;
h. indien van toepassing: een motivering van de individuele afwijking ten opzichte van de relevante marktgegevens.
Artikel 13
Artikel 13
Het is de notaris toegestaan buiten zijn plaats van vestiging ambtelijke werkzaamheden te verrichten, mits op het grondgebied van Nederland. Hij is evenwel niet bevoegd buiten zijn plaats van vestiging bijkantoren te hebben. Ook is hij niet bevoegd buiten zijn plaats van vestiging op vaste of onregelmatige tijden zitdagen te houden, met uitzondering van de waddeneilanden, indien op het desbetreffende eiland geen notaris gevestigd is.
Artikel 4a Aftrekbare giften in natura; voorwaarden factuur
Artikel 4a Aftrekbare giften in natura; voorwaarden factuur
1 De factuur, bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de wet, is niet meer dan drie maanden voorafgaand aan het moment van schenking uitgereikt.
2 De factuur bevat voorts de waarde in het economische verkeer zoals die door onafhankelijke partijen is of zou zijn overeengekomen.
3 De factuur bevat een vermelding van ten minste de volgende gegevens:
a. de datum waarop de factuur is uitgereikt;
b. de volledige naam en adresgegevens van de verkoper en de afnemer;
c. het type en de omvang van het object of het belang en de aard van het gebruik.
Artikel 14
Artikel 14
1 De notaris is met ingang van de eerstvolgende maand na het bereiken van de zeventigjarige leeftijd van rechtswege ontslagen.
2 Aan de notaris die voor het bereiken van de in het eerste lid genoemde leeftijd ontslag verzoekt, wordt ontslag verleend bij koninklijk besluit, dat tevens de datum van ingang daarvan vermeldt.
3 Op voordracht van Onze Minister kan de notaris bij koninklijk besluit worden ontslagen, indien hij:
a. geen gevolg heeft gegeven aan de verplichting, bedoeld in artikel 11, vierde lid, om een ongewenst verklaarde nevenbetrekking te beëindigen;
b. bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel aan hem bij een dergelijke rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft.
4 Op voordracht van Onze Minister wordt aan de notaris bij koninklijk besluit ontslag verleend, indien hij:
a. niet langer de Nederlandse nationaliteit bezit, of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;
b. een ambt of betrekking heeft aanvaard dat, onderscheidenlijk die, op grond van artikel 9 onverenigbaar is met het notarisambt.
5 De griffiers der gerechten doen aan Onze Minister, de kamer voor het notariaat, de KNB en het Bureau mededeling van rechterlijke beslissingen als bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
6 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris, met dien verstande dat zijn toevoeging door Onze Minister wordt ingetrokken dan wel kan worden ingetrokken.
7 In geval van waarneming door de notaris of toegevoegd notaris is bij zijn ontslag, respectievelijk de intrekking van zijn toevoeging, tevens zijn benoeming als waarnemer van rechtswege ingetrokken.
Artikel 4b
Artikel 4b [Vervallen per 04-09-1971]
[Vervallen]
Artikel 15
Artikel 15
1 Indien de notaris overlijdt, defungeert of zich vestigt buiten het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen zonder medeneming van zijn protocol, wijst Onze Minister, gehoord de KNB, een notaris aan om het protocol en eventueel de overige notariële bescheiden over te nemen. Indien deze bescheiden moeten worden overgenomen door een nieuw benoemde notaris, kan de aanwijzing bij het koninklijk besluit van zijn benoeming plaatsvinden. Bij verordening worden nadere voorschriften gegeven over de wijze waarop de overdracht en de overname van het protocol en de overige notariële bescheiden dienen te geschieden.
2 De aangewezen notaris treedt met ingang van de dag van zijn aanwijzing van rechtswege in de plaats van zijn ambtsvoorganger met betrekking tot de bijzondere rekeningen, bedoeld in artikel 25. Hij stelt de financiële onderneming, bedoeld in artikel 25, eerste lid, terstond van zijn aanwijzing in kennis.
Artikel 5
Artikel 5
1 De aangifte als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, van de wet wordt gedaan binnen drie jaren na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
2 Ingeval binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van drie jaren hetzij een uitnodiging tot het doen van aangifte is uitgereikt of toegezonden hetzij de inspecteur is verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte, wordt die termijn verlengd tot het einde van de door de inspecteur ingevolge artikel 9, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gestelde of verlengde termijn.
Artikel 5a
Artikel 5a [Vervallen per 04-09-1971]
[Vervallen]
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Wassenaar 3 december 2014 Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok
Uitgegeven de twaalfde december 2014 De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Artikel 6
Artikel 6
1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.
2 Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971
Slotformulier en ondertekening
‘s-Gravenhage, 1 september 1971.
De Staatssecretaris van Financiën, W. Scholten
Bijlage behorende bij de Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971
Bijlage behorende bij de Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971
De woonlandfactor, bedoeld in de artikelen 2d, onderdeel g, en 2e, eerste lid, onderdeel g, wordt voor andere lidstaten van de Europese Unie, andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland bepaald aan de hand van de volgende tabel:
Staat |
Woonlandfactor |
België |
100% |
Bulgarije |
50% |
Cyprus |
80% |
Denemarken |
100% |
Duitsland |
100% |
Estland |
80% |
Finland |
100% |
Frankrijk |
100% |
Griekenland |
80% |
Hongarije |
60% |
Ierland |
100% |
IJsland |
100% |
Italië |
90% |
Kroatië |
60% |
Letland |
70% |
Liechtenstein |
100% |
Litouwen |
60% |
Luxemburg |
100% |
Malta |
80% |
Noorwegen |
100% |
Oostenrijk |
100% |
Polen |
60% |
Portugal |
80% |
Roemenië |
50% |
Slovenië |
80% |
Slowakije |
70% |
Spanje |
90% |
Tsjechië |
70% |
Zweden |
100% |
Zwitserland |
100% |
Voor andere staten wordt de woonlandfactor bepaald aan de hand van de tabel die is opgenomen in de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012.
Boek 6 Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 6 Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Algemene informatie
§ 2 Nadere uitwerking definities politiek prominente personen en uiteindelijk belanghebbende
§ 2 Nadere uitwerking definities politiek prominente personen en uiteindelijk belanghebbende
Titel 1 Algemene bepalingen
Titel 1 Algemene bepalingen
Opschrift
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting; geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden en toelichting
Artikel 2
Artikel 2
1 Prominente publieke functies als bedoeld in de definitie van politiek prominente persoon in de zin van artikel 1, eerste lid, van de wet zijn in elk geval:
a. staatshoofd, regeringsleider, minister, onderminister of staatssecretaris;
b. parlementslid of lid van een soortgelijk wetgevend orgaan;
c. lid van het bestuur van een politieke partij;
d. lid van een hooggerechtshof, constitutioneel hof of van een andere hoge rechterlijke instantie die arresten wijst waartegen, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, geen beroep openstaat;
e. lid van een rekenkamer of van een raad van bestuur van een centrale bank;
f. ambassadeur, zaakgelastigde of hoge officier van de strijdkrachten;
g. lid van het leidinggevend lichaam, toezichthoudend lichaam of bestuurslichaam van een staatsbedrijf;
h. bestuurder, plaatsvervangend bestuurder, lid van de raad van bestuur of bekleder van een gelijkwaardige functie bij een internationale organisatie.
2 Middelbare of lagere functionarissen vallen niet onder de in het eerste lid bedoelde prominente publieke functies.
3 Familierelaties als bedoeld in de definitie van familielid van een politiek prominente persoon in de zin van artikel 1, eerste lid, van de wet zijn:
a. de echtgenoot van een politiek prominente persoon of een persoon die als gelijkwaardig met de echtgenoot van een politiek prominente persoon wordt aangemerkt;
b. een kind van een politiek prominente persoon, de echtgenoot van dat kind of een persoon die als gelijkwaardig met de echtgenoot van dat kind wordt aangemerkt;
c. de ouder van een politiek prominente persoon.
4 Personen bekend als naaste geassocieerde van een politiek prominente persoon in de zin van artikel 1, eerste lid, van de wet zijn:
a. een natuurlijke persoon van wie bekend is dat deze met een politiek prominente persoon de gezamenlijke uiteindelijk belanghebbende is van een juridische entiteit of een juridische constructie, of die met een politiek prominente persoon andere nauwe zakelijke relaties heeft;
b. een natuurlijke persoon die de enige uiteindelijk belanghebbende is van een juridische entiteit of juridische constructie waarvan bekend is dat deze is opgezet ten behoeve van de feitelijke begunstiging van een politiek prominente persoon.
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting; geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden en toelichting
De minister van Financiën heeft het volgende besloten.
Artikel 3
Artikel 3
1 Categorieën van natuurlijke personen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende zijn:
a. in het geval van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap, niet zijnde een vennootschap die als uitgevende instelling is onderworpen aan openbaarmakingsvereisten als bedoeld in de richtlijn transparantie, dan wel aan vergelijkbare internationale standaarden, met inbegrip van een 100 procent dochtermaatschappij van een dergelijke vennootschap:
1°. natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap, via:
– het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van de aandelen, van de stemrechten of van het eigendomsbelang in de vennootschap, met inbegrip van het houden van toonderaandelen; of
– andere middelen, waaronder de voorwaarden voor consolidatie van een jaarrekening, bedoeld in artikel 406, in samenhang met de artikelen 24a, 24b en 24d, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; of
2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de vennootschap;
b. in het geval van een kerkgenootschap als bedoeld in artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:
1°. natuurlijke personen die bij ontbinding van het kerkgenootschap als rechtsopvolger in het statuut van het kerkgenootschap zijn benoemd; of
2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke personen die als bestuurder staan vermeld in het eigen statuut, of zo mogelijk als bestuurder staan genoemd in de documenten van de kerkelijke organisatie;
c. in het geval van een overige rechtspersoon:
1°. natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de rechtspersoon, via:
– het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de rechtspersoon;
– het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de statuten van de rechtspersoon; of
– het kunnen uitoefenen van feitelijk zeggenschap over de rechtspersoon; of
2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de rechtspersoon;
d. in het geval van een personenvennootschap:
1°. natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de personenvennootschap via:
– het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de personenvennootschap;
– het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de personenvennootschap, of ter zake van de uitvoering van die overeenkomst anders dan door daden van beheer, voor zover in die overeenkomst besluitvorming bij meerderheid van stemmen is voorgeschreven; of
– het kunnen uitoefenen van feitelijke zeggenschap over de personenvennootschap; of
2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de personenvennootschap;
e. in het geval van een trust, de volgende natuurlijke personen:
1°. de oprichter of oprichters;
2°. de trustee of trustees;
3°. voor zover van toepassing, de protector of protectors;
4°. de begunstigden, of voor zover de afzonderlijke personen die de begunstigden zijn van de trust niet kunnen worden bepaald dan wel het vijfde lid, tweede volzin van toepassing is, de groep van personen in wier belang de trust hoofdzakelijk is opgericht of werkzaam is; en
5°. elke andere natuurlijke persoon die door directe of indirecte eigendom of via andere middelen uiteindelijke zeggenschap over de trust uitoefent.
2 Het eerste lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing op Europese naamloze vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen, alsmede op andere juridische entiteiten vergelijkbaar met een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap.
3 Het eerste lid, onderdeel c, is van overeenkomstige toepassing op andere juridische entiteiten vergelijkbaar met een van deze rechtspersonen.
4 Het eerste lid, onderdeel d, is van overeenkomstige toepassing op rederijen, Europees economische samenwerkingsverbanden of andere juridische entiteiten vergelijkbaar met een personenvennootschap.
5 Het eerste lid, onderdeel e, is van overeenkomstige toepassing op andere juridische constructies vergelijkbaar met een trust. In geval van een fonds voor gemene rekening dat wordt aangeboden aan honderdvijftig personen of meer en wordt beheerd door een beheerder waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 of artikel 2:69b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is verleend, wordt als uiteindelijk belanghebbende in de zin van het eerste lid, onderdeel e, onder 4°, aangemerkt de groep van natuurlijke personen in wier belang dit fonds voor gemene rekening hoofdzakelijk is opgericht of werkzaam is.
6 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder hoger leidinggevend personeel uitsluitend verstaan: elke bestuurder in de zin van artikel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of, in het geval van een personenvennootschap, elke vennoot, met uitzondering van een vennoot bij wijze van geldschieting als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel.
7 Het eerste lid, onderdelen a, b, c en d, het tweede, derde, vierde en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een juridische entiteit die is aangewezen als uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
Dit besluit bevat een samenvoeging, actualisering en verduidelijking van de besluiten van 11 augustus 2004, nr. CPP2004/664M en van 31 december 2004, nr. CPP2004/1568M. Daarnaast zijn in het besluit versoepelingen opgenomen bij de toepassing van de geruisloze omzetting in verhuursituaties (onderdeel 2.2.2.a.), bij de geruisloze omzetting door één ondernemer van meer objectieve ondernemingen (onderdeel 2.2.2.c.1.) en met betrekking tot de indieningstermijn van een verzoek (onderdeel 14.2). Ten slotte is in bijlage 2 de extra voorwaarde opgenomen die wordt gesteld in de situatie waarin een buitenlandse belastingplichtige de faciliteit van de geruisloze omzetting wenst toe te passen.
Artikel 4
Artikel 4
1 De indicatoren, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, zijn vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
2 Voor bijkantoren in Nederland van een bank of andere financiële onderneming met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 1a, tweede en derde lid, van de wet, gelden de indicatoren die van toepassing zijn voor een bank of het type financiële onderneming waarvan het bijkantoor deel uitmaakt.
Slotformulier en ondertekening
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag 30 juni 2010
De minister van Financiën,J.C. de Jager
Bijlage 1
Bijlage 1
Standaardvoorwaarden voor de geruisloze omzetting als bedoeld in artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Definities
a. overgangstijdstip: het tijdstip van de overgang van de heffing van inkomstenbelasting naar de heffing van vennootschapsbelasting;
b. de vennootschap: de naar Nederlands recht opgerichte naamloze vennootschap of de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
Voorwaarden
1. Indien de belastingplichtige aandelen in de vennootschap vervreemdt binnen drie jaren na de inbreng van de onderneming in de vennootschap, wordt de inbreng geacht onderdeel uit te maken van een geheel van rechtshandelingen gericht op de overdracht van de onderneming, tenzij de belastingplichtige het tegendeel aannemelijk maakt.
2. De vennootschap treedt voor het bepalen van de winst van de omgezette onderneming vanaf het overgangstijdstip rechtstreeks in de plaats van de belastingplichtige, behoudens voorzover uit het verschil in wezen tussen de vennootschap en de belastingplichtige of uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 het tegendeel voortvloeit.
3. Voor de toepassing van artikel 20, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op vóór het overgangstijdstip door de vennootschap geleden verliezen en op terug te wentelen verlies van één der jaren ná het overgangstijdstip naar een vóór dat tijdstip gelegen jaar, wordt de winst van de vennootschap ieder jaar gesplitst in delen waarvan elk betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door respectievelijk de belastingplichtige en de vennootschap gedreven ondernemingen. Deze splitsing vindt plaats alsof geen inbreng heeft plaatsgevonden, waarbij slechts winst aan de onderneming van de belastingplichtige of van de vennootschap kan worden toegerekend voorzover deze als zodanig bij de vennootschap tot uitdrukking komt.
Indien een aldus uit de splitsing voortvloeiend deel negatief is wordt dit in mindering gebracht op het andere, positieve deel. Verliezen van de vennootschap geleden vóór het overgangstijdstip worden uitsluitend verrekend met het aan de vóór het overgangstijdstip door de vennootschap gedreven onderneming toe te rekenen positieve deel. Ná het overgangstijdstip door de vennootschap geleden verliezen die zijn toe te rekenen aan de reeds vóór het overgangstijdstip door de vennootschap gedreven onderneming, kunnen worden verrekend met belastbare winsten van vóór het overgangstijdstip. Ná het overgangstijdstip door de vennootschap geleden verliezen die zijn toe te rekenen aan de vóór het overgangstijdstip door de belastingplichtige gedreven onderneming zijn uitgesloten van verrekening met belastbare winsten van vóór het overgangstijdstip.
4. De belastingplichtige mag worden gecrediteerd voor de op het overgangstijdstip materieel verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Daarenboven mag de belastingplichtige ter afronding worden gecrediteerd voor een bedrag van ten hoogste 5% van hetgeen op de aandelen is gestort, maar voor niet meer dan € 25.000.
5. De ter zake van het ingebrachte vermogen uit te geven aandelen worden bij de belastingplichtige geplaatst. De aandelen moeten worden volgestort.
6. De verkrijgingsprijs bedoeld in artikel 4.21 van de Wet IB 2001 van de bij de omzetting verkregen aandelen wordt gesteld op de som van de fiscale boekwaarden op het overgangstijdstip van de vermogensbestanddelen die worden ingebracht. Indien en voorzover zonder de toepassing van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 voordelen – zowel positieve als negatieve voordelen – zouden zijn vrijgesteld door de toepassing van artikel 3.11 (vrijstelling voor bosbedrijf) of artikel 3.12 (landbouwvrijstelling) van de Wet IB 2001 wordt het bedrag bepaald op grond van de vorige volzin, verhoogd respectievelijk verlaagd met deze voordelen. Daarnaast vindt verhoging van dit bedrag plaats met 200% van de negatieve terugkeerreserve genoemd in artikel 3.65, derde lid, van de Wet IB 2001. Dit bedrag wordt vervolgens verminderd met het bedrag van de reserves als bedoeld in artikel 3.53, eerste lid, onderdeel a en b, van de Wet IB 2001, de bij de vennootschap bedongen lijfrenten als bedoeld in de artikelen 3.128 en 3.129 van de Wet IB 2001 en met de creditering als bedoeld in de vierde standaardvoorwaarde.
7a. De deelnemingsvrijstelling als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt geen toepassing op positieve voordelen uit hoofde van een deelneming tot het bedrag waarmee op het overgangstijdstip de waarde in het economische verkeer van die deelneming de boekwaarde overtreft.
7b. Ingeval in enig jaar zich een omstandigheid voordoet als aangeduid in voorwaarde 7c, wordt de vennootschap geacht in dat jaar voor de toepassing van voorwaarde 7a uit de in die voorwaarde bedoelde deelneming positieve voordelen te hebben genoten tot het bedrag waarmee op het overgangstijdstip de waarde in het economische verkeer van die deelneming de boekwaarde overtreft, voorzover dat bedrag de eerder op de voet van voorwaarde 7a in aanmerking genomen positieve voordelen overtreft.
7c. Een omstandigheid als bedoeld in voorwaarde 7b is:
a. de deelneming wordt geheel of voor een deel vervreemd;
b. de onderneming of een gedeelte van de onderneming van het lichaam waarin wordt deelgenomen, wordt vervreemd;
c. het aandeel in de winst dat de vennootschap uit hoofde van de deelneming toekomt, neemt af omdat een ander lichaam, dan wel een natuurlijk persoon een belang bij die winst verwerft;
d. de deelneming gaat bij de vennootschap behoren tot het vermogen van een buitenlandse onderneming op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is;
e. een vennootschap, zijnde een deelneming waarop voorwaarde 7a van toepassing is, wordt met toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geacht te zijn opgegaan in de vennootschap;
f. de deelneming wordt geheel of voor een deel overgedragen in het kader van een overdracht van een onderneming of een zelfstandig deel van een onderneming waarop artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is.
Voorwaarde 7b vindt geen toepassing ter zake van een omstandigheid als bedoeld onder a, b of c indien de vennootschap aannemelijk maakt dat is vervreemd aan een niet met haar verbonden lichaam in de zin van artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 respectievelijk een niet met haar verbonden natuurlijk persoon in de zin van artikel 3.92 van de Wet IB 2001.
7d. Het voor ingebrachte aandelen opgeofferde bedrag in de zin van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt niet hoger gesteld dan de boekwaarde van de desbetreffende aandelen op het overgangstijdstip. Voor de toepassing van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt het opgeofferde bedrag vermeerderd met de positieve voordelen uit hoofde van die deelneming waarop de deelnemingsvrijstelling op grond van voorwaarde 7a geen toepassing heeft gevonden.
7e. Voor de toepassing van artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt de periode waarin de deelneming heeft behoord tot het vermogen van de in te brengen onderneming toegerekend aan de vennootschap.
Waar in deze voorwaarde wordt gesproken over de deelneming wordt bedoeld een deelneming waarvoor de deelnemingsvrijstelling geldt.
Sinds 2010 valt hieronder ook de kwalificerende beleggingsdeelneming.
8. De vennootschap komt binnen vijftien maanden na het overgangstijdstip tot stand en de inbreng vindt eveneens binnen deze termijn plaats.
9. De vennootschap verklaart schriftelijk aan de voor de heffing van inkomstenbelasting bevoegde inspecteur dat zij de bovenstaande voorwaarden en beperkingen aanvaardt.
Bijlage 2
Bijlage 2
Extra voorwaarde: in buitenland woonachtige aandeelhouder
Artikel 3.65, eerste lid, eerste volzin, van de Wet IB 2001 (zogenoemde niet-stakingsfictie) geldt vanwege claimverlies niet voor zover de uit de toepassing van de faciliteit van de geruisloze omzetting voortvloeiende aanmerkelijkbelangclaim (als gevolg van verdragstoepassing) niet kan worden geëffectueerd. In dat geval verhoogt de inspecteur de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige met het bedrag van dat claimverlies (hierna: het geconserveerde bedrag). De verhoging vindt plaats in het laatste jaar waarin de resultaten van de onderneming van belastingplichtige in de inkomstenbelasting worden betrokken. Het voorgaande leidt er echter niet toe dat de in de vennootschapsbelasting gedreven onderneming voor het gestaakte aandeel tegen de werkelijke waarde wordt voortgezet.
Het geconserveerde bedrag wordt bepaald door het aanmerkelijkbelangtarief geldend in het jaar van de geruisloze omzetting te vermenigvuldigen met de belastingclaim die niet behouden blijft. De claim die niet behouden blijft, is gelijk aan de waarde in het economische verkeer van de om te zetten onderneming minus de boekwaarde van die onderneming op het overgangstijdstip en verminderd met de vennootschapsbelastingclaim die op het overgangstijdstip wordt gevestigd. Indien en voor zover zonder de toepassing van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 voordelen – zowel positieve als negatieve voordelen – zouden zijn vrijgesteld door de toepassing van artikel 3.11 of 3.12 van de Wet IB 2001 wordt de waarde in het economische verkeer van de onderneming genoemd in de vorige volzin tevens verlaagd respectievelijk verhoogd met deze voordelen.
De vennootschapsbelastingclaim wordt berekend door het vennootschapsbelastingtarief geldend in het jaar van de geruisloze omzetting te vermenigvuldigen met het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van de om te zetten onderneming en de boekwaarde van die onderneming op het overgangstijdstip. Hierbij wordt uiteraard ook rekening gehouden met eventuele objectieve vrijstellingen ex. artikel 3.11 of 3.12 van de Wet IB 2001.
De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor het geconserveerde bedrag mits voldoende zekerheid wordt gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger te stellen voorwaarden. Het schriftelijke verzoek en de zekerheidstelling blijven achterwege in geval de belastingschuldige in een lidstaat van de Europese Unie woont.
Het uitstel eindigt indien zich een situatie voordoet genoemd in artikel 25, achtste lid, onderdeel a of b, van de Invorderingswet 1990 dan wel indien de feitelijke leiding van de vennootschap wordt verplaatst naar een ander land dan Nederland.
Artikel 24, achtste lid, artikel 26, vierde en vijfde lid, onderdeel a, artikel 28, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zijn van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Deze voorwaarde brengt met zich dat de (inkomsten)belastingclaim in geval van toepassing van de faciliteit van de geruisloze omzetting in alle situaties globaal gehandhaafd blijft. Omdat de naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid tegen boekwaarden de onderneming voortzet, blijft deze claim doorgaans behouden. De inkomstenbelastingclaim wordt dan omgezet in een qua grootte vergelijkbare vennootschapsbelasting- en aanmerkelijkbelangclaim.
In situaties waarin (een deel van) de inkomstenbelastingclaim verloren dreigt te gaan, wordt op grond van deze voorwaarde dit claimverlies veilig gesteld door de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige met dit verlies te verhogen. De aanslag van het laatste jaar waarin de resultaten van de onderneming van belastingplichtige in de inkomstenbelasting worden betrokken, wordt verhoogd.
Genoemd claimverlies ontstaat onder andere indien een buitenlandse belastingplichtige een verzoek om toepassing van deze faciliteit doet. De consequentie van de voorwaarde is dat de onderneming voor een deel is gestaakt. Deze staking betekent echter niet dat de onderneming voor dit deel tegen de werkelijke waarde wordt voortgezet.
De berekening van genoemd geconserveerd bedrag is als volgt:
ab-tarief x ((waarde in het economisch verkeer onderneming -/- boekwaarde onderneming -/- vrijstelling artikel 3.11/3.12 Wet IB 2001) -/- vennootschapsbelastingclaim)
De vennootschapsbelastingclaim wordt bepaald door het vennootschapsbelastingtarief te vermenigvuldigen met het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de boekwaarde van de onderneming op het overgangstijdstip. Voor het geconserveerde bedrag wordt op verzoek van de natuurlijke persoon/aandeelhouder uitstel van betaling verleend. Belastingplichtige moet dan wel zekerheid stellen. In geval de aandeelhouder woonachtig is in een EU-lidstaat, verleent de ontvanger automatisch uitstel van betaling en vervalt de zekerheidstellingseis. Genoemd uitstel wordt beëindigd in geval en voor zover aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen, worden vervreemd. Hiertoe wordt ook gerekend de verplaatsing van de feitelijke leiding van de opgerichte vennootschap. De belastingaanslag wordt alsdan invorderbaar. Vervreemding wordt opgevat conform hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 met uitzondering van de situatie waarin de faciliteit van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt toegepast maar inclusief de situatie waarbij de feitelijke leiding van de vennootschap wordt verplaatst.
Gedurende het uitstel wordt niet overgegaan tot verrekening van uit te betalen belastingbedragen met de bedragen waarvoor uitstel van betaling is verleend. Evenmin wordt invorderingsrente in rekening gebracht.
Bij vervreemding van (een deel van) de aandelen vindt invordering van een evenredig deel van de aanslag plaats. Bij het uitkeren van dividend wordt de aanslag verminderd met de verschuldigde dividendbelasting voorzover het heffingsrecht voor deze belasting volgens verdragsrechtelijke regels aan Nederland wordt toegewezen.
Voorbeeld
31-12-07 |
A |
|||
BW |
WW |
|||
Kas |
50 |
50 |
Kapitaal |
200 |
Gebouw |
200 |
300 |
Schulden |
100 |
Inventaris |
100 |
150 |
Crediteuren |
50 |
350 |
500 |
350 |
1-1-08 |
BV A |
|||
Kas |
50 |
EV |
200 |
(a.k. 95) |
Gebouw |
200 |
Schulden |
100 |
|
Inventaris |
100 |
Crediteuren |
50 |
|
350 |
350 |
Stel
De balans van A, woonachtig in België, ziet er ultimo 2007 als hierboven uit. Het overgangstijdstip is 1-1-2008. Er is geen goodwill in de onderneming van A aanwezig. A valt onder het hoogste IB-tarief (stel: 50%). Het Vpb-tarief is 25,5%.
Ruisende inbreng
Indien A de onderneming ruisend inbrengt in een bv zou de Nederlandse fiscus als gevolg van de staking van de onderneming 67,5 van A ontvangen. De stakingswinst bedraagt namelijk 150 (meerwaarde in het gebouw en de inventaris) en de belastbare winst is ongeveer 135 (150 minus de ondernemersaftrek en minus de MKB-winstvrijstelling). De fiscus legt A als gevolg van de staking dan een hogere aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op van 67,5 (50% x 135).
Artikel 3.65 Wet IB 2001
Bij toepassing van artikel 3.65 Wet IB is het de bedoeling dat de IB-claim (in casu dus 67,5) wordt omgezet in een ongeveer even grote Vpb- (38,25) en ab-claim (27,93). Als gevolg van de geruisloze omzetting behoort met andere woorden een belastingclaim van (38,25 + 27,93=) 66,18 te ontstaan voor Nederland. Doordat A geen inwoner is van Nederland ontstaat doorgaans echter slechts een claim van 38,25. Op grond van verdragsrechtelijke regels raakt Nederland een deel van de belastingclaim (de ab-claim) kwijt. Om dit te herstellen verhoogt de inspecteur daarom de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige met genoemd claimverlies.
De verhoging bedraagt op grond van de voorwaarde 25% x ((350 – 200 – 0) – (25,5% x (350-200))= 25% x (150–38,25)= 27,93. Dit is dus gelijk aan het belastingbedrag dat Nederland veelal kwijtraakt.
Algemene informatie
Eerste Boek De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Eerste Boek De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Hoofdstuk 3 Bepalingen betreffende het melden van ongebruikelijke transacties
Hoofdstuk 3 Bepalingen betreffende het melden van ongebruikelijke transacties
Algemene informatie
Hoofdstuk I Inleidende bepaling
Hoofdstuk I Inleidende bepaling
Opschrift
Burgerlijk Wetboek Boek 10, Internationaal Privaatrecht
Opschrift
Wet van 15 maart 1928, houdende regeling van sommige van landgoederen geheven belastingen tot bevordering van behoud van natuurschoon
Artikel 1
Artikel 1
Krachtens deze wet worden de volgende belastingen geheven:
a. een overdrachtsbelasting;
b. een assurantiebelasting.
Wet van 15 maart 1928, houdende regeling van sommige van landgoederen geheven belastingen tot bevordering van behoud van natuurschoon
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is om, tot bevordering van behoud van natuurschoon, sommige van landgoederen geheven wordende belastingen nader te regelen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan, bij deze:
Artikel 1
Artikel 1
1 Deze wet verstaat onder:
a. landgoed: een geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak - daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen - voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is, en:
1°. de onroerende zaak in Nederland is gelegen, of
2°. de onroerende zaak is gelegen in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat waarmee Nederland een regeling is overeengekomen die voorziet in de uitwisseling van inlichtingen en deze zaak een element vormt van het Nederlands cultureel erfgoed.
b. eigenaar:
1°. de eigenaar van een onroerende zaak die niet is bezwaard met het beperkt recht van vruchtgebruik of, behoudens in gevallen als bedoeld in het derde lid, dat van erfpacht;
2°. de vruchtgebruiker of, behoudens in gevallen als bedoeld in het derde lid, de erfpachter;
c. economische eigendom: een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot een onroerende zaak, dat een belang bij die zaak vertegenwoordigt. Het belang omvat ten minste enig risico van waardeverandering en komt toe aan een ander dan de civiel-juridische eigenaar. De verlening van uitsluitend het recht op levering wordt niet aangemerkt als overdracht van economische eigendom;
d. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
e. Onze Ministers: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Financiën.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake de voorwaarden waaraan een onroerende zaak moet voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een landgoed. Die voorwaarden betreffen:
a. de oppervlakte van de onroerende zaak, waarbij mede in aanmerking kan worden genomen de oppervlakte van één aangrenzende onroerende zaak die als een landgoed is aangemerkt of gelijktijdig met de eerstgenoemde onroerende zaak als een landgoed wordt aangemerkt, indien tussen de beide onroerende zaken een nauwe historische band bestaat;
b. het percentage van de oppervlakte van de onroerende zaak dat ten minste met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezet dient te zijn alsmede de aard van de natuurterreinen, bossen en andere houtopstanden;
c. de omvang en hoedanigheid van de niet met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette terreinen, al dan niet gerelateerd aan de hoedanigheid van direct aan de onroerende zaak grenzende terreinen;
d. de wijze en de aard van de bebouwing;
e. het soort gebruik dat van de terreinen en de opstallen wordt gemaakt;
f. de criteria om aangemerkt te worden als element van het Nederlands cultureel erfgoed ingeval de onroerende zaak niet in Nederland is gelegen.
3 Indien een onroerende zaak bezwaard is met het recht van erfpacht wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, in plaats van de erfpachter de hoofdgerechtigde van die onroerende zaak aangemerkt als de eigenaar, indien de hoofdgerechtigde aantoont dat bij de erfpachter geen economische eigendom van de onroerende zaak berust.
4 In afwijking in zoverre van het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld inzake de voorwaarden waaraan een onroerende zaak, die voldoet aan de in het tweede lid, onderdelen a, c, d en e bedoelde voorwaarden, doch niet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, moet voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een landgoed.
Artikel 2
Artikel 2
1 De eigenaar die zijn onroerende zaak wenst aangemerkt te zien als een landgoed, doet aan Onze Ministers een daartoe strekkend verzoek dat wordt ingediend bij Onze Minister.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de wijze van indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid en de besluitvorming daarover, en
b. de omstandigheden waaronder een verzoek uitsluitend kan worden ingediend in samenhang met eenzelfde verzoek dat door de eigenaar van een aangrenzende onroerende zaak wordt ingediend.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke bescheiden, naast een beschrijving van de karakteristieke verschijningsvorm van de onroerende zaak alsmede uittreksels uit de basisregistratie kadaster, bij het verzoek moeten worden overgelegd en worden regels gesteld betreffende de inhoud van die beschrijving en van die andere bescheiden.
4 Onze Ministers beslissen op het verzoek bij gezamenlijke beschikking.
5 Indien aan het verzoek wordt voldaan, wordt de onroerende zaak als een landgoed aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop het verzoek bij Onze Minister is ingekomen.
Artikel 3
Artikel 3
1 Een als landgoed aangemerkte onroerende zaak wordt niet langer als zodanig beschouwd in de gevallen waarin:
a. de eigenaar Onze Minister schriftelijk mededeelt dat hij zijn de onroerende zaak niet langer wenst aangemerkt te zien als een landgoed;
b. het karakter van landgoed van de onroerende zaak is aangetast of verloren is gegaan door gebrek aan behoorlijk onderhoud of door andere omstandigheden;
c. 1°. de eigendom van de onroerende zaak is overgedragen;
2°. het beperkt recht van vruchtgebruik of, behoudens ingeval de hoofdgerechtigde nog steeds als eigenaar wordt aangemerkt op grond van artikel 1, derde lid, dat van erfpacht op de onroerende zaak is gevestigd of een zodanig recht op de onroerende zaak is geëindigd, waaronder begrepen de gevallen waarin de erfpachter door de toepassing van artikel 1, derde lid, niet langer als eigenaar wordt aangemerkt. Met de vestiging van het recht van erfpacht wordt gelijkgesteld de overdracht van economische eigendom aan een erfpachter die aanvankelijk op grond van artikel 1, derde lid, niet als eigenaar van de onroerende zaak werd aangemerkt;
3°. de onroerende zaak bij verdeling is gesplitst en aan verschillende deelgenoten is toegedeeld;
d. op grond van artikel 1, tweede lid, onderdeel a, de oppervlakte van een aangrenzende onroerende zaak in aanmerking is genomen en deze onroerende zaak of het aangrenzende gedeelte daarvan niet langer als een landgoed, onderscheidenlijk als een gedeelte daarvan, wordt aangemerkt;
e. de onroerende zaak niet voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 1, tweede lid, eerste zin.
2 Het eerste lid, aanhef en onderdeel c, vindt geen toepassing, voor zover Onze Ministers op verzoek van de eigenaar bij gezamenlijke beschikking beslissen dat de onroerende zaak blijft aangemerkt als een landgoed. Het verzoek dient binnen zes maanden na de overdracht, na de vestiging of het eindigen van het beperkt recht, onderscheidenlijk na de verdeling bij Onze Minister te worden ingediend. Onze Minister is bevoegd in bijzondere gevallen de termijn van zes maanden te verlengen.
3 In de gevallen waarin de onroerende zaak niet langer als een landgoed wordt aangemerkt ingevolge het eerste lid, onderdelen a of c, stellen Onze Ministers bij gezamenlijke beschikking vast dat de onroerende zaak niet langer als zodanig wordt beschouwd met ingang van het tijdstip waarop de mededeling bij Onze Minister is ingekomen, onderscheidenlijk het tijdstip van de overdracht, van de vestiging of het eindigen van het beperkt recht, dan wel van de verdeling.
4 In het geval waarin de onroerende zaak, naar het oordeel van Onze Ministers, niet langer als een landgoed wordt aangemerkt ingevolge het eerste lid, onderdelen b of e, beslissen Onze Ministers bij gezamenlijke beschikking dat de onroerende zaak niet langer als zodanig wordt beschouwd met ingang van de datum van die beschikking.
5 Indien de oppervlakte van een onroerende zaak waarvoor door Onze Ministers een beschikking is afgegeven als bedoeld in het derde of het vierde lid, in aanmerking is genomen bij de toetsing van een andere onroerende zaak aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1, tweede lid, zenden Onze Ministers een afschrift van voornoemde beschikking ter kennisgeving aan de eigenaar of eigenaren van deze andere onroerende zaak.
6 Het eerste lid, aanhef en onderdeel d, vindt geen toepassing voorzover Onze Ministers op verzoek van de eigenaar bij gezamenlijke beschikking beslissen dat de onroerende zaak blijft aangemerkt als een landgoed. Het verzoek wordt binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving, bedoeld in het vijfde lid, ingediend.
7 Ingeval een onroerende zaak ingevolge toepassing van het eerste lid, onderdeel d, niet langer als een landgoed kan worden aangemerkt, stellen Onze Ministers niet eerder dan zes maanden na verzending van de kennisgeving, bedoeld in het vijfde lid, bij gezamenlijke beschikking vast dat de onroerende zaak niet langer als een landgoed wordt aangemerkt met ingang van de datum van die beschikking.
8 Een eigenaar kan aan Onze Ministers een verklaring vragen dat een door hem voorgenomen handeling niet zal leiden tot een beschikking, als bedoeld in het vierde lid.
9 Met betrekking tot een gedeelte van de onroerende zaak vinden het eerste tot en met het achtste lid overeenkomstige toepassing.
Artikel 3a
Artikel 3a
1 Indien de onroerende zaak, bedoeld in artikel 1, vierde lid, na verloop van drie jaren nadat zij als een landgoed is aangemerkt, niet voldoet aan de in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, bedoelde voorwaarden, dan wel indien zij naar het oordeel van Onze Minister na die termijn niet aan die voorwaarden zal voldoen, beslissen Onze Ministers bij gezamenlijke beschikking dat de onroerende zaak niet langer als een landgoed wordt aangemerkt met ingang van de datum van die beschikking. Onze Minister kan de termijn van drie jaren op grond van bijzondere omstandigheden met maximaal twee jaren verlengen.
2 Een eigenaar van een onroerende zaak die op de voet van artikel 1, vierde lid, als een landgoed is aangemerkt, kan aan Onze Ministers een verklaring vragen dat aan de in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, bedoelde voorwaarden is voldaan.
3 Het eerste en tweede lid vinden overeenkomstige toepassing met betrekking tot een gedeelte van de onroerende zaak.
Artikel 4
Artikel 4
1 Vanaf het tijdstip waarop een onroerende zaak of een gedeelte daarvan niet langer als een landgoed wordt aangemerkt, wordt die onroerende zaak of dat gedeelte binnen een termijn van 10 jaren niet opnieuw als zodanig aangemerkt ingeval het verzoek daartoe wordt gedaan door degene die op dat tijdstip eigenaar was of door een vennootschap waarvan hij middellijk of onmiddellijk aandeelhouder is.
2 Indien in het geval als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, het karakter van landgoed niet in ernstige mate is aangetast kunnen Onze Ministers bij gezamenlijke beschikking, in afwijking in zoverre van het eerste lid, een kortere termijn van ten hoogste 5 jaren vaststellen en kunnen zij daarbij voorwaarden stellen. Alsdan vinden de artikelen 8 en 9c geen toepassing. Ingeval de in de eerste volzin bedoelde aantasting van het karakter van landgoed voortvloeit uit omstandigheden die het gevolg zijn van overmacht, wordt bovendien voor de toepassing van artikel 5.7, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van artikel 220d, eerste lid, onderdeel d, van de Gemeentewet de onroerende zaak of het desbetreffende gedeelte daarvan gelijkgesteld met een landgoed.
3 Het eerste lid en de artikelen 8 en 9c vinden alsnog toepassing indien binnen de kortere termijn:
a. de eigenaar Onze Minister schriftelijk mededeelt dat hij zijn onroerende zaak onderscheidenlijk het in het eerste lid bedoelde gedeelte na afloop van die termijn niet opnieuw wenst aangemerkt te zien als een landgoed;
b. de krachtens het tweede lid gestelde voorwaarden niet worden nageleefd; dan wel
c. zich wederom een geval als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, voordoet;
d. een aangrenzende onroerende zaak, waarvan de oppervlakte in aanmerking is genomen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, door toepassing van artikel 3, eerste lid, niet meer als een landgoed in aanmerking wordt genomen, tenzij op deze aangrenzende onroerende zaak het tweede lid van toepassing is, dan wel
e. zich met betrekking tot een aangrenzende onroerende zaak, waarvan de oppervlakte in aanmerking is genomen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, en waarop het tweede lid toepassing heeft gevonden, een van de gebeurtenissen, bedoeld in de onderdelen a, b of c voordoet.
4 Met betrekking tot het derde lid, onderdeel a, en de onderdelen b, c, d en e vindt artikel 3, derde lid, onderscheidenlijk vierde, vijfde en zevende tot en met negende lid, overeenkomstige toepassing.
5 Ingeval artikel 3, zevende lid, toepassing heeft gevonden op een onroerende zaak ten gevolge van het feit dat deze onroerende zaak was aangemerkt als een landgoed rekening houdende met de oppervlakte van een aangrenzende onroerende zaak waarop het tweede lid is toegepast, is het tweede lid op de eerstgenoemde onroerende zaak van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5
Artikel 5 [Vervallen per 29-06-1989]
[Vervallen]
Artikel 6
Artikel 6 [Vervallen per 29-06-1989]
[Vervallen]
Artikel 7
Artikel 7
1 Indien tot een verkrijging in de zin van de Successiewet 1956 een onroerende zaak behoort, die is aangemerkt als een landgoed vindt - mits aan de in het volgende lid gestelde voorwaarden is voldaan - geen invordering plaats van het verschil tussen de volgens de aanslag verschuldigde schenkbelasting onderscheidenlijk erfbelasting en de belasting, welke verschuldigd zou zijn, indien de onroerende zaak wordt gesteld op de helft van de waarde in het economische verkeer, welke op het tijdstip van de verkrijging aan de zaak zou moeten worden toegekend, in geval daarop de last rustte om het gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen, dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Voor zover het landgoed overeenkomstig door Onze Ministers goedgekeurde regelen voor het publiek is opengesteld, wordt, in afwijking in zoverre van de vorige volzin, de waarde van dat landgoed gesteld op nihil.
2 Het vorige lid is slechts van toepassing, indien in de aangifte behalve de naar artikel 21 van de voormelde wet bepaalde waarde in het economische verkeer worden opgegeven de in dat lid bedoelde waarde in het economische verkeer en de in artikel 2, vierde lid, bedoelde beschikking, zomede, indien en voor zover het een opengesteld landgoed betreft, de beschikking, waarbij de regelen voor de openstelling zijn goedgekeurd.
3 Het in het eerste lid bepaalde geldt ook, indien de hiervoor bedoelde beschikkingen op verzoek van de verkrijgers eerst na het overlijden of de schenking zijn afgegeven.
4 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het een verkrijging in de zin van de Successiewet 1956 betreft door degene die in de vijf jaren voorafgaande aan de verkrijging de onroerende zaak onder bezwarende titel heeft overgedragen en, gedurende die periode van vijf jaren, voor een verkrijging door zijn rechtsopvolgers onder algemene titel.
5 In het aanslagbiljet wordt behalve van het bedrag van de aanslag melding gemaakt van het bedrag van de terstond invorderbare belasting. De vaststelling van laatstbedoeld bedrag wordt voor de toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende de schenk- en erfbelasting en de regeling inzake belastingrente beschouwd als de oplegging van een aanslag.
Artikel 7a
Artikel 7a
1 Voor de heffing van de schenk- en erfbelasting, geheven krachtens de Successiewet 1956en voor de toepassing van artikel 8a, worden de bezittingen en schulden van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid als bezittingen en schulden harer gezamenlijke aandeelhouders beschouwd, indien:
a. de werkzaamheden der naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan in de instandhouding en exploitatie van onroerende zaken als landgoederen;
b. alle aandeelhouders natuurlijke personen zijn;
c. het aantal aandeelhouders niet meer dan twintig bedraagt.
2 Voor de toepassing van het eerste lid worden rechtspersonen, welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, met natuurlijke personen gelijk gesteld.
3 Het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde vereiste is niet van toepassing, indien het aantal aandeelhouders, niet meer dan twintig bedragen hebbende, uitsluitend door erfenis, legaten, schenkingen en ontbindingen van huwelijksgemeenschappen of gemeenschappen van geregistreerd partnerschap gestegen is tot meer dan twintig mits, nadat het aantal aandeelhouders gestegen was tot meer dan twintig, dat aantal niet door andere dan de genoemde oorzaken verder gestegen is.
Artikel 8
Artikel 8
1 In het geval waarin een beschikking is genomen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, dan wel indien binnen een tijdvak van 25 jaren na het overlijden of de schenking zich één van de in artikel 3, derde, vierde en zevende lid, genoemde gevallen voordoet, wordt de belasting - waarvan ingevolge artikel 7, eerste lid, invordering achterwege is gebleven - alsnog ingevorderd, verminderd met de reeds op grond van artikel 8a ingevorderde belasting.
2 Indien een van de in het eerste lid bedoelde gevallen zich heeft voorgedaan met betrekking tot een gedeelte van de onroerende zaak, wordt de belasting herrekend naar de helft van de waarde in het economische verkeer (of, voor zover de onroerende zaak volgens goedgekeurde regelen blijft opengesteld, de op nihil gestelde waarde in het economische verkeer), ten dage, waarop zich één van die gevallen heeft voorgedaan, aan de onroerende zaak, voor zover die als landgoed blijft aangemerkt, overeenkomstig artikel 7, eerste lid, toe te kennen, vermeerderd met de waarde in het economische verkeer, welke op dat tijdstip ingevolge artikel 21 van de Successiewet 1956 aan het overige gedeelte van de onroerende zaak, met inbegrip van het gevelde opgaande hout, moet worden toegekend, zonder dat de som van die waarden de in artikel 7, tweede lid, eerstbedoelde waarde te boven gaat. In dat geval wordt de aldus herrekende belasting, verminderd met de reeds ingevorderde belasting, alsnog ingevorderd. Teruggave van belasting heeft deze bepaling niet tengevolge.
3 Indien door Onze Ministers wordt beslist, dat, te rekenen van een tijdstip, liggende binnen een tijdvak van 25 jaren na het overlijden of de schenking, de onroerende zaak niet langer volgens goedgekeurde regelen is opengesteld, en de vorige twee leden niet van toepassing zijn, vindt alsnog invordering plaats van de belasting berekend naar de helft van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde waarde in het economische verkeer, verminderd met de reeds ingevorderde belasting.
4 Indien het in het vorige lid bedoelde geval zich voordoet ten aanzien van een gedeelte van de onroerende zaak en het tweede lid niet van toepassing is, wordt de belasting herrekend naar de op nihil gestelde waarde in het economische verkeer, op het in het vorige lid bedoelde tijdstip aan de onroerende zaak, voor zover die volgens goedgekeurde regelen blijft opengesteld, overeenkomstig artikel 7, eerste lid, toe te kennen, vermeerderd met de helft van de waarde in het economische verkeer, welke op dat tijdstip ingevolge laatstgemelde bepaling aan het overige gedeelte van de onroerende zaak moet worden toegekend, zonder dat deze som de in artikel 7, eerste lid, bedoelde waarde te boven gaat. De aldus herrekende belasting, verminderd met de reeds ingevorderde belasting, wordt alsnog ingevorderd. Teruggave van belasting heeft deze bepaling niet tengevolge.
5 Indien één van de gevallen, in dit artikel bedoeld, zich voordoet, zijn zij, die tot het doen van aangifte van de verkrijging zijn of waren gehouden, verplicht binnen twee maanden, nadat zij daartoe schriftelijk door de inspecteur zijn uitgenodigd, bij nadere aangifte de gegevens te verstrekken, welke voor de invordering of herrekening ingevolge dit artikel nodig zijn, voor zover deze nog niet aan de inspecteur bekend zijn. Artikel 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van toepassing. Het bedrag van de in te vorderen belasting wordt bij aanslag vastgesteld.
6 Op het bedrag van de belasting, dat ingevolge artikel 7, eerste lid, niet wordt ingevorderd, blijft Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 van toepassing. De aldaar bedoelde rente wordt evenwel slechts in rekening gebracht over en tegelijk met de belasting, waarvan op grond van dit artikel alsnog invordering plaatsheeft.
7 Onze Minister van Financiën kan in bijzondere gevallen beslissen, dat de vorige bepalingen van dit artikel geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven.
Artikel 8a
Artikel 8a
1 Indien degene ten aanzien van wie artikel 7 toepassing heeft gevonden, binnen een tijdvak van 25 jaren na het overlijden of de schenking:
a. de eigendom van het landgoed overdraagt, of
b. het recht van vruchtgebruik of, behoudens ingeval de hoofdgerechtigde nog steeds als eigenaar wordt aangemerkt op grond van artikel 1, derde lid, dat van erfpacht op de onroerende zaak vestigt, overdraagt of daarvan afstand doet, waaronder begrepen de gevallen waarin de erfpachter door de toepassing van artikel 1, derde lid, niet langer als eigenaar wordt aangemerkt,
vindt alsnog invordering plaats overeenkomstig de volgende leden van de belasting waarvan bij hem ingevolge artikel 7, eerste lid, invordering achterwege is gebleven.
2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder overdracht mede begrepen de overdracht van de economische eigendom.
3 De ingevolge het eerste lid in te vorderen belasting bedraagt het product van de ten tijde van de in het eerste lid, onderdeel a of b, bedoelde gebeurtenis nog niet verstreken volle jaren van het in het eerste lid bedoelde tijdvak en 1/25 gedeelte van de belasting waarvan ingevolge artikel 7, eerste lid, invordering achterwege is gebleven.
4 Indien een van de in het eerste lid bedoelde gevallen zich voordoet met betrekking tot een gedeelte van het landgoed wordt een bedrag aan belasting ingevorderd dat gelijk is aan het overeenkomstig het derde lid berekende bedrag vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan de waarde van het betrokken gedeelte van het landgoed en de noemer gelijk is aan de waarde van het gehele landgoed. Voor de in de vorige volzin bedoelde waarde van het betrokken gedeelte van het landgoed respectievelijk die van het gehele landgoed wordt in aanmerking genomen de waarde in het economische verkeer op het moment dat de in het eerste lid bedoelde gebeurtenissen zich voordoen.
5 In afwijking van het eerste lid wordt de belasting niet ingevorderd voorzover tegenover de in de onderdelen a of b bedoelde gebeurtenis geen directe of indirecte tegenprestatie staat. Indien sprake is van een tegenprestatie die afwijkt van hetgeen in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zou zijn overeengekomen, wordt het bedrag aan belasting ingevorderd dat gelijk is aan het overeenkomstig het derde of vierde lid berekende bedrag vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan de waarde van de tegenprestatie en de noemer gelijk is aan de waarde van de tegenprestatie die tussen onafhankelijke partijen zou zijn overeengekomen.
6 Indien de in het eerste lid genoemde rechtshandelingen worden verricht door degene die het landgoed of een gedeelte daarvan dan wel een van de in het eerste lid genoemde beperkte rechten heeft verkregen krachtens verdeling van een gemeenschap dan wel krachtens een opeenvolging van dergelijke verdelingen, vindt dit artikel toepassing alsof die verdeling of verdelingen niet hebben plaatsgevonden.
7 Indien degene die een landgoed of een beperkt recht van vruchtgebruik of van erfpacht daarop heeft verkregen ten gevolge van de verdeling van een nalatenschap, dat landgoed of dat beperkt recht binnen de in het eerste lid bedoelde periode van 25 jaar overdraagt aan een van de deelgenoten of voormalige deelgenoten in die nalatenschap, blijft met betrekking tot die overdracht het eerste lid buiten toepassing. De deelgenoot of voormalige deelgenoot aan wie het in de vorige volzin bedoelde landgoed of beperkt recht is overgedragen wordt voor de toepassing van dit artikel geacht dat landgoed of beperkt recht te hebben verkregen krachtens verdeling van de eerder genoemde nalatenschap.
8 Artikel 8, vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9
Artikel 9
Op de ingevolge de artikelen 7, 8 en 8a aan te geven waarden en op te leggen aanslagen zijn de wettelijke bepalingen betreffende de schenk- en erfbelasting en de bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voor zoveel mogelijk van toepassing.
Artikel 9a
Artikel 9a
Ter zake van de verkrijging van een landgoed is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
Artikel 9b
Artikel 9b [Vervallen per 01-01-2006]
[Vervallen]
Artikel 9c
Artikel 9c
De belasting die door toepassing van artikel 9a niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien met betrekking tot het landgoed een beschikking wordt genomen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, dan wel binnen een tijdvak van 25 jaren na de verkrijging zich een van de in artikel 3, derde, vierde en zevende lid, genoemde gevallen voordoet.
Artikel 10
Artikel 10
1 Voor de toepassing van de artikelen 7a, eerste lid, onderdeel a, en 8a en de artikelen 9a en 9c van deze wet, alsmede van artikel 5, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Stb. 469) en artikel 10.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden onroerende zaken die gedurende de op de voet van artikel 4, tweede lid, vastgestelde termijn niet opnieuw kunnen worden aangemerkt als een landgoed, gelijkgesteld met landgoederen.
2 Indien op de voet van artikel 4, tweede lid, een termijn is vastgesteld, wordt het tijdvak van 25 jaren als bedoeld in artikel 8 en in artikel 9c met die termijn verlengd.
Artikel 11
Artikel 11 [Vervallen per 29-06-1989]
[Vervallen]
Artikel 12
Artikel 12
Deze wet kan worden aangehaald als "Natuurschoonwet 1928".
Artikel 13
Artikel 13
Deze wet wordt geacht in werking te zijn getreden met ingang van den eersten Januari 1928.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage den 15den Maart 1928 WILHELMINA.
De Minister van Financiën, DE GEER.
De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, J. B. KAN.
Uitgegeven den zeven en twintigsten Maart 1928. De Minister van Justitie, J. DONNER.
Titel I Van faillissement
Titel I Van faillissement
Algemene informatie
Titel 2 Verenigingen
Titel 2 Verenigingen
Opschrift
Besluit van 18 december 1964, houdende uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 26
Artikel 26
1 De vereniging is een rechtspersoon met leden die is gericht op een bepaald doel, anders dan een dat is omschreven in artikel 53 lid 1 of lid 2.
2 Een vereniging wordt bij meerzijdige rechtshandeling opgericht.
3 Een vereniging mag geen winst onder haar leden verdelen.
Besluit van 18 december 1964, houdende uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 4 december 1964, nr. B 4/16765, Directie Wetgeving directe belastingen;
Gelet op de artikelen 61 en 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);
De Raad van State gehoord (advies van 9 december 1964, nr. 37);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 1964, nr. B 4/17303, Directie Wetgeving directe belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 27
Artikel 27
1 Wordt een vereniging opgericht bij een notariële akte, dan moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen.
2 De akte wordt verleden in de Nederlandse taal. Indien de vereniging haar zetel heeft in de provincie Fryslân kan de akte in de Friese taal worden verleden. Een volmacht tot medewerking aan de akte moet schriftelijk zijn verleend.
3 De akte bevat de statuten van de vereniging.
4 De statuten houden in:
a. de naam van de vereniging en de gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft;
b. het doel van de vereniging;
c. de verplichtingen die de leden tegenover de vereniging hebben, of de wijze waarop zodanige verplichtingen kunnen worden opgelegd;
d. de wijze van bijeenroeping van de algemene vergadering;
e. de wijze van benoeming en ontslag van de bestuurders;
f. de bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding, of de wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld.
5 De notaris, ten overstaan van wie de akte wordt verleden, draagt zorg dat de akte voldoet aan het in de leden 2-4 bepaalde. Bij verzuim is hij persoonlijk jegens hen die daardoor schade hebben geleden, aansprakelijk.
Artikel 1
Artikel 1
1 De zelfstandige binnenschipper is gehouden woonplaats te kiezen in Nederland, tenzij hij:
a. in Nederland een vaste woonplaats heeft;
b. niet in Nederland woont en niet als binnenschipper een binnenlandse onderneming drijft.
2 Het lid van de bemanning van een binnenschip - daaronder begrepen de niet-zelfstandige binnenschipper - is bevoegd, en op vordering van de inspecteur gehouden, woonplaats te kiezen in Nederland. Indien hij geen woonplaats heeft gekozen, wordt hij geacht woonplaats te hebben op de vaste woonplaats of de gekozen woonplaats van zijn inhoudingsplichtige. Het vorenstaande geldt niet indien:
a. hij in Nederland een vaste woonplaats heeft;
b. hij niet in Nederland woont en niet als binnenschipper in Nederland een dienstbetrekking vervult.
3 De stukken betreffende de heffing en de invordering van belasting kunnen worden gezonden en betekend aan de gekozen woonplaats.
Artikel 28
Artikel 28
1 Is een vereniging niet overeenkomstig het eerste lid van het vorige artikel opgericht, dan kan de algemene vergadering besluiten de statuten te doen opnemen in een notariële akte.
2 De leden 2-5 van het vorige artikel zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2
Artikel 2
1 De keuze van de woonplaats of een wijziging van de keuze wordt schriftelijk gedaan bij de inspecteur.
2 Hij die ingevolge artikel 1, eerste lid, verplicht is woonplaats te kiezen, doet dit binnen acht weken na de aanvang van zijn werkzaamheden. Woont hij niet in Nederland, dan doet hij de keuze binnen een week nadat hij het drijven van een binnenlandse onderneming heeft aangevangen.
3 Hij die ingevolge artikel 1, tweede lid, verplicht is woonplaats te kiezen, doet dit binnen een door de inspecteur te bepalen termijn.
Artikel 29
Artikel 29
1 De bestuurders van een vereniging waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte, zijn verplicht haar te doen inschrijven in het handelsregister en een authentiek afschrift van de akte, dan wel een authentiek uittreksel van de akte bevattende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen.
2 Zolang de opgave ter eerste inschrijving en nederlegging niet zijn geschied, is iedere bestuurder voor een rechtshandeling waardoor hij de vereniging verbindt, naast de vereniging hoofdelijk aansprakelijk.
Artikel 3
Artikel 3
Degene die verplicht is woonplaats te kiezen, is desgevraagd gehouden de in de artikelen 47 en 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, voor raadpleging aan de inspecteur ter beschikking te stellen op de gekozen woonplaats.
Artikel 30
Artikel 30
1 Een vereniging waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte, kan geen registergoederen verkrijgen en kan geen erfgenaam zijn.
2 De bestuurders zijn hoofdelijk naast de vereniging verbonden voor schulden uit een rechtshandeling die tijdens hun bestuur opeisbaar worden. Na hun aftreden zijn zij voorts hoofdelijk verbonden voor schulden, voortspruitend uit een tijdens hun bestuur verrichte rechtshandeling, voor zover daarvoor niemand ingevolge de vorige zin naast de vereniging is verbonden. Aansprakelijkheid ingevolge een der voorgaande zinnen rust niet op degene die niet tevoren over de rechtshandeling is geraadpleegd en die heeft geweigerd haar, toen zij hem bekend werd, als bestuurder voor zijn verantwoording te nemen. Ontbreken personen die ingevolge de eerste of tweede zin naast de vereniging zijn verbonden, dan zijn degenen die handelden, hoofdelijk verbonden.
3 De bestuurders van een zodanige vereniging kunnen haar doen inschrijven in het handelsregister. Indien de statuten op schrift zijn gesteld, leggen zij alsdan een afschrift daarvan ten kantore van dat register neer.
4 Heeft de inschrijving, bedoeld in het vorige lid, plaatsgevonden, dan is degene die uit hoofde van lid 2 wordt verbonden slechts aansprakelijk, voor zover de wederpartij aannemelijk maakt dat de vereniging niet aan de verbintenis zal voldoen.
Artikel 4
Artikel 4
Het niet voldoen aan een verplichting bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 is een strafbaar feit.
Artikel 5
Artikel 5
Hij die bij de inwerkingtreding van dit besluit ingevolge artikel 1, eerste lid, gehouden wordt woonplaats te kiezen, doet dit binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 31
Artikel 31 [Vervallen per 01-01-1992]
[Vervallen]
Artikel 5a
Artikel 5a
Als authentiek gegeven uit andere basisregistraties als bedoeld in artikel 21a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt aangewezen het burgerservicenummer van de ingeschrevene, bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit basisregistratie personen.
Artikel 32
Artikel 32 [Vervallen per 01-09-1994]
[Vervallen]
Artikel 6
Artikel 6
1 Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in werking treedt.
2 Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Algemene wet inzake rijksbelastingen 1964.
Artikel 33
Artikel 33
Tenzij de statuten anders bepalen, beslist het bestuur over de toelating van een lid en kan bij niet-toelating de algemene vergadering alsnog tot toelating besluiten.
Slotformulier en ondertekening
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Soestdijk 18 december 1964 JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, VAN DEN BERGE.
Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1964. De Minister van Justitie a.i., E. H. TOXOPEUS.
Artikel 34
Artikel 34
1 Het lidmaatschap van de vereniging is persoonlijk, tenzij de statuten anders bepalen.
2 Tenzij de statuten van de vereniging anders bepalen, gaat het lidmaatschap van een rechtspersoon die door fusie of splitsing ophoudt te bestaan, over op de verkrijgende rechtspersoon onderscheidenlijk overeenkomstig de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving op een van de verkrijgende rechtspersonen.
Artikel 34a
Artikel 34a
Verbintenissen kunnen slechts bij of krachtens de statuten aan het lidmaatschap worden verbonden.
Artikel 35
Artikel 35
1 Het lidmaatschap eindigt:
a. door de dood van het lid, tenzij de statuten overgang krachtens erfrecht toelaten;
b. door opzegging door het lid;
c. door opzegging door de vereniging;
d. door ontzetting.
2 De vereniging kan het lidmaatschap opzeggen in de gevallen in de statuten genoemd, voorts wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten door de statuten voor het lidmaatschap gesteld, te voldoen, alsook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. Tenzij de statuten dit aan een ander orgaan opdragen, geschiedt de opzegging door het bestuur.
3 Ontzetting kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
4 Tenzij de statuten dit aan een ander orgaan opdragen, geschiedt de ontzetting door het bestuur. Het lid wordt ten spoedigste schriftelijk van het besluit, met opgave van redenen, in kennis gesteld. Hem staat, behalve wanneer krachtens de statuten het besluit door de algemene vergadering is genomen, binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving van het besluit, beroep op de algemene vergadering of een daartoe bij de statuten aangewezen orgaan of derde open. De statuten kunnen een andere regeling van het beroep bevatten, doch de termijn kan niet korter dan op één maand worden gesteld. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst.
5 Wanneer het lidmaatschap in de loop van een boekjaar eindigt, blijft, tenzij de statuten anders bepalen, desniettemin de jaarlijkse bijdrage voor het geheel verschuldigd.
6 De vereniging draagt er zorg voor dat leden de voor opzegging van het lidmaatschap noodzakelijke informatie eenvoudig kunnen raadplegen. De informatie wordt in ieder geval opvallend vermeld op de hoofdpagina van de website en op bladzijde 1, 2 of 3 van het ledenblad, indien een vereniging gebruik maakt van deze communicatiemiddelen.
Artikel 36
Artikel 36
1 Tenzij de statuten anders bepalen, kan opzegging van het lidmaatschap slechts geschieden tegen het einde van een boekjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van vier weken; op deze termijn is de Algemene termijnenwet niet van toepassing. In ieder geval kan het lidmaatschap worden beëindigd tegen het eind van het boekjaar, volgend op dat waarin wordt opgezegd, of onmiddellijk, indien redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
2 Een opzegging in strijd met het in het vorige lid bepaalde, doet het lidmaatschap eindigen op het vroegst toegelaten tijdstip volgende op de datum waartegen was opgezegd.
3 Een lid kan voorts zijn lidmaatschap met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een maand nadat een besluit waarbij zijn rechten zijn beperkt of zijn verplichtingen zijn verzwaard, hem is bekend geworden of medegedeeld; het besluit is alsdan niet op hem van toepassing. Deze bevoegdheid tot opzegging kan de leden bij de statuten worden ontzegd voor het geval van wijziging van de daar nauwkeurig omschreven rechten en verplichtingen en voorts in het algemeen voor het geval van wijziging van geldelijke rechten en verplichtingen.
4 Een lid kan zijn lidmaatschap ook met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een maand nadat hem een besluit is meegedeeld tot omzetting van de vereniging in een andere rechtsvorm, tot fusie of tot splitsing.
Artikel 37
Artikel 37
1 Het bestuur wordt uit de leden benoemd, De statuten kunnen echter bepalen dat bestuurders ook buiten de leden kunnen worden benoemd.
2 De benoeming geschiedt door de algemene vergadering. De statuten kunnen de wijze van benoeming echter ook anders regelen, mits elk lid middellijk of onmiddellijk aan de stemming over de benoeming der bestuurders kan deelnemen.
3 De statuten kunnen bepalen, dat een of meer der bestuursleden, mits minder dan de helft, door andere personen dan de leden worden benoemd.
4 Is in de statuten bepaald dat een bestuurder in een vergadering uit een bindende voordracht moet worden benoemd, dan kan aan die voordracht het bindend karakter worden ontnomen door een met ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen genomen besluit van die vergadering. In de statuten kan worden bepaald dat op deze vergadering ten minste een bepaald aantal stemmen moet kunnen worden uitgebracht; dit aantal mag niet hoger worden gesteld dan twee derden van het aantal stemmen dat door de stemgerechtigden gezamenlijk kan worden uitgebracht. Indien de voordracht één kandidaat voor een te vervullen plaats bevat, heeft een besluit over de voordracht tot gevolg dat de kandidaat is benoemd, tenzij het bindende karakter aan de voordracht wordt ontnomen.
5 Indien ingevolge de statuten een bestuurslid door leden of afdelingen buiten een vergadering wordt benoemd, dan moet aan de leden gelegenheid worden geboden kandidaten te stellen. De statuten kunnen bepalen dat dit recht slechts aan een aantal leden gezamenlijk toekomt, mits hun aantal niet hoger wordt gesteld dan een vijfde van het aantal leden dat aan de verkiezing kan deelnemen. De statuten kunnen voorts bepalen dat aldus gestelde kandidaten slechts zijn benoemd, indien zij ten minste een bepaald aantal stemmen op zich hebben verenigd, mits dit aantal niet groter is dan twee derden van het aantal der uitgebrachte stemmen.
6 Een bestuurslid kan, ook al is hij voor een bepaalde tijd benoemd, te allen tijde door het orgaan dat hem heeft benoemd, worden ontslagen of geschorst. Een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de vereniging en bestuurder kan door de rechter niet worden uitgesproken.
7 Tenzij de statuten anders bepalen, wijst het bestuur uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan.
Artikel 38
Artikel 38
1 Behoudens het in het volgende artikel bepaalde, hebben alle leden die niet geschorst zijn, toegang tot de algemene vergadering en hebben daar ieder één stem; een geschorst lid heeft toegang tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en is bevoegd daarover het woord te voeren. De statuten kunnen aan bepaalde leden meer dan één stem toekennen.
2 Tenzij de statuten anders bepalen, treden de voorzitter en de secretaris van het bestuur of hun vervangers, als zodanig ook op bij de algemene vergadering.
3 De statuten kunnen bepalen dat personen die deel uitmaken van andere organen der vereniging en die geen lid zijn, in de algemene vergadering stemrecht kunnen uitoefenen. Het aantal der door hen gezamenlijk uitgebrachte stemmen zal echter niet meer mogen zijn dan de helft van het aantal der door de leden uitgebrachte stemmen.
4 Tenzij de statuten anders bepalen, kan iemand die krachtens lid 1 of lid 3 stemgerechtigd is, aan een andere stemgerechtigde schriftelijk volmacht verlenen tot het uitbrengen van zijn stem.
5 Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd.
6 De statuten kunnen bepalen dat iemand die krachtens lid 1 of lid 3 stemgerechtigd is het stemrecht kan uitoefenen door middel van een elektronisch communicatiemiddel.
7 Voor de toepassing van lid 6 is vereist dat de stemgerechtigde via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd, rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering en het stemrecht kan uitoefenen. De statuten kunnen bepalen dat bovendien is vereist dat de stemgerechtigde via het elektronisch communicatiemiddel kan deelnemen aan de beraadslaging.
8 De statuten kunnen bepalen dat stemmen die voorafgaand aan de algemene vergadering via een elektronisch communicatiemiddel worden uitgebracht, doch niet eerder dan op de dertigste dag voor die van de vergadering, gelijk worden gesteld met stemmen die ten tijde van de vergadering worden uitgebracht.
9 Bij of krachtens de statuten kunnen voorwaarden worden gesteld aan het gebruik van het elektronisch communicatiemiddel. Indien deze voorwaarden krachtens de statuten worden gesteld, worden deze bij de oproeping bekend gemaakt.
Artikel 39
Artikel 39
1 De statuten kunnen bepalen dat de algemene vergadering zal bestaan uit afgevaardigden die door en uit de leden worden gekozen. De wijze van verkiezing en het aantal van de afgevaardigden worden door de statuten geregeld; elk lid moet middellijk of onmiddellijk aan de verkiezing kunnen deelnemen. De leden 4 en 5 van artikel 37 zijn bij de verkiezing van overeenkomstige toepassing. Artikel 38 lid 3 is van overeenkomstige toepassing op personen die deel uitmaken van andere organen der vereniging en die geen afgevaardigde zijn.
2 De statuten kunnen bepalen dat bepaalde besluiten van de algemene vergadering aan een referendum zullen worden onderworpen. De statuten regelen de gevallen waarin, de tijd waarbinnen, en de wijze waarop het referendum zal worden gehouden. Hangende de uitslag van het referendum wordt de uitvoering van het besluit geschorst.
Artikel 40
Artikel 40
1 Aan de algemene vergadering komen in de vereniging alle bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
2 Een eenstemmig besluit van alle leden of afgevaardigden, ook al zijn deze niet in een vergadering bijeen, heeft, mits met voorkennis van het bestuur genomen, dezelfde kracht als een besluit van de algemene vergadering.
Artikel 41
Artikel 41
1 Het bestuur roept de algemene vergadering bijeen, zo dikwijls het dit wenselijk oordeelt, of wanneer het daartoe volgens de wet of de statuten verplicht is. De statuten kunnen deze bevoegdheid ook aan anderen dan het bestuur verlenen.
2 Op schriftelijk verzoek van ten minste een zodanig aantal leden of afgevaardigden als bevoegd is tot het uitbrengen van een tiende gedeelte der stemmen in de algemene vergadering of van een zoveel geringer aantal als bij de statuten is bepaald, is het bestuur verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering op een termijn van niet langer dan vier weken na indiening van het verzoek.
3 Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen, tenzij in de statuten de wijze van bijeenroeping der algemene vergadering voor dit geval anders is geregeld, de verzoekers zelf tot die bijeenroeping overgaan op de wijze waarop het bestuur de algemene vergadering bijeenroept of bij advertentie in ten minste één ter plaatse waar de vereniging gevestigd is, veelgelezen dagblad. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding der vergadering en het opstellen der notulen.
4 Tenzij de statuten anders bepalen, wordt aan de eis van schriftelijkheid van het verzoek bedoeld in lid 2 voldaan indien het verzoek elektronisch is vastgelegd.
5 Tenzij de statuten anders bepalen kan, indien een lid of afgevaardigde hiermee instemt, de bijeenroeping geschieden door een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht aan het adres dat door hem voor dit doel is bekend gemaakt.
Artikel 41a
Artikel 41a
De artikelen 37-41 zijn van overeenkomstige toepassing op de afdelingen van een vereniging die geen rechtspersonen zijn en die een algemene vergadering en een bestuur hebben; hetgeen in die artikelen omtrent de statuten is bepaald, kan in een afdelingsreglement worden neergelegd.
Artikel 42
Artikel 42
1 In de statuten van de vereniging kan geen verandering worden gebracht dan door een besluit van een algemene vergadering, waartoe is opgeroepen met de mededeling dat aldaar wijziging van de statuten zal worden voorgesteld. De termijn voor oproeping tot een zodanige vergadering bedraagt ten minste zeven dagen.
2 Zij die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na afloop van de dag waarop de vergadering wordt gehouden. Aan de afdelingen waaruit de vereniging bestaat en aan afgevaardigden moet het voorstel ten minste veertien dagen vóór de vergadering ter kennis zijn gebracht; de vorige zin is alsdan niet van toepassing.
3 Het bepaalde in de eerste twee leden is niet van toepassing, indien in de algemene vergadering alle leden of afgevaardigden aanwezig of vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen.
4 Het in dit artikel en de eerste twee leden van het volgende artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot ontbinding.
Artikel 43
Artikel 43
1 Tenzij de statuten anders bepalen, behoeft een besluit tot statutenwijziging ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen.
2 Voor zover de bevoegdheid tot wijziging bij de statuten mocht zijn uitgesloten, is wijziging niettemin mogelijk met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle leden of afgevaardigden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
3 Een bepaling in de statuten, welke de bevoegdheid tot wijziging van een of meer andere bepalingen beperkt, kan slechts worden gewijzigd met inachtneming van gelijke beperking.
4 Een bepaling in de statuten, welke de bevoegdheid tot wijziging van een of meer andere bepalingen uitsluit, kan slechts worden gewijzigd met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle leden of afgevaardigden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
5 Heeft de vereniging volledige rechtsbevoegdheid, dan treedt de wijziging niet in werking dan nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neder te leggen ten kantore van het handelsregister.
6 De bestuurders van een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, waarvan de statuten overeenkomstig artikel 30 lid 3 van dit Boek in afschrift ten kantore van het handelsregister zijn nedergelegd, zijn verplicht aldaar tevens een afschrift van de wijziging en van de gewijzigde statuten neder te leggen.
Artikel 44
Artikel 44
1 Behoudens beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de vereniging.
2 Slechts indien dit uit de statuten voortvloeit, is het bestuur bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de vereniging zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. De statuten kunnen deze bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden binden. De uitsluiting, beperkingen en voorwaarden gelden mede voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de vereniging ter zake van deze handelingen, tenzij de statuten anders bepalen.
3 Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vereniging en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
4 De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide bestuurder meer dan één stem wordt toegekend. Een bestuurder kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen.
5 De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld.
6 Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 3. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. Bij ontbreken van een raad van commissarissen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen.
7 Tenzij de statuten anders bepalen, kan de algemene vergadering aan de bestuurders een bezoldiging toekennen.
8 De bestuurders hebben als zodanig een raadgevende stem in de algemene vergadering.
Artikel 44a
Artikel 44a
[Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden]
Artikel 45
Artikel 45
1 Het bestuur vertegenwoordigt de vereniging, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit.
2 De statuten kunnen de bevoegdheid tot vertegenwoordiging bovendien toekennen aan een of meer bestuurders. Zij kunnen bepalen dat een bestuurder de vereniging slechts met medewerking van een of meer anderen mag vertegenwoordigen.
3 Bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt, is onbeperkt en onvoorwaardelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Een wettelijk toegelaten of voorgeschreven beperking van of voorwaarde voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging kan slechts door de vereniging worden ingeroepen.
4 De statuten kunnen ook aan andere personen dan bestuurders bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekennen.
Artikel 46
Artikel 46
De vereniging kan, voor zover uit de statuten niet het tegendeel voortvloeit, ten behoeve van de leden rechten bedingen en, voor zover dit in de statuten uitdrukkelijk is bepaald, te hunnen laste verplichtingen aangaan. Zij kan nakoming van bedongen rechten jegens en schadevergoeding aan een lid vorderen, tenzij dit zich daartegen verzet.
Artikel 47
Artikel 47
1 Tenzij uitvoering is gegeven aan artikel 44a lid 1, kan bij de statuten worden bepaald dat er een raad van commissarissen zal zijn. Deze kan ook als raad van toezicht worden aangeduid. De raad bestaat uit een of meer natuurlijke personen.
2 De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de vereniging en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vereniging en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
3 Tenzij bij de statuten anders is bepaald, is de raad van commissarissen bevoegd iedere door de algemene vergadering benoemde bestuurder te allen tijde te schorsen. Deze schorsing kan te allen tijde door de algemene vergadering worden opgeheven.
4 De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide commissaris meer dan één stem wordt toegekend. Een commissaris kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere commissarissen tezamen.
5 De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld.
6 De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van de raad en zijn leden bevatten.
7 Een commissaris neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Wanneer de raad van commissarissen hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen.
8 Tenzij de statuten anders bepalen, kan de algemene vergadering aan de commissarissen als zodanig een bezoldiging toekennen.
9 Tenzij de statuten de commissarissen stemrecht toekennen, hebben zij als zodanig in de algemene vergadering een raadgevende stem.
10 Het bestuur verschaft de raad van commissarissen tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens.
11 Het bestuur stelt ten minste een keer per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, van de algemene en financiële risico’s en van de gebruikte beheers- en controlesystemen.
Artikel 47a
Artikel 47a
1 Op de benoeming van commissarissen die niet reeds bij de akte van oprichting zijn aangewezen, is artikel 37 van toepassing, tenzij de benoeming overeenkomstig artikel 63f geschiedt. Hetzelfde geldt voor schorsing en ontslag van commissarissen.
2 Bij een aanbeveling of voordracht tot benoeming van een commissaris worden van de kandidaat meegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep, de betrekkingen die hij bekleedt of heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van een commissaris. Tevens wordt vermeld aan welke rechtspersonen hij reeds als commissaris is verbonden; indien zich daaronder rechtspersonen bevinden, die tot een zelfde groep behoren, kan met de aanduiding van de groep worden volstaan. De aanbeveling en de voordracht tot benoeming of herbenoeming worden gemotiveerd. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als commissaris heeft vervuld.
Artikel 48
Artikel 48
1 Het bestuur brengt op een algemene vergadering binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering, een bestuursverslag uit over de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid. Het legt de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting ter goedkeuring aan de vergadering over. Deze stukken worden ondertekend door de bestuurders en commissarissen; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid van de gezamenlijke bestuurders in rechte vorderen dat zij deze verplichtingen nakomen.
2 Ontbreekt een raad van commissarissen en wordt omtrent de getrouwheid van de stukken aan de algemene vergadering niet overgelegd een verklaring afkomstig van een accountant als bedoeld in artikel 393 lid 1, dan benoemt de algemene vergadering jaarlijks een commissie van ten minste twee leden die geen deel van het bestuur mogen uitmaken. De commissie onderzoekt de stukken bedoeld in de tweede zin van lid 1, en brengt aan de algemene vergadering verslag van haar bevindingen uit. Het bestuur is verplicht de commissie ten behoeve van haar onderzoek alle door haar gevraagde inlichtingen te verschaffen, haar desgewenst de kas en de waarden te tonen en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de vereniging voor raadpleging beschikbaar te stellen.
3 Een vereniging die een of meer ondernemingen in stand houdt welke ingevolge de wet in het handelsregister moeten worden ingeschreven, vermeldt bij de staat van baten en lasten de netto-omzet van deze ondernemingen.
Artikel 49
Artikel 49
1 Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van een vereniging als bedoeld in artikel 360 lid 3, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vier maanden door de algemene vergadering op grond van bijzondere omstandigheden, maakt het bestuur een jaarrekening op en legt het deze voor de leden ter inzage ten kantore van de vereniging. Binnen deze termijn legt het bestuur ook het bestuursverslag ter inzage voor de leden, tenzij de artikelen 396 lid 7 of 403 voor de vereniging gelden.
2 De jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurders en door de commissarissen; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.
3 De jaarrekening wordt vastgesteld door de algemene vergadering die het bestuur uiterlijk een maand na afloop van de termijn doet houden. Vaststelling van de jaarrekening strekt niet tot kwijting aan een bestuurder onderscheidenlijk commissaris.
4 Artikel 48 lid 1 is niet van toepassing op de vereniging bedoeld in artikel 360 lid 3. Artikel 48 lid 2 is hierop van toepassing met dien verstande dat onder stukken wordt verstaan de stukken die ingevolge lid 1 worden overgelegd.
5 Een vereniging als bedoeld in artikel 360 lid 3 mag ten laste van de door de wet voorgeschreven reserves een tekort slechts delgen voor zover de wet dat toestaat.
6 Onze Minister van Economische Zaken kan desverzocht om gewichtige redenen ontheffing verlenen van de verplichting tot het opmaken, het overleggen en het vaststellen van de jaarrekening. Afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op deze verzoeken tot ontheffing.
Artikel 50
Artikel 50
De vereniging, bedoeld in artikel 360 lid 3, zorgt dat de opgemaakte jaarrekening, het bestuursverslag en de krachtens artikel 392 lid 1 toe te voegen gegevens vanaf de oproep voor de algemene vergadering, bestemd tot behandeling van de jaarrekening, te haren kantore aanwezig zijn. De leden kunnen de stukken aldaar inzien en er kosteloos een afschrift van verkrijgen.
Artikel 50a
Artikel 50a
1 Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 131 en 138 lid 1 en leden 3 tot en met 10 overeenkomstige toepassing.
2 Ten aanzien van de taakvervulling door bestuurders vindt het bepaalde bij de artikelen 138 lid 2 en 139 overeenkomstige toepassing in geval van:
a. een vereniging waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte en die aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen; of
b. een vereniging die bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9.
3 Ten aanzien van de taakvervulling door commissarissen vindt overeenkomstige toepassing:
a. het bepaalde in lid 1 en lid 2, met dien verstande dat in lid 2 voor artikel 139 moet worden gelezen artikel 150; en
b. het bepaalde in artikel 9.
Artikel 51
Artikel 51
In geval van faillissement of surséance van betaling van een vereniging die is ingeschreven in het handelsregister, worden de aankondigingen welke krachtens de Faillissementswet in de Staatscourant worden opgenomen, door hem die met die openbaarmaking is belast, mede ter inschrijving in dat register opgegeven.
Artikel 52
Artikel 52
Voorzover van de bepalingen van deze titel in de statuten kan worden afgeweken, kan deze afwijking alleen geschieden bij op schrift gestelde statuten.
Algemene informatie
§ 1.1 Begrips- en reikwijdtebepalingen
§ 1.1 Begrips- en reikwijdtebepalingen
Hoofdstuk II Bepaling van het belastbaar bedrag
Hoofdstuk II Bepaling van het belastbaar bedrag
Opschrift
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011
Artikel 1
Artikel 1
1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aanbieder van een bewaarportemonnee: entiteit die diensten aanbiedt om namens haar cliënten cryptografische privésleutels te beveiligen om virtuele valuta aan te houden, op te slaan en over te dragen;
bijkantoor: duurzaam in een andere staat dan de staat van zetel aanwezig onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid van een rechtspersoon of vennootschap;
cliënt: natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een zakelijke relatie wordt aangegaan of die een transactie laat uitvoeren;
correspondentrelatie:
a. het verlenen van bankdiensten door een bank als correspondent aan een andere bank als respondent, met inbegrip van het verstrekken van een lopende of andere passiefrekening en aanverwante diensten, zoals contantenbeheer, internationale geldovermakingen, verwerking van cheques, transitrekeningen en valutawisseldiensten; of
b. de betrekkingen tussen banken onderling, andere financiële ondernemingen onderling, of tussen banken en andere financiële ondernemingen, waar soortgelijke diensten als bedoeld onder a door een correspondentinstelling aan een respondentinstelling worden verleend, met inbegrip van betrekkingen die zijn aangegaan voor effectentransacties of geldovermakingen;
de Nederlandsche Bank: de Nederlandsche Bank N.V.;
dochteronderneming: dochteronderneming als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van de richtlijn jaarrekening;
Europese Bankautoriteit: de Europese toezichthoudende autoriteit opgericht bij verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PbEU 2010, L 331);
Europese toezichthoudende autoriteiten: de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Bankautoriteit;
elektronisch geld: elektronisch geld als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
familielid van een politiek prominente persoon: natuurlijke persoon die een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen familierelatie heeft met een politiek prominente persoon;
financieren van terrorisme: de gedraging strafbaar gesteld in artikel 421, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Financiële inlichtingen eenheid: Financiële inlichtingen eenheid, bedoeld in artikel 12, eerste lid;
gekwalificeerde deelneming: rechtstreeks of middellijk belang van ten minste tien procent van het geplaatste aandelenkapitaal of een daarmee vergelijkbaar belang, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste tien procent van de stemrechten of een daarmee vergelijkbare zeggenschap;
groep: groep van ondernemingen bestaande uit een moederonderneming, haar dochterondernemingen en de entiteiten waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen een deelneming hebben als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn jaarrekening, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 22 van de richtlijn jaarrekening;
hoger leidinggevend personeel:
a. personen die het dagelijks beleid van een instelling bepalen; of
b. personen werkzaam onder verantwoordelijkheid van een instelling, die een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de dagelijks beleidsbepalers en die verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden van invloed zijn op de blootstelling van een instelling aan de risico’s op witwassen en het financieren van terrorisme;
identificeren: opgave van de identiteit laten doen;
instelling: bank, andere financiële onderneming, of natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap handelend in het kader van zijn beroepsactiviteiten, waarop deze wet ingevolge artikel 1a van toepassing is;
lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
melding: melding als bedoeld in artikel 16, eerste lid;
moederonderneming: moederonderneming als bedoeld in artikel 2, negende lid, van de richtlijn jaarrekening;
nationale risicobeoordeling: verslag van de identificatie, analyse en beoordeling van de nationale risico’s op witwassen en het financieren van terrorisme als bedoeld in artikel 1f;
ongebruikelijke transactie: transactie die op grond van de indicatoren bedoeld in artikel 15, eerste lid, als ongebruikelijk is aan te merken;
persoon bekend als naaste geassocieerde van een politiek prominente persoon: natuurlijke persoon die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie personen;
persoonsgegeven: persoonsgegeven als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming;
platform voor de veiling van emissierechten: platform voor de veiling van emissierechten als bedoeld in hoofdstuk VII van de verordening inzake de veiling van broeikasgasemissierechten;
politiek prominente persoon: natuurlijke persoon die een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen prominente publieke functie bekleedt of heeft bekleed;
richtlijn betaaldiensten: richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64 (PbEU 2015, L 337);
richtlijn jaarrekening: richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182);
richtlijn kapitaalvereisten: richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176);
shellbank: bank of andere financiële onderneming als bedoeld in artikel 1a, tweede en derde lid, of onderneming die gelijkwaardige activiteiten als die van een bank of andere financiële onderneming verricht, die is opgericht in een staat waar zij geen fysieke aanwezigheid heeft en die geen onderdeel uitmaakt van een onder toezicht staande groep;
supranationale risicobeoordeling: door de Europese Commissie beschikbaar gesteld verslag van de identificatie, analyse en beoordeling van de risico’s op witwassen en het financieren van terrorisme die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten als bedoeld in artikel 6 van de vierde anti-witwasrichtlijn;
toezichthoudende autoriteit: het ingevolge artikel 1d bevoegde bestuursorgaan;
transactie: handeling of samenstel van handelingen van of ten behoeve van een cliënt waarvan de instelling ten behoeve van haar dienstverlening aan die cliënt heeft kennisgenomen;
transitrekening: bankrekening die bij een in Nederland gevestigde bank wordt aangehouden door een bank gevestigd in een staat die geen lidstaat is en die door een cliënt van laatstbedoelde bank gedebiteerd of gecrediteerd kan worden zonder tussenkomst van de in Nederland gevestigde bank;
uiteindelijk belanghebbende: natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht;
verifiëren: vaststellen dat de opgegeven identiteit overeenkomt met de werkelijke identiteit;
verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie: verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PbEU 2015, L 141);
verordening inzake de veiling van broeikasgasemissierechten: verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Europese Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU 2010, L 302);
vierde anti-witwasrichtlijn: richtlijn 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141);
virtuele valuta: een digitale weergave van waarde die niet door een centrale bank of een overheid wordt uitgegeven of gegarandeerd, die niet noodzakelijk aan een wettelijk vastgestelde valuta is gekoppeld en die niet de juridische status van valuta of geld heeft, maar die door natuurlijke personen of rechtspersonen als ruilmiddel wordt aanvaard en die elektronisch kan worden overgedragen, opgeslagen en verhandeld;
witwassen: de gedragingen strafbaar gesteld in de artikelen 420bis, 420bis.1, 420ter, 420quater en 420quater.1 van het Wetboek van strafrecht;
zakelijke relatie: zakelijke, professionele, of commerciële relatie tussen een instelling en een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die verband houdt met de professionele activiteiten van die instelling en waarvan op het tijdstip dat het contact wordt gelegd, wordt aangenomen dat deze enige tijd zal duren.
2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder de begrippen «trust», «trustee» en «insteller» verstaan hetgeen daaronder in het op 1 juli 1985 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141) wordt verstaan.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden de categorieën natuurlijke personen aangewezen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 21
Artikel 21
1 Het verkregene wordt in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan op het tijdstip van de verkrijging in het economische verkeer kan worden toegekend.
2 Goederen, verkregen onder de ontbindende voorwaarde van overlijden waarbij zich een opschortende voorwaarde ten gunste van een verwachter aansluit, worden in aanmerking genomen naar de waarde van die goederen als waren zij onvoorwaardelijk verkregen.
3 Voor de effecten die zijn opgenomen in een prijscourant, aangewezen krachtens artikel 5.21 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de waarde in het economische verkeer gesteld op de slotnotering die is vermeld in de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag voorafgaande aan de dag van de verkrijging.
4 Bij verkrijging door de vervulling van een opschortende voorwaarde welke zich aansluit bij de ontbindende voorwaarde van het overlijden van een eerdere verkrijger, is voor de bepaling van de aard en waarde van het verkregene beslissend het tijdstip waarop het genot voor de verwachter aanvangt.
5 Onroerende zaken die in gebruik zijn als woning, worden in aanmerking genomen naar de volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor die onroerende zaken vastgestelde waarde voor het kalenderjaar waarin de verkrijging plaatsvindt dan wel, ingeval de verkrijger daarvoor kiest, voor het op dat kalenderjaar volgende kalenderjaar. Indien de woning deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken, wordt de waarde van de woning gesteld op het gedeelte van de waarde van de onroerende zaak dat kan worden toegerekend aan de woning.
6 Met betrekking tot een woning ter zake waarvan het vijfde lid geen toepassing kan vinden door het ontbreken van een op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde, wordt de waarde van de woning bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16 tot en met 18 en 20, tweede lid, van die wet en van het vijfde lid, tweede volzin.
7 Indien zich in het kalenderjaar waarin de verkrijging plaatsvindt, maar op of vóór het moment van de verkrijging, met betrekking tot een onroerende zaak als bedoeld in het vijfde of zesde lid een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken, wordt, in afwijking van het vijfde en zesde lid, de waarde van de onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16 tot en met 18 en 20, tweede lid van die wet, naar de staat van die zaak op het moment van de verkrijging.
8 Indien een woning geheel of gedeeltelijk wordt verhuurd en op deze verhuur afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, of ingevolge een voor ten minste 12 jaren aangegane pachtovereenkomst wordt verpacht en op deze verpachting titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, wordt de waarde gesteld op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen, van de huurprijs afhankelijk percentage van het waardegegeven, bedoeld in het vijfde of zesde lid. Indien sprake is van een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is de eerste zin niet van toepassing. Een onroerende zaak als bedoeld in de eerste volzin wordt niet voor een lagere waarde in aanmerking genomen dan de waarde, bedoeld in het vijfde of zesde lid, indien deze wordt verkregen door een huurder, onderscheidenlijk een pachter, van die onroerende zaak of zijn partner.
9 De waarde van een recht van erfpacht op een onroerende zaak die als woning in gebruik is, wordt gesteld op de waarde van die onroerende zaak, berekend volgens het vijfde of zesde lid, verminderd met de overeenkomstig het veertiende lid bepaalde waarde van de canon.
10 In afwijking van het vijfde tot en met zevende lid wordt een woning in aanmerking genomen naar de waarde in het economische verkeer ingeval de waarde in het economische verkeer van de woning als gevolg van een persoonlijke verplichting tot betaling van servicekosten voor diensten die geen betrekking hebben op de woning zelf in belangrijke mate afwijkt van de waarde, bedoeld in het vijfde, zesde of zevende lid.
11 De waarde van hetgeen onder de last van een vruchtgebruik, een beperkt recht of van een periodieke uitkering wordt verkregen, wordt gesteld op de waarde in onbezwaarde staat, verminderd met de waarde van die last. Met elkaar opvolgende vruchtgebruiken, beperkte rechten en periodieke uitkeringen wordt bij de waardebepaling van de daarmee bezwaarde goederen terstond rekening gehouden.
12 Wat in het economische verkeer als een eenheid pleegt te worden beschouwd, wordt in aanmerking genomen met inachtneming van die omstandigheid.
13 De waarde van een onderneming wordt bepaald alsof de onderneming wordt voortgezet (waarde going concern), maar ten minste op de liquidatiewaarde. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de waardering van vermogensbestanddelen die behoren tot een aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
14 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de bepaling van de waarde van een vruchtgebruik, van beperkte rechten en van rechten op en verplichtingen tot periodieke uitkeringen en voor het daarbij te gebruiken percentage.
15 Een geldvordering als bedoeld in artikel 13, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek alsmede, indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, een geldvordering als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, wordt in aanmerking genomen als een renteloze vordering, indien daarop het rentepercentage, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 84 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing is. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de schulden die corresponderen met de aldaar bedoelde geldvorderingen.
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011
De Minister van Financiën,
Handelende wat betreft de artikelen 8, 8a, 11, tweede lid, 12, 13 en 31 van de Wet op de loonbelasting 1964, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Handelende wat betreft artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, in overeenstemming met de Minister van Ontwikkelingssamenwerking;
Gelet op de artikelen 5b, 6, 8, 8a, 11, 11a, 12, 13, 13bis, 18, 19a, 19f, 19g, 25, vierde lid, 26, zesde lid, 28, 28a, 29, 31, eerste lid, onderdeel c, 31a, 32ab, 32ba, 33, 35d, 35e, 35k, 35l en 35m van de Wet op de loonbelasting 1964 en de artikelen 2e en 8 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965;
Besluit:
Artikel 1a
Artikel 1a
1 Deze wet is van toepassing op banken en andere financiële ondernemingen, alsmede op de ingevolge het vierde lid aangewezen natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten.
2 Als bank wordt aangemerkt een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, niet zijnde een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap waarvoor op grond van artikel 2:11, tweede lid, of artikel 2:16, vierde lid, van die wet geen vergunning tot uitoefening van het bedrijf van bank vereist is, of een bijkantoor in Nederland van een bank met zetel buiten Nederland.
3 Als andere financiële ondernemingen worden aangemerkt:
a. degenen die, geen bank zijnde, in hoofdzaak hun bedrijf maken van het verrichten van een of meer van de werkzaamheden opgenomen onder de punten 2, 3, 5, 6, 9, 10, 12 en 14 van bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten;
b. degenen die, geen bank zijnde, in hoofdzaak hun bedrijf maken van het verrichten van betaaldiensten als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn betaaldiensten;
c. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
d. beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
e. elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht voor zover deze andere transacties verrichten dan bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel k, van die wet;
f. wisselinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
g. levensverzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht met uitzondering van levensverzekeraars die uitsluitend het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar als bedoeld in dat artikel uitoefenen;
h. icbe’s als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
i. financiële dienstverleners als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht voor zover deze bemiddelen in levensverzekeringen;
j. betaaldienstagenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
k. bijkantoren in Nederland van andere financiële ondernemingen als bedoeld onder a tot en met i, met zetel buiten Nederland.
4 Als natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten waarop deze wet van toepassing is worden aangewezen:
a. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die als belastingadviseur zelfstandig onafhankelijk beroepsactiviteiten uitoefenen, dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen voor zover zij anderszins zelfstandig in hoofdzaak, onafhankelijk, al dan niet via andere aan hen gelieerde natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, daarmee vergelijkbare activiteiten beroeps- of bedrijfsmatig verrichten;
b. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die als externe registeraccountant of externe accountant-administratieconsulent zelfstandig onafhankelijk beroepsactiviteiten waaronder forensische accountancy uitoefenen, dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, voor zover die anderszins zelfstandig onafhankelijk daarmee vergelijkbare activiteiten beroeps- of bedrijfsmatig verrichten;
c. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die als advocaat:
1°. zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig advies geven of bijstand verlenen bij:
i. het aan- of verkopen van registergoederen;
ii. het beheren van geld, effecten, munten, muntbiljetten, edele metalen, edelstenen of andere waarden;
iii. het oprichten of beheren van vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel het organiseren van de inbreng die nodig is voor de oprichting, de exploitatie of het beheer daarvan;
iv. het aan- of verkopen van aandelen in, of het geheel of gedeeltelijk aan- of verkopen dan wel overnemen van ondernemingen, vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
v. werkzaamheden op fiscaal gebied die vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden van de in onderdeel a beschreven beroepsgroepen;
vi. het vestigen van een recht van hypotheek op een registergoed; of
2°. zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig optreden in naam en voor rekening van een cliënt bij enigerlei financiële transactie of onroerende zaaktransactie;
d. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris:
1°. zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig advies geven of bijstand verlenen bij:
i. het aan- of verkopen van registergoederen;
ii. het beheren van geld, effecten, munten, muntbiljetten, edele metalen, edelstenen of andere waarden;
iii. het oprichten of beheren van vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel het organiseren van de inbreng die nodig is voor de oprichting, de exploitatie of het beheer daarvan;
iv. het aan- of verkopen van aandelen in, of het geheel of gedeeltelijk aan- of verkopen dan wel overnemen van ondernemingen, vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
v. werkzaamheden op fiscaal gebied die vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden van de in onderdeel a beschreven beroepsgroepen;
vi. het vestigen van een recht van hypotheek op een registergoed; of
2°. zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig optreden in naam en voor rekening van een cliënt bij enigerlei financiële transactie of onroerende zaaktransactie;
e. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die in de uitoefening van een aan dat van advocaat, notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris gelijksoortig juridisch beroep of bedrijf de in onderdeel c of d genoemde werkzaamheden verrichten;
f. trustkantoren als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018;
g. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig een adres of postadres ter beschikking stellen, niet zijnde een trustkantoor als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018;
h. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig bemiddelen bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten inzake onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, met inbegrip van het tot stand brengen en sluiten van een overeenkomst tot huur als bedoeld in artikel 7:201 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de maandelijkse huurprijs een bedrag van € 10.000 of meer bedraagt;
i. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen als koper of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van € 10.000 of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in een handeling of door middel van meer handelingen waartussen een verband bestaat;
j. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig bemiddelen inzake koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen;
k. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen als koper of verkoper van kunstvoorwerpen, voor zover betaling van deze kunstvoorwerpen plaatsvindt voor een bedrag van € 10.000 of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in een handeling of door middel van meer handelingen waartussen een verband bestaat;
l. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta aanbieden;
m. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig bewaarportemonnees aanbieden;
n. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig gelegenheid geven als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de kansspelen of die activiteiten verrichten als bedoeld in artikel 7a, 30b, 30h of 30z van die wet.
o. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig taxaties uitvoeren van onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen;
p. pandhuizen als bedoeld in artikel 131, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
q. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die behoren tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie beroepen of personen.
5 Deze wet is niet van toepassing op belastingadviseurs als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, en personen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, d en e, voor zover zij voor een cliënt werkzaamheden verrichten betreffende de bepaling van diens rechtspositie, diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte, het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding of het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding.
6 Indien een beleggingsinstelling als bedoeld in het derde lid, onderdeel d, een beleggingsmaatschappij met aparte beheerder is of een beleggingsfonds of indien een icbe als bedoeld in het derde lid, onderdeel h, een fonds voor collectieve belegging in effecten of een maatschappij voor collectieve belegging in effecten met aparte beheerder is, draagt de beheerder van de betreffende instelling zorg voor de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels door de instelling.
Artikel 22
Artikel 22 [Vervallen per 01-01-2002]
[Vervallen]
Artikel 1b
Artikel 1b
1 Bij regeling van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, zo nodig onder het stellen van aanvullende regels, geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de bij of krachtens deze wet gestelde regels, indien, rekening houdend met de aard en de omvang van de te verlenen diensten, voor die instellingen een bewezen laag risico op witwassen en financieren van terrorisme bestaat.
2 Geen vrijstelling kan worden verleend aan instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, die activiteiten verrichten als bedoeld in artikel 27g of 31 van de Wet op de kansspelen.
Artikel 23
Artikel 23 [Vervallen per 01-01-2010]
[Vervallen]
Artikel 1c
Artikel 1c
1 Onze Minister van Financiën kan, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, ontheffing verlenen van de bij of krachtens deze wet gestelde regels aan instellingen die incidenteel of in zeer beperkte mate financiële werkzaamheden verrichten, indien er een bewezen laag risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat. Aan een ontheffing kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.
2 Onze Minister van Financiën kan een op grond van het eerste lid verleende ontheffing wijzigen, geheel of gedeeltelijk intrekken of beperken, dan wel daaraan nadere voorschriften verbinden, indien:
a. is gebleken dat bij de aanvraag van de ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
b. de houder van een ontheffing omstandigheden of feiten heeft verzwegen op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de ontheffing werd verleend zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, de ontheffing zou zijn geweigerd;
c. de houder van een ontheffing niet langer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels, dan wel niet meer voldoet aan de aan de ontheffing verbonden voorschriften of de gestelde beperkingen niet naleeft.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verlenen, wijzigen, intrekken of beperken van een ontheffing.
Artikel 1d
Artikel 1d
1 Met de uitvoering en handhaving van deze wet zijn belast:
a. de Nederlandsche Bank N.V.: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, tweede lid, derde lid, onderdeel a, b, e, f, g en j, vierde lid, onderdeel l en m, of bijkantoren van dergelijke instellingen met zetel buiten Nederland, alsmede instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel f;
b. de Stichting Autoriteit Financiële Markten: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, derde lid, onderdeel c, d, h en i of bijkantoren van dergelijke instellingen met zetel buiten Nederland, alsmede beheerders als bedoeld in artikel 1a, zesde lid;
c. het Bureau Financieel Toezicht: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel a, b, d en e;
d. de deken, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Advocatenwet: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel c;
e. Onze Minister van Financiën: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel g, h, i, j, k, o en p;
f. de kansspelautoriteit: voor zover het betreft instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel n.
2 De Nederlandsche Bank N.V. is belast met de uitvoering en handhaving van de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie.
3 De Stichting Autoriteit Financiële Markten is belast met de uitvoering en handhaving van de verordening inzake de veiling van broeikasgasemissierechten.
4 De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen, indien een verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betrekking heeft op een onderwerp dat verband houdt met de voorkoming van witwassen of financieren van terrorisme, bij algemene maatregel van bestuur tevens worden belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens die verordening gestelde regels.
5 De bij of krachtens een verordening als bedoeld in het tweede, derde of vierde lid gestelde regels worden voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met bij of krachtens deze wet gestelde regels.
6 De in het eerste lid genoemde bestuursorganen oefenen hun taak uit op een risico gebaseerde en effectieve wijze en nemen artikel 48, zesde tot en met achtste lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn daarbij in acht.
7 Bij regeling van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de taakuitoefening van de op grond van dit artikel bevoegde bestuursorganen, met uitzondering van de deken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
Artikel 1e
Artikel 1e
Bij regeling van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen banken die deel uitmaken van een groep banken die blijvend is aangesloten bij een centrale kredietinstelling die controle uitoefent op de bedrijfsvoering en uitbesteding van die banken worden vrijgesteld van het toezicht door de Nederlandsche Bank N.V., indien de centrale kredietinstelling toezicht houdt op die groep banken en in voldoende mate bevoegd is voor de naleving van deze wet noodzakelijke instructies te geven aan die banken. Aan deze vrijstelling kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.
Slotformulier en ondertekening
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Financiën,J.C. de Jager
Algemene informatie
Boek 7 Bijzondere overeenkomsten
Boek 7 Bijzondere overeenkomsten
Titel III De uitoefening van het notarisambt
Titel III De uitoefening van het notarisambt
Algemene informatie
Algemene informatie
Titel 1 Algemene bepalingen
Titel 1 Algemene bepalingen
Titel 3 Woonplaats
Titel 3 Woonplaats
Opschrift
Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001
Artikel 16
Artikel 16
Het verrichten van wettelijke werkzaamheden en werkzaamheden die de notaris in samenhang daarmee pleegt te verrichten, berust op een overeenkomst tussen de notaris en de cliënt, bedoeld in titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Opschrift
Besluit van 14 september 1971, houdende uitvoering van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Opschrift
Besluit van 9 december 2014, houdende regels inzake de langdurige zorg (Besluit langdurige zorg)
Artikel 1
Artikel 1
1 Erfopvolging heeft plaats bij versterf of krachtens uiterste wilsbeschikking.
2 Van de erfopvolging bij versterf kan worden afgeweken bij een uiterste wilsbeschikking die een erfstelling of een onterving inhoudt.
Artikel 10
Artikel 10
1 De woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.
2 Een rechtspersoon heeft zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft.
Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën 20 november 2000, nr. IFZ2000/1293M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Internationale Fiscale Zaken;
Gelet op artikel 38, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
De Raad van State gehoord (advies van 13 december 2000, nr. W06.000541/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2000, nr. IFZ2000/1397U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Internationale Fiscale Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 16a
Artikel 16a
De artikelen 2:1, tweede en derde lid, en 2:2 en de hoofdstukken 3, 4, en 9 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de wettelijke werkzaamheden en de werkzaamheden die de notaris in samenhang daarmee pleegt te verrichten en op de weigering deze te verrichten.
Besluit van 14 september 1971, houdende uitvoering van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 17 augustus 1971, nr. B 71/15503, Directie Wetgeving directe belastingen;
Gelet op de artikelen 5 en 29 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Stb. 469);
De Raad van State gehoord (advies van 25 augustus 1971, nr. 11);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 7 september 1971, nr. B 71/16415, Directie Wetgeving directe belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Besluit van 9 december 2014, houdende regels inzake de langdurige zorg (Besluit langdurige zorg)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 oktober 2014, kenmerk 673059-126985-WJZ;
Gelet op de artikelen 2.1.1, vierde en vijfde lid, 2.2.1, tweede lid, 3.1.1, tweede lid, 3.1.3, eerste en tweede lid, 3.2.1, vierde en vijfde lid, 3.2.3, vijfde lid, 3.2.5, eerste en tweede lid, 3.2.6, eerste en tweede lid, 3.3.2, achtste lid, 3.3.3, eerste, vijfde en zesde lid, 3.3.5, tweede en vierde lid, 4.1.1, vierde en zesde lid, 4.2.4, tweede, derde en vierde lid, 5.1.4, 7.1.2, derde en vijfde lid, 8.1.1, tweede lid, 10.1.4, eerste lid, 11.1.4, eerste lid, en 12.4.8, eerste en tweede lid, van de Wet langdurige zorg, artikel 60, tweede en derde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, artikel 2 en 56a van de Wet marktordening gezondheidszorg, artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 1, tweede lid, 5, tweede lid, en 6 van de Wet toelating zorginstellingen, artikel 1, tweede lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen, artikel 11, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, artikel 2, tweede lid, van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, artikel 8.1.8, tweede lid, van de Jeugdwet, artikel 2.1.4, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 6.16 en 6.25 van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 91, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 54 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 11, zevende lid, van de Wet sociale werkvoorziening, artikel 1, tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 13 van de Wegenverkeerswet, artikel 29, derde lid, van de Mededingingswet, artikel 2, vijfde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen, artikel 70c van de Woningwet, artikel 11, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, artikel 29, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, artikel 38a, van het Wetboek van Strafrecht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No. W13.14.0367/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 december 2014, kenmerk 697545-130582;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 2
Artikel 2
1 Wanneer de volgorde waarin twee of meer personen zijn overleden niet kan worden bepaald, worden die personen geacht gelijktijdig te zijn overleden en valt aan de ene persoon geen voordeel uit de nalatenschap van de andere ten deel.
2 Indien een belanghebbende ten gevolge van omstandigheden die hem niet kunnen worden toegerekend, moeilijkheden ondervindt bij het bewijs van de volgorde van overlijden, kan de rechter hem een of meermalen uitstel verlenen, zulks voor zover redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het bewijs binnen de termijn van het uitstel kan worden geleverd.
Artikel 11
Artikel 11
1 Een natuurlijk persoon verliest zijn woonstede door daden, waaruit zijn wil blijkt om haar prijs te geven.
2 Een natuurlijk persoon wordt vermoed zijn woonstede te hebben verplaatst, wanneer hij daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze aan de betrokken colleges van burgemeester en wethouders heeft kennis gegeven.
Artikel 17
Artikel 17
1 De notaris oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit en behartigt de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.
2 De notaris mag zijn ambt niet uitoefenen in dienstbetrekking of in enig ander verband waardoor zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid wordt of kan worden beïnvloed.
3 Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad.
Artikel 1
Artikel 1
1 Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 5, 14c en 29 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
2 Dit besluit verstaat onder wet: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Artikel 3
Artikel 3
1 Van rechtswege zijn onwaardig om uit een nalatenschap voordeel te trekken:
a. hij die onherroepelijk veroordeeld is ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft deelgenomen;
b. hij die onherroepelijk veroordeeld is wegens een opzettelijk tegen de erflater gepleegd misdrijf waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf is gesteld met een maximum van ten minste vier jaren, dan wel wegens poging tot, voorbereiding van, of deelneming aan een dergelijk misdrijf;
c. hij van wie bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat hij tegen de erflater lasterlijk een beschuldiging van een misdrijf heeft ingebracht, waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vier jaren is gesteld;
d. hij die de overledene door een feitelijkheid of door bedreiging met een feitelijkheid heeft gedwongen of belet een uiterste wilsbeschikking te maken;
e. hij die de uiterste wil van de overledene heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.
2 Rechten door derden te goeder trouw verkregen voordat de onwaardigheid is vastgesteld worden geëerbiedigd. In geval echter de goederen om niet zijn verkregen, kan de rechter aan de rechthebbenden, en ten laste van hem die daardoor voordeel heeft genoten, een naar billijkheid te bepalen vergoeding toekennen.
3 Een onwaardigheid vervalt, wanneer de erflater aan de onwaardige op ondubbelzinnige wijze zijn gedraging heeft vergeven.
Artikel 12
Artikel 12
1 Een minderjarige volgt de woonplaats van hem die het gezag over hem uitoefent, de onder curatele gestelde die van zijn curator. Oefenen beide ouders tezamen het gezag over hun minderjarige kind uit, doch hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven.
2 Wanneer iemands goederen onder bewind staan, volgt hij voor alles wat de uitoefening van dit bewind betreft, de woonplaats van de bewindvoerder.
3 Wanneer ten behoeve van een persoon een mentorschap is ingesteld, volgt hij voor alles wat de uitoefening van dit mentorschap betreft, de woonplaats van de mentor.
4 Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing voor zover het betreft de relatieve bevoegdheid van de rechter gedurende een curatele, een bewind als bedoeld in titel 19 en een mentorschap. Hetzelfde geldt indien ten aanzien van een persoon een curatele, een mentorschap of een bewind als bedoeld in titel 19 en tevens een bewind als bedoeld in afdeling 7 van titel 5 van Boek 4 of een bewind als bedoeld in artikel 182 van Boek 7 van kracht zijn en de bevoegde kantonrechter de andere kantonrechter als uitsluitend bevoegde heeft aangewezen.
5 Wanneer de persoon, van wie de woonplaats wordt afgeleid, overlijdt of zijn gezag of zijn hoedanigheid verliest, duurt de afgeleide woonplaats voort, totdat een nieuwe woonplaats is verkregen.
Artikel 18
Artikel 18
1 De notaris kan een samenwerkingsverband aangaan met beoefenaren van een ander beroep, mits hierdoor zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid niet wordt of kan worden beïnvloed.
2 Bij verordening worden ter waarborging van die onafhankelijkheid en onpartijdigheid regels vastgesteld over de wijze waarop samenwerkingsverbanden kunnen worden aangegaan.
3 De notaris is verplicht om jaarlijks binnen de in artikel 24, vierde lid, genoemde termijn, aan het Bureau een verklaring van een onafhankelijke externe deskundige over te leggen, waaruit blijkt dat hij heeft voldaan aan de voorschriften van de verordening, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 2
Artikel 2
De in artikel 5, eerste lid, onderdelen a, e, f, en g, van de wet omschreven lichamen zijn van de belasting vrijgesteld.
Artikel 4
Artikel 4
1 Een voor het openvallen van een nalatenschap verrichte rechtshandeling is nietig, voor zover zij de strekking heeft een persoon te belemmeren in zijn vrijheid om bevoegdheden uit te oefenen, welke hem krachtens dit Boek met betrekking tot die nalatenschap toekomen.
2 Overeenkomsten strekkende tot beschikking over nog niet opengevallen nalatenschappen in hun geheel of over een evenredig deel daarvan, zijn nietig.
Artikel 13
Artikel 13
Het sterfhuis van een overledene is daar, waar hij zijn laatste woonplaats heeft gehad.
Artikel 19
Artikel 19
1 De notaris mag geen akte verlijden waarin hijzelf, zijn echtgenoot of een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad hetzij in persoon of door een vertegenwoordiger, als partij optreedt. Evenmin mag de notaris een akte verlijden waarin hijzelf, zijn echtgenoot of een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad als vertegenwoordiger optreedt voor een partij bij die akte. Hetzelfde geldt met betrekking tot een akte waarbij een rechtspersoon als partij of vertegenwoordiger optreedt,
a. waarvan de notaris weet of had behoren te weten dat de in dit lid bedoelde personen daarin alleen of gezamenlijk de meerderheid van de aandelen houden; of
b. waarin de notaris of zijn echtgenoot de functie van bestuurder of commissaris vervult.
2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor akten waarbij openbare verkopingen, openbare verhuringen, openbare verpachtingen of openbare aanbestedingen worden geconstateerd en de in dat lid bedoelde personen als koper, huurder, pachter of aannemer zijn vermeld, noch voor akten waarin een proces-verbaal van het verhandelde in een vergadering wordt opgenomen en daarin deze personen als deelnemer worden vermeld.
3 In geval van overtreding van een bepaling van het eerste lid, eerste en tweede volzin, mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.
4 Het bepaalde in het eerste lid geldt tevens voor een waarnemer ten opzichte van de vervangen notaris en diens echtgenoot.
Artikel 3
Artikel 3
Een in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet omschreven lichaam is van de belasting vrijgesteld mits de werkzaamheden van het lichaam in overeenstemming zijn met het in voormelde onderdeel b aangegeven doel en bovendien de winst, behoudens een uitkering tot ten hoogste vijf percent per jaar over het gestorte kapitaal of over de inleggelden, uitsluitend kan worden aangewend ten bate van de verzekerden, een ingevolge het onderhavige artikel vrijgesteld lichaam, of een algemeen maatschappelijk belang.
Artikel 5
Artikel 5
1 Op verzoek van de schuldenaar kan de rechtbank wegens gewichtige redenen bepalen dat een geldsom die krachtens dit Boek of, in verband met de verdeling van de nalatenschap, krachtens titel 7 van Boek 3 is verschuldigd, al dan niet vermeerderd met een in de beschikking te bepalen rente, eerst na verloop van zekere tijd, hetzij ineens, hetzij in termijnen behoeft te worden voldaan. Hierbij let de rechtbank op de belangen van beide partijen; aan een inwilliging kan de voorwaarde worden verbonden dat binnen een bepaalde tijd een door de rechtbank goedgekeurde zakelijke of persoonlijke zekerheid voor de voldoening van hoofdsom en rente wordt gesteld.
2 Een in het vorige lid bedoelde beschikking kan op verzoek van een der partijen, gegrond op ten tijde van die beschikking niet voorziene omstandigheden, door de in het vorige lid genoemde rechtbank worden gewijzigd.
Artikel 14
Artikel 14
Een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats.
Artikel 20
Artikel 20
1 De notaris mag geen akte verlijden die een begunstiging van één of meer van de in artikel 19, eerste lid, bedoelde personen inhoudt; de verboden begunstiging is nietig. Een benoeming tot executeur van een nalatenschap is geen verboden begunstiging.
2 Artikel 19, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Met betrekking tot de begunstiging van getuigen bij akten die een uiterste wilsbeschikking bevatten, zijn de artikelen 61 en 62, eerste lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
Artikel 4
Artikel 4
Een in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de wet omschreven lichaam is van de belasting vrijgesteld mits het lichaam van publiekrechtelijke aard is, dan wel, indien dat niet het geval is, het lichaam, zo het winst behaalt, deze uitsluitend kan aanwenden ten bate van een ingevolge het onderhavige artikel vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang.
Artikel 20a
Artikel 20a
Notariële akten die uiterste wilsbeschikkingen inhouden, bevatten geen andere rechtshandelingen.
Artikel 5
Artikel 5
Een in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de wet omschreven lichaam dat werkzaam is op het gebied van de landbouw is van de belasting vrijgesteld mits:
a. zo winst wordt behaald, deze in het jaar niet meer bedraagt dan € 7500, dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren tezamen niet meer bedraagt dan € 37 500, en
b. doel en feitelijke werkzaamheden bestaan in het exploiteren van bedrijfsmiddelen, het beschikbaar stellen van arbeidskrachten of het aankopen van landbouwbenodigdheden een en ander uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten behoeve van de aandeelhouders, leden, deelnemers of deelgerechtigden.
Artikel 6
Artikel 6
In dit Boek wordt onder de waarde van de goederen der nalatenschap verstaan de waarde van die goederen op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van de erflater, waarbij geen rekening wordt gehouden met het vruchtgebruik dat daarop krachtens afdeling 1 of 2 van titel 3 kan komen te rusten.
Artikel 15
Artikel 15
Een persoon kan een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is. Indien de keuze bij langs elektronische weg aangegane overeenkomst geschiedt, is artikel 227a lid 1 van Boek 6 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 21
Artikel 21
1 De notaris is verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede, derde, en vierde lid.
2 De notaris is verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.
3 De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris binnen dezelfde onderneming of binnen het samenwerkingsverband waarvan hij deel uitmaakt, mits die het verzoek aanvaardt.
4 De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris, mits die het verzoek aanvaardt en de werkzaamheden niet algemeen gebruikelijk en van een zodanige aard zijn dat het belang van de verzoekende partij met de doorverwijzing wordt gediend.
5 Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de toepassing van het tweede tot en met het vierde lid.
6 Bij verordening kunnen tevens nadere regels worden gesteld betreffende de toepassing van de artikelen 333i, achtste lid, 334uu, achtste lid, en 335l, zevende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 6
Artikel 6
Een in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de wet omschreven lichaam dat werkzaam is op het gebied van de verzekering tegen schade op onderlinge grondslag is van de belasting vrijgesteld mits, zo winst wordt behaald, deze in het jaar niet meer bedraagt dan € 7 500, dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren te zamen niet meer bedraagt dan € 37 500.
Artikel 7
Artikel 7
1 Schulden van de nalatenschap zijn:
a. de schulden van de erflater die niet met zijn dood tenietgaan, voor zover niet begrepen in onderdeel i;
b. de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene;
c. de kosten van vereffening van de nalatenschap, met inbegrip van het loon van de vereffenaar;
d. de kosten van executele, met inbegrip van het loon van de executeur;
e. de schulden uit belastingen die ter zake van het openvallen der nalatenschap worden geheven, voor zover zij op de erfgenamen komen te rusten;
f. de schulden die ontstaan door toepassing van afdeling 2 van titel 3;
g. de schulden ter zake van legitieme porties waarop krachtens artikel 80 aanspraak wordt gemaakt;
h. de schulden uit legaten welke op een of meer erfgenamen rusten;
i. de schulden uit giften en andere handelingen die ingevolge artikel 126 worden aangemerkt als legaten.
2 Bij de voldoening van de schulden ten laste van de nalatenschap worden achtereenvolgens met voorrang voldaan:
1°. de schulden, bedoeld in lid 1 onder a tot en met e;
2°. de schulden, bedoeld in lid 1 onder f;
3°. de schulden, bedoeld in lid 1 onder g.
Ontbreken schulden als bedoeld in lid 1 onder f, dan worden eerst de schulden, bedoeld in lid 1 onder a tot en met c, en vervolgens de schulden, bedoeld in lid 1 onder d, e en g, met voorrang voldaan.
3 In de nalatenschap van de langstlevende ouder, bedoeld in artikel 20, en de stiefouder, bedoeld in artikel 22, wordt een verplichting tot overdracht van goederen als bedoeld in die artikelen met een schuld als bedoeld in lid 1 onder a gelijkgesteld.
Artikel 22
Artikel 22
1 De notaris is, voorzover niet bij wet anders is bepaald, ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht. Dezelfde verplichting geldt voor de personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn voor al hetgeen waarvan zij kennis dragen uit hoofde van hun werkzaamheid.
2 De geheimhoudingsplicht van de notaris en van de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen blijft ook bestaan na beëindiging van het ambt of de betrekking waarin de werkzaamheid is verricht.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage 21 december 2000 Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. J. Bos
Uitgegeven de achtentwintigste december 2000 De Minister van Justitie, A. H. Korthals
Artikel 7
Artikel 7
Een in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de wet omschreven lichaam dat werkzaam is op het gebied van de verzorging van uitvaarten is van de belasting vrijgesteld mits, zo winst wordt behaald, deze in het jaar niet meer bedraagt dan € 7 500, dan wel in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren te zamen niet meer bedraagt dan € 37 500 en voorts:
a. doel en feitelijke werkzaamheid bestaan in het verzorgen van uitvaarten uitsluitend of nagenoeg uitsluitend van de aandeelhouders, leden, deelnemers of deelgerechtigden en hun gezinsleden; en
b. de uitvaarten van de onder a genoemde personen hoofdzakelijk tegen vergoeding van een entreegeld en een jaarlijkse bijdrage worden verzorgd.
Artikel 8
Artikel 8
1 In dit Boek worden met echtgenoten gelijkgesteld geregistreerde partners.
2 Voor de toepassing van lid 1 is mede begrepen onder:
a. huwelijk: geregistreerd partnerschap;
b. gehuwd: als partner geregistreerd;
c. huwelijksgemeenschap: gemeenschap van een geregistreerd partnerschap;
d. trouwbeloften: beloften tot het aangaan van een geregistreerd partnerschap;
e. echtscheiding: beëindiging van een geregistreerd partnerschap op de wijze als bedoeld in artikel 80c onder c of d van Boek 1.
3 Onder stiefkind van de erflater wordt in dit Boek verstaan een kind van de echtgenoot of geregistreerde partner van de erflater, van welk kind de erflater niet zelf ouder is. Zodanig kind blijft stiefkind, indien het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is geëindigd.
Artikel 23
Artikel 23
1 Het is de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten of na te laten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen.
2 In ieder geval is het de notaris verboden:
a. leningen aan te gaan, behoudens voor zover deze redelijkerwijs nodig zijn voor de uitoefening van het ambt of voor persoonlijke doeleinden;
b. leningen te verstrekken aan degene die partij is bij een akte of die rechtstreeks of middellijk betrokken is bij een rechtshandeling waarop de akte betrekking heeft;
c. zich borg te stellen of anderszins in te staan voor schulden van anderen, behoudens voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitoefening van het ambt of voor persoonlijke doeleinden.
3 De rechtsgeldigheid van een rechtshandeling welke is verricht in strijd met het eerste en tweede lid is niet uit dien hoofde aantastbaar.
Artikel 7a
Artikel 7a
Een lichaam dat voldoet aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 5, 6 of 7 is in afwijking van de genoemde artikelen niet van de belasting vrijgesteld, indien het lichaam dit bij het indienen van de aangifte over het jaar verzoekt.
Artikel 24
Artikel 24
1 De notaris is verplicht van zijn kantoorvermogen en van alles betreffende zijn werkzaamheden, daaronder begrepen het beheer van gelden van derden al dan niet vallend onder artikel 25, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
2 Het in het vorige lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op het privé-vermogen van de notaris, daaronder mede begrepen het vermogen van een gemeenschap van goederen waarin hij is gehuwd.
3 Bij verordening kunnen voorschriften worden vastgesteld ten aanzien van de wijze waarop de kantoor- en privé-administratie moeten worden ingericht, bijgehouden en bewaard.
4 De notaris dient binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar een verslag in bij het Bureau ten aanzien van zowel het kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen. Voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden bevat het verslag een winst- en verliesrekening. Het verslag gaat vergezeld van een verklaring danwel mededeling die is afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De termijn voor indiening van het verslag kan op verzoek van de notaris door het Bureau op grond van bijzondere omstandigheden worden verlengd met ten hoogste twee maanden. Op het verzoek wordt beslist binnen vier weken na ontvangst ervan.
5 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende de wijze van indiening en de inhoud van het verslag en van de verklaring respectievelijk mededeling, bedoeld in het vierde lid, alsmede de inhoud en wijze van indiening van overige gegevens aan het Bureau.
6 De notaris is verplicht de in de leden 1 en 2 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers betreffende zijn kantoor- en privé-administratie gedurende de in artikel 10, derde lid, van Boek 2 Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn te bewaren. Artikel 10, vierde lid, Boek 2 Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
Artikel 7aa
Artikel 7aa [Vervallen per 01-01-2017]
[Vervallen]
Artikel 25
Artikel 25
1 De notaris is verplicht bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen een of meer bijzondere rekeningen aan te houden op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd zijn voor gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig onder zich neemt. Gelden die aan de notaris in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, moeten op die rekening worden gestort. De bovenbedoelde financiële onderneming voegt de over de gelden gekweekte rente toe aan het saldo van de bijzondere rekening. Indien deze gelden abusievelijk op een andere rekening van de notaris zijn gestort of indien ten onrechte gelden op de bijzondere rekening zijn gestort, is de notaris verplicht deze onverwijld op de juiste rekening te storten. Hetzelfde geldt indien de gelden rechtstreeks in handen van de notaris zijn gesteld. Indien meer notarissen in een maatschap samenwerken, kan de bijzondere rekening ten name van die notarissen tezamen, de maatschap of vennootschap worden gesteld. In geval van samenwerking met beoefenaren van een ander beroep moet uit de tenaamstelling van de bijzondere rekening blijken dat de notaris deze rekening houdt. De notaris vermeldt het nummer van de bijzondere rekening op zijn briefpapier.
2 De notaris is bij uitsluiting bevoegd tot het beheer en de beschikking over de bijzondere rekening. Hij kan aan een onder zijn verantwoordelijkheid werkzame persoon volmacht verlenen. Ten laste van deze rekening mag hij slechts betalingen doen in opdracht van een rechthebbende.
3 Het vorderingsrecht voortvloeiende uit de bijzondere rekening behoort toe aan de gezamenlijke rechthebbenden. Het aandeel van iedere rechthebbende wordt berekend naar evenredigheid van het bedrag dat te zijnen behoeve op de bijzondere rekening is gestort. De notaris of, indien het een gezamenlijke rekening als bedoeld in het eerste lid, zesde volzin betreft, iedere notaris, is verplicht een tekort in het saldo van de bijzondere rekening terstond aan te vullen, en hij is ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.
4 Een rechthebbende heeft voor zover uit de aard van zijn recht niet anders voortvloeit, te allen tijde recht op uitkering van zijn aandeel in het saldo van de bijzondere rekening. Is het saldo van de bijzondere rekening niet toereikend om aan iedere rechthebbende het bedrag van zijn aandeel uit te keren, dan mag de notaris aan de rechthebbende slechts zoveel uitkeren als in verband met de rechten van de andere rechthebbenden mogelijk is. In dat geval wordt het saldo onder de rechthebbenden verdeeld naar evenredigheid van ieders aandeel, met dien verstande dat, indien een notaris zelf rechthebbende is, hem slechts wordt toegedeeld hetgeen overblijft, nadat de andere rechthebbenden het hun toekomende hebben ontvangen.
5 Er kan geen derdenbeslag worden gelegd onder de in het eerste lid bedoelde financiële onderneming op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening. Is onder de notaris derdenbeslag gelegd op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening, dan kan de notaris die overeenkomstig de artikelen 476a en 477 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verklaring heeft gedaan of die is veroordeeld overeenkomstig artikel 477a van dat wetboek, zonder opdracht van de rechthebbende overeenkomstig de verklaring of veroordeling betalen aan de executant.
6 Rechtshandelingen verricht in strijd met de bepalingen van dit artikel zijn vernietigbaar. De vernietigingsgrond kan worden ingeroepen door iedere rechtstreeks belanghebbende. Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op gelden die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd.
7 Bij verordening kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de bijzondere rekening en het beheer van de gelden, bedoeld in het eerste lid. Onze Minister kan regels vaststellen met betrekking tot de wijze van berekening en uitkering van de rente van de op de bijzondere rekening gestorte gelden.
8 De notaris verstrekt, in uitzondering op zijn geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22, aan de inspecteur of de ontvanger, bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2 van de Invorderingswet 1990 dan wel artikel 1:3 van de Algemene douanewet, indien deze dit, daartoe gemachtigd door Onze Minister van Financiën, verzoekt uit hoofde van de uitoefening van een bevoegdheid op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 onderscheidenlijk de Algemene douanewet:
a. de namen, adressen en woonplaatsen van de personen die betrokken zijn bij betalingen naar of vanaf de bijzondere rekening in verband met een in het verzoek specifiek aangeduide transactie of handeling waaraan de notaris zijn medewerking heeft verleend, alsmede de omvang van die betalingen en de nummers van de bankrekeningen waarvan door die personen gebruik is gemaakt;
b. de aard van de transactie of handeling waarop een in het verzoek specifiek aangeduide betaling naar of vanaf de bijzondere rekening betrekking heeft, alsmede de namen, adressen en woonplaatsen van de personen die daarbij betrokken zijn, de omvang van de betalingen en de nummers van de bankrekeningen waarvan door die personen gebruik is gemaakt.
Bij het verstrekken van de hiervoor genoemde gegevens wordt hun onderling verband door de notaris aangeduid.
9 De notaris verstrekt, in uitzondering op zijn geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22, aan de opsporingsambtenaar, de officier van justitie, de rechter-commissaris of Onze Minister voor Rechtsbescherming, de gegevens met betrekking tot de bijzondere rekening die deze vordert uit hoofde van de uitoefening van een bevoegdheid op grond van het Wetboek van Strafvordering.
10 Van de bepalingen van dit artikel en van de in het zevende lid bedoelde regels kan niet worden afgeweken.
Artikel 7ab
Artikel 7ab
Een niet naar Nederlands recht opgerichte rechtspersoon is naar aard en inrichting vergelijkbaar als bedoeld in artikel 14c, achtste lid, onderdeel b, van de wet met een naar Nederlands recht opgerichte naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid indien:
a. een dergelijke rechtspersoon is aan te merken als een vennootschap met een geheel, in gelijke of evenredige delen, in aandelen verdeeld kapitaal;
b. een dergelijke rechtspersoon in het land van oprichting als subject onderworpen is aan een belasting naar de winst;
c. de kapitaalverschaffers niet verder aansprakelijk zijn dan tot het bedrag dat op hun aandelen in de vennootschap is gestort;
d. alle kapitaalverschaffers in beginsel stemrecht hebben overeenkomstig hun aandeel in het kapitaal van de rechtspersoon.
Artikel 25a
Artikel 25a
Bij regeling van Onze Minister kan aan notarissen de plicht worden opgelegd tot het doen van een melding aan het Bureau indien er zich, in de regeling nader aan te duiden, gebeurtenissen voordoen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van een notaris.
Artikel 7b
Artikel 7b
Ingeval een belastingplichtige bij het begin van het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 1990 voor de heffing van de vennootschapsbelasting geacht wordt te zijn opgegaan in een andere belastingplichtige, gaan met ingang van het tijdstip waarop dit niet langer het geval is de ingevolge de artikelen 3.40 en 3.47 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet uitgewerkte en latente aanspraken op investeringsaftrek en verplichtingen tot desinvesteringsbijtellingen ter zake van de tot hun vermogens op dat tijdstip behorende goederen de belastingplichtige aan tot wiens vermogen het goed behoort waarop de aanspraak of verplichting betrekking heeft.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Wassenaar 9 december 2014 Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
Uitgegeven de achttiende december 2014 De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Artikel 25b
Artikel 25b
1 Indien de continuïteit van de praktijk van een notaris vanwege de wijze van bedrijfsvoering in gevaar dreigt te komen, kan door de voorzitter van de kamer voor het notariaat, ambtshalve naar aanleiding van een klacht dan wel op verzoek van de KNB of het Bureau, na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris, voor een periode van maximaal een jaar een stille bewindvoerder worden benoemd. Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vierde volzin, tweede lid en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 De stille bewindvoerder geeft de notaris advies en begeleiding bij zijn bedrijfsvoering en is tevens bevoegd om daaromtrent bindende aanwijzingen aan de notaris te geven.
3 Bij de benoeming wordt een honorarium vastgesteld dat ten laste komt van de notaris.
4 De kamer voor het notariaat of haar voorzitter kan instructies geven aan de bewindvoerder met betrekking tot de bewindvoering.
5 De kamer voor het notariaat of haar voorzitter kan de bewindvoering te allen tijde opschorten of beëindigen.
Artikel 7c
Artikel 7c
Ten aanzien van belastingplichtigen wier winst wordt bepaald over een niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar gelden de bedragen die ingevolge artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van een kalenderjaar de in de artikelen 3.41, 3.42 en 3.47 van die wet vermelde bedragen vervangen, voor het eerst met betrekking tot het boekjaar dat met of in het kalenderjaar aanvangt.
254487.png
Artikel 26
Artikel 26
1 Een notaris wordt door de voorzitter van de kamer voor het notariaat geschorst in de uitoefening van zijn ambt indien hij:
a. zich in voorlopige hechtenis bevindt;
b. tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is ingesteld;
c. bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel aan hem bij een dergelijke rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
d. bij rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surséance van betaling heeft gekregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld, voor de duur van die maatregel.
2 Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vijfde volzin, tweede lid en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 De griffiers der gerechten doen aan de kamer voor het notariaat, de KNB en het Bureau mededeling van rechterlijke beslissingen als bedoeld in het eerste lid.
4 In een geval als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, eindigt de schorsing na drie maanden. De kamer voor het notariaat kan de schorsing telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.
5 In geval van waarneming door de notaris wordt hij tevens voor de duur van zijn schorsing geschorst als waarnemer in de uitoefening van het ambt, onverminderd de bevoegdheid van de kamer voor het notariaat tot intrekking van de benoeming tot waarnemer, bedoeld in artikel 29, eerste lid.
6 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris, met dien verstande dat zijn toevoeging door de voorzitter van de kamer voor het notariaat wordt opgeschort.
Artikel 8
Artikel 8
1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.
2 Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971.
Artikel 27
Artikel 27
1 Een notaris, die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is tot het behoorlijk verrichten van zijn werkzaamheden kan, na verhoor of behoorlijke oproeping, door de voorzitter van de kamer voor het notariaat voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn ambt worden geschorst. De kamer voor het notariaat bekrachtigt deze maatregel binnen vier weken. Op verzoek van de notaris kan de kamer voor het notariaat de schorsing te allen tijde opheffen. Op de beslissingen van de voorzitter en de kamer voor het notariaat is artikel 104, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel 103, zevende lid, is van toepassing.
2 De notaris kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing tot schorsing of tot weigering van de opheffing van de schorsing daartegen in beroep komen bij het gerechtshof Amsterdam. Het beroep schorst de tenuitvoerlegging van de maatregel niet. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.
3 Op de behandeling van de zaak bij de kamer voor het notariaat en bij het gerechtshof zijn de artikelen 101, 102, 104, 105 en 107 van overeenkomstige toepassing.
4 In geval van blijvende ongeschiktheid van de notaris voor de uitoefening van het ambt wordt hij, op voordracht van Onze Minister, de kamer voor het notariaat gehoord, bij koninklijk besluit ontslagen.
Slotformulier en ondertekening
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Soestdijk 14 september 1971 JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, W. SCHOLTEN.
Uitgegeven de drieëntwintigste september 1971. De Minister van Justitie, VAN AGT.
Artikel 28
Artikel 28
In de waarneming van het notarisambt wordt voorzien:
a. in geval van afwezigheid of verhindering van de notaris;
b. wanneer de notaris niet in staat is zijn ambt uit te oefenen wegens ziekte;
c. in geval van schorsing in de uitoefening van zijn ambt;
d. in geval van ontzetting uit zijn ambt;
e. in geval van ontslag of vestiging buiten het arrondissement waarin zijn vestigingsplaats is gelegen;
f. in geval van zijn overlijden.
Artikel 29
Artikel 29
1 Tot waarnemer is benoembaar een notaris of toegevoegd notaris. Een kandidaat-notaris is tot waarnemer benoembaar indien hij voldoet aan de vereisten van artikel 6, eerste en tweede lid, onderdelen b, onder 1° en 2°, en c, en gedurende de laatste twee jaren voorafgaand aan zijn verzoek tot benoeming, per jaar gemiddeld ten minste 21 uur per week onder verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam is geweest of als notaris gedurende die periode het notarisambt heeft vervuld. In afwijking van het vorenstaande kan een kandidaat-notaris tot waarnemer worden benoemd in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, indien hij ten minste drie jaar heeft afgerond van de stage, bedoeld in artikel 31, en gedurende het laatste jaar voorafgaande aan de benoeming tot waarnemer gemiddeld ten minste 21 uur per week onder verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam is geweest of in die periode als notaris het notarisambt heeft vervuld. De kandidaat-notaris die reeds op grond van het tweede lid als waarnemer is benoemd, behoeft in geval van benoeming als waarnemer voor een andere notaris niet opnieuw te voldoen aan het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel c. Het notarisambt kan slechts worden waargenomen door degene die de zeventigjarige leeftijd nog niet heeft bereikt.
2 Op verzoek van een notaris benoemt de voorzitter van de kamer voor het notariaat een of meer notarissen, toegevoegd notarissen of kandidaat-notarissen die zich daartoe bereid hebben verklaard, tot vaste waarnemer teneinde de notaris in de in artikel 28, onderdelen a en b, bedoelde gevallen te vervangen. Telkens wanneer zich een geval als bedoeld in artikel 28 voordoet benoemt de voorzitter ambtshalve één of meer waarnemers, tenzij het een geval als bedoeld in artikel 28, onderdelen a of b, betreft en er een vaste waarnemer is. Alvorens tot benoeming van een waarnemer over te gaan wint de voorzitter advies in bij de KNB. In het geval van ambtshalve benoeming tot waarnemer treft hij zo nodig een regeling omtrent het honorarium.
3 De kamer voor het notariaat of zijn voorzitter kan een benoeming tot waarnemer te allen tijde intrekken. Van elke benoeming van een waarnemer en van elke intrekking van een benoeming wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de betrokkenen, de KNB en het Bureau. Tegen een beslissing tot benoeming of tot intrekking van een benoeming kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de brief waarbij die beslissing aan betrokkenen wordt meegedeeld beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Artikel 107, tweede tot en met vierde lid en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 De periode van waarneming kan niet langer zijn dan één jaar in geval van een volledige waarneming. Bij waarneming in deeltijd dient de notaris zijn ambt uit te oefenen gedurende minimaal het aantal uren per week dat bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. De kamer voor het notariaat kan van het bovenstaande in bijzondere gevallen ontheffing verlenen.
5 In geval van een ambtshalve benoeming als waarnemer kan de betrokkene slechts wegens gegronde redenen zijn benoeming weigeren.
6 De ambtshalve benoemde waarnemer, die een notaris in de in artikel 28, onderdelen c, d, en e, bedoelde gevallen vervangt, kan in geval van afwezigheid, verhindering of ziekte worden vervangen door een andere waarnemer, die voldoet aan de in het eerste lid, tweede volzin, gestelde eisen. Het tweede lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
7 De waarnemer is verantwoordelijk voor het beheer van het protocol van de vervangen notaris en de uitoefening van het notarisambt met betrekking tot dat protocol. Zolang de waarnemer bevoegd is, is de notaris onbevoegd met betrekking tot zijn eigen protocol het notarisambt uit te oefenen.
8 De notaris meldt aan de KNB en de financiële onderneming, bedoeld in artikel 25, eerste lid, terstond de waarneming van zijn functie op grond van artikel 28 door een waarnemer als bedoeld in het tweede lid, eerste volzin. In geval van een ambtshalve benoeming tot waarnemer stelt de waarnemer terstond de financiële onderneming in kennis van zijn benoeming en van de intrekking van zijn benoeming.
9 De notaris en elke niet-ambtshalve benoemde waarnemer zijn ieder voor de door de laatste als zodanig verrichte werkzaamheden of gepleegde verzuimen jegens derden voor het geheel aansprakelijk.
10 De waarnemer gebruikt het zegel van de vervangen notaris en de door de waarnemer opgemaakte minuten behoren tot het protocol van de vervangen notaris.
11 Bij verordening worden nadere voorschriften gegeven over de wijze waarop de overdracht en de overname van het protocol en de overige notariële bescheiden dienen te geschieden, alsmede de mogelijkheden van vrijstelling en ontheffing daarvan.
Artikel 29a
Artikel 29a
De notarispraktijk wordt voor rekening en risico van de vervangen notaris voortgezet:
a. bij waarneming in de in artikel 28, onderdelen a of b, bedoelde gevallen;
b. bij waarneming in de in artikel 28, onderdelen c, d, e of f, bedoelde gevallen, indien in het benoemingsbesluit het honorarium voor de waarnemer is vastgesteld.
Artikel 30
Artikel 30
De kandidaat-notaris die tot waarnemer is benoemd, legt, indien dit nog niet eerder heeft plaatsgevonden, in verband met de aanvaarding van zijn benoeming de eed af voor de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder de te vervangen notaris ressorteert. Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, en artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 30a
Artikel 30a
1 Een gedefungeerde notaris verkrijgt, indien hij dit wenst, de hoedanigheid van kandidaat-notaris gedurende een jaar na zijn ontslag. Als hij tot waarnemer wordt benoemd is artikel 30 niet van toepassing. Een notaris die voor of na zijn defungeren tot vaste waarnemer is benoemd is één jaar na zijn defungeren van rechtswege uit deze functie ontslagen.
2 Na de beëindiging van de notariële werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, behoudt de kandidaat-notaris, indien hij dit wenst, gedurende een jaar de hoedanigheid van kandidaat-notaris. Indien hij voor of na de beëindiging van zijn notariële werkzaamheden tot vaste waarnemer is benoemd is hij één jaar na die beëindiging van rechtswege uit deze functie ontslagen. Hetzelfde geldt voor de toegevoegd notaris, indien deze na de beëindiging van zijn toevoeging niet werkzaam is geweest als kandidaat-notaris.
3 Indien de gedefungeerde notaris of de gewezen toegevoegd notaris of kandidaat-notaris ambtshalve benoemd is tot waarnemer, behoudt hij de hoedanigheid van kandidaat-notaris gedurende één jaar na het einde van de laatste waarnemingsperiode.
4 De gedefungeerde notaris, de gewezen toegevoegd notaris of kandidaat-notaris of de ambtshalve benoemde waarnemer die gedurende een jaar waarnemingsbevoegd wil blijven, geeft binnen een week na defungeren of de beëindiging van de notariële werkzaamheden of de waarneming, kennis aan de KNB dat hij de hoedanigheid van kandidaat-notaris wenst te verkrijgen onderscheidenlijk wenst te behouden. De KNB zendt de gedefungeerde notaris of de gewezen toegevoegd notaris of kandidaat-notaris een bewijs van ontvangst van de kennisgeving.
Algemene informatie
Algemeene bepaling
Algemeene bepaling
Algemene informatie
Algemene informatie
§ 3 Nadere regels betrouwbaarheid
§ 3 Nadere regels betrouwbaarheid
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Opschrift
Wet van 3 april 1969, houdende vervanging van het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek door Boek 1 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en, in verband daarmede, wijziging van dit boek en de overige boeken van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en andere wetten, alsmede van overgangsbepalingen (Invoeringswet Boek 1 nieuw B.W.)
Artikel 1
Artikel 1
Het Burgerlijk Wetboek is, voor zoo verre daarvan bij dit Wetboek niet bijzonderlijk is afgeweken, ook op de in dit Wetboek behandelde onderwerpen toepasselijk.
Opschrift
Wet van 15 december 1994, houdende algemene regels inzake de waardering van onroerende zaken
Opschrift
Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 5
Artikel 5
De Nederlandsche Bank stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 23h, tweede lid, van de wet buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.
Artikel 1
Artikel 1
Onder de naam 'omzetbelasting' wordt een belasting geheven ter zake van:
a. leveringen van goederen en diensten, welke in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel worden verricht;
b. intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer en door rechtspersonen, andere dan ondernemers;
c. intracommunautaire verwervingen onder bezwarende titel, anders dan in de zin van onderdeel b, van nieuwe vervoermiddelen in Nederland;
d. invoer van goederen.
Wet van 3 april 1969, houdende vervanging van het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek door Boek 1 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en, in verband daarmede, wijziging van dit boek en de overige boeken van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en andere wetten, alsmede van overgangsbepalingen (Invoeringswet Boek 1 nieuw B.W.)
Wij JULIANA, Bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek te vervangen door Boek 1 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en, in verband daarmede, dit boek alsmede het tweede, derde en vierde boek en de slotbepaling van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en andere wetten te wijzigen, en overgangsbepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg dert Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wet van 15 december 1994, houdende algemene regels inzake de waardering van onroerende zaken
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot een uniforme bepaling van de waarde van onroerende zaken en de wijze van vaststelling daarvan ten behoeve van de heffing van belastingen, alsmede om het toezicht op de waardebepaling en waardevaststelling op te dragen aan een daartoe in te stellen Waarderingskamer;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de invoering en inwerkingtreding te regelen van de Wet inkomstenbelasting 2001 en in verband daarmee enige wetten aan te passen alsmede het overgangsrecht te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 6
Artikel 6
De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 5, in ieder geval de antecedenten genoemd in bijlage 2 in aanmerking.
Artikel 1a
Artikel 1a
1 Artikel 1, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing wanneer het verworven goed:
a. is geleverd door een ondernemer op wie de in de artikelen 282 tot en met 292 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde vrijstellingsregeling van toepassing is;
b. is geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f;
c. is geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste lid; of
d. is geleverd met toepassing van een van de in de artikelen 312 tot en met 325 en 333 tot en met 340 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde bijzondere regelingen.
2 Artikel 1, aanhef en onderdeel b, is voorts niet van toepassing op intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen, door:
a. ondernemers die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verrichten waarvoor geen recht op aftrek van belasting bestaat; en
b. rechtspersonen, andere dan ondernemers;
voor zover het totaal van de vergoedingen ter zake van deze verwervingen in het lopende kalenderjaar niet meer bedraagt dan € 10 000 , mits het totaal van de vergoedingen ter zake van dergelijke verwervingen in het voorafgaande kalenderjaar niet meer heeft bedragen dan € 10 000 .
3 De in het tweede lid bedoelde ondernemers en rechtspersonen kunnen aan de inspecteur verzoeken om dat lid op hen niet van toepassing te doen zijn. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de toepassing van dit lid.
Artikel 7
Artikel 7
1 De Nederlandsche Bank verkrijgt inzicht in de in artikel 5 bedoelde voornemens, handelingen en antecedenten op grond van:
a. door betrokkene verstrekte gegevens en inlichtingen;
b. door de Landelijke Officier van Justitie verstrekte politiegegevens;
c. gegevens uit de registratie, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet controle op rechtspersonen;
d. gegevens en inlichtingen, verkregen van de Belastingdienst;
e. gegevens en inlichtingen, verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn;
f. ambtsberichten van het Openbaar Ministerie;
g. inlichtingen, verkregen van door betrokkene opgegeven referenties;
h. gegevens uit openbare bronnen;
i. inlichtingen, verkregen van curatoren of bewindvoerders met betrekking tot faillissementen, surseances, schuldsaneringen, bewindvoeringen of noodregelingen waarbij de in artikel 1c bedoelde persoon betrokken is geweest;
j. inlichtingen, verkregen van organisaties van huidige of voormalige beroepsgenoten van betrokkene; of
k. gegevens en inlichtingen, verkregen uit andere bij ministeriële regeling aan te wijzen bronnen.
2 Indien de gegevens of inlichtingen, verkregen overeenkomstig het eerste lid, de Nederlandsche Bank aanleiding geven tot nader onderzoek, kan de Nederlandsche Bank ook inlichtingen inwinnen en gegevens opvragen bij andere personen of instanties dan genoemd in dat lid. De Nederlandsche Bank stelt de betrokkene in dat geval vooraf schriftelijk in kennis van:
a. de reden van het nadere onderzoek;
b. de personen of instanties bij wie nadere gegevens of inlichtingen zullen worden ingewonnen; en
c. de aard van de nadere gegevens of inlichtingen.
Artikel 2
Artikel 2
Op de belasting, verschuldigd ter zake van leveringen van goederen en diensten, wordt in aftrek gebracht de belasting ter zake van de aan de ondernemer verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, ter zake van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen en ter zake van invoer van voor hem bestemde goederen.
Artikel 8
Artikel 8
1 De betrouwbaarheid van de betrokkene staat niet buiten twijfel indien:
a. deze onherroepelijk veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage 2, waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak minder dan acht jaren zijn verstreken;
b. deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage 2, waarbij de uitspraak nog niet onherroepelijk is of waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht of meer jaren zijn verstreken;
c. deze veroordeeld is terzake van een overtreding van artikel 69 van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen of artikel 65 van de Invorderingswet 1990, waarbij betrokkene veroordeeld is tot een gevangenisstraf of boete; of
d. deze een vergrijpboete van meer dan € 62.500 opgelegd heeft gekregen terzake van een feit, genoemd in onderdeel 5 van bijlage 2, en het besluit waarbij de vergrijpboete is opgelegd onherroepelijk is geworden of waarbij ten minste de rechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan.
2 De Nederlandsche Bank kan op grond van de omstandigheden of belangen, genoemd in artikel 9, afwijken van het eerste lid, ten aanzien van de onderdelen b, c en d.
Artikel 2a
Artikel 2a
1 In deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:
a. BTW-richtlijn 2006: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L 347);
b. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;
c. Unie: het geheel van de grondgebieden van de lidstaten zoals die gebieden zijn omschreven in artikel 5, onder 2, van de BTW-richtlijn 2006, met dien verstande dat ook het Vorstendom Monaco en het eiland Man worden behandeld als gebied van de Franse Republiek respectievelijk het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en dat ook de zones Akrotiri en Dhekelia van Cyprus, die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, worden behandeld als gebied van de Republiek Cyprus;
d. 1°. derde-land: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing is met uitzondering van het land en de gebieden, genoemd in onderdeel c;
2°. derdelandsgebieden: de gebieden, genoemd in artikel 6 van BTW-richtlijn 2006.
e. accijnsgoederen: bier, wijn, tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten, minerale oliën en tabaksprodukten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de accijns, kolen als bedoeld in artikel 32, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag, alsmede aardgas als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel m, van de Wet belastingen op milieugrondslag in verbinding met artikel 48, tweede lid, van die wet, maar met uitzondering van gas dat wordt geleverd via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net;
f. nieuwe vervoermiddelen: voor het personen- of goederenvervoer bestemde schepen met een lengte van meer dan 7,5 m, luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg en landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kW, met uitzondering van schepen en luchtvaartuigen als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 3, onder a, onderscheidenlijk e, wanneer op het tijdstip van de levering:
1°. na het tijdstip van eerste ingebruikneming van het landvoertuig niet meer dan zes maanden, dan wel van het schip of luchtvaartuig niet meer dan drie maanden, zijn verstreken; of
2°. het vervoermiddel, als het een landvoertuig betreft ten hoogste 6000 km heeft afgelegd, als het een schip betreft ten hoogste 100 uren heeft gevaren, dan wel als het een luchtvaartuig betreft ten hoogste 40 uren heeft gevlogen;
g. btw-identificatienummer: het nummer dat ingevolge artikel 214 van de BTW-richtlijn 2006 door een lidstaat aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, is toegekend;
h. intracommunautair goederenvervoer: het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lidstaten zijn gelegen;
i. plaats van vertrek: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk aanvangt, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden;
j. plaats van aankomst: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk eindigt;
k. wederverkoper: de ondernemer wiens activiteiten geheel of ten dele bestaan uit de wederverkoop van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten;
l. gebruikte goederen: alle roerende lichamelijke zaken die, in de staat waarin zij verkeren of na herstelling daarvan, opnieuw kunnen worden gebruikt, andere dan nieuwe vervoermiddelen die worden verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een andere lidstaat, en andere dan bij ministeriële regeling aan te wijzen edele metalen en edelstenen;
m. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten: de bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen;
n. gedeelte van een binnen de Unie verricht passagiersvervoer: het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Unie, plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het vervoer van passagiers; in geval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd;
o. plaats van vertrek van een vervoer van passagiers: het eerste punt in de Unie waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Unie;
p. plaats van aankomst van een vervoer van passagiers: het laatste punt in de Unie waar passagiers die binnen de Unie aan boord zijn gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de Unie;
q. elektronische diensten: langs elektronische weg verrichte diensten, met name de in bijlage II van de BTW-richtlijn 2006 beschreven diensten;
r. telecommunicatiediensten: diensten waarmee de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen, geschriften, beelden en geluiden of informatie van allerlei aard per draad, via radiofrequente straling, langs optische weg of met behulp van andere elektromagnetische middelen mogelijk wordt gemaakt, met inbegrip van de daarmee samenhangende overdracht en verlening van rechten op het gebruik van infrastructuur voor de transmissie, uitzending of ontvangst, waaronder het bieden van toegang tot wereldwijde informatienetten;
s. normale waarde:
1°. het volledige bedrag, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, dat de afnemer van goederen of diensten, om de desbetreffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen, in dezelfde handelsfase als waarin de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht, op het tijdstip van die levering of van die verrichting en bij vrije mededinging daarvoor zou moeten betalen aan een zelfstandige leverancier of dienstverrichter in Nederland;
2°. indien geen vergelijkbare levering of verrichting als bedoeld onder 1° voorhanden is:
– met betrekking tot goederen: een waarde die niet lager is dan de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, dan de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop de levering wordt verricht;
– met betrekking tot diensten: een waarde die niet lager is dan de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven;
t. voucher: een instrument ten aanzien waarvan de verplichting bestaat dat instrument als tegenprestatie of gedeeltelijke tegenprestatie voor goederenleveringen of diensten te aanvaarden en waarbij de te verrichten goederenleveringen of diensten, of de identiteit van de potentiële verrichters ervan, vermeld staan op het instrument zelf of in de bijbehorende documentatie, inclusief de voorwaarden voor het gebruik van het instrument;
u. voucher voor enkelvoudig gebruik: een voucher waarbij de plaats van de goederenlevering of dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, alsmede het bedrag van de over die goederen of diensten verschuldigde belasting, bekend zijn op het tijdstip van uitgifte van de voucher;
v. voucher voor meervoudig gebruik: alle vouchers, uitgezonderd vouchers voor enkelvoudig gebruik;
w. intracommunautaire afstandsverkopen van goederen: de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, ook wanneer de leverancier indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen, vanuit een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1°. de levering van goederen wordt verricht aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen krachtens artikel 1a, tweede lid, niet aan de belasting zijn onderworpen, of aan enige andere niet-ondernemer;
2°. de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen;
x. afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen: de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, met inbegrip van gevallen waarin de leverancier indirect tussenkomt bij het vervoer of de verzending van de goederen, vanuit een derdelandsgebied of een derde-land naar een afnemer in een lidstaat, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1°. de levering van goederen wordt verricht aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen krachtens artikel 1a, tweede lid, niet aan de belasting zijn onderworpen, of aan enige andere niet-ondernemer;
2°. de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen.
2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop moet worden aangetoond of een vervoermiddel als nieuw aangemerkt dient te worden.
Artikel 9
Artikel 9
De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling van de betrouwbaarheid in aanmerking:
a. het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;
b. de belangen die de wet beoogt te beschermen; en
c. de overige belangen van de aanbieder en de betrokkene.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage 11 mei 2000 Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. J. Bos
De Minister van Financiën, G. Zalm
Uitgegeven de dertigste mei 2000 De Minister van Justitie, A. H. Korthals
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage 15 december 1994 Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. A. F. G. Vermeend
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, A. G. M. van de Vondervoort
Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1994 De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk 3 april 1969 JULIANA.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
Uitgegeven de achtentwintigste april 1969. De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
Algemene informatie
Tweede Boek Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en authentieke akten
Tweede Boek Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en authentieke akten
Hoofdstuk 3A Registratie van aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees
Hoofdstuk 3A Registratie van aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees
Algemene informatie
Titel 2 Rechtshandelingen
Titel 2 Rechtshandelingen
Begripsbepaling
Begripsbepaling
Opschrift
Wet van 28 september 2006, houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht)
Artikel 23b
Artikel 23b
1 Een ieder die in of vanuit Nederland beroeps- of bedrijfsmatig diensten aanbiedt voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta registreert zich bij de Nederlandsche Bank.
2 Een ieder die in of vanuit Nederland beroeps- of bedrijfsmatig bewaarportemonnees aanbiedt registreert zich bij de Nederlandsche Bank.
Opschrift
Besluit van 23 november 1990, tot vaststelling van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928
Artikel 32
Artikel 32
1 Iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt.
2 Een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling van een onbekwame, die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, is echter nietig.
Artikel 1
Artikel 1
Dit besluit verstaat onder wet: Wet op belastingen van rechtsverkeer.
Wet van 28 september 2006, houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de hervorming van het toezicht op de financiële markten naar een functioneel ingericht toezicht, herziening van de wetgeving met betrekking tot dat toezicht noodzakelijk maakt;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 23bb
Artikel 23bb
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van deze wet.
Besluit van 23 november 1990, tot vaststelling van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 4 mei 1990, nr. J. 905759, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op de artikelen 1, derde lid, en 2, tweede lid, van de Natuurschoonwet 1928 (Stb. 1989, 252);
De Raad van State gehoord (advies van 10 juli 1990, no. W11.90.0201);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 8 november 1990, nr. J. 9013303, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 33
Artikel 33
Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
Artikel 23c
Artikel 23c
1 Een verzoek tot registratie als bedoeld in artikel 23b geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens. Deze gegevens kunnen betrekking hebben op:
a. gegevens van feitelijke aard;
b. gegevens die verband houden met de naleving van voorschriften op grond van deze wet of de Sanctiewet 1977.
2 De Nederlandsche Bank registreert een aanbieder als bedoeld in artikel 23b binnen twee maanden na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde gegevens.
3 Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b kan enkel diensten als bedoeld in dit hoofdstuk aanbieden indien hij geregistreerd is.
Artikel 1
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. landgoed: landgoed als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Natuurschoonwet 1928;
b. houtopstanden: houtopstanden niet zijnde kweekgoed, kerstboomteelten, laagstamboomgaarden of snijgrienden;
c. buitenplaats: onroerende zaak met daarop gelegen een in oorsprong versterkt huis, een kasteel, een buitenhuis of een landhuis, eventueel met bijgebouwen, met een architectonisch daarmee verbonden historische tuin of historisch park van ten minste één hectare waarvan de aanleg dateert van vóór 1900 en herkenbaar aanwezig is, indien dit complex, dan wel ten minste één van de onderdelen daarvan, een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet is;
d. natuurterrein: terrein bestaande uit bij ministeriële regeling aangewezen natuurtypen of landschapselementtypen;
e. Onze Ministers: Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Financiën;
f. economische eigendom: economische eigendom als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Natuurschoonwet 1928.
Artikel 34
Artikel 34
1 Heeft iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets verklaard, dan wordt een met de verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien.
2 Een zodanig ontbreken van wil maakt een rechtshandeling vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, wordt door het ontbreken van wil echter nietig.
Artikel 23d
Artikel 23d
1 De Nederlandsche Bank gaat niet over tot registratie van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b indien:
a. de gegevens bedoeld in artikel 23c, eerste lid, niet volledig zijn;
b. zij na verificatie van de gegevens bedoeld in artikel 23c, eerste lid, niet overtuigd is van de juistheid van deze gegevens;
c. een aanbieder als bedoeld in artikel 23b niet voldoet aan artikel 23h, eerste, tweede, derde of vierde lid;
d. een uiteindelijk belanghebbende van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b niet voldoet aan artikel 23h, derde lid.
2 DNB stelt de aanbieder onverwijld op de hoogte indien zij op grond van het eerste lid niet over gaat tot registratie.
3 De Nederlandsche Bank kan de registratie van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b doorhalen indien:
a. de aanbieder hierom verzoekt;
b. de aanbieder bij het verzoek tot registratie onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens ertoe zou hebben geleid dat De Nederlandsche Bank niet tot registratie zou zijn overgegaan;
c. de aanbieder relevante omstandigheden of feiten heeft verzwegen op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de registratie heeft plaatsgevonden zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, De Nederlandsche Bank niet zou zijn overgegaan tot registratie;
d. de aanbieder niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet of de Sanctiewet 1977 gestelde regels;
e. de aanbieder niet voldoet aan de verplichting tot betaling van een bedrag op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019;
f. de aanbieder geen diensten heeft verleend binnen een termijn van zes maanden na registratie;
g. de aanbieder zijn dienstverlening heeft beëindigd, dan wel zijn dienstverlening gedurende meer dan zes maanden heeft gestaakt;
h. de aanbieder de onderneming ten behoeve waarvan de registratie heeft plaatsgevonden, geheel of gedeeltelijk overdraagt;
i. de aanbieder in staat van faillissement is komen te verkeren;
j. doorhaling of beëindiging heeft plaatsgevonden van de inschrijving van de aanbieder in het handelsregister bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Handelsregisterwet 2007;
k. de aanbieder is opgehouden te bestaan;
l. een uiteindelijk belanghebbende van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b niet voldoet aan artikel 23h, derde lid.
Artikel 2
Artikel 2
1 Om als een landgoed te kunnen worden aangemerkt, dient een onroerende zaak te voldoen aan de volgende voorwaarden:
a. de oppervlakte van de onroerende zaak bedraagt ten minste 5 hectare;
b. terreinen en wateren behorende tot de onroerende zaak vormen een aaneengesloten gebied;
c. de oppervlakte van de onroerende zaak is voor ten minste 30 percent bezet met houtopstanden of natuurterreinen en
d. het soort gebruik dat van de onroerende zaak wordt gemaakt, maakt geen inbreuk op het natuurschoon.
2 Voor zover tot de onroerende zaak behorende terreinen, opstallen of wateren, of het soort gebruik dat daarvan wordt gemaakt, inbreuk maken op het natuurschoon, worden die terreinen, die opstallen en die wateren niet gerekend tot de als landgoed aan te merken onroerende zaak.
3 De terreinen en wateren behorende tot een onroerende zaak worden mede als een aaneengesloten gebied aangemerkt, indien:
a. de terreinen en wateren gescheiden worden door:
1°. onverharde wegen,
2°. verharde wegen niet breder dan vijf meter,
3°. waterlopen niet breder dan 25 meter, of
4°. niet-geëlektrificeerde enkelsporen; of
b. de terreinen en wateren gescheiden worden door een weg, dijk, spoorweg of waterloop, voor zover er een landschappelijke of functionele samenhang is tussen de terreinen en deze samenhang herkenbaar aanwezig is, of voor zover er een nauwe historische band bestaat tussen de terreinen.
4 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, worden tot de met houtopstanden bezette oppervlakte van de onroerende zaak mede gerekend kapvlakten, waarop een herplantplicht rust ingevolge de afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving en welke niet groter zijn dan 15 percent van de oppervlakte van de met houtopstanden bezette terreinen tot ten hoogste 5 hectare, met dien verstande dat een kapvlakte van 0,5 hectare of minder wordt aangemerkt als een met houtopstanden bezet terrein.
5 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, worden tot de met natuurterreinen bezette oppervlakte van de onroerende zaak uitsluitend natuurterreinen gerekend die zelfstandig dan wel gezamenlijk met direct hieraan grenzende houtopstanden een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,5 hectare hebben.
Artikel 35
Artikel 35
Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
Artikel 23e
Artikel 23e
1 Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b meldt schriftelijk aan de Nederlandsche Bank een voornemen tot wijziging van:
a. de identiteit van degenen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen;
b. de identiteit van degenen die al dan niet middellijk een gekwalificeerde deelneming houden in de aanbieder;
c. de identiteit van een uiteindelijk belanghebbende van de aanbieder.
2 Een wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet doorgevoerd dan nadat de Nederlandsche Bank hiervoor toestemming heeft gegeven.
3 Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b meldt onverwijld schriftelijk aan de Nederlandsche Bank een wijziging van:
a. de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de aanbieder behoort;
b. de antecedenten van degenen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen;
c. de antecedenten van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in de aanbieder alsmede de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming;
d. de antecedenten van de uiteindelijk belanghebbende van de aanbieder;
e. de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur of de bedrijfsvoering van de aanbieder;
f. een wijziging van de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming;
g. overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens.
4 De houder van een gekwalificeerde deelneming en de uiteindelijk belanghebbende verschaffen een aanbieder als bedoeld in artikel 23b alle informatie die noodzakelijk is om te voldoen aan dit artikel.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de bij de in het eerste en derde lid bedoelde kennisgeving te verstrekken gegevens.
Artikel 2a
Artikel 2a
Een onroerende zaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, aanhef en onder 2°, van de Natuurschoonwet 1928 vormt een element van het Nederlands cultureel erfgoed, indien:
a. de onroerende zaak cultuurhistorische waarde heeft, omdat:
1°. de onroerende zaak of een wezenlijk onderdeel daarvan een bijzondere uitdrukking is van een voor Nederland kenmerkende culturele, sociaal-economische, bestuurlijke, beleidsmatige of geestelijke ontwikkeling;
2°. de onroerende zaak of een wezenlijk onderdeel daarvan een bijzondere uitdrukking is van een geografische, landschappelijke of historisch-ruimtelijke ontwikkeling, die evident verband houdt met de Nederlandse geschiedenis;
3°. de onroerende zaak of een wezenlijk onderdeel daarvan een bijzondere uitdrukking is van een technische of typologische ontwikkeling, die haar oorsprong heeft in Nederland of waarvan de ontwikkelaar een Nederlander is die van betekenis is geweest voor Nederland;
4°. de onroerende zaak of een wezenlijk onderdeel daarvan een bijzondere innovatieve waarde of pionierskarakter heeft, waarbij deze vernieuwing haar oorsprong heeft in Nederland; of
5°. de onroerende zaak of een wezenlijk onderdeel daarvan een bijzondere herinneringswaarde heeft door zijn verbondenheid met een historische episode die van groot belang is voor de Nederlandse geschiedenis; of
b. de onroerende zaak architectonische en kunsthistorische waarde heeft, omdat:
1°. de onroerende zaak of een wezenlijk onderdeel daarvan van belang is voor de geschiedenis van de Nederlandse architectuur of Nederlandse bouwtechniek; of
2°. de onroerende zaak of een wezenlijk onderdeel daarvan tot het oeuvre van een Nederlandse bouwmeester, architect, ingenieur of kunstenaar behoort dat voor een belangrijk deel in Nederland tot stand kwam.
Artikel 36
Artikel 36
Tegen hem die als derde op grond van een verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde rechtsbetrekking heeft aangenomen en in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld, kan door degene om wiens verklaring of gedraging het gaat, met betrekking tot deze handeling op de onjuistheid van die veronderstelling geen beroep worden gedaan.
Artikel 23f
Artikel 23f
1 Er is een openbaar register van aanbieders als bedoeld in artikel 23b die door de Nederlandsche Bank zijn geregistreerd. Het register wordt gehouden door de Nederlandsche Bank en wordt in ieder geval gepubliceerd op een daartoe geschikte website.
2 De Nederlandsche Bank verricht de inschrijving en doorhaling in het register op zodanige wijze dat uit het register is op te maken vanaf welk tijdstip, welke diensten als bedoeld in artikel 23b een geregistreerde aanbieder mag verrichten.
3 In het register worden ten aanzien van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b de volgende gegevens opgenomen:
a. de naam en het adres en, indien van toepassing, de statutaire zetel en de naam en het adres van zijn bijkantoren;
b. de datum van inschrijving van de aanbieder als bedoeld in artikel 23b in het register;
c. het nummer van de inschrijving van de aanbieder als bedoeld in artikel 23b bij de Kamer van Koophandel.
4 De Nederlandsche Bank draagt onverwijld zorg voor de inschrijving van de aanbieder als bedoeld in artikel 23b.
5 Indien van toepassing vermeldt de Nederlandsche Bank bij doorhaling dat het desbetreffende besluit nog niet onherroepelijk is.
6 De Nederlandsche Bank versterkt aan een ieder desgevraagd, tegen betaling van de kostprijs, afschriften uit het register.
Artikel 3
Artikel 3
1 Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op een buitenplaats of een deel daarvan.
2 Artikel 2, eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op een buitenplaats met een oppervlakte van minder dan vijf hectare of een deel daarvan.
3 Artikel 2, eerste lid, onderdelen a en c, is niet van toepassing op een onroerende zaak met een oppervlakte van minder dan vijf hectare doch groter dan één hectare, indien:
a. de onroerende zaak grenst aan een onroerende zaak die als landgoed is aangemerkt en de oppervlakte van beide onroerende zaken gezamenlijk ten minste vijf hectare bedraagt, of de onroerende zaak met één aangrenzende nog niet als landgoed aangemerkte onroerende zaak, gezamenlijk een oppervlakte van ten minste vijf hectare heeft;
b. tussen beide onroerende zaken een nauwe historische band bestaat; en
c. de oppervlakte van de onroerende zaak voor ten minste 50 percent bezet is met natuurterreinen die voldoen aan artikel 2, vijfde lid, of houtopstanden.
4 Artikel 2, eerste lid, onderdelen a en c, is niet van toepassing op een onroerende zaak met een oppervlakte van ten hoogste één hectare, indien:
a. op de onroerende zaak een opstal is gelegen die vóór 1 januari 1950 is gebouwd en die na deze datum uiterlijk zijn karakter heeft behouden;
b. de onroerende zaak grenst aan een onroerende zaak die als landgoed is aangemerkt en de oppervlakte van beide onroerende zaken gezamenlijk ten minste vijf hectare bedraagt;
c. een nauwe historische band bestaat tussen de opstal, bedoeld in onderdeel a, en de onroerende zaak die als landgoed is aangemerkt, bedoeld in onderdeel b; en
d. de onroerende zaak bezwaard is met een beperkt recht van vruchtgebruik of erfpacht en de hoofdgerechtigde van die onroerende zaak eigenaar is van de onroerende zaak die is aangemerkt als landgoed als bedoeld in onderdeel b.
5 Opstallen, gelegen op onroerende zaken met een oppervlakte van minder dan vijf hectare die met toepassing van het eerste, derde of vierde lid als landgoed kunnen worden aangemerkt, maken slechts deel uit van het landgoed voor zover het betreft:
a. rijksmonumenten als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
b. opstallen voor het technisch beheer van het landgoed, ongeschikt voor verblijf, met een oppervlakte van ten hoogste 20 m2 en een nokhoogte van ten hoogste 3 meter; of,
c. opstallen die vóór 1 januari 1950 zijn gebouwd en die na deze datum uiterlijk hun karakter hebben behouden, voor zover een nauwe historische band bestaat tussen de opstal en het landgoed.
6 In afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, kan een onroerende zaak waarop een of meer golfbanen zijn gelegen, slechts als landgoed worden aangemerkt, indien de oppervlakte van iedere golfbaan voor ten minste 50 percent is bezet met natuurterreinen die voldoen aan artikel 2, vijfde lid, of met houtopstanden, en het overige deel van de onroerende zaak, indien van toepassing, voor ten minste 30 percent is bezet met natuurterreinen die voldoen aan artikel 2, vijfde lid, of met houtopstanden.
7 In afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, kan een onroerende zaak, die nog niet voor ten minste 30 percent van de oppervlakte bestaat uit houtopstanden of natuurterreinen, en in afwijking van het derde lid, onderdeel c, en het zesde lid, kan een onroerende zaak die nog niet voor ten minste 50 percent van de oppervlakte bestaat uit houtopstanden of natuurterreinen, als landgoed worden aangemerkt, indien, blijkens een beplantingsplan en blijkens het begin van de feitelijke uitvoering daarvan, het voornemen bestaat om de onroerende zaak in voldoende mate met houtopstanden te bezetten, mits de onroerende zaak naar het oordeel van Onze Ministers na afloop van de in artikel 3a, eerste lid, van de Natuurschoonwet 1928 genoemde termijn aan alle voorwaarden voor aanmerking als landgoed zal voldoen.
8 Het in het vierde lid, onderdeel a, het vijfde lid, onderdeel c, en artikel 5, eerste lid, onderdeel d, genoemde jaartal wordt telkens na het verstrijken van een periode van tien jaren na 1 juni 2017 met tien jaren verhoogd.
Artikel 23g
Artikel 23g
1 Het is een ieder die in een derde land woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft verboden beroeps- of bedrijfsmatig in Nederland diensten aan te bieden voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta.
2 Het is een ieder die in een derde land woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft verboden beroeps- of bedrijfsmatig in Nederland bewaarportemonnees aan te bieden.
3 Het verbod in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid is niet van toepassing op een aanbieder die in een door Onze Minister aangewezen derde land woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft, waar toezicht op het uitoefenen van het beroep of bedrijf, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid, wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen en de aanbieder in het desbetreffende derde land onder toezicht staat.
Artikel 3a
Artikel 3a
De hoofdgerechtigde van een onroerende zaak die de onroerende zaak heeft bezwaard met het beperkt recht van erfpacht zonder de economische eigendom over te dragen wordt aangemerkt als de eigenaar van die onroerende zaak, indien die onroerende zaak een oppervlakte heeft van minder dan vijf hectaren.
Artikel 37
Artikel 37
1 Tenzij anders is bepaald, kunnen verklaringen, met inbegrip van mededelingen, in iedere vorm geschieden, en kunnen zij in een of meer gedragingen besloten liggen.
2 Indien bepaald is dat een verklaring schriftelijk moet worden gedaan, kan zij, voor zover uit de strekking van die bepaling niet anders volgt, ook bij exploit geschieden.
3 Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Nochtans heeft ook een verklaring die hem tot wie zij was gericht, niet of niet tijdig heeft bereikt, haar werking, indien dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling, van de handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt.
4 Wanneer een door de afzender daartoe aangewezen persoon of middel een tot een ander gerichte verklaring onjuist heeft overgebracht, geldt het ter kennis van de ontvanger gekomene als de verklaring van de afzender, tenzij de gevolgde wijze van overbrenging door de ontvanger was bepaald.
5 Intrekking van een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon eerder dan of gelijktijdig met de ingetrokken verklaring bereiken.
Artikel 23h
Artikel 23h
1 Het beleid van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b wordt bepaald of mede bepaald door personen die geschikt zijn in verband met de door die aanbieder verleende diensten. Indien binnen die aanbieder een orgaan belast is met het toezicht op het beleid en de algemene zaken van de aanbieder, wordt dit toezicht gehouden door personen die geschikt zijn voor de uitoefening van dit toezicht.
2 Het beleid van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen die aanbieder een orgaan belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken binnen de aanbieder, wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.
3 De uiteindelijk belanghebbende van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b is, gelet op zijn reputatie, geschikt en zijn betrouwbaarheid staat buiten twijfel.
4 De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de Nederlandsche Bank of de stichting Autoriteit Financiële Markten voor de toepassing van deze wet, de Wet op het financieel toezicht of de Wet toezicht trustkantoren 2018 is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.
5 Indien sprake is van een gekwalificeerde deelneming wordt die gehouden door natuurlijke personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat, of in geval van een rechtspersoon, de betrouwbaarheid van de bestuurders van die rechtspersoon buiten twijfel staat.
6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of de betrouwbaarheid van een persoon buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen, alsmede regels met betrekking tot de misdrijven die, indien begaan door die persoon, met het oog op de belangen die de wet beoogt te beschermen, tot de vaststelling leiden dat de betrouwbaarheid van die persoon niet buiten twijfel staat.
Artikel 4
Artikel 4
Als inbreuk makend op het natuurschoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt in ieder geval beschouwd de omstandigheid dat terreinen en opstallen op die terreinen die tot de onroerende zaak behoren, zijn ingericht of worden gebruikt:
a. voor industriële doeleinden;
b. voor intensieve veehouderij;
c. voor winning van bodemmaterialen of mijnbouw;
d. voor glastuinbouw;
e. als stortplaats voor afval;
f. als opslagplaats voor andere materialen dan die afkomstig uit of bestemd voor de land- en bosbouw op de onroerende zaak;
g. voor auto- of motorsport;
h. voor intensieve dag- of verblijfsrecreatie anders dan terreinen die zijn ingericht met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, tweede lid.
Artikel 38
Artikel 38
1 Tenzij uit de wet of uit de aard van de rechtshandeling anders voortvloeit, kan een rechtshandeling onder een tijdsbepaling of een voorwaarde worden verricht.
2 De vervulling van een voorwaarde heeft geen terugwerkende kracht.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ’s-Gravenhage 28 september 2006 Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
Uitgegeven de eenendertigste oktober 2006 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Artikel 23i
Artikel 23i
1 Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de aanbieder.
2 Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur indien het recht van een staat, dat op die personen van toepassing is, een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de aanbieder.
Artikel 5
Artikel 5
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 wordt als inbreuk makend op het natuurschoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, in ieder geval niet beschouwd de omstandigheid dat op de onroerende zaak:
a. parken of tuinen zijn gelegen, die behoren bij een buitenplaats;
b. landschappelijk aangelegde parken of landschapsstructuren die vanouds behoren bij een buitenplaats zijn gelegen, waarvan de aanleg dateert van vóór 1900 en herkenbaar aanwezig is, en voorts op die onroerende zaak een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet is gelegen;
c. terreinen zijn gelegen, die vanouds het vrije uitzicht mogelijk maken op of vanuit een op die onroerende zaak gelegen opstal daterend van vóór 1900, voor zover die terreinen aan weerszijden worden begrensd door houtopstanden;
d. opstallen zijn gelegen, die vóór 1 januari 1950 zijn gebouwd en die na de genoemde datum uiterlijk hun karakter hebben behouden;
e. andere opstallen dan die bedoeld in onderdeel d zijn gelegen, indien zij grotendeels functioneel zijn voor de instandhouding of voor het beheer van de onroerende zaak, en die, ingeval zij door hun verschijningsvorm inbreuk maken op het natuurschoon, aan het oog zijn onttrokken door beplanting;
f. waterpartijen voorkomen, dan wel waterlopen die noodzakelijk zijn voor de waterhuishouding van de onroerende zaak;
g. terreinen zijn gelegen, die worden gebruikt voor de landbouw voor zover elk van die terreinen:
1°. ten hoogste een oppervlakte van 5 hectare heeft, of, zo dit meer is, die oppervlakte niet meer bedraagt dan 5 percent van de oppervlakte van de onroerende zaak tot een maximale oppervlakte van 20 hectare, en de omtrek van dat terrein voor ten minste 75 percent is omgeven door houtopstanden, dan wel de omtrek van dat terrein voor ten minste 50 percent is omgeven door een nagenoeg aaneengesloten houtopstand en voorts visueel van de aangrenzende terreinen is gescheiden door een of meer bomen die bepalend zijn voor het landschap; en
2°. tezamen met een of meer aangrenzende, niet door houtopstanden gescheiden, voor de landbouw gebruikte terreinen ten hoogste een oppervlakte van 20 hectare heeft en de gezamenlijke omtrek van die terreinen voor 100 percent is omgeven door houtopstanden;
h. parkeerterreinen van beperkte omvang zijn gelegen, voor zover deze zijn bestemd voor gebruik door de eigenaar, door de gebruiker of door de bezoekers van de onroerende zaak;
i. terreinen zijn gelegen die worden gebruikt voor de landbouw die als gevolg van bij of krachtens wet geldende beperkingen niet geheel omgeven kunnen worden door houtopstanden, voor zover elk van die terreinen:
1°. ten hoogste een oppervlakte van 5 hectare heeft; en
2°. voor ten minste 75 percent van de omtrek is omgeven door houtopstanden en waar dit niet is toegestaan, door natuurterreinen, waarbij het deel van de omzoming dat uit natuurterreinen bestaat minimaal 5 meter breed is; of
j. terreinen zijn gelegen die worden gebruikt voor de landbouw waarvoor geen bij of krachtens wet opgelegde beperkingen gelden voor het omgeven met houtopstanden, voor zover:
1°. elk van de terreinen:
i. ten hoogste een oppervlakte van 5 hectare heeft; en
ii. voor ten minste 75 percent van de omtrek is omgeven door houtopstanden of natuurterreinen; en
2°. voor zover de terreinen voor een deel omgeven worden door natuurterreinen:
i. de eigenaar aannemelijk maakt dat het met natuurterreinen omgeven meer bijdraagt aan natuurdoelstellingen die voor het gebied gelden op grond van een besluit van bestuursorganen van het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap dan houtopstanden zouden bijdragen; en
ii. het deel van de omzoming dat uit natuurterreinen bestaat minimaal 5 meter breed is.
2 Onder in het eerste lid, onderdelen g, i en j, bedoelde houtopstanden worden mede begrepen houtopstanden die niet zijn gelegen op de onroerende zaak zelf maar daaraan direct grenzen.
Artikel 39
Artikel 39
Tenzij uit de wet anders voortvloeit, zijn rechtshandelingen die niet in de voorgeschreven vorm zijn verricht, nietig.
Bijlage branches
Bijlage branches
Het bedrijf van levensverzekeraar wordt onderscheiden naar de volgende branches:
1. Levensverzekering algemeen:
kapitaal, pensioen en lijfrenteverzekeringen, met uitzondering van de onder de branches 2 en 3 begrepen verzekeringen, verzekeringen in verband met de verzorging van de uitvaart van de mens die uitsluitend strekken tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties alsmede aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 1:6, tweede lid, zoals invaliditeitsverzekeringen en verzekeringen bij overlijden ten gevolge van een ongeval.
2. Levensverzekering in verband met huwelijk of geboorte
3. Levensverzekering verbonden met beleggingsfondsen
4. Permanent health insurance:
niet opzegbare langlopende ziekteverzekeringen gesloten met ingezetenen van Ierland of het Verenigd Koninkrijk.
5. Deelneming in spaarkassen
6. Kapitalisatieverrichtingen:
verrichtingen gebaseerd op een actuariële techniek tot sparen met het oog op kapitaalvorming, bestaande uit verplichtingen die in ruil voor eenmalige of periodieke stortingen voor wat betreft hun duur en hun bedrag bepaald zijn.
7. Beheer over collectieve pensioenfondsen:
beheer over de beleggingen van pensioenfondsen waaronder de waarden die tegenover de voorziening voor pensioenverplichtingen staan.
Het bedrijf van schadeverzekeraar wordt onderscheiden naar de volgende branches, waartoe de daarbij vermelde risico’s behoren:
1. Ongevallen:
a. forfaitaire uitkeringen ter zake van ongevallen en beroepsziekten;
b. overige uitkeringen ter zake van ongevallen en beroepsziekten.
2. Ziekte:
a. forfaitaire uitkeringen ter zake van andere ziekten dan beroepsziekten;
b. overige uitkeringen ter zake van andere ziekten dan beroepsziekten.
3. Voertuigcasco:
schaden aan motorrijtuigen en overige voertuigen, met uitzondering van schaden aan rollend spoorwegmaterieel.
4. Casco rollend spoorwegmaterieel:
schaden aan rollend spoorwegmaterieel.
5. Luchtvaartuigcasco:
schaden aan luchtvaartuigen.
6. Casco zee- en binnenschepen:
schaden aan zee- en binnenschepen.
7. Vervoerde zaken:
schaden aan vervoerde zaken of bagage, onafhankelijk van de aard van het transportmiddel.
8. Brand en natuurevenementen:
schaden aan zaken (met uitzondering van schaden, begrepen onder de branches Voertuigcasco, Casco rollend spoorwegmaterieel, Luchtvaartuigcasco, Casco zee- en binnenschepen en Vervoerde zaken), wanneer deze zijn veroorzaakt door brand, ontploffing, storm of andere natuurevenementen (met uitzondering van hagel en vorst), kernenergie of aardverzakking.
9. Andere schaden aan zaken:
schaden aan zaken (met uitzondering van schaden, begrepen onder de branches Voertuigcasco, Casco rollend spoorwegmaterieel, Luchtvaartuigcasco, Casco zee- en binnenschepen en Vervoerde zaken), wanneer deze zijn veroorzaakt door hagel of vorst, alsmede door alle overige evenementen die niet reeds zijn begrepen onder de branche Brand en natuurevenementen.
10A. Aansprakelijkheid motorrijtuigen:
aansprakelijkheden die voortvloeien uit het gebruik van motorrijtuigen (met uitzondering van de aansprakelijkheden, begrepen onder de branche Aansprakelijkheid wegvervoer).
10B. Aansprakelijkheid wegvervoer:
aansprakelijkheden die voor de vervoerder voortvloeien uit goederenvervoer over de weg (met uitzondering van de aansprakelijkheden, begrepen onder de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen).
11. Aansprakelijkheid luchtvaartuigen:
aansprakelijkheden die voortvloeien uit het gebruik van luchtvaartuigen, aansprakelijkheden van de vervoerder daaronder begrepen.
12. Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen:
aansprakelijkheden die voortvloeien uit het gebruik van zee- en binnenschepen, aansprakelijkheden van de vervoerder daaronder begrepen.
13. Algemene aansprakelijkheid:
overige vormen van aansprakelijkheid die niet reeds zijn begrepen onder de branches Aansprakelijkheid motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Aansprakelijkheid luchtvaartuigen en Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen.
14. Krediet:
schaden die het gevolg zijn van algemene insolventie, verleend exportkrediet, hypothecair krediet, landbouwkrediet en verkoop op afbetaling.
15. Borgtocht:
schaden die het gevolg zijn van verleende directe borgtocht en indirecte borgtocht.
16. Diverse geldelijke verliezen:
geldelijke verliezen die het gevolg zijn van niet onder een der andere branches vallende risico’s.
17. Rechtsbijstand:
verleende diensten en gemaakte kosten in het bijzonder met het oog op verhaal van door een verzekerde geleden schade en diens verdediging of vertegenwoordiging, zowel in als buiten rechte (met uitzondering van de werkzaamheden ter verdediging of vertegenwoordiging van een verzekerde die een verzekeraar krachtens een overeenkomst van aansprakelijkheidsverzekering mede in zijn eigen belang verricht).
18. Hulpverlening:
onmiddellijke hulpverlening aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats bevinden (met uitzondering van onderhoudsdiensten, dienstverlening na verkoop en de loutere aanwijzing omtrent of terbeschikkingstelling van hulp door een tussenpersoon).
Artikel 23j
Artikel 23j
1 Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b voert een adequaat beleid dat een integere en beheerste uitoefening van het bedrijf waarborgt, met in achtneming van de artikelen 2 tot en met 2f, 3 tot en met 10, 16, 20a, 20b, 23e tot en met 23j en 33 tot en met 35a.
2 Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt, met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 2f, 3 tot en met 10, 16, 20a, 20b, 23e tot en met 23j en 33 tot en met 35a.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verplichtingen in dit artikel. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. een integere bedrijfsuitoefening, waaronder wordt verstaan het tegengaan van:
1°. belangenverstrengeling;
2°. strafbare feiten of andere wetsovertredingen door de aanbieder of zijn werknemers, die het vertrouwen in de aanbieder kunnen schaden;
3°. relaties met cliënten of derden, die het vertrouwen in de aanbieder kunnen schaden
b. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s.
Artikel 6
Artikel 6
1 Als inbreuk makend op het natuurschoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt niet beschouwd de omstandigheid dat op de onroerende zaak een of meer kampeerterreinen zijn gelegen, mits er per oppervlakte van 25 hectare ten hoogste één kampeerterrein is gelegen.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder kampeerterrein verstaan een terrein dat is ingericht of kennelijk duurzaam wordt gebruikt voor het kamperen en:
a. waarvan de oppervlakte niet groter is dan 1 hectare;
b. dat niet is gelegen op een natuurterrein, dan wel in een historisch park of in een historische tuin;
c. dat op meer dan 500 meter van een ander kampeerterrein op die onroerende zaak is gelegen;
d. waarop geen andere voorzieningen zijn aangebracht dan die voor de toevoer van gas, electriciteit en water en voor sanitaire behoeften;
e. waarop geen vaste standplaatsen zijn aangelegd.
Artikel 40
Artikel 40
1 Een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, is nietig.
2 Strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van de rechtshandeling, doch, indien de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, slechts tot vernietigbaarheid, een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit.
3 Het vorige lid heeft geen betrekking op wetsbepalingen die niet de strekking hebben de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten.
Bijlage bij artikel 1:79 Wet op het financieel toezicht
Bijlage bij artikel 1:79 Wet op het financieel toezicht
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:
Algemeen deel
1:5a, tweede lid, onderdelen k en l, en derde lid,
1:10
1:28, tweede en derde lid
1:58, tweede en derde lid
1:58a, tweede lid
1:58b, tweede lid
1:58c, derde lid
1:59, tweede lid
1:67, eerste lid
1:74, eerste lid
1:75, eerste lid, voor zover het betreft de niet-naleving van een met betrekking tot artikel 4:24a, eerste of tweede lid, gegeven aanwijzing.
1:75a
1:76, achtste lid, aanhef en onderdeel a
1:76ba
1:77, eerste lid
1:77c
1:77d, eerste tot en met derde lid
1:77f
1:77m
1:89
1:104a
1:113
1:114, eerste en tweede lid
1:116
1:117, eerste tot en met derde lid
1:118
1:119
1:120, eerste, tweede, vierde en vijfde lid
1:121, eerste lid
1:122, eerste lid
1:124, eerste lid
1:125, eerste en tweede lid
1:127
1:128, tweede en derde lid
1:130
Deel Markttoegang financiële ondernemingen
2:3.0a, eerste en vierde lid
2:3.0b, eerste lid
2:3.0e
2:3.0f, eerste en vierde lid
2:3.0g, eerste lid
2:3.0h
2:3.0j
2:3.0k, eerste en vierde lid
2:3.0l, eerste lid
2:3.0n
2:3a, eerste lid
2:3e, eerste lid en vierde tot en met zesde lid
2:3f, eerste lid
2:3g, eerste lid
2:4, eerste lid
2:6, eerste lid
2:8, eerste lid
2:9, eerste en tweede lid
2:10, eerste, tweede en vierde lid
2:10a, eerste lid
2:10e, eerste lid
2:10f, eerste lid
2:11, eerste lid
2:14, tweede lid
2:15, eerste en tweede lid
2:16, eerste en derde lid
2:18, eerste en tweede lid
2:20
2:24, tweede lid
2:25, eerste en tweede lid
2:26
2:26a, eerste lid
2:26c, eerste lid
2:26d, eerste lid
2:26f, eerste lid
2:27, eerste lid
2:34, tweede lid
2:35
2:36, eerste tot en met vijfde lid
2:38, eerste en tweede lid
2:39, eerste en tweede lid
2:40, eerste lid
2:45
2:46
2:48, eerste lid
2:50, eerste lid
2:52, eerste lid
2:53, eerste en tweede lid
2:54, eerste, tweede en vierde lid
2:54a, eerste lid
2:54c, eerste lid
2:54d, eerste lid
2:54f, eerste lid
2:54g, eerste lid
2:54i, eerste lid
2:54l, eerste lid
2:54n, eerste lid
2:54o
2:54q
2:55, eerste lid
2:60, eerste lid
2:65
2:66a, derde en zesde lid
2:67a, eerste, derde en vierde lid
2:69, eerste, tweede, zevende en achtste lid
2:69b, eerste lid
2:69c, eerste en derde lid
2:70
2:70, tweede lid
2:70a
2:71, eerste lid
2:72, eerste lid
2:73, eerste en tweede lid
2:75, eerste lid
2:80, eerste lid
2:81, derde en vierde lid
2:84, eerste en tweede lid
2:86, eerste lid
2:90 eerste en tweede lid
2:92, eerste lid
2:96, eerste lid
2:100, tweede lid
2:101, eerste lid
2:102, eerste lid
2:103
2:103a, eerste lid
2:103b
artikel 2:103c
2:106.0a, eerste lid
2:106a, eerste en vierde lid
2:107, eerste lid
2:107a, eerste lid
2:108, eerste lid
2:110, eerste lid
2:111, eerste lid
2:112, eerste lid
2:114, eerste lid
2:115, eerste lid
2:117, eerste lid
2:118, eerste lid
2:120, eerste lid
2:121, eerste lid
2:121a, eerste lid
2:121c eerste, vijfde, zesde en negende lid
2:121ca, eerste, tweede, vijfde en zesde lid
2:121d eerste, vijfde, zesde en negende lid
2:121e
2:121f
2:121g
2:121h
2:122, eerste en vierde lid
2:122a, eerste lid
2:123, eerste, derde tot en met vijfde lid
2:124.0a, eerste tot en met derde, zesde en zevende lid
2:124b, eerste en tweede lid
2:125, eerste, zesde en zevende lid
2:125a, eerste en tweede lid en vijfde en zesde lid
2:126, eerste lid
2:127, eerste lid
2:128, vijfde lid
2:129, eerste en derde lid
2:130, eerste lid
Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen
3:2, vijfde en zesde lid
3:5, eerste en vierde lid
3:6, eerste lid
3:7, eerste en vierde lid
3:8, eerste tot en met derde en vijfde lid
3:9, eerste lid
artikel 3:9a, eerste lid
3:10, eerste tot en met derde lid
3:15, eerste en tweede lid
3:16, eerste tot en met derde lid
3:17, eerste en tweede lid
3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, onder 4
3:17, zesde lid
3:17b, eerste tot en met derde en vijfde lid
3:17c, eerste en derde lid
3:18, eerste tot en met derde lid
3:18b, eerste lid
3:19, eerste en tweede lid
3:19a
3:20
3:20a
3:21, eerste en tweede lid
3:24
artikel 3:29, eerste tot en met vierde lid
3:29a, eerste en tweede lid
3:29aa, vierde, zevende en achtste lid
3:29b
3:29c, eerste lid en vierde lid
3:29d, vierde, zevende en achtste lid
3:30, eerste lid
3:32
3:33a, eerste en derde lid
3:33b
3:33b, eerste lid
3:33ba
3:33c
3:34
3:35
3:35a, eerste en tweede lid
3:36, eerste, derde en zesde lid
3:37, eerste tot en met derde lid
3:38
3:38a
3:38b
3:39, eerste en tweede lid
3:40
3:41
3:42
3:43, tweede lid
3:44, eerste lid
3:47, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid
3:48
3:51
3:52
3:53, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid
3:54, derde lid
3:55, tweede lid
3:55a, eerste en tweede lid
3:57, eerste, tweede en vierde tot en met zesde lid
3:57, vijfde lid
3:57a
3:57b
3:59, tweede lid
3:62, tweede lid
3:62a, derde tot en met zesde lid
3:62b, eerste en tweede lid
3:62ba, eerste tot en met zesde lid
3:63, eerste tot en met derde lid
3:63, derde lid
3:66
3:67, eerste tot en met vijfde lid
3:68, eerste en derde lid
3:68a, eerste en tweede lid
3:69, eerste en tweede lid
3:69a
3:70, eerste lid
3:71, eerste en tweede lid
3:72, eerste, derde tot en met zevende lid
3:73
3:73a
3:73c, eerste en tweede lid
3:74, eerste en tweede lid
3:74a, eerste tot en met derde lid
3:74b, eerste en tweede lid
3:74c
3:75
3:76, eerste en tweede lid
3:77
3:78, eerste en tweede lid
3:81, eerste tot en met derde lid
3:82, eerste en tweede lid
3:83, eerste en tweede lid
3:86, eerste en tweede lid
3:87, eerste en tweede lid
3:88, eerste, tweede en vierde lid
3:95, eerste lid
3:96, eerste en vierde lid
3:97
3:97, eerste lid
3:99, eerste lid
3:99a
3:103, eerste tot en met derde lid
3:103a, eerste en derde lid
3:104, eerste en derde lid
3:105, vierde lid
3:106, eerste lid
3:110, vierde en vijfde lid
3:111, derde lid
3:111a, eerste, tweede en zesde lid
artikel 3:111a.0, eerste, tweede en zesde lid
3:111c
3:112, eerste lid
3:113, eerste en tweede lid
3:114, eerste lid
3:114a, eerste lid
3:116
3:119, eerste lid
3:120, eerste tot en met vijfde en zevende lid
3:124, tweede lid
3:125, eerste lid
3:129, eerste en tweede lid
3:130, eerste lid
3:131, eerste lid
3:131a, eerste lid
3:132, derde lid
3:135, eerste tot en met derde en zesde lid
3:136, eerste en tweede lid
3:137, eerste lid
3:141, eerste lid
3:143
3:144, eerste lid
3:146, eerste lid
3:148, eerste lid
3:259, eerste en tweede lid
3:262
3:263
3:264
3:267, derde tot en met vijfde lid
3:267a, eerste tot en met vierde lid
3:267b, eerste tot en met vierde lid
3:267c, eerste lid
3:267h
artikel 3:267i, eerste lid
3:269, eerste tot en met derde lid
3:269a, eerste en derde lid
3:273, eerste lid
3:273a
3:273b
3:273c
3:273d
3:277a, eerste lid
3:279, eerste en vierde lid
3:280, tweede tot en met vierde lid
3:280a
3:280g
3:281
3:281a, tweede en derde lid
3:281b, eerste en tweede lid
3:284, eerste lid
3:288a, eerste tot en met derde lid en vijfde lid
3:288b, eerste tot en met derde lid
3:288e, eerste en tweede lid
3:288f, eerste en tweede lid
3:288h, tweede tot en met vijfde lid
3:288i, eerste, derde en vierde lid
3:296, eerste tot en met vierde lid
3:297, eerste tot en met derde en vijfde lid
3:298, eerste tot en met derde en vijfde lid
3:299, eerste en tweede lid
3:301, eerste lid
3:302, eerste lid
3:303, eerste en tweede lid
3:304
3:305, eerste, tweede en vierde lid
3:306
Deel Bijzondere maatregelen en voorzieningen betreffende financiële ondernemingen
3A:11b
3A:13, eerste en derde lid
3A:13a, eerste en derde lid
3A:13b, eerste lid
3A:14, eerste, derde en vierde lid
3A:15, eerste, vierde en vijfde lid
3A:16, eerste, derde en vierde lid
3A:20b, eerste en tweede lid
3A:21, zesde lid
3A:22
3A:26, vierde lid
3A:36
3A:42
3A:44, zesde lid
3A:45
3A:47, eerste, tweede en derde lid
3A:48, derde, vijfde en zesde lid
3A:52, eerste en tweede lid
3A:53, eerste lid
3A:54, eerste, derde en vijfde lid
3A:56, eerste lid
3A:57a, eerste lid
3A:63a
3A:71, tweede en derde lid
3A:72, tweede lid
3A:83, tweede lid
3A:138, tweede lid
Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen
4:3, eerste en vierde lid
4:4, eerste lid
4:4a
4:5, derde lid
4:6, eerste en tweede lid
4:6a, eerste lid
artikel 4:9, eerste tot en met vierde lid
4:9.0a, eerste lid
4:10, eerste lid
4:11, eerste tot en met vierde lid
4:13, eerste en tweede lid
4:14, eerste tot en met derde lid
4:15, eerste en tweede lid
4:15a, eerste, tweede en vierde lid
4:16, eerste tot en met derde lid
4:17, eerste en derde lid
4:18a, eerste en tweede lid
4:18b, tweede en derde lid
4:18c, derde lid
4:18d, eerste en tweede lid
4:18e, eerste en tweede lid
4:19, eerste tot en met derde en vijfde lid
4:20, eerste, derde en vierde lid
4:21
4:22, eerste en tweede lid
4:22a, eerste tot en met derde lid
4:23, eerste tot en met zesde en negende lid
4:23a
4:23b, eerste, tweede en vierde lid
4:24, eerste tot en met vierde lid, zesde en zevende lid
4:25, eerste lid
4:25a, eerste lid
4:25b, eerste en tweede lid
4:25d
4:26, eerste tot en met zevende lid
4:27, eerste, tweede en vierde lid
4:27a, eerste lid
4:30a, eerste tot en met derde lid
4:31, eerste tot en met vierde lid
4:31a
4:32, eerste lid
4:33, eerste tot en met derde lid
4:34, derde lid
4:35
4:37c
4:37d, eerste en derde lid
4:37e, eerste en tweede lid
4:37j, eerste en tweede lid
4:37k, eerste tot en met vierde lid
4:37l, eerste tot en met derde lid
4:37m, eerste lid
4:37n
4:37o, eerste tot en met vierde lid
4:37p, eerste lid
4:37s, eerste lid
4:37t
4:37u
4:37v, eerste, derde en vierde lid
4:37y
4:37z, eerste, derde en vierde lid
4:39
4:40
4:42
4:44, eerste en tweede lid
4:46, eerste tot en met vierde lid
4:46a
4:47, eerste tot en met vijfde lid
4:48, eerste en tweede lid
4:49, eerste tot en met vierde lid
4:50, eerste en tweede lid
4:51, eerste tot en met vijfde lid
4:52, eerste tot en met derde lid
4:52a
4:53
4:55
4:57c, eerste tot en met derde en vijfde lid
4:58
4:59
4:59a, eerste tot en met derde lid
4:59b, eerste en tweede lid
4:59c, eerste tot en met zevende lid
4:59d, eerste tot en met zesde lid
4:59e, eerste en tweede lid
4:60, eerste tot en met derde lid
4:61, eerste lid
4:61a, eerste tot en met vijfde lid
4:61b, eerste tot en met vierde lid
4:62, eerste tot en met derde lid
4:62b, eerste en tweede lid
4:62e, eerste en tweede lid
4:62f, eerste tot en met derde lid
4:62g, eerste lid
4:62h, eerste en tweede lid
4:62i
4:62j, eerste tot en met vierde lid
4:62k
4:62m, eerste en tweede lid
4:62n
4:62o, eerste tot en met vierde lid
4:62q, eerste lid
4:62r, eerste tot en met derde lid
4:62s, eerste en tweede lid
4:62t, eerste en tweede lid
4:62u, eerste, tweede en vierde lid
4:62v, eerste lid
4:62w, eerste en tweede lid
4:63, eerste en tweede lid
4:63a, eerste lid
4:65, eerste tot en met derde lid
4:66
4:67, eerste lid
4:68, eerste lid
4:69, eerste lid
4:70, eerste tot en met zevende lid
4:71, eerste tot en met vijfde lid
4:71a
4:71b, eerste tot en met derde lid
4:71c
4:71d, eerste tot en met zesde lid
4:71f
4:71g, eerste lid
4:71h
4:71i, tweede tot en met vierde lid
4:74, eerste lid
4:74b, eerste, tweede en derde lid
4:74c
4:75, eerste en tweede lid
4:75a, eerste lid
4:76, eerste en tweede lid
4:76a
4:76b
4:76c
4:76d
4:77, eerste tot en met vierde lid
4:78, eerste en tweede lid
4:79, eerste lid
4:83, eerste lid
4:84, eerste en tweede lid
4:85, eerste en derde tot en met vijfde lid
4:86
4:87, eerste tot en met vierde lid
4:87a
4:87aa, vierde, zevende en achtste lid
4:88, eerste tot en met vierde lid
4:89, eerste en tweede lid
4:89a
4:89b, eerste en tweede lid
4:90, eerste en tweede lid
4:90a, eerste tot en met vijfde lid
4:90b, eerste tot en met tiende en twaalfde lid
4:90d, eerste, tweede en vierde lid
4:90e, eerste lid
4:91a, eerste, derde tot en met zevende en negende tot en met tiende lid
4:91aa
4:91ab
4:91b, eerste tot en met vierde lid
4:91c
4:91c, eerste en tweede lid
4:91d
4:91d, eerste en tweede lid
4:91da, eerste tot en met elfde lid
4:91n, eerste tot en met vierde lid
4:91o, eerste tot en met vierde en zesde lid
4:91p
4:93, eerste tot en met vierde lid
4:94, eerste tot en met derde lid
4:95, eerste tot en met derde lid
4:96, eerste en tweede lid
4:97, eerste en derde lid
4:99, eerste en tweede lid
4:100, eerste tot en met derde lid
4:100a, eerste en tweede lid
4:100b, eerste tot en met derde lid
4:100c
4:100d, eerste en tweede lid
4:100f
Deel Gedragstoezicht financiële markten
5:3
5:4
5:25a, tweede lid
5:25c, eerste en zesde tot en met negende lid
5:25d, eerste en derde lid
5:25e
5:25h
5:25m, eerste, tweede, vijfde en zesde lid
5:25p
5:25q
5:25v, derde lid
5:25w
5:26, eerste lid
5:27, derde en vierde lid
5:29, eerste, tweede, vierde en vijfde lid
5:29a, eerste lid
5:30
5:30a, eerste en vierde lid
5:30b, eerste en derde lid
5:30c
5:30d, eerste lid
5:30e
5:31, eerste, derde en vierde lid
5:32, eerste tot en met vierde lid
5:32a, eerste tot en met derde lid
5:32b, eerste, tweede, derde en vijfde lid
5:32c
5:32d, eerste lid
5:32e
5:32f, eerste lid
5:32g
5:32j, eerste tot en met derde lid
5:32k, eerste, tweede en vierde lid
5:32l, eerste tot en met derde lid
5:32m
5:51, eerste lid
5:68, eerste lid
5:74, eerste, derde en vierde lid,
5:76, tweede lid,
5:78
5:79
5:80, tweede lid
5:80a, eerste en vierde lid
5:86, eerste en tweede lid
5:88, eerste, tweede, vierde en vijfde lid
5:88a
5:89b, eerste lid
5:89e, eerste lid
5:89f, eerste, tweede en vierde lid
5:89g
5:89h
Artikel 7
Artikel 7
1 Een verzoek aan Onze Ministers om een onroerende zaak aan te merken als een landgoed wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier en bevat ten minste:
a. een overzicht van de als landgoed aan te merken kadastrale percelen, waarbij per perceel de (geschatte) oppervlakte wordt vermeld;
b. een beschrijving van:
1°. de vanuit het oogpunt van natuurschoon kenmerkende structuren en elementen van de onroerende zaak;
2°. de hoedanigheid van de terreinen, de opstallen en het soort gebruik dat van die terreinen en van die opstallen wordt gemaakt; en
3°. de historische ontwikkeling van de onroerende zaak.
2 Bij het verzoek worden in ieder geval overgelegd:
a. actuele uittreksels uit de basisregistratie kadaster die op de onroerende zaak betrekking hebben;
b. kleurenfoto’s van de opstallen;
c. een topografische kaart van de onroerende zaak, waarop de in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, bedoelde gegevens zijn aangegeven;
d. voor zover het betreft een aanvraag ten aanzien van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 3, eerste, tweede of vijfde lid, onderdeel a, een afschrift van de beschikking waarbij de onroerende zaak is aangewezen als rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
e. in geval een verzoek wordt gedaan om de onroerende zaak aan te merken als een landgoed met toepassing van artikel 3, derde of vierde lid, bewijsstukken waaruit de nauwe historische band als bedoeld in deze artikelleden en, indien van toepassing, artikel 3, vijfde lid, blijkt;
f. voor zover het betreft een aanvraag ten aanzien van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, aanhef en onder 2°, van de Natuurschoonwet 1928, bewijsstukken en kopieën van de literatuur en documentatie waaruit blijkt dat het landgoed een element is van het Nederlands cultureel erfgoed, bedoeld in artikel 2a. De aanvrager verstrekt Onze Ministers op hun verzoek een door een beëdigde vertaler gemaakte vertaling van de ingediende documenten;
g. ingeval een verzoek wordt gedaan om de onroerende zaak aan te merken als een landgoed met toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdeel i, bewijsstukken waaruit blijkt dat er bij of krachtens wet opgelegde beperkingen zijn die het voor een eigenaar niet mogelijk maken om te voldoen aan artikel 5, eerste lid, onderdeel g, onder 1°; en
h. ingeval een verzoek wordt gedaan om de onroerende zaak aan te merken als een landgoed met toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdeel j, bewijsstukken waaruit blijkt dat op grond van besluiten van bestuursorganen van het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap, natuurterreinen, waarmee de voor landbouw gebruikte terreinen zijn omgeven, meer dan houtopstanden bijdragen aan de natuurdoelstellingen.
3 Een verzoek om een onroerende zaak als landgoed aan te merken met toepassing van artikel 3, derde lid, wordt ingediend tezamen met het verzoek van de eigenaar van de in dat lid bedoelde nog niet als landgoed aangemerkte aangrenzende onroerende zaak om die zaak als landgoed aan te merken. Bij de verzoeken wordt tevens een gezamenlijke verklaring van de eigenaren van de onroerende zaken gevoegd, waarin zij om toepassing van artikel 3, derde lid, verzoeken. Indien beide onroerende zaken ieder een oppervlakte van minder dan 5 hectare hebben en één van de gezamenlijk ingediende verzoeken wordt afgewezen, wordt ook het andere verzoek afgewezen.
4 Bij een verzoek om een onroerende zaak als landgoed aan te merken met toepassing van artikel 3, zesde lid, worden tevens overgelegd:
a. een beplantingsplan, waarvan het model door Onze Ministers wordt vastgesteld; en
b. een duidelijke kaart of plattegrond, waarop de tot de onroerende zaak behorende percelen die geheel of gedeeltelijk met houtopstanden bezet zullen worden, zijn aangegeven, onder vermelding van de kadastrale nummers.
5 Indien met betrekking tot een onroerende zaak regelen als bedoeld artikel 7, eerste lid, van de Natuurschoonwet 1928 inzake openstelling voor het publiek ter goedkeuring aan Onze Ministers worden voorgelegd, worden bij het verzoek tot goedkeuring op een afzonderlijke topografische kaart de wegen en paden die voor het publiek toegankelijk zijn en de totale lengte van deze wegen en paden in meters, alsmede de plaatsaanduiding van de toegangsborden, aangegeven.
6 De topografische kaart, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, onderscheidenlijk vijfde lid, heeft een schaal van 1 : 10.000, met dien verstande dat voor een onroerende zaak kleiner dan vijf hectare de schaal 1 : 2500 bedraagt.
7 Bij regeling van Onze Ministers kan worden afgeweken van het eerste en tweede lid ten aanzien van bij die regeling aangewezen categorieën van verzoeken.
8 Onze Ministers besluiten binnen een termijn van zestien weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage bij artikel 1:80 Wet op het financieel toezicht
Bijlage bij artikel 1:80 Wet op het financieel toezicht
Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel:
Algemeen deel
1:5a, tweede lid, onderdelen k en l, en derde lid,
1:10
1:28, tweede en derde lid
1:58, tweede en derde lid
1:58a, tweede lid
1:58b, tweede lid
1:58c, derde lid
1:59, tweede lid
1:67, eerste lid
1:74, eerste lid
1:75, eerste lid, voor zover het betreft de niet-naleving van een met betrekking tot artikel 4:24a, eerste of tweede lid, gegeven aanwijzing.
1:75a
1:76, achtste lid, aanhef en onderdeel a
1:76ba
1:77, eerste lid
1:77c
1:77d, eerste tot en met derde lid
1:77f
1:77m
1:89
1:104a
1:113
1:114, eerste en tweede lid
1:116
1:117, eerste tot en met derde lid
1:118
1:119
1:120, eerste, tweede, vierde en vijfde lid
1:121, eerste lid
1:122, eerste lid
1:124, eerste lid
1:125, eerste en tweede lid
1:127
1:128, tweede en derde lid
1:130
Deel Markttoegang financiële ondernemingen
2:3.0a, eerste en vierde lid
2:3.0b, eerste lid
2:3.0e
2:3.0f, eerste en vierde lid
2:3.0g, eerste lid
2:3.0h
2:3.0j
2:3.0k, eerste en vierde lid
2:3.0l, eerste lid
2:3.0n
2:3a, eerste lid
2:3e, eerste lid en vierde tot en met zesde lid
2:3f, eerste lid
2:3g, eerste lid
2:4, eerste lid
2:6, eerste lid
2:8, eerste lid
2:9, eerste en tweede lid
2:10, eerste, tweede en vierde lid
2:10a, eerste lid
2:10e, eerste lid
2:10f, eerste lid
2:11, eerste lid
2:14, tweede lid
2:15, eerste en tweede lid
2:16, eerste en derde lid
2:18, eerste en tweede lid
2:20
2:24, tweede lid
2:25, eerste en tweede lid
2:26
2:26a, eerste lid
2:26c, eerste lid
2:26d, eerste lid
2:26f, eerste lid
2:27, eerste lid
2:34, tweede lid
2:35
2:36, eerste tot en met vijfde lid
2:38, eerste en tweede lid
2:39, eerste en tweede lid
2:40, eerste lid
2:45
2:46
2:48, eerste lid
2:50, eerste lid
2:52, eerste lid
2:53, eerste en tweede lid
2:54, eerste, tweede en vierde lid
2:54a, eerste lid
2:54c, eerste lid
2:54d, eerste lid
2:54f, eerste lid
2:54g, eerste lid
2:54i, eerste lid
2:54l, eerste lid
2:54n, eerste lid
2:54o
2:54q
2:55, eerste lid
2:60, eerste lid
2:65
2:66a, derde en zesde lid
2:67a, eerste, derde en vierde lid
2:69, eerste tot en met derde, vijfde tot en met achtste lid
2:69b, eerste lid
2:69c, eerste en derde lid
2:70
2:70, tweede lid
2:70a
2:71, eerste lid
2:72, eerste lid
2:73, eerste en tweede lid
2:75, eerste lid
2:80, eerste lid
2:81, derde en vierde lid
2:84, eerste en tweede lid
2:86, eerste lid
2:90, eerste en tweede lid
2:92, eerste lid
2:96, eerste lid
2:99, vierde en vijfde lid
2:100, tweede lid
2:101, eerste lid
2:102, eerste lid
2:103
2:103a, eerste lid
2:103b
artikel 2:103c
2:106.0a, eerste lid
2:106a, eerste en vierde lid
2:107, eerste lid
2:107a, eerste lid
2:108, eerste lid
2:110, eerste lid
2:111, eerste lid
2:112, eerste lid
2:114, eerste lid
2:115, eerste lid
2:117, eerste lid
2:118, eerste lid
2:120, eerste lid
2:121, eerste lid
2:121a, eerste lid
2:121c eerste, vijfde, zesde en negende lid
2:121ca, eerste, tweede, vijfde en zesde lid
2:121d eerste, vijfde, zesde en negende lid
2:121e
2:121f
2:121g
2:121h
2:122, eerste en vierde lid
2:122a, eerste lid
2:123, eerste, derde tot en met vijfde lid
2:124, vijfde lid
2:124a, vijfde lid
2:124.0a, eerste tot en met derde, zesde en zevende lid
2:124b, eerste en tweede lid
2:125, eerste, zesde en zevende lid
2:125a, eerste en tweede lid en vijfde en zesde lid
2:126, eerste lid
2:127, eerste lid
2:128, vijfde lid
2:129, eerste en derde lid
2:130, eerste lid
Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen
3:2, vijfde en zesde lid
3:5, eerste en vierde lid
3:6, eerste lid
3:7, eerste en vierde lid
3:8, eerste tot en met derde en vijfde lid
3:9, eerste lid
artikel 3:9a, eerste lid
3:10, eerste tot en met derde lid
3:15, eerste en tweede lid
3:16, eerste tot en met derde lid
3:17, eerste en tweede lid
3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, onder 4
3:17, zesde lid
3:17b, eerste tot en met derde en vijfde lid
3:17c, eerste en derde lid
3:18, eerste tot en met derde lid
3:18b, eerste lid
3:19, eerste en tweede lid
3:19a
3:20
3:20a
3:21, eerste en tweede lid
3:24
artikel 3:29, eerste tot en met vierde lid
3:29a, eerste en tweede lid
3:29aa, vierde, zevende en achtste lid
3:29b
3:29c, eerste lid en vierde lid, onder a
3:29d, vierde, zevende en achtste lid
3:30, eerste lid
3:32
3:33a, eerste en derde lid
3:33b
3:33b, eerste lid
3:33ba
3:33c
3:34
3:35, eerste lid
3:35a, eerste en tweede lid
3:36, eerste, derde en zesde lid
3:37, eerste tot en met derde lid
3:38
3:38a
3:38b
3:39, eerste en tweede lid
3:40
3:41
3:42
3:43, tweede lid
3:44, eerste lid
3:47, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid
3:48
3:51
3:52
3:53, eerste tot en met derde, vijfde en zesde lid
3:54, derde lid
3:55, tweede lid
3:55a, eerste en tweede lid
3:57, eerste, tweede en vierde tot en met zesde lid
3:57, vijfde lid
3:57a
3:57b
3:59, tweede lid
3:62, tweede lid
3:62a, derde tot en met zesde lid
3:62b, eerste en tweede lid
3:62ba, eerste tot en met zesde lid
3:63, eerste tot en met derde lid
3:63, derde lid
3:66
3:67, eerste tot en met vijfde lid
3:68, eerste en derde lid
3:68a, eerste en tweede lid
3:69, eerste en tweede lid
3:69a
3:70, eerste lid
3:71, eerste en tweede lid
3:72, eerste en derde tot en met zevende lid
3:73
3:73a
3:73c, eerste en tweede lid
3:74, eerste en tweede lid
3:74a, eerste tot en met derde lid
3:74b, eerste en tweede lid
3:74c
3:75
3:76, eerste en tweede lid
3:77
3:78, eerste en tweede lid
3:81, eerste tot en met derde lid
3:82, eerste en tweede lid
3:83, eerste en tweede lid
3:86, eerste en tweede lid
3:87, eerste en tweede lid
3:88, eerste, tweede en vierde lid
3:95, eerste lid
3:96, eerste en vierde lid
3:97
3:97, eerste lid
3:99, eerste lid
3:99a
3:103, eerste tot en met derde lid
3:103a, eerste en derde lid
3:104, eerste en derde lid
3:105, vierde lid
3:106, eerste lid
3:110, vierde en vijfde lid
3:111, derde lid
3:111a, eerste, tweede en zesde lid
artikel 3:111a.0, eerste, tweede en zesde lid
3:111c
3:112, eerste lid
3:113, eerste en tweede lid
3:114, eerste lid
3:114a, eerste lid
3:116
3:119, eerste lid
3:120, eerste tot en met vijfde en zevende lid
3:124, tweede lid
3:125, eerste lid
3:126, eerste lid
3:129, eerste en tweede lid
3:130, eerste lid
3:131, eerste lid
3:131a, eerste lid
3:132, derde lid
3:135, eerste tot en met derde en zesde lid
3:136, eerste en tweede lid
3:137, eerste lid
3:141, eerste lid
3:143
3:144, eerste lid
3:146, eerste lid
3:148, eerste lid
3:259, eerste en tweede lid
3:262
3:263
3:264
3:267, derde tot en met vijfde lid
3:267a, eerste tot en met vierde lid
3:267b, eerste tot en met vierde lid
3:267c, eerste lid
3:267h
artikel 3:267i, eerste lid
3:269, eerste tot en met derde lid
3:269a, eerste en derde lid
3:273, eerste lid
3:273a
3:273b
3:273c
3:273d
3:277a, eerste lid
3:279, eerste en vierde lid
3:280, tweede tot en met vierde lid
3:280a
3:280g
3:281
3:281a, tweede en derde lid
3:281b, eerste en tweede lid
3:284, eerste lid
3:288a, eerste tot en met derde lid en vijfde lid
3:288b, eerste tot en met derde lid
3:288e, eerste en tweede lid
3:288f, eerste en tweede lid
3:288h, tweede tot en met vijfde lid
3:288i, eerste, derde en vierde lid
3:296, eerste tot en met vierde lid
3:297, eerste tot en met derde en vijfde lid
3:298, eerste tot en met derde en vijfde lid
3:299, eerste en tweede lid
3:301, eerste lid
3:302, eerste lid
3:303, eerste en tweede lid
3:304
3:305, eerste, tweede en vierde lid
3:306
Deel Bijzondere maatregelen en voorzieningen betreffende financiële ondernemingen
3A:11b
3A:13, eerste en derde lid
3A:13a, eerste en derde lid
3A:13b, eerste lid
3A:14, eerste, derde en vierde lid
3A:15, eerste, vierde en vijfde lid
3A:16, eerste, derde en vierde lid
3A:16b
3A:20b, eerste en tweede lid
3A:21, zesde lid
3A:22
3A:26, vierde lid
3A:36
3A:42
3A:44, zesde lid
3A:45
3A:47, eerste, tweede en derde lid
3A:48, derde, vijfde en zesde lid
3A:52, eerste en tweede lid
3A:53, eerste lid
3A:54, eerste, derde en vijfde lid
3A:56, eerste lid
3A:57a, eerste lid
3A:63a
3A:71, tweede en derde lid
3A:72, tweede lid
3A:83, tweede lid
3A:138, tweede lid
Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen
4:3, eerste en vierde lid
4:4, eerste lid
4:4a
4:5, tweede en derde lid
4:6, eerste en tweede lid
4:6a, eerste lid
4:9, eerste tot en met vierde lid
4:9.0a, eerste lid
4:10, eerste lid
4:11, eerste tot en met vierde lid
4:13, eerste en tweede lid
4:14, eerste tot en met derde lid
4:15, eerste en tweede lid
4:15a, eerste, tweede en vierde lid
4:16, eerste tot en met derde lid
4:17, eerste en derde lid
4:18a, eerste en tweede lid
4:18b, tweede en derde lid
4:18c, derde lid
4:18d, eerste en tweede lid
4:18e, eerste en tweede lid
4:19, eerste tot en met vierde lid
4:20, eerste, derde en vierde lid
4:21
4:22, eerste en tweede lid
4:22a, eerste tot en met derde lid
4:23, eerste tot en met zesde en negende lid
4:23a
4:23b, eerste, tweede en vierde lid
4:24, eerste tot en met vierde lid, zesde en zevende lid
4:25, eerste lid
4:25a, eerste lid
4:25b, eerste en tweede lid
4:25d
4:26, eerste tot en met achtste lid
4:27, eerste, tweede en vierde lid
4:27a, eerste lid
4:30a, eerste tot en met derde lid
4:31, eerste tot en met derde lid
4:31a
4:32, eerste lid
4:33, eerste tot en met derde lid
4:34, eerste tot en met derde lid
4:35
4:37c
4:37d, eerste en derde lid
4:37e, eerste en tweede lid
4:37j, eerste en tweede lid
4:37k, eerste tot en met vierde lid
4:37l, eerste tot en met derde lid
4:37m, eerste lid
4:37n
4:37o, eerste tot en met vierde lid
4:37p, eerste lid
4:37s, eerste lid
4:37t
4:37u
4:37v, eerste, derde en vierde lid
4:37y
4:37z, eerste, derde en vierde lid
4:39
4:40
4:42
4:44, eerste en tweede lid
4:46, eerste tot en met vierde lid
4:46a
4:47, eerste tot en met vijfde lid
4:48, eerste en tweede lid
4:49, eerste tot en met vierde lid
4:50, eerste en tweede lid
4:51, eerste tot en met vijfde lid
4:52, eerste tot en met derde lid
4:52a
4:53
4:55
4:57c, eerste tot en met derde en vijfde lid
4:58
4:59
4:59a, eerste tot en met derde lid
4:59b, eerste en tweede lid
4:59c, eerste tot en met zevende lid
4:59d, eerste tot en met zesde lid
4:59e, eerste en tweede lid
4:60, eerste tot en met derde lid
4:61, eerste lid
4:61a, eerste tot en met vijfde lid
4:61b, eerste tot en met vierde lid
4:62, eerste tot en met derde lid
4:62b, eerste en tweede lid
4:62e, eerste en tweede lid
4:62f, eerste tot en met derde lid
4:62g, eerste tot en met vierde lid
4:62h, eerste tot en met derde lid
4:62i
4:62j, eerste tot en met vierde lid
4:62k
4:62m, eerste en tweede lid
4:62n
4:62o, eerste tot en met vierde lid
4:62q, eerste lid
4:62r, eerste tot en met derde lid
4:62s, eerste en tweede lid
4:62t, eerste en tweede lid
4:62u, eerste, tweede en vierde lid
4:62v, eerste lid
4:62w, eerste en tweede lid
4:63, eerste en tweede lid
4:63a, eerste lid
4:65, eerste tot en met derde lid
4:66
4:67, eerste lid
4:68, eerste lid
4:69, eerste lid
4:70, eerste tot en met zevende lid
4:71, eerste tot en met vijfde lid
4:71a
4:71b, eerste tot en met derde lid
4:71c
4:71d, eerste tot en met zesde lid
4:71e
4:71f
4:71g, eerste lid
4:71h
4:71i, tweede tot en met vierde lid
4:74, eerste en tweede lid
4:74b, eerste, tweede en derde lid
4:74c
4:75, eerste en tweede lid
4:75a, eerste lid
4:76, eerste en tweede lid
4:76a
4:76b
4:76c
4:76d
4:77, eerste tot en met vierde lid
4:78, eerste en tweede lid
4:79, eerste lid
4:83, eerste lid
4:84, eerste en tweede lid
4:85, eerste en derde tot en met vijfde lid
4:86
4:87, eerste tot en met derde lid
4:87a
4:87aa, vierde, zevende en achtste lid
4:88, eerste tot en met vierde lid
4:89, eerste en tweede lid
4:89a
4:89b, eerste en tweede lid
4:90, eerste en tweede lid
4:90a, eerste tot en met vijfde lid
4:90b, eerste tot en met tiende en twaalfde lid
4:90d, eerste, tweede en vierde lid
4:90e, eerste lid
4:91a, eerste, derde tot en met zevende en negende tot en met tiende lid
4:91aa
4:91ab
4:91b, eerste tot en met vierde lid
4:91c
4:91c, eerste en tweede lid
4:91d
4:91d, eerste en tweede lid
4:91da, eerste tot en met elfde lid
4:91n, eerste tot en met vierde lid
4:91o, eerste tot en met vierde lid en zesde lid
4:91p
4:93, eerste tot en met vierde lid
4:94, eerste tot en met derde lid
4:95, eerste tot en met derde lid
4:96, eerste en tweede lid
4:97, eerste tot en met derde lid
4:99, eerste en tweede lid
4:100, eerste tot en met derde lid
4:100a, eerste en tweede lid
4:100b, eerste tot en met derde lid
4:100c
4:100d, eerste en tweede lid
4:100f
4:103, eerste en vierde lid
4:104, eerste en derde lid
Deel Gedragstoezicht financiële markten
5:3
5:4
5:25a, tweede lid
5:25c, eerste en zesde tot en met negende lid
5:25d, eerste en derde lid
5:25e
5:25h
5:25m, eerste, tweede, vijfde en zesde lid
5:25p
5:25q
5:25v, derde lid
5:25w
5:26, eerste lid
5:27, derde en vierde lid
5:29, eerste, tweede, vierde en vijfde lid
5:29a, eerste lid
5:30
5:30a, eerste en vierde lid
5:30b, eerste en derde lid
5:30c
5:30d, eerste lid
5:30e
5:31, eerste, derde en vierde lid
5:32, eerste tot en met vierde lid
5:32a, eerste tot en met derde lid
5:32b, eerste tot en met derde en vijfde lid
5:32c
5:32d, eerste lid
5:32e
5:32f, eerste lid
5:32g, eerste en tweede lid
5:32j, eerste tot en met derde lid
5:32k, eerste, tweede en vierde lid
5:32l, eerste tot en met derde lid
5:32m
5:34, eerste en tweede lid
5:35, eerste tot en met vierde lid
5:36
5:37
5:38, eerste, tweede en derde lid
5:39, eerste en tweede lid
5:40
5:41, eerste en tweede lid
5:42
5:43, eerste en tweede lid
5:44
5:48, derde tot en met achtste en tiende lid
5:50
5:51, eerste lid
5:68, eerste lid
5:74, eerste, derde en vierde lid,
5:76, tweede lid,
5:78
5:79
5:80, tweede lid
5:80a, eerste en vierde lid
5:86, eerste en tweede lid
5:88, eerste, tweede, vierde en vijfde lid
5:88a
5:89b, eerste lid
5:89e, eerste lid
5:89f, eerste, tweede en vierde lid
5:89g
5:89h
Artikel 41
Artikel 41
Betreft een grond van nietigheid slechts een deel van een rechtshandeling, dan blijft deze voor het overige in stand, voor zover dit, gelet op inhoud en strekking van de handeling, niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat.
Artikel 8
Artikel 8
De voorwaarden, bedoeld in artikel 220d, eerste lid, onderdeel d, van de Gemeentewet, zijn:
a. ten minste 30 percent van de oppervlakte van het landgoed is bezet met houtopstanden; of
b. de oppervlakte van het landgoed is voor ten minste 20 percent met houtopstanden bezet waarbij de oppervlakte voorts voor ten minste 50 percent bestaat uit natuurterreinen.
Artikel 42
Artikel 42
Beantwoordt de strekking van een nietige rechtshandeling in een zodanige mate aan die van een andere, als geldig aan te merken rechtshandeling, dat aangenomen moet worden dat die andere rechtshandeling zou zijn verricht, indien van de eerstgenoemde wegens haar ongeldigheid was afgezien, dan komt haar de werking van die andere rechtshandeling toe, tenzij dit onredelijk zou zijn jegens een belanghebbende die niet tot de rechtshandeling als partij heeft medegewerkt.
Artikel 9
Artikel 9
1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2 Dit besluit kan worden aangehaald als: Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
's-Gravenhage 23 november 1990 Beatrix
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. D. Gabor
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
Uitgegeven de eenendertigste december 1990. De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Artikel 43
Artikel 43
1 Rechtshandelingen die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomende personen, strekken tot verkrijging door:
a. rechters, leden van het openbaar ministerie, gerechtsauditeurs, griffiers, advocaten, deurwaarders en notarissen van goederen waarover een geding aanhangig is voor het gerecht, onder welks rechtsgebied zij hun bediening uitoefenen;
b. ambtenaren, van goederen die door hen of te hunnen overstaan worden verkocht, of
c. personen met openbaar gezag bekleed, van goederen die toebehoren aan het Rijk, provincies, gemeenten of andere openbare instellingen en aan hun beheer zijn toevertrouwd,
zijn nietig en verplichten de verkrijgers tot schadevergoeding.
2 Lid 1 onder a heeft geen betrekking op uiterste wilsbeschikkingen, door een erflater ten voordele van zijn wettelijke erfgenamen gemaakt, noch op rechtshandelingen krachtens welke deze erfgenamen goederen der nalatenschap verkrijgen.
3 In het geval bedoeld in het eerste lid onder c is de rechtshandeling geldig, indien zij met Onze goedkeuring is geschied of het een verkoop in het openbaar betreft. Indien de rechtshandeling strekt tot verkrijging door een lid van de gemeenteraad of een wethouder, onderscheidenlijk de burgemeester komt de in de vorige zin bedoelde bevoegdheid tot goedkeuring toe aan gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de Commissaris van de Koning.
Artikel 44
Artikel 44
1 Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.
2 Bedreiging is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. De bedreiging moet zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed.
3 Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op.
4 Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
5 Indien een verklaring is tot stand gekomen door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden van de zijde van iemand die geen partij bij de rechtshandeling is, kan op dit gebrek geen beroep worden gedaan jegens een wederpartij die geen reden had het bestaan ervan te veronderstellen.
Artikel 45
Artikel 45
1 Indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn, is de rechtshandeling vernietigbaar en kan de vernietigingsgrond worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan.
2 Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn.
3 Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging ten aanzien van de bevoordeelde die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voor zover hij aantoont dat hij ten tijde van de verklaring of het instellen van de vordering tot vernietiging niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
4 Een schuldeiser die wegens benadeling tegen een rechtshandeling opkomt, vernietigt deze slechts te zijnen behoeve en niet verder dan nodig is ter opheffing van de door hem ondervonden benadeling.
5 Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op goederen die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd. Ten aanzien van de derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft de vernietiging geen werking voor zover hij aantoont dat hij op het ogenblik dat het goed van hem wordt opgeëist, niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat is.
Artikel 46
Artikel 46
1 Indien de rechtshandeling waardoor een of meer schuldeisers zijn benadeeld, is verricht binnen één jaar voor het inroepen van de vernietigingsgrond en de schuldenaar zich niet reeds voor de aanvang van die termijn tot die rechtshandeling had verplicht, wordt vermoed dat men aan beide zijden wist of behoorde te weten dat een zodanige benadeling het gevolg van de rechtshandeling zou zijn:
1°. bij overeenkomsten, waarbij de waarde der verbintenis aan de zijde van de schuldenaar aanmerkelijk die der verbintenis aan de andere zijde overtreft;
2°. bij rechtshandelingen ter voldoening van of zekerheidstelling voor een niet opeisbare schuld;
3°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die een natuurlijk persoon is, verricht met of jegens:
a. zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad;
b. een rechtspersoon waarin hij, zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad bestuurder of commissaris is, dan wel waarin deze personen, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
4°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een natuurlijk persoon:
a. die bestuurder of commissaris van de rechtspersoon is, dan wel met of jegens diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad;
b. die al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt;
c. wiens echtgenoot, pleegkinderen of bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor tenminste de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
5°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een andere rechtspersoon, indien
a. een van deze rechtspersonen bestuurder is van de andere;
b. een bestuurder, natuurlijk persoon, van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, bestuurder is van de andere;
c. een bestuurder, natuurlijk persoon, of een commissaris van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt in de andere;
d. in beide rechtspersonen voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal rechtstreeks of middellijk wordt deelgenomen door dezelfde rechtspersoon, dan wel dezelfde natuurlijke persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of aanverwanten tot in de derde graad;
6°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een groepsmaatschappij.
2 Met een echtgenoot wordt een geregistreerde partner of een andere levensgezel gelijkgesteld.
3 Onder pleegkind wordt verstaan hij die duurzaam als eigen kind is verzorgd en opgevoed.
4 Onder bestuurder, commissaris of aandeelhouder wordt mede verstaan hij die minder dan een jaar vóór de rechtshandeling bestuurder, commissaris of aandeelhouder is geweest.
5 Indien de bestuurder van een rechtspersoon-bestuurder zelf een rechtspersoon is, wordt deze rechtspersoon met de rechtspersoon-bestuurder gelijkgesteld.
Artikel 47
Artikel 47
In geval van benadeling door een rechtshandeling om niet, die de schuldenaar heeft verricht binnen één jaar vóór het inroepen van de vernietigingsgrond, wordt vermoed dat hij wist of behoorde te weten dat benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg van de rechtshandeling zou zijn.
Artikel 48
Artikel 48
Onder schuldenaar in de zin van de drie vorige artikelen is begrepen hij op wiens goed voor de schuld van een ander verhaal kan worden genomen.
Artikel 49
Artikel 49
Een vernietigbare rechtshandeling wordt vernietigd hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak.
Artikel 50
Artikel 50
1 Een buitengerechtelijke verklaring die een rechtshandeling vernietigt, wordt door hem in wiens belang de vernietigingsgrond bestaat, gericht tot hen die partij bij de rechtshandeling zijn.
2 Een buitengerechtelijke verklaring kan een rechtshandeling met betrekking tot een registergoed die heeft geleid tot een inschrijving in de openbare registers of tot een tot levering van een registergoed, bestemde akte, slechts vernietigen indien alle partijen in de vernietiging berusten.
Artikel 51
Artikel 51
1 Een rechterlijke uitspraak vernietigt een rechtshandeling, doordat zij een beroep in rechte op een vernietigingsgrond aanvaardt.
2 Een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling wordt ingesteld tegen hen die partij bij de rechtshandeling zijn.
3 Een beroep in rechte op een vernietigingsgrond kan te allen tijde worden gedaan ter afwering van een op de rechtshandeling steunende vordering of andere rechtsmaatregel. Hij die dit beroep doet, is verplicht om zo spoedig mogelijk daarvan mededeling te doen aan de partijen bij de rechtshandeling die niet in het geding zijn verschenen.
Artikel 52
Artikel 52
1 Rechtsvorderingen tot vernietiging van een rechtshandeling verjaren:
a. in geval van onbekwaamheid: drie jaren nadat de onbekwaamheid is geëindigd, of, indien de onbekwame een wettelijke vertegenwoordiger heeft, drie jaren nadat de handeling ter kennis van de wettelijke vertegenwoordiger is gekomen;
b. in geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden: drie jaren nadat deze invloed heeft opgehouden te werken;
c. in geval van bedrog, dwaling of benadeling: drie jaren nadat het bedrog, de dwaling of de benadeling is ontdekt;
d. in geval van een andere vernietigingsgrond: drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan.
2 Na de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de rechtshandeling kan deze niet meer op dezelfde vernietigingsgrond door een buitengerechtelijke verklaring worden vernietigd.
Artikel 53
Artikel 53
1 De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht.
2 Indien de reeds ingetreden gevolgen van een rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden, kan de rechter desgevraagd aan een vernietiging geheel of ten dele haar werking ontzeggen. Hij kan aan een partij die daardoor onbillijk wordt bevoordeeld, de verplichting opleggen tot een uitkering in geld aan de partij die benadeeld wordt.
Artikel 54
Artikel 54
1 De bevoegdheid om ter vernietiging van een meerzijdige rechtshandeling een beroep te doen op misbruik van omstandigheden vervalt, wanneer de wederpartij tijdig een wijziging van de gevolgen van de rechtshandeling voorstelt, die het nadeel op afdoende wijze opheft.
2 Bovendien kan de rechter op verlangen van een der partijen, in plaats van een vernietiging wegens misbruik van omstandigheden uit te spreken, ter opheffing van dit nadeel de gevolgen van de rechtshandeling wijzigen.
Artikel 55
Artikel 55
1 De bevoegdheid om ter vernietiging van een rechtshandeling een beroep op een vernietigingsgrond te doen vervalt, wanneer hij aan wie deze bevoegdheid toekomt, de rechtshandeling heeft bevestigd, nadat de verjaringstermijn ter zake van de rechtsvordering tot vernietiging op die grond een aanvang heeft genomen.
2 Eveneens vervalt de bevoegdheid om een beroep op een vernietigingsgrond te doen, wanneer een onmiddellijk belanghebbende na de aanvang van de verjaringstermijn aan hem aan wie deze bevoegdheid toekomt een redelijke termijn heeft gesteld om te kiezen tussen bevestiging en vernietiging en deze binnen deze termijn geen keuze heeft gedaan.
Artikel 56
Artikel 56
Voor de toepassing van de artikelen 50-55 gelden mede als partij:
a. in geval van eenzijdige tot een of meer bepaalde personen gerichte rechtshandeling: die personen;
b. in geval van andere eenzijdige rechtshandelingen: zij die onmiddellijk belanghebbenden zijn bij de instandhouding van die handeling.
Artikel 57
Artikel 57
Behoeft een rechtshandeling om het beoogde gevolg te hebben goedkeuring, machtiging, vergunning of enige andere vorm van toestemming van een overheidsorgaan of van een andere persoon, die geen partij bij de rechtshandeling is, dan kan iedere onmiddellijk belanghebbende aan hen die partij bij de rechtshandeling zijn geweest, aanzeggen dat, indien niet binnen een redelijke, bij die aanzegging gestelde termijn die toestemming wordt verkregen, de handeling te zijnen aanzien zonder gevolg zal blijven.
Artikel 58
Artikel 58
1 Wanneer eerst na het verrichten van een rechtshandeling een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste wordt vervuld, maar alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen, in de tussen de handeling en de vervulling van het vereiste liggende tijdsruimte de handeling als geldig hebben aangemerkt, is daarmede de rechtshandeling bekrachtigd.
2 Het vorige lid is niet van toepassing op het geval dat een rechtshandeling nietig is als gevolg van handelingsonbekwaamheid van degene die haar heeft verricht en deze vervolgens handelingsbekwaam wordt.
3 Inmiddels verkregen rechten van derden behoeven aan bekrachtiging niet in de weg te staan, mits zij worden geëerbiedigd.
Artikel 59
Artikel 59
Buiten het vermogensrecht vinden de bepalingen van deze titel overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de rechtshandeling of van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Titel II Van surseance van betaling
Titel II Van surseance van betaling
Algemene informatie
Algemene informatie
Hoofdstuk II Overdrachtsbelasting
Hoofdstuk II Overdrachtsbelasting
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Opschrift
Wet van 7 december 2006, houdende regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied)
Opschrift
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 1 Reikwijdte en definitie
Artikel 1 Reikwijdte en definitie
1 Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 16, derde lid, 17, tweede lid, 33, onderdeel 5°, 35b, eerste lid, 35c, vijfde en twaalfde lid, 35d, tweede lid, 35e, zesde lid, en 73 van de Successiewet 1956.
2 Deze regeling verstaat onder wet: Successiewet 1956.
Wet van 7 december 2006, houdende regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen over de verdeling van bevoegdheden tussen Rijk en provincies bij de vaststelling, financiering en uitvoering van het gebiedsgerichte beleid en dat om in het kader van dat beleid te komen tot een doelmatiger toepassing van het instrument van de landinrichting de bepalingen van de Landinrichtingswet zodanig ingrijpend moeten worden herzien dat het wenselijk is hiervoor een geheel nieuwe wettelijke regeling vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
De Staatssecretaris van Financiën,
Gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13, 14, 19, 39, 40, 47a, 62 en 71 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964 en de artikelen 11 en 14 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966;
Besluit:
Artikel 2 Uitbreiding partnerbegrip
Artikel 2 Uitbreiding partnerbegrip [Vervallen per 01-01-2011]
[Vervallen]
Artikel 3 Toerekening afgezonderd particulier vermogen
Artikel 3 Toerekening afgezonderd particulier vermogen
Artikel 4a van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 16 van de wet bedoelde verkrijging en de in artikel 17 van de wet bedoelde schenking.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ’s-Gravenhage 7 december 2006 Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C. P. Veerman
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. L. B. A. van Geel
De Minister van Verkeer en Waterstaat, K. M. H. Peijs
Uitgegeven de twintigste december 2006 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Slotformulier en ondertekening
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen OB69, OB97, OB101, OB140, MB1, MB3, MB4, MB5, MB6, MB7, MB9 en MB11, die ter inzage worden gelegd bij de Directie Wetgeving Directe Belastingen van het Ministerie van Financiën.
De Staatssecretaris van Financiën, M.J.J. van Amelsvoort.
Bijlage Behorende bij artikel 42g, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Bijlage Behorende bij artikel 42g, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Maximale hoeveelheid tabaksproducten per persoon en per week
Personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten |
Gezinsleden van 18 jaar of ouder |
|
Sigaretten of |
300 |
80 |
Sigaren of |
60 |
20 |
Cigarillo’s of |
100 |
30 |
Rooktabak |
250 gram |
100 gram |
Maximale hoeveelheid alcoholhoudende dranken per persoon en per week
Personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten |
Echtgenoot, echtgenote of partner |
|
Alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 volume percenten |
2 liter |
2 liter |
Overige alcoholhoudende dranken, wijn en bier |
redelijke hoeveelheden |
redelijke hoeveelheden |
Boek 7a Bijzondere overeenkomsten; vervolg
Boek 7a Bijzondere overeenkomsten; vervolg
Titel 1 Eigendom in het algemeen
Titel 1 Eigendom in het algemeen
Titel 3 Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen
Titel 3 Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen
§ 2.1 Cliëntenonderzoek
§ 2.1 Cliëntenonderzoek
Artikel 1
Artikel 1
1 Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
2 Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen.
3 De eigenaar van de zaak wordt, behoudens rechten van anderen, eigenaar van de afgescheiden vruchten.
Artikel 3
Artikel 3
1 Een instelling verricht ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme cliëntenonderzoek.
2 Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in staat om:
a. de cliënt te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
b. de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren, indien de cliënt een rechtspersoon is, redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt, en indien de uiteindelijk belanghebbende lid is van het hoger leidinggevend personeel, noodzakelijke redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren van de natuurlijke persoon die lid is van het hoger leidinggevend personeel, waarbij de genomen maatregelen en de ondervonden moeilijkheden tijdens het verificatieproces worden vastgelegd;
c. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;
e. vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en in voorkomend geval de natuurlijke persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
f. redelijke maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde.
3 Indien een cliënt handelt als trustee van een trust of ten behoeve van een andere juridische constructie strekt het in het eerste lid bedoelde cliëntenonderzoek zich tevens uit tot de trust of juridische constructie, met overeenkomstige toepassing van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in dat geval eveneens in staat om vast te stellen of de cliënt bevoegd is op te treden als trustee van een trust of ten behoeve van een andere juridische constructie. Indien een cliënt bij het aangaan van een zakelijke relatie of het verrichten van een incidentele transactie boven de drempels bedoeld in artikel 3, vijfde lid, onderdelen b en g, zesde lid of zevende lid, handelt in de hoedanigheid van trustee, dan stelt de cliënt de instelling met spoed op de hoogte van die hoedanigheid en verstrekt aan de instelling de in artikel 5 van de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies bedoelde gegevens en bescheiden.
4 Indien een cliënt optreedt als vennoot van een personenvennootschap strekt het in het eerste lid bedoelde cliëntenonderzoek zich tevens uit tot de personenvennootschap, met overeenkomstige toepassing van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in dat geval eveneens in staat om vast te stellen of de natuurlijke persoon die de vennoten in de personenvennootschap vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en, in voorkomend geval, om die persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren.
5 Een instelling verricht het cliëntenonderzoek in de volgende gevallen:
a. indien zij in of vanuit Nederland een zakelijke relatie aangaat;
b. indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt van ten minste € 15.000, of twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 15.000;
c. indien er indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;
d. indien zij twijfelt aan de juistheid of volledigheid van eerder verkregen gegevens van de cliënt;
e. indien het risico van betrokkenheid van een bestaande cliënt bij witwassen of financieren van terrorisme daartoe aanleiding geeft;
f. indien er, gelet op de staat waarin een cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft, een verhoogd risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat;
g. indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt of de trust, inhoudende een geldovermaking als bedoeld in artikel 3, negende lid, van de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie, ten bedrage van ten minste € 1.000.
6 Een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel i, verricht cliëntenonderzoek indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt van ten minste € 10.000 in contant geld, of twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 10.000 in contant geld.
7 In afwijking van het vijfde lid, onderdeel b, verricht een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, cliëntenonderzoek indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt van ten minste € 2.000,– bij het ophalen van een prijs of het aangaan van een weddenschap, of twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 2.000,– of meer.
8 Een instelling stemt het cliëntenonderzoek aantoonbaar af op de risicogevoeligheid voor witwassen of financiering van terrorisme van het type cliënt, zakelijke relatie, product of transactie.
9 Een instelling houdt bij het bepalen van de risicogevoeligheid, bedoeld in het achtste lid, tenminste rekening met de in bijlage I bij de vierde anti-witwasrichtlijn genoemde risicovariabelen.
10 Het eerste tot en met het negende lid en het elfde lid zijn niet van toepassing op een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel o.
11 Een instelling neemt redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens die ingevolge het tweede tot en met vierde lid zijn verzameld over daar bedoelde personen, actueel gehouden worden. De gegevens worden in elk geval geactualiseerd indien relevante omstandigheden van de cliënt veranderen, een instelling op grond van deze wet verplicht is tot het opnemen van contact met de cliënt om informatie met betrekking tot de uiteindelijk begunstigde te evalueren of de instelling daartoe verplicht is op grond van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/79/EEG (PbEU 2011, L 64).
12 In dit artikel wordt verstaan onder personenvennootschap: een maatschap als bedoeld in artikel 1655 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, een vennootschap onder firma als bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Koophandel en een commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel 19 van het Wetboek van Koophandel, alsmede een maatschap of vennootschap naar buitenlands recht die met een van deze rechtsvormen vergelijkbaar is.
13 Voor de toepassing van het tweede lid wordt, indien de in het eerste lid bedoelde verplichting rust op een tussenpersoon als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel h, onder cliënt mede verstaan: de wederpartij van de cliënt bij een door bemiddeling van de tussenpersoon tot stand gebrachte en gesloten overeenkomst inzake onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.
14 In geval van een trustkantoor als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel f, dat diensten verleent als bedoeld in de begripsomschrijving van trustdienst in artikel 1, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018:
a. wordt onder cliëntenonderzoek in de zin van het eerste lid verstaan de maatregelen die zijn voorgeschreven krachtens hoofdstuk 4 van de Wet toezicht trustkantoren 2018 en die worden uitgevoerd voorafgaand aan of bij de uitvoering van een dienst of het aangaan van een zakelijke relatie;
b. zijn het tweede tot en met het negende lid en elfde lid niet van toepassing.
15 Bij het verrichten van het cliëntenonderzoek verlaten de instellingen zich niet uitsluitend op de informatie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007.
Artikel 2
Artikel 2
De eigenaar van een zaak is bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen.
Artikel 3a
Artikel 3a
1 In aanvulling op artikel 3, tweede tot en met vierde lid, stelt het cliëntenonderzoek een bank of andere financiële onderneming in staat om onverwijld nadat een begunstigde van een levensverzekering is geïdentificeerd of aangewezen:
a. de naam van de persoon vast te leggen, indien de begunstigde als met name genoemde natuurlijke persoon of rechtspersoon of juridische constructie is geïdentificeerd;
b. voldoende informatie in te winnen betreffende de begunstigde om ervan overtuigd te zijn dat op het tijdstip van uitbetaling de identiteit van de begunstigde kan worden vastgesteld, indien de begunstigde door middel van kenmerken of naar categorie of anderszins is aangewezen.
2 Verificatie van de identiteit van de begunstigde, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op het tijdstip van uitbetaling van de levensverzekering.
3 Indien een levensverzekering aan een derde wordt overgedragen, identificeert een bank of andere financiële onderneming die op de hoogte is van de overdracht de uiteindelijk belanghebbende op het tijdstip van de overdracht aan de natuurlijke persoon, rechtspersoon of juridische constructie die de waarde van de overgedragen polis te eigen voordele ontvangt.
Artikel 3
Artikel 3
Voor zover de wet niet anders bepaalt, is de eigenaar van een zaak eigenaar van al haar bestanddelen.
Artikel 4
Artikel 4
1 Een instelling voldoet aan artikel 3, tweede lid, onderdelen a en b, en indien van toepassing het derde en vierde lid van dat artikel, voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan of een incidentele transactie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, onderdelen b en g, zesde en zevende lid, wordt uitgevoerd.
2 Bij het aangaan van een nieuwe zakelijke relatie met een cliënt als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, of vierde lid, beschikt de instelling over een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en stelt de instelling vast of de uiteindelijk belanghebbenden van de cliënt zijn opgenomen als bedoeld in artikel 15a van die wet.
3 In afwijking van het eerste lid is het een instelling toegestaan de identiteit van de cliënt en, indien van toepassing, de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende te verifiëren tijdens het aangaan van de zakelijke relatie, indien dit noodzakelijk is om de dienstverlening niet te verstoren en indien er weinig risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat. In dat geval verifieert de instelling de identiteit zo spoedig mogelijk na het eerste contact met de cliënt.
4 In afwijking van het eerste lid is het een bank of andere financiële onderneming toegestaan een rekening, met inbegrip van een rekening voor effectentransacties, te openen voordat de verificatie van de identiteit van de cliënt heeft plaatsgevonden, indien zij waarborgt dat deze rekening niet kan worden gebruikt voordat de verificatie heeft plaatsgevonden.
5 In afwijking van het eerste lid kan een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel d, de identiteit van de cliënt en, indien van toepassing, van de uiteindelijk belanghebbende verifiëren op het moment dat identificatie op grond van artikel 39 van de Wet op het notarisambt is vereist.
6 In afwijking van het eerste lid is het een instelling toegestaan om de identiteit van de begunstigde van een trust of van een soortgelijke juridische constructie pas vast te stellen op het tijdstip van uitbetaling of op het tijdstip waarop de begunstigde zijn definitieve rechten uitoefent, mits de begunstigde voor het aangaan van de zakelijke relatie of het uitvoeren van een incidentele transactie aan de hand van specifieke kenmerken of naar categorie is omschreven en de instelling zodanige informatie inwint dat zij in staat is de identiteit van de begunstigde vast te stellen op het tijdstip van uitbetaling of op het tijdstip waarop de begunstigde zijn definitieve rechten uitoefent.
Artikel 5
Artikel 5
1 Onverminderd artikel 4 is het een instelling verboden een zakelijke relatie aan te gaan met of een transactie uit te voeren voor een cliënt, tenzij:
a. zij zelf ten aanzien van die cliënt onderzoek heeft verricht conform artikel 3, of ten aanzien van die cliënt onderzoek is verricht conform artikel 3 of op daarmee overeenkomende wijze door:
1°. een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdelen a tot en met e, met zetel in Nederland of een andere lidstaat;
2°. een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel f, waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, of artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht trustkantoren 2018 is verleend;
3°. een instelling als bedoeld in artikel 1a, tweede lid en derde lid, of een bijkantoor daarvan met zetel onderscheidenlijk vestigingsplaats in Nederland of een andere lidstaat;
4°. een instelling als bedoeld onder 1° of 3°, met zetel in een door Onze Minister van Financiën aangewezen staat die geen lidstaat is, in welke staat wettelijke voorschriften van toepassing zijn die gelijkwaardig zijn aan het bepaalde in artikel 3, tweede tot en met vijfde en achtste lid, en artikel 8, eerste lid, en er toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van die voorschriften, of een bijkantoor van de instelling in Nederland;
5°. een bijkantoor of meerderheidsdochteronderneming, gevestigd in een staat die geen lidstaat is, van een instelling als bedoeld onder 1° of 3° met vestiging in Nederland of in een andere lidstaat, indien het bijkantoor of de meerderheidsdochteronderneming deel uitmaakt van dezelfde groep en volledig voldoet aan de op het niveau van de groep geldende gedragslijnen en procedures overeenkomstig artikel 2f, eerste tot en met derde lid;
b. dit onderzoek heeft geleid tot het in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e en f, derde en vierde lid bedoelde resultaat; en
c. de instelling beschikt over alle identificatie- en verificatiegegevens en overige gegevens inzake de identiteit van de in artikel 3, tweede, derde en vierde lid, bedoelde personen.
2 De toezichthoudende autoriteit kan toestaan dat een instelling, dan wel een bijkantoor of dochteronderneming in Nederland van een instelling met zetel buiten Nederland, het bepaalde in het eerste lid naleeft via de op het niveau van de groep geldende gedragslijnen en procedures, indien:
a. de instelling zich verlaat op informatie verstrekt door een derde die deel uitmaakt van dezelfde groep;
b. die groep cliëntenonderzoeksmaatregelen, regels inzake bewaring van bewijsstukken en programma’s ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering toepast overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gestelde regels; en
c. op de effectieve uitvoering van de in onderdeel b bedoelde voorschriften op het niveau van de groep toezicht wordt uitgeoefend door een bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of van een staat die geen lidstaat is.
3 Indien een instelling met betrekking tot een zakelijke relatie niet kan voldoen aan artikel 3, eerste tot en met vierde en veertiende lid, onderdeel a, beëindigt de instelling die zakelijke relatie.
4 Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op de gevallen als bedoeld in de artikelen 6 en 7.
5 Het is een bank of andere financiële onderneming verboden een correspondentrelatie aan te gaan of voort te zetten met een shellbank of met een bank of andere financiële onderneming waarvan bekend is dat deze een shellbank toestaat van haar rekeningen gebruik te maken.
Titel IIIa De toegevoegd notaris
Titel IIIa De toegevoegd notaris
Algemene informatie
Algemene informatie
§ 1.2 Risicomanagement
§ 1.2 Risicomanagement
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk III Tarief; berekening van de belasting; vrijstellingen
Hoofdstuk III Tarief; berekening van de belasting; vrijstellingen
Artikel 30b
Artikel 30b
1 Een notaris kan, met goedkeuring van Onze Minister, een kandidaat-notaris aanwijzen als een aan hem toegevoegd notaris. Het aantal toegevoegd notarissen per notaris bedraagt ten hoogste drie.
2 De toegevoegd notaris is bevoegd om namens, onder verantwoordelijkheid en toezicht van de notaris handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, eerste lid. De notaris beschikt over een exclusieve instructiebevoegdheid ten aanzien van de notariële werkzaamheden van de toegevoegd notaris.
3 De toegevoegd notaris is vaste waarnemer als bedoeld in artikel 29, tweede lid, teneinde de notaris te vervangen in de in artikel 28, onderdelen a en b, bedoelde gevallen.
4 In geval van waarneming neemt de waarnemer de toevoeging waar, tenzij de toegevoegd notaris zelf als waarnemer optreedt.
5 De toegevoegd notaris gebruikt een zegel dat gelijk is aan het zegel van de notaris, bedoeld in artikel 51, met dien verstande dat hierop tevens zijn eigen naam en hoedanigheid zijn vermeld. De door de toegevoegd notaris opgemaakte minuten behoren tot het protocol van de notaris.
6 Tot het voeren van de titel toegevoegd notaris is uitsluitend bevoegd hij die overeenkomstig het eerste lid als zodanig is aangewezen en wiens toevoeging niet is beëindigd of opgeschort.
Opschrift
Besluit van 29 april 1970, houdende vaststelling van het Besluit beleggingsinstellingen
Opschrift
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 december 2014, houdende regels inzake de Wet langdurige zorg (Regeling langdurige zorg)
Artikel 1f
Artikel 1f
1 Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk publiceren een verslag van de geïdentificeerde, geanalyseerde en beoordeelde nationale risico’s op witwassen en het financieren van terrorisme, bedoeld in artikel 7 van de vierde anti-witwasrichtlijn. Dit verslag wordt elke twee jaar geactualiseerd.
2 Ter voorbereiding van dit verslag publiceren Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk de statistieken, bedoeld in artikel 44 van de vierde anti-witwasrichtlijn. Deze statistieken worden jaarlijks geactualiseerd.
Artikel 1.1 Inkomstenbelasting
Artikel 1.1 Inkomstenbelasting
Onder de naam inkomstenbelasting wordt een belasting geheven van natuurlijke personen.
Artikel 24
Artikel 24
1 De belasting wordt geheven naar het volgende tarief. In dit tarief is in de derde en vierde kolom voor de daarin genoemde verkrijgers het heffingspercentage opgenomen over het gedeelte van de belaste verkrijging, gelegen tussen de daarnaast in de eerste en tweede kolom genoemde bedragen.
Gedeelte van de belaste verkrijging tussen
en
I. indien verkregen door partner of afstammelingen in de rechte lijn1)
II. in overige gevallen
€ 0
€ 152.368
10%
30%
€ 152.368 en hoger
20%
40%
1 Voor afstammelingen in de tweede of verdere graad bedraagt de belasting het ingevolge deze kolom verschuldigde, vermeerderd met 80% daarvan.
2 De overdrachtsbelasting, voor zover deze niet heeft geleid tot toepassing van artikel 13 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, betaald over het bedrag waarover schenkbelasting verschuldigd is, strekt in mindering van de schenkbelasting.
Artikel 30c
Artikel 30c
1 Een kandidaat-notaris komt in aanmerking voor toevoeging aan een notaris indien hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel b, onder 4°, en indien wordt voldaan aan de voorwaarden die volgen uit artikel 30b, tweede lid.
2 Het verzoek om goedkeuring van de toevoeging wordt ingediend door de notaris en de kandidaat-notaris gezamenlijk. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bij het verzoek over te leggen bewijsstukken tevens betrekking hebben op de vervulling van de voorwaarden die volgen uit artikel 30b, tweede lid, en dat het advies van de Commissie toegang notariaat tevens ziet op de vraag of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Aan de goedkeuring kunnen nadere voorwaarden worden verbonden.
3 De toegevoegd notaris die aan een notaris wordt toegevoegd, legt, indien dit nog niet eerder heeft plaatsgevonden, in verband met de aanvaarding van zijn toevoeging de eed af voor de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder de notaris aan wie hij wordt toegevoegd ressorteert. Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, en artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing.
Besluit van 29 april 1970, houdende vaststelling van het Besluit beleggingsinstellingen
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 29 december 1969, nr. B 69/23370, Directie Wetgeving directe belastingen;
Gelet op artikel 28, eerste lid, en tweede lid, letter b, en artikel 31, derde lid, letters a, b en c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Stb. 469);
De Raad van State gehoord (advies van 21 januari 1970, nr. 8);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 22 april 1970, nr. B 70/1850, Directie Wetgeving directe belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 december 2014, houdende regels inzake de Wet langdurige zorg (Regeling langdurige zorg)
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 3.1.1, eerste en vierde lid, 3.1.2, eerste en tweede lid, 3.2.2, derde lid, 3.2.5, 3.3.2.3, eerste lid, 3.5.2, 3.5.3, 3.6.2, eerste en tweede lid, 3.6.3, 3.6.4, 3.6.5, 3.6.6, 3.6.7, 3.7.2, derde lid, 4.2.1, tweede lid, van het Besluit langdurige zorg, artikel 21, derde lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, de artikelen 9.1.2, zevende lid, 9.1.3, achtste lid, 11.1.5, eerste lid, onderdelen a en c, 11.1.8, van de Wet langdurige zorg, en artikel 49e, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg,
Besluit:
Artikel 2
Artikel 2
1 Een instelling met een bijkantoor of een meerderheidsdochteronderneming in een staat die geen lidstaat is en waar de wettelijke voorschriften ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme minder verstrekkend zijn dan de bij of krachtens deze wet gestelde regels, draagt er zorg voor dat het bijkantoor, onderscheidenlijk de meerderheidsdochteronderneming, de bij of krachtens deze wet gestelde regels naleeft, voor zover het recht van de betrokken staat hier niet aan in de weg staat.
2 Indien het recht van de betrokken staat aan toepassing van het eerste lid in de weg staat, stelt de instelling de toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis en neemt zij maatregelen om het risico van witwassen en financieren van terrorisme doeltreffend te beheersen. Indien van toepassing neemt zij hierbij het bepaalde op grond van artikel 45, zevende lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn in acht.
3 Een instelling die een vestiging in een andere lidstaat exploiteert, ziet er op toe dat deze vestiging de in die lidstaat ter omzetting van de vierde anti-witwasrichtlijn geldende bepalingen naleeft.
Artikel 1.2 Uitbreiding en beperking partnerregeling
Artikel 1.2 Uitbreiding en beperking partnerregeling
1 In aanvulling op artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen onder partner mede verstaan degene die op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen en:
a. uit wiens relatie met de belastingplichtige een kind is geboren;
b. die een kind van de belastingplichtige heeft erkend dan wel van wie een kind door de belastingplichtige is erkend;
c. die voor de toepassing van een pensioenregeling als partner van de belastingplichtige is aangemeld;
d. die samen met de belastingplichtige een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom, waaronder begrepen economisch eigendom, of op grond van een recht van lidmaatschap van een coöperatie;
e. die evenals de belastingplichtige meerderjarig is, waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven, behoudens ingeval de belastingplichtige een verzoek indient om niet als partner te worden aangemerkt van degene, bedoeld in de aanhef van dit lid, bij welk verzoek de belastingplichtige door middel van een schriftelijke huurovereenkomst, waaraan bij ministeriële regeling nadere voorwaarden kunnen worden gesteld, doet blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander of dat beiden op zakelijke gronden een eigen gedeelte van de woning huren van een derde, of
f. die in het aan het kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar reeds partner van de belastingplichtige was.
2 Degene die ingevolge het eerste lid voor een deel van het kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, wordt ook als partner aangemerkt in de andere perioden van het kalenderjaar, voor zover hij in die perioden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen.
3 Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben. Indien de belastingplichtige op grond van het eerste lid op dat moment meer dan één partner zou hebben, geldt als partner van de belastingplichtige degene die ingevolge artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op dat moment als partner wordt aangemerkt; mocht op grond van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op dat moment geen persoon als partner zijn aangemerkt, geldt als partner degene die op grond van de in het eerste lid eerstgenoemde categorie als partner wordt aangemerkt.
4 In afwijking van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het eerste lid wordt niet als partner aangemerkt:
a. een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de belastingplichtige, tenzij beiden bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt;
b. een persoon die geen inwoner is van Nederland en geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 is;
c. een persoon die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en voor wie de belastingplichtige in enig jaar een pleegvergoeding heeft ontvangen op grond van de Wet op de jeugdzorg of de Jeugdwet, dan wel voor wie de belastingplichtige in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, indien de belastingplichtige en deze persoon in enig jaar een gezamenlijk verzoek hebben ingediend bij de inspecteur om niet als partners te worden aangemerkt.
5 Personen die partners waren op grond van het eerste lid, blijven als partners aangemerkt nadat de in dat onderdeel bedoelde inschrijving op hetzelfde woonadres niet langer mogelijk is als gevolg van opname in een verpleeghuis of verzorgingshuis vanwege medische redenen of ouderdom van een van hen, zolang na het einde van die inschrijving op hetzelfde woonadres ten aanzien van geen van beiden een derde persoon als partner wordt aangemerkt. De eerste volzin vindt geen toepassing meer indien één van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur laat weten dat zij niet langer als partners willen worden aangemerkt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid.
6 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden twee ongehuwde personen die met toepassing van de vorige leden en artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als elkaars partners worden aangemerkt of aangemerkt zijn geweest, voor de bepaling van aanverwantschap gelijkgesteld met gehuwden, onderscheidenlijk voormalige gehuwden.
7 Onder partner wordt niet verstaan degene die uitsluitend ingevolge het eerste lid, onderdeel e, als partner wordt aangemerkt en woont in een accommodatie van een instelling die opvang als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt, mits de belastingplichtige een afschrift van de beschikkingen, bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid, van die wet, tot het treffen van een maatwerkvoorziening voor hem en voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, ten behoeve van opvang overlegt.
8 Een aanverwant van de belastingplichtige wordt uitsluitend als aanverwant als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, aangemerkt ingeval de belastingplichtige en de aanverwant in enig jaar een gezamenlijk verzoek bij de inspecteur hebben ingediend om niet als partners te worden aangemerkt.
9 Een persoon die op basis van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, het vierde lid, onderdeel c, of het achtste lid niet als partner van de belastingplichtige wordt aangemerkt, wordt eveneens niet als partner van de belastingplichtige aangemerkt voor de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
10 Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, het vierde lid, onderdeel c, of het achtste lid beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 25
Artikel 25
Verkrijgingen krachtens erfrecht door partners worden voor de berekening van de erfbelasting aangemerkt als verkrijging door één van de partners, bij verschil in graad door degene van hen, die de erflater het naast verwant is.
Artikel 30d
Artikel 30d
1 De toevoeging eindigt van rechtswege door:
a. opzegging dan wel het eindigen van de arbeidsovereenkomst van de toegevoegd notaris of schorsing in zijn werkzaamheden door zijn werkgever;
b. ontzetting uit het ambt, ontslag of overlijden van de notaris;
c. onherroepelijke oplegging aan de notaris van een ontzegging van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd notaris als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel d;
d. onherroepelijke oplegging aan de toegevoegd notaris van een ontzegging in de bevoegdheid om als toegevoegd notaris op te treden als bedoeld in artikel 103, derde lid;
e. benoeming van de toegevoegd notaris tot notaris.
2 Indien de toevoeging op grond van het eerste lid, onderdelen b of c, is geëindigd, kan de voorzitter van kamer voor het notariaat bij de benoeming van een waarnemer als bedoeld in artikel 29, tweede lid, de desbetreffende kandidaat-notaris met diens instemming aanwijzen als aan de waarnemer toegevoegd notaris, voor de duur van de waarneming.
3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onderdeel c, wordt de toevoeging opgeschort met het ingaan van de schorsing van de notaris in de uitoefening van het ambt. De opschorting eindigt met de benoeming van een waarnemer dan wel door beëindiging van de schorsing.
4 Onze Minister kan de toevoeging intrekken:
a. op verzoek van de toegevoegd notaris;
b. indien er sprake is van andere omstandigheden dan bedoeld in het eerste lid waardoor niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor toevoeging die volgen uit artikel 30b, tweede lid, en aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 30c, tweede lid, laatste volzin.
5 Indien er zich feiten of omstandigheden voordoen die ingevolge het eerste lid leiden tot beëindiging van de toevoeging van rechtswege, of ingevolge het vierde lid grond kunnen vormen voor intrekking van de toevoeging, doen de notaris en de toegevoegd notaris daarvan onverwijld mededeling aan de KNB en Onze Minister.
Artikel 1
Artikel 1
Dit besluit verstaat onder wet: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Artikel 2a
Artikel 2a
1 Ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme verricht een instelling cliëntenonderzoek en meldt zij verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties overeenkomstig de bij of krachtens de hoofdstukken 2 en 3 gestelde regels. Daarbij besteedt een instelling bijzondere aandacht aan ongebruikelijke transactiepatronen en aan transacties die naar hun aard een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengen.
2 Een instelling treft adequate maatregelen ter voorkoming van risico’s op witwassen en financieren van terrorisme die kunnen ontstaan door het gebruik van nieuwe technologieën in het economisch verkeer.
Artikel 1.3 De keuze voor kwalificatie als partner
Artikel 1.3 De keuze voor kwalificatie als partner [Vervallen per 01-01-2011]
[Vervallen]
Artikel 26
Artikel 26
1 Partners worden voor de berekening van de schenkbelasting als één en dezelfde persoon aangemerkt. De schenkbelasting wordt alsdan berekend naar de naaste verwantschap tussen de schenker of diens partner en de begiftigde of diens partner.
2 Indien schenkingen worden gedaan binnen een jaar vóór het huwelijk van de schenkers of van de begiftigden, wordt het huwelijk geacht reeds ten tijde van die schenkingen te hebben bestaan.
3 Het eerste lid is niet van toepassing op schenkingen van een partner aan zijn partner.
Artikel 1a
Artikel 1a
Indien een beleggingsinstelling heeft gekozen voor het vormen van een herbeleggingsreserve als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt in afwijking van artikel 8 van de wet, niet tot de winst gerekend het in het tweede lid van artikel 4 bedoelde bedrag.
Artikel 2b
Artikel 2b
1 Een instelling neemt maatregelen om haar risico’s op witwassen en financieren van terrorisme vast te stellen en te beoordelen, waarbij de maatregelen in verhouding staan tot de aard en de omvang van de instelling.
2 Bij het vaststellen en beoordelen van de risico’s, bedoeld in het eerste lid, houdt de instelling in ieder geval rekening met de risicofactoren die verband houden met het type cliënt, product, dienst, transactie en leveringskanaal en met landen of geografische gebieden.
3 Een instelling legt de resultaten van het vaststellen en beoordelen van haar risico’s vast, houdt deze actueel en verstrekt deze resultaten desgevraagd aan de toezichthoudende autoriteit.
4 De toezichthoudende autoriteit kan ontheffing verlenen van het eerste tot en met derde lid, indien de instelling behoort tot een sector waarvan de inherente specifieke risico’s op witwassen en financieren van terrorisme duidelijk en inzichtelijk zijn.
Artikel 1.4 Pleegkind
Artikel 1.4 Pleegkind
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een kind mede verstaan een pleegkind, ook wat betreft bloed- en aanverwantschap.
Artikel 26a
Artikel 26a
Voor de berekening van de schenkbelasting wordt een verkrijging van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 17 geacht te zijn verkregen van de persoon of personen waarop artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor het desbetreffende afgezonderd particulier vermogen van toepassing is.
Artikel 2
Artikel 2
1 Het in artikel 28, tweede lid, onderdeel b, van de wet bedoelde gedeelte van de winst is het positieve bedrag van de voor uitdeling beschikbare winst verminderd met de te verrekenen uitdelingstekorten.
2 Als voor uitdeling beschikbare winst wordt aangemerkt het bedrag van de in het jaar genoten belastbare winst:
a. verminderd met een evenredig gedeelte van:
1°. de aan commissarissen toegekende beloningen voor zover deze op grond van artikel 11, eerste lid, van de wet niet aftrekbaar zijn;
2°. de voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam die op grond van artikel 13ab van de wet bij het bepalen van de winst in aanmerking worden genomen;
3°. het saldo aan renten dat op grond van artikel 15b van de wet bij het bepalen van de in een jaar genoten winst niet in aftrek komt;
4°. de giften voor zover deze op grond van artikel 16, eerste lid, van de wet niet aftrekbaar zijn;
5°. de belasting die buiten Nederland in enige vorm naar de winst wordt geheven over voordelen uit niet in Nederland gelegen onroerende zaken, indien voor de beleggingsinstelling te dier zake een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is;
6°. de kosten en lasten voorzover deze op grond van artikel 8 van de wet in verbinding met artikel 3.14 en 3.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet aftrekbaar zijn;
7°. de belasting die wordt geheven op grond van Artikel IV, onderdeel B, van Hoofdstuk 2 van de Invoeringswet Inkomstenbelasting 2001;
8°. winst die op grond van artikel 15, zestiende lid, tweede zin, van de wet in aanmerking wordt genomen; en
b. vermeerderd met een evenredig gedeelte van het voortgewentelde saldo aan renten dat op de voet van artikel 15b, vijfde lid, van de wet in aftrek komt bij het bepalen van de winst van dat jaar.
3 Als uitdelingstekort wordt aangemerkt hetzij het verlies van een jaar vermeerderd met de bedragen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 8°, en verminderd met het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, hetzij het negatieve bedrag waartoe de verminderingen en vermeerdering van de belastbare winst, bedoeld in dat lid, per saldo mochten leiden.
4 Een uitdelingstekort wordt verrekend met de voor uitdeling beschikbare winst van de acht volgende jaren. De verrekening geschiedt in de volgorde waarin de uitdelingstekorten zijn ontstaan en de voor uitdeling beschikbare winsten zijn gemaakt.
5 Als het ter beschikking stellen van winst wordt mede aangemerkt uitreiking van aandelen en van bewijzen van deelgerechtigdheid uit de winst tot onderscheidenlijk de nominale waarde en hetgeen geldt als storting. Bijschrijving uit de winst op aandelen en bestemming van winst tot storting op reeds uitgegeven bewijzen van deelgerechtigdheid worden met zodanige uitreiking gelijkgesteld.
6 Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder een evenredig gedeelte verstaan een gedeelte dat evenredig is aan de verhouding tussen de waarde in het economische verkeer van het vermogen bij aanvang van het boekjaar verminderd met de herbeleggingsreserve bij aanvang van het boekjaar, en de waarde in het economische verkeer van het vermogen bij aanvang van het boekjaar.
Artikel 2c
Artikel 2c
1 Een instelling beschikt over gedragslijnen, procedures en maatregelen om de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme en de risico’s die zijn geïdentificeerd in de meest recente versies van de supranationale risicobeoordeling en de nationale risicobeoordeling te beperken en effectief te beheersen.
2 De gedragslijnen, procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn evenredig aan de aard en de omvang van de instelling en hebben ten minste betrekking op de naleving van de bepalingen in hoofdstuk 1, paragraaf 1.2, 1.3, hoofdstuk 2, hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en hoofdstuk 5.
3 De gedragslijnen, procedures en maatregelen behoeven de goedkeuring van de personen die het dagelijks beleid van een instelling bepalen.
4 Een instelling draagt zorg voor een systematische toetsing van de gedragslijnen, procedures en maatregelen en draagt waar nodig zorg voor een bijstelling hiervan.
Artikel 1.5 In belangrijke mate onderhouden van kinderen
Artikel 1.5 In belangrijke mate onderhouden van kinderen
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld op grond waarvan wordt beoordeeld of een kind in belangrijke mate wordt onderhouden.
Artikel 27
Artikel 27
De gedurende een kalenderjaar door dezelfde schenker aan dezelfde begiftigde gedane schenkingen worden aangemerkt als deel uitmakend van één schenking ten belope van het gezamenlijke bedrag.
Artikel 3
Artikel 3
In aanvulling op artikel 8 van de wet wordt uitreiking van aandelen aan een beleggingsinstelling voor de nominale waarde als dividend beschouwd voorzover niet blijkt dat storting heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. Bijschrijving op aandelen wordt met uitreiking van aandelen gelijkgesteld.
Artikel 4
Artikel 4
1 Beleggingsinstellingen die daarvoor kiezen, kunnen een herbeleggingsreserve vormen. Deze keuze geldt ook voor volgende jaren.
2 In de reserve wordt opgenomen een bedrag gelijk aan de som van het in het jaar volgens goed koopmansgebruik berekende saldo van koerswinsten en koersverliezen op effecten, het saldo van winsten en verliezen ter zake van de vervreemding van overige beleggingen en het ingevolge artikel 10, zesde lid, berekende saldo van herwaarderingswinsten en herwaarderingsverliezen verminderd met een evenredig gedeelte van de kosten die met het beheer van de beleggingen verband houden.
3 De herbeleggingsreserve wordt verminderd met een evenredig gedeelte van het totaal van de bedragen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 8°, en vermeerderd met een evenredig gedeelte van het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b.
4 Indien de toepassing van het tweede en derde lid zou leiden tot een vermindering van de reserve die groter is dan de herbeleggingsreserve aan het begin van het jaar, blijft de vermindering beperkt tot de omvang van de reserve aan het begin van het jaar, en wordt het nog niet in mindering gebrachte deel aangemerkt als een verlies ter zake van vervreemding van beleggingen in het volgende jaar. De inspecteur stelt het naar het volgende jaar over te brengen verlies vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
5 De reserve wordt bij het einde van een jaar niet hoger vastgesteld dan:
a. het vermogen verminderd met hetgeen op de in omloop zijnde aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid is gestort, met de toelaatbare reserves en met de over het jaar vast te stellen uitdelingen van winst, dan wel, zo dat lager is,
b. de boekwaarde van de beleggingen.
6 Ingeval vergoedingen wegens verlies of beschadiging van effecten of overige beleggingen, de boekwaarde van die effecten of die overige beleggingen dan wel van het beschadigde gedeelte overtreffen, wordt het verschil gelijkgesteld met winst ter zake van vervreemding van beleggingen.
7 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder evenredig gedeelte verstaan een gedeelte dat evenredig is aan de verhouding tussen de omvang van de herbeleggingsreserve bij aanvang van het boekjaar, en de waarde in het economische verkeer van het gehele vermogen bij aanvang van het boekjaar.
Artikel 2d
Artikel 2d
1 Indien het dagelijks beleid van een instelling wordt bepaald door twee of meer personen, wijst een instelling één van de personen die het dagelijks beleid van de instelling bepalen aan die is belast met de verantwoordelijkheid voor de naleving door de instelling van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2 Voor zover passend bij de aard en omvang van de instelling, beschikt een instelling over een onafhankelijke en effectieve compliancefunctie.
3 De compliancefunctie is gericht op het controleren van de naleving van wettelijke regels en interne regels die de instelling zelf heeft opgesteld en omvat onder meer de taak die strekt tot het verstrekken van de gegevens, bedoeld in artikel 16, aan de Financiële inlichtingen eenheid.
4 Indien van toepassing en voor zover passend bij de aard en de omvang van de instelling, draagt een instelling er zorg voor dat op onafhankelijke wijze een auditfunctie wordt uitgeoefend ten aanzien van haar werkzaamheden. De auditfunctie controleert de naleving door een instelling van de bij of krachtens deze wet gestelde regels en de uitoefening van de compliancefunctie.
Artikel 1.6 Mogendheid
Artikel 1.6 Mogendheid
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de landen van het Koninkrijk der Nederlanden aangemerkt als afzonderlijke mogendheden.
Artikel 28
Artikel 28
Schenkingen, door ouders tezamen of afzonderlijk gedurende een kalenderjaar aan een kind gedaan, worden aangemerkt als één schenking ten belope van het gezamenlijk bedrag.
Artikel 5
Artikel 5
1 Beleggingsinstellingen kunnen een afrondingsreserve vormen.
2 De reserve bedraagt, behoudens het bepaalde in artikel 7, eerste lid, ten hoogste één percent van hetgeen is gestort op de bij het einde van het jaar in omloop zijnde aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid. Indien en voor zover de berekening van de belastbare winst tot een negatief bedrag zou leiden, wordt de reserve aan de winst toegevoegd.
Artikel 1.6a Levensverzekering
Artikel 1.6a Levensverzekering
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder levensverzekering een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 29
Artikel 29
1 Indien onzekerheid bestaat omtrent de verwantschap of omtrent de persoon van de schenker of van de verkrijger, wordt de maximale belasting geheven, die verschuldigd zou kunnen zijn, behoudens vermindering van de aanslag, voor zover deze naderhand blijkt te hoog te zijn.
2 Bestaat de onzekerheid ten aanzien van de persoon van de schenker, dan wordt deze, behoudens tegenbewijs, geacht in Nederland te wonen.
3 Met betrekking tot aanslagen die onder toepassing van dit artikel zijn vastgesteld, geldt de schenker, zolang er onzekerheid bestaat over de persoon van de verkrijger, als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
4 De bepalingen van dit artikel zijn mede toepasselijk, indien de naam of de woonplaats van de schenker of van de begiftigde desgevraagd niet wordt genoemd.
Artikel 6
Artikel 6 [Vervallen per 01-01-2008]
[Vervallen]
Artikel 1.7 Lijfrenten en pensioenen
Artikel 1.7 Lijfrenten en pensioenen
1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder lijfrente:
a. een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen;
b. een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of op de waarde van eenlijfrentebeleggingsrecht (artikel 3.126a), welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126a, tweede lid, onderdeel d, onder 2°, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen.
2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder pensioenregeling:
a. een pensioenregeling overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting;
b. een pensioenregeling waaraan wordt deelgenomen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zowel voor het deel waarvoor deelneming verplicht is (basispensioenregeling) als voor de vrijwillige aanvulling daarop.
c. een regeling van een andere mogendheid, die volgens de belastingwetten van dat land, welke naar aard en strekking overeenkomen met de Nederlandse loonbelasting of de inkomstenbelasting, als een pensioenregeling wordt beschouwd;
d. een pensioenregeling van een internationale organisatie;
e. een pensioenregeling als bedoeld in artikel 6A van de Wet loonbelasting BES.
3 Aanspraken op periodieke uitkeringen waarvan de uitkeringen zijn ingegaan en waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, worden gelijkgesteld met aanspraken op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen indien de aanspraken en uitkeringen voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen regels.
4 Een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is, voor zover de ter zake ingelegde bedragen in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning, niet vatbaar voor beslag.
5 Onder een pensioenregeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt mede begrepen hetgeen wordt verkregen als gevolg van de voldoening van een te hoge premie die niet is gecorrigeerd binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in artikel 36, onderdeel c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling of artikel 26, onderdeel c, van de Pensioenwet.
6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan een regeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, die vrijwillig wordt voortgezet nadat de arbeidsverhouding op grond waarvan deelneming aan die pensioenregeling was verplicht is geëindigd, tevens als pensioenregeling wordt aangemerkt.
Artikel 30
Artikel 30
1 Het bedrag van de belastingen ondergaat ten gevolge van verwerping of van afstand van rechten geen vermindering. De eerste volzin is niet van toepassing indien op de voet van artikel 18 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt afgezien van een wettelijke verdeling van de nalatenschap overeenkomstig artikel 13 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Bij verwerping door de erfgenamen van een overledene van hetgeen aan deze uit een vroeger opengevallen nalatenschap is opgekomen, wordt ten laste van hen, die ten gevolge van die verwerping verkrijgen, niet minder belasting geheven, dan in totaal verschuldigd zou zijn wegens de verkrijging door de overledene en wegens de overgang van deze op zijn erfgenamen.
3 Indien de verwachters gedurende het leven van de bezwaarde afstand doen van hun recht of dat na zijn dood verwerpen of niet aanvaarden, wordt ten laste van hen, die het bezwaarde goed uit de nalatenschap van de bezwaarde verkrijgen, niet minder belasting geheven, dan zonder die afstand, verwerping of niet aanvaarding verschuldigd zou zijn.
Artikel 7
Artikel 7
1 Indien het over een jaar berekende belastbare bedrag van een beleggingsinstelling in afwijking van de aangifte op een hoger bedrag zou moeten worden vastgesteld wordt, in plaats van het gedeelte van die verhoging dat overeenkomt met het bedrag waarmede de op de voet van artikel 2 te verrichten uitdelingen de over het jaar verrichte uitdelingen te boven gaat, een bedrag gelijk aan dat gedeelte toegevoegd aan de afrondingsreserve. Het in de vorige volzin laatstgenoemde bedrag wordt in het jaar waarin de in artikel 8, eerste lid, bedoelde beschikking onherroepelijk is komen vast te staan, uit de afrondingsreserve aan de winst van de beleggingsinstelling toegevoegd.
2 Indien het over een jaar berekende belastbare bedrag van een beleggingsinstelling in afwijking van de aangifte op een lager bedrag zou moeten worden vastgesteld wordt, voor zover mogelijk, in plaats daarvan tot het bedrag van de verlaging een bedrag aan de winst van dat jaar toegevoegd uit de afrondingsreserve.
Artikel 1.7a Gelijkstelling met inkomen uit tegenwoordige arbeid
Artikel 1.7a Gelijkstelling met inkomen uit tegenwoordige arbeid [Vervallen per 01-01-2011]
[Vervallen]
Artikel 31
Artikel 31
De belasting, verschuldigd wegens de afstand van vermogen verkregen onder een in artikel 21, tweede lid, bedoelde voorwaarde door de bezwaarde aan de echtgenoot of een of meer van de bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad van de verwachter of aan de echtgenoot van één van die verwanten, bedraagt niet minder dan de belasting, verschuldigd wegens de overgang van dat goed van de bezwaarde op de verwachter krachtens de vervulling van de voorwaarde.
Artikel 8
Artikel 8
1 De inspecteur stelt de bedragen van de toevoeging aan of de vermindering van onderscheidenlijk de herbeleggingsreserve en de afrondingsreserve bij voor bezwaar vatbare beschikking vast. Artikel 11, derde en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 301) is van overeenkomstige toepassing.
2 Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een toevoeging tot een te laag bedrag of een vermindering tot een te hoog bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur de in het eerste lid bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren. De bevoegdheid tot herziening vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het jaar waarop de beschikking betrekking heeft. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt de termijn van vijf jaren met de duur van dit uitstel verlengd.
Artikel 1.7b Gelijkstelling met de premie voor een verzekering
Artikel 1.7b Gelijkstelling met de premie voor een verzekering [Vervallen per 01-01-2013]
[Vervallen]
Artikel 31a
Artikel 31a [Vervallen per 01-01-2010]
[Vervallen]
Artikel 9
Artikel 9
Ten aanzien van beleggingsinstellingen bedraagt de belasting nul percent van het belastbare bedrag.
Artikel 1.8 Wederzijdse erkenning
Artikel 1.8 Wederzijdse erkenning
Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar Nederlandse voorschriften of verklaringen van Nederlandse instellingen, worden voorschriften van of verklaringen van instellingen in een van de lidstaten van de Europese Unie die naar aard en strekking overeenkomen met eerstbedoelde Nederlandse voorschriften of verklaringen van Nederlandse instellingen daarmee gelijkgesteld:
a. indien ter zake regelgeving in het kader van het Verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is vastgesteld waaruit de overeenkomst naar aard en strekking blijkt;
b. in overige gevallen: voorzover dat bij ministeriële regeling is bepaald.
Artikel 32
Artikel 32
1 Van erfbelasting is vrijgesteld, hetgeen wordt verkregen:
1°. door de Staat;
2°. door een provincie, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of een gemeente in Nederland, zonder bijzondere opdracht of met een opdracht, indien en voor zover deze opdracht aan de making niet het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang;
3°. door een algemeen nut beogende instelling, voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden, welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang;
4°. door de hierna genoemde personen tot de daarachter vermelde bedragen:
a. partner: € 795.156;
b. kinderen die grotendeels op kosten van de overledene werden onderhouden en die ten gevolge van ziekte of gebreken vermoedelijk in de eerstkomende drie jaren buiten staat zullen zijn om met arbeid die voor hun kracht berekend is, de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen van gelijke leeftijd in staat zijn aan inkomen uit arbeid te verwerven: € 75.546;
c. kinderen voor wie de onder b bedoelde vrijstelling niet van toepassing is: € 25.187;
d. kleinkinderen: € 25.187;
e. ouders: € 59.643;
f. overige verkrijgers: € 2.658;
5°. aan waarde van aanspraken ingevolge een pensioenregeling alsmede aan waarde van lijfrenten;
6°. [vervallen;]
7°. [vervallen;]
8°. door een sociaal belang behartigende instelling, voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het sociaal belang;
9°. door een steunstichting SBBI, voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn bestemd voor de realisatie van de doelstelling van de steunstichting;
10°. door een werknemer van de erflater of zijn partner of door een nabestaande van zodanige werknemer, voor zover het verkregene kan worden beschouwd als de voldoening aan een ter zake van de verrichte arbeid bestaande natuurlijke verbintenis als is bedoeld in artikel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Voor zover een verkrijging van een nabestaande van de werknemer aan periodieke uitkeringen ingevolge deze bepaling is vrijgesteld van erfbelasting, wordt zij, voor de toepassing van deze wet, beschouwd als een aan de werknemer toe te rekenen bevoordeling krachtens een ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding;
11°. aan nog niet vorderbare termijnen van renten, van uitkeringen, van bezoldigingen en van andere inkomsten.
2 De waarde van aanspraken ingevolge een pensioenregeling – andere dan die ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet –, van lijfrenten alsmede van aanspraken op periodieke uitkeringen bij overlijden welke door een partner ten gevolge van het overlijden worden verkregen en hetzij van erfbelasting zijn vrijgesteld ingevolge het eerste lid, onder 5°, hetzij naar hun aard niet krachtens deze wet belastbaar zijn, strekt voor de helft in mindering van het in het eerste lid, onder 4°, onderdeel a, bedoelde bedrag, met dien verstande dat na deze korting de vrijstelling niet minder bedraagt dan € 205.420. Voor zover de omvang van de in de eerste volzin bedoelde aanspraken wordt bepaald met toepassing van artikel 13, wordt de verkrijging van deze aanspraken voor de toepassing van dit lid, geacht geheel te kunnen worden toegerekend aan een onttrekking aan het vermogen van de erflater.
3 Onder pensioenregeling wordt voor de toepassing van deze wet verstaan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een nettopensioenregeling als bedoeld in artikel 5.17 van die wet.
4 Onder lijfrenten worden verstaan lijfrenten als bedoeld in artikel 3.125 van de Wet inkomstenbelasting 2001, welke zijn verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126 van die wet, alsmede aanspraken op tegoeden van lijfrenterekeningen of waarden van lijfrentebeleggingsrechten als bedoeld in artikel 3.126a van die wet, voorzover de terzake voldane premies respectievelijk de overgemaakte bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aftrek konden worden gebracht, alsmede nettolijfrenten als bedoeld in artikel 5.16 van die wet.
Artikel 10
Artikel 10
1 Een lichaam wordt uitsluitend met ingang van een jaar als beleggingsinstelling aangemerkt. Ingeval het lichaam vóór dat tijdstip reeds aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen, is dit het jaar volgende op dat waarin aan het bepaalde in het tweede lid is voldaan.
2 Aan het einde van het jaar, voorafgaande aan dat met ingang waarvan een lichaam als beleggingsinstelling wordt aangemerkt, worden:
a. de bezittingen te boek gesteld voor de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend;
b. de reserves als bedoeld zijn in artikel 3.53, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, opgenomen in de winst.
3 Ingeval een beleggingsinstelling in de loop van een jaar niet langer voldoet aan het bepaalde in artikel 28, tweede lid, van de wet wordt het lichaam reeds met ingang van dat jaar niet meer als beleggingsinstelling aangemerkt, met dien verstande dat ingeval niet wordt voldaan aan het bepaalde in het tweede lid, onderdeel b, van dat artikel het lichaam niet meer als beleggingsinstelling wordt aangemerkt met ingang van het jaar waarop de voor uitdeling beschikbare winst betrekking heeft. De bij het begin van het jaar, met ingang waarvan het lichaam niet meer als beleggingsinstelling wordt aangemerkt, aanwezige afrondingsreserve wordt opgenomen in de winst van dat jaar.
4 Het negatieve saldo aan besmette voordelen, bedoeld in artikel 13ab, zevende lid, van de wet, dat is ontstaan in een periode waarin een belastingplichtige als beleggingsinstelling is aangemerkt (statusperiode), vermeerdert niet een positief saldo van besmette voordelen als bedoeld in artikel 13ab, eerste en tweede lid, van de wet buiten de statusperiode.
5 Het op de voet van artikel 15b, vijfde lid, van de wet voortgewentelde saldo aan renten dat is ontstaan in de statusperiode, komt niet in aftrek bij het bepalen van de winst buiten de statusperiode. Het op de voet van artikel 15b, vijfde lid, van de wet voortgewentelde saldo aan renten dat buiten de statusperiode is ontstaan, komt niet in aftrek bij het bepalen van de winst binnen de statusperiode.
6 Aan het einde van het jaar, voorafgaande aan dat met ingang waarvan een lichaam niet langer als beleggingsinstelling wordt aangemerkt, worden de beleggingen te boek gesteld voor de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.
Slotformulier en ondertekening
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,M.J. van Rijn
Artikel 11
Artikel 11 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Bijlage A bij artikel 2.1 van de Regeling langdurige zorg
Bijlage A bij artikel 2.1 van de Regeling langdurige zorg
Zorgprofielen integraal pakket als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg (met conversietabel ZZP’s Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en tevens met aanduiding van zorgprofielen waarboven meer zorg mogelijk is met *)
Sector Verpleging en verzorging (VV) |
ZZP AWBZ |
VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging |
4 VV |
VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg |
5 VV |
VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging |
6 VV |
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding |
7 VV* |
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging |
8 VV* |
VV Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging |
9b VV |
Sector Verstandelijk Gehandicapt (VG) |
|
VG Wonen met begeleiding en verzorging |
3 VG |
VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging |
4 VG |
VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
5 VG* |
VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering |
6 VG |
VG (Besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering |
7 VG* |
VG Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging |
8 VG* |
Sector Licht Verstandelijk Gehandicapt (LVG) |
|
LVG Wonen met enige behandeling en begeleiding (18 tot 23 jaar) |
1 LVG |
LVG Wonen met behandeling en begeleiding (18 tot 23 jaar) |
2 LVG |
LVG Wonen met intensieve behandeling en begeleiding, kleine groep (18 tot 23 jaar) |
3 LVG |
LVG Wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding (18 tot 23 jaar) |
4 LVG* |
LVG Besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding (18 tot 23 jaar). |
5 LVG* |
LVG Behandeling in een SGLVG behandelcentrum |
1 SGLVG* |
Sector Lichamelijk Gehandicapt (LG) |
|
LG Wonen met begeleiding en enige verzorging |
2 LG |
LG Wonen met begeleiding en verzorging |
4 LG |
LG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging |
5 LG* |
LG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
6 LG* |
LG Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging |
7 LG* |
Sector Zintuiglijk Gehandicapt, auditief en communicatief (ZGaud) |
|
ZGaud Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
2 ZGaud |
ZGaud Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
3 ZGaud* |
ZGaud Wonen met intensieve begeleiding en enige verzorging |
4 ZGaud |
Sector Zintuiglijk Gehandicapt, visueel (ZGvis) |
|
ZGvis Wonen met begeleiding en enige verzorging |
2 ZGvis |
ZGvis Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
3 ZGvis |
ZGvis Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
4 ZGvis |
ZGvis Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging |
5 ZG vis* |
Sector GGZ, B-groep (GGZ-B) |
|
GGZ-B Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding |
3b GGZ |
GGZ-B Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en verzorging |
4b GGZ |
GGZ-B Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en gedragsregulering |
5b GGZ |
GGZ-B Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging |
6b GGZ* |
GGZ-B Beveiligd voortgezet verblijf vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding |
7b GGZ* |
Sector GGZ Wonen |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging |
|
GGZ Beveiligd wonen vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding |
VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten hebben intensieve begeleiding gecombineerd met uitgebreide verzorging nodig. De reden hiervoor kan verschillend zijn. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid betreffende veel aspecten hulp nodig, zoals bij de communicatie, het nemen van besluiten en het uitvoeren van taken. Ze kunnen niet of nauwelijks zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk leven. De cliënten hebben ten aanzien van alle psychosociale/cognitieve functies behoefte aan hulp, toezicht of sturing, omdat de cliënten veel beperkingen hebben met betrekking tot met name denken en geheugen, oriëntatie en concentratie. Ten aanzien van de verschillende aspecten van ADL hebben de cliënten veelal toezicht en stimulatie nodig, omdat de cliënt beperkingen heeft waardoor er ondersteuning nodig is bij kleine verzorgingstaken, wassen en kleden. De cliënten hebben ten aanzien van mobiliteit veelal toezicht of stimulatie nodig. Binnenshuis kan de cliënt zich beperkt zelfstandig bewegen. Betreffende het verplaatsen buitenshuis is in het algemeen hulp of overname van zorg nodig. Cliënten kunnen een kwetsbare gezondheid hebben vanwege een chronische ziekte die voortdurende verpleegkundige aandacht vereist. Bij deze cliënten kan sprake zijn van enige gedragsproblematiek waarbij af en toe hulp, toezicht of sturing nodig is. Bij deze cliënten kan ook psychiatrische problematiek voorkomen, vooral passief van aard. De aard van het begeleidingsdoel heeft vaak betrekking op begeleiding bij achteruitgang, maar kan ook stabilisatie zijn. De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag. Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert langzaam tot snel. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een psychogeriatrische of somatische ziekte/aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten hebben vanwege ernstige dementiële problematiek behoefte aan intensieve begeleiding en intensieve verzorging. De cliënten zijn (bijna) geheel zorgafhankelijk. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid op alle aspecten in ieder geval hulp en vaak overname van zorg nodig. Er is bij deze cliënten sprake van vergaand verlies van zelfregie. Er kan sprake zijn van zwerfgedrag. De cliënten hebben geen greep meer op hun eigen doen en laten. Ze hebben ten aanzien van de verschillende psychosociale/cognitieve functies continu hulp, toezicht en sturing nodig, omdat de cliënten veel beperkingen hebben met betrekking tot oriëntatie, concentratie en geheugen en denken. Er is sprake van volledige desoriëntatie naar tijd, plaats en persoon. Ten aanzien van ADL is betreffende alle aspecten hulp of overname van zorg nodig, waaronder eten en drinken, kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels en huid, de toiletgang, het wassen en het kleden. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten vaak hulp of overname van zorg nodig. Binnenshuis kan de cliënt zich zeer beperkt zelfstandig bewegen, buitenshuis kan dat helemaal niet. Als gevolg van de kwetsbare gezondheid is verpleegkundige aandacht noodzakelijk (o.a. voorkomen van decubitus en infecties). De cliënten kunnen soms gedragsproblematiek vertonen. Dit betreft dan met name dwangmatig gedrag, ongecontroleerd/ontremd gedrag of reactief gedrag met betrekking tot interactie. Bij een deel van de cliënten komt psychiatrische problematiek voor, vooral passief van aard. De aard van het begeleidingsdoel heeft meestal betrekking op begeleiding bij achteruitgang. De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag. Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert langzaam tot snel. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een psychogeriatrische ziekte/aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten hebben vanwege ernstige somatische beperkingen op veel momenten van de dag behoefte aan begeleiding, intensieve verzorging en verpleging, in een beschermende woonomgeving. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid een begeleidingsbehoefte betreffende het begrijpen wat anderen zeggen, het begrijpelijk maken naar anderen. Soms is hierbij toezicht en stimulatie nodig. Betreffende de overige aspecten van sociale redzaamheid is in het algemeen hulp bij of overname van zorg nodig, hieronder vallen initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexe taken. De cliënt is niet zijn zelfregie kwijt. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies, betreffende concentratie, motivatie en psychosociaal welbevinden, vaak of continu hulp, toezicht of sturing nodig, vanwege een combinatie van fysieke en psychische moeilijkheden (zoals snel vermoeid, minder controle over armen en benen, vertraagd denkvermogen). De cliënten hebben ten aanzien van de verschillende aspecten van ADL in het algemeen overname van zorg nodig. Betreffende eten en drinken kan toezicht en stimulatie in sommige situaties voldoende zijn (de cliënt is meestal goed in staat om zelf te bepalen welke hulp nodig is en hoe hij die hulp wil krijgen). De cliënten hebben zowel binnenshuis- als buitenshuis op het gebied van mobiliteit overname van zorg nodig (vaak met behulp van een rolstoel). De cliënt heeft continu behoefte aan verpleegkundige aandacht (o.a. wondverzorging, pijnbestrijding). Van gedragsproblematiek is bij deze cliënten in het algemeen geen sprake. Bij deze cliënten kan ook psychiatrische problematiek voorkomen, vooral passief van aard (bijvoorbeeld depressiviteit). De aard van het begeleidingsdoel heeft meestal betrekking op begeleiding bij achteruitgang maar kan ook gericht zijn op stabilisatie. De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag. Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert vaak snel. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten hebben op grond van een chronische ziekte specifieke begeleiding nodig in combinatie met zeer intensieve verzorging en verpleging in een beschermende woonomgeving. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid volledige begeleiding nodig, overname van taken is noodzakelijk. Met name bestaat er sterke behoefte aan het bieden van dagstructurering. Ze kunnen niet of nauwelijks zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk leven, communiceren, zelfstandig besluiten nemen, complexe taken initiëren en regie voeren over hun eigen leven. Deze cliënten hebben behoefte aan een vaste structuur en hulp bij het organiseren van de dag. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies continu hulp, toezicht of sturing en begeleiding nodig, omdat er onder andere sprake is van beperkingen op het gebied van oriëntatie, geheugen en denken, concentratie en motivatie. Daarnaast kan extra begeleiding nodig zijn om familieleden te leren omgaan met de veranderde persoon. De cliënten hebben ten aanzien van de verschillende aspecten van ADL veel hulp nodig. Met name bij kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels en huid en bij het wassen kan ook behoefte zijn aan overname van zorg. De cliënten hebben ten aanzien van mobiliteit binnenshuis veelal hulp nodig. Ten aanzien van mobiliteit buitenshuis is overname van zorg nodig (er is altijd een begeleider nodig). Verpleging is nodig om de chronische ziekte in de gaten te houden en eventueel passende maatregelen te nemen. Er is bij deze cliënten vaak sprake van gedragsproblematiek, waardoor in die situaties vaak of continu hulp, toezicht of sturing nodig is. De aard van de gedragsproblematiek is divers, maar reactief gedrag met betrekking tot interactie en verbaal agressief gedrag komen in veel situaties voor. Een deel van de cliënten vertoont psychiatrische problematiek, zowel passief als actief van aard. De aard van het begeleidingsdoel heeft meestal betrekking op begeleiding bij geleidelijke achteruitgang. De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag. Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert vaak langzaam. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening of een psychogeriatrische ziekte/aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten hebben op grond van een ernstige somatische aandoening/ziekte behoefte aan specifieke en zeer intensieve verzorging en verpleging in combinatie met begeleiding in een beschermende woonomgeving. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid volledige begeleiding nodig, overname van taken is noodzakelijk. Deze begeleiding komt voort uit beperkingen die de ziekte met zich meebrengt en meestal niet uit het ontbreken van zelfregie. Met name bestaat er sterke behoefte aan het bieden van dagstructurering. Ze kunnen niet of nauwelijks zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk leven, complexe taken initiëren en regie voeren over hun eigen leven. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies overname nodig als gevolg van beperkingen op het gebied van concentratie en motivatie. Mede vanwege veranderingen in karakter en persoonlijkheid kunnen ook de partner en/of kinderen behoefte hebben aan begeleiding. De cliënten hebben ten aanzien van alle aspecten van ADL ten gevolge van hun specifieke aandoeningen/ziektes minimaal hulp dan wel overname van zorg nodig. De cliënten hebben ten aanzien van mobiliteit, zowel binnenshuis als buitenshuis, behoefte aan hulp of overname. De cliënten hebben ten gevolge van de specifieke aandoeningen/ziektes continu behoefte aan veel (gespecialiseerde) verpleegkundige aandacht (voorkomen van decubitus, infecties, longontsteking). Van gedragsproblematiek is bij deze cliënten in het algemeen geen sprake. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel heeft meestal betrekking op begeleiding bij achteruitgang van de zorgsituatie. De cliënten hebben een structurele behoefte aan zorg, op meerdere momenten per dag. Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert vaak langzaam. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging; sector verpleging en verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Bij cliënten heeft medisch-specialistische diagnostiek/interventie plaatsgevonden waarbij doorgaans sprake is geweest van een opname. In aansluiting op de interventie is behoefte aan herstelgerichte behandeling die aanvullende integrale en multidisciplinaire aanpak vereist. De medisch-specialistische diagnostiek/interventie is afgerond. Naast de aandoening waarvoor de cliënt (aanvullende) behandeling ontvangt heeft de cliënt ook andere problemen in de zin van kwetsbaarheid en comorbiditeit (zoals problemen met de bloedsomloop, psychogeriatrische aandoeningen, het bewegingsapparaat en/of metabole stoornissen), hetgeen leidt tot instabiliteit, complicaties en verminderde leer- en trainbaarheid. Aanvullend op de herstelgerichte behandeling kan functionele diagnostiek noodzakelijk zijn. Deze aanvullende functionele diagnostiek is vooral gericht op het beperkingenniveau van de cliënt, het onderzoeken welke behandeldoelen haalbaar zijn en het onderzoeken van behandelmogelijkheden (verbeteren van het functioneren van de verzekerde voor zover mogelijk, voorkomen van verergering van beperkingen en het zo lang mogelijk handhaven van zelfstandigheid). De cliënten hebben ten aanzien van sociale redzaamheid op alle aspecten in ieder geval hulp en vaak overname van zorg nodig. Er is bij deze cliënten sprake van vergaand verlies van zelfregie. Er kan sprake zijn van zwerfgedrag. De cliënten hebben geen grip meer op hun eigen doen en laten. Cliënten hebben ten aanzien van de verschillende psychosociale/cognitieve functies continu hulp, toezicht en sturing nodig, omdat de cliënten veel beperkingen hebben met betrekking tot oriëntatie, concentratie, geheugen en denken. Er is vaak sprake van desoriëntatie naar tijd, plaats en persoon. Ten aanzien van ADL hebben cliënten op alle aspecten hulp of overname van zorg nodig, waaronder eten en drinken, kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels en huid, de toiletgang, het wassen en kleden. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten vaak hulp of overname van zorg nodig. Gedurende de verblijfsperiode vermindert de mobiliteitsproblematiek substantieel. In het kader van herstel is verpleegkundige aandacht nodig. Meestal is geen sprake van psychiatrische problematiek. De cliënten kunnen soms gedragproblematiek vertonen. Dit betreft met name dwangmatig gedrag, ongecontroleerd/ontremd gedrag of reactief gedrag met betrekking tot interactie. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie, soms op ontwikkeling of begeleiding bij achteruitgang. Het beperkingenbeeld van de cliënt verandert langzaam. De cliënten hebben een tijdelijke behoefte (2-6 maanden) aan extra behandeling en zorg, op meerdere momenten per dag. Cliënten hebben behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Bij deze cliëntgroep is sprake van een multidisciplinaire inzet van behandelaars, waarbij specialistische deskundigheid op het gebied van ouderengeneeskunde noodzakelijk is. De dominante grondslag is meestal een somatische of psychogeriatrische ziekte/ aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VG Wonen met begeleiding en verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De volwassen cliënten functioneren sociaal beperkt zelfstandig. De cliënten wordt een veilige en vertrouwde leef- en werkwoonomgeving geboden. Het tijdsbesef is beperkt. De ondersteuning is gericht op het stimuleren van de zelfredzaamheid bij het uitvoeren van taken en op regievoering over het eigen leven. De begeleiding is gericht op het zo mogelijk deelnemen aan het maatschappelijk leven Ten aanzien van sociale redzaamheid hebben de cliënten in het algemeen hulp nodig. Op het gebied van schriftelijke communicatie en besluitnemings- en oplossingsvaardigheden is soms ook overname nodig. Bij het uitvoeren van complexere taken is vrijwel altijd overname nodig. Met betrekking tot de psychosociale/cognitieve functies hebben de cliënten af en toe of vaak hulp, toezicht of sturing nodig. De oriëntatie met betrekking tot ruimte en personen is gelegen in de voor de cliënt bekende omgeving en personen. Met name ten aanzien van concentratie, geheugen en denken, en ten aanzien van het psychosociaal welbevinden is vaak hulp nodig. Met betrekking tot ADL hebben cliënten regelmatig behoefte aan toezicht en stimulatie. Bij de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen kan soms behoefte zijn aan enige hulp. Ten aanzien van mobiliteit is doorgaans geen hulp nodig. In de vaste vertrouwde omgeving kan de cliënt zich oriënteren. Er kan wel behoefte zijn aan toezicht of stimulatie bij het verplaatsen buitenshuis. Bij deze cliënten is doorgaans geen sprake van verpleging. Bij deze cliënten is niet of in geringe mate sprake van gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is doorgaans gericht op stabilisatie of ontwikkeling. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten functioneren sociaal zeer beperkt zelfstandig vanwege een verstandelijke handicap (functiestoornis). Een belangrijk doel van de begeleiding is het bieden van een veilige en vertrouwde leef- en werkwoonomgeving. Deelname aan het maatschappelijk leven is slechts met begeleiding mogelijk. Ten aanzien van sociale redzaamheid hebben de cliënten veelal hulp of overname nodig. Cliënten zijn niet in staat complexere taken zelf uit te voeren. Hetzelfde geldt voor het huishoudelijk leven, het regelen van de dagelijkse routine en het nemen van beslissingen en oplossen van problemen. De ondersteuning is zowel gericht op stimulering en ontwikkeling, als op instandhouding van de zelfredzaamheid bij het uitvoeren van taken en van de regievoering over het eigen leven. Ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies hebben cliënten vaak hulp, toezicht of sturing nodig. De oriëntatie met betrekking tot ruimte en personen is beperkt tot de voor de cliënt bekende omgeving en personen. Het tijdsbesef is zeer beperkt. Ten aanzien van ADL is in het algemeen toezicht of hulp nodig. Bij het uitvoeren van kleine verzorgingstaken is veelal overname nodig. Dit betreft de zorg voor tanden, haren, nagels en huid. Met betrekking tot het eten en drinken volstaat meestal toezicht en stimulatie. Op het gebied van mobiliteit kan enige hulp nodig zijn, vooral bij het verplaatsen buitenshuis. Ten aanzien van oriëntatie in ruimte en de fijne motoriek is toezicht en stimulatie nodig. Bij deze cliënten is doorgaans geen sprake van verpleging. Bij deze cliënten is niet of in geringe mate sprake van gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op stabilisatie of het voorkomen van achteruitgang, en waar mogelijk op ontwikkeling. Dit uit zich bijvoorbeeld in begeleiding op het gebied van welbevinden en/of participatie aan het maatschappelijk leven. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten functioneren sociaal niet zelfstandig en zijn continu begeleidingsbehoeftig vanwege een verstandelijke handicap (functiestoornis). Deelname aan het maatschappelijk leven is slechts met individuele begeleiding mogelijk. De begeleiding heeft een structuurverlenend karakter, met een duidelijke dagindeling, vaste leefregels en strikte afspraken. Daarnaast is er aandacht voor het ontwikkelen van sociale en praktische vaardigheden. Wat betreft de sociale redzaamheid hebben de cliënten overname nodig bij het onderhouden van de sociale relaties, deelname aan het maatschappelijk leven, uitvoeren van taken en het regelen van de dagelijkse routine. Ten aanzien van communicatie is hulp nodig. Ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies hebben cliënten vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Er is sprake van gerichte begeleiding met als doel het realiseren van een vaste thuisbasis die veiligheid en geborgenheid biedt. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten hulp en regelmatig overname nodig. De begeleiding richt zich op het in stand houden van de mogelijkheden van de cliënt. Bij het eten en drinken is hulp en stimulatie vaak voldoende. Op het gebied van mobiliteit kan hulp nodig zijn, vooral bij het verplaatsen buitenshuis. Bij de oriëntatie in ruimte, tijd, plaats en personen is overname van zorg nodig. Bij deze cliënten kan sprake zijn van specifiek verpleegkundig handelen in verband met diverse aandoeningen. Bij deze cliënten kan in geringe mate sprake zijn van gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek. Hiervoor is gerichte begeleiding noodzakelijk. De begeleiding richt zich met name op het voorkomen van dwangmatig of manipulatief gedrag. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie of het voorkomen van achteruitgang, en waar mogelijk op ontwikkeling. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten functioneren sociaal (zeer) beperkt zelfstandig en zijn intensief begeleidingsbehoeftig, vanwege een verstandelijke handicap (functiestoornis) gecombineerd met gedragsproblematiek en/of psychiatrische problematiek. De begeleiding is vaak individueel en structuurbiedend, gericht op het reguleren van de gedragsproblematiek en op veiligheid. Er worden grenzen gesteld door anderen. Er is sprake van een voorspelbare invulling van de dag en van vaste leefregels. Veiligheidsrisico’s voor de begeleiders zijn beperkt. Op het gebied van sociale redzaamheid hebben de cliënten ten aanzien van de meeste aspecten hulp of overname van taken nodig. Met name bij het uitvoeren van complexere taken, het regelen van de dagelijkse routine en het huishoudelijk leven is vanwege gedragsproblematiek overname van taken nodig. Ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies hebben cliënten vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Met name op het gebied van concentratie, geheugen en denken kan zelfs sprake zijn van continu behoefte aan hulp, toezicht of sturing. De cliënt kan ADL veelal zelf uitvoeren, maar iemand anders moet wel toezien of stimuleren of soms helpen. Ten aanzien van mobiliteit is doorgaans geen hulp nodig, soms wel toezicht en stimulatie bij het verplaatsen buitenshuis. Bij deze cliënten is doorgaans geen sprake van verpleging. Er is sprake van structurele, vaak cumulatieve gedragsproblematiek. De cliënten hebben hierdoor vaak of continu behoefte aan hulp, toezicht of sturing. De cliënten vragen van hun omgeving continu grote alertheid vanwege manipulatief, dwangmatig, ontremd en reactief gedrag. Er komt regelmatig psychiatrische problematiek voor bij deze cliënten. Dit kan zowel actief als passief of wisselend van aard zijn. De aard van het begeleidingsdoel is doorgaans gericht op stabilisatie of ontwikkeling. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VG (Besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn sterk gedragsgestoord en licht of ernstig verstandelijk gehandicapt. Beide cliëntgroepen functioneren sociaal beperkt of nauwelijks zelfstandig en zijn intensief begeleidingsbehoeftig, vanwege een verstandelijke handicap (functiestoornis) gecombineerd met gedrags- en/of psychiatrische problematiek. De cliënten hebben permanent structuur, veiligheid en bescherming nodig. De begeleiding is vaak individueel en structuurbiedend, waarbij de nadruk ligt op voorspelbaarheid van de invulling van de dag en vaste leefregels. Voor de doelgroep SGLVG heeft de begeleiding meer het karakter van hulp, in tegenstelling tot de doelgroep SGEVG waar de nadruk meer op overname ligt en met name de ADL-zorg meer nadrukkelijk aanwezig is. Wat betreft tijdbesteding komen deze twee groepen met elkaar overeen, waardoor tot uitdrukking wordt gebracht dat toezien en helpen voor de doelgroep SGLVG tijdsintensiever is dan overname van taken. Er is sprake van risicovol gedrag, maatschappelijk probleemgedrag en cliënten zijn vaak zelf niet gemotiveerd voor behandeling. In verband met veiligheidsrisico’s zijn doorgaans meerdere begeleiders tegelijkertijd aanwezig. Wat betreft sociale redzaamheid hebben cliënten hulp of overname van taken nodig, mede vanwege een combinatie van op elkaar ingrijpende problematiek (denk aan een verstandelijke handicap gepaard gaande met lichamelijke en/of zintuiglijke handicap(s) en/of psychogeriatrische problematiek etc.). Deelname aan het sociale leven is alleen mogelijk met individuele begeleiding. Ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies hebben cliënten vaak tot continu hulp, toezicht of sturing nodig. Met name op het vlak van concentratie, geheugen en denken kunnen cliënten continu behoefte hebben aan hulp, toezicht of sturing. De doelgroep SGLVG-cliënten kunnen ADL veelal zelf uitvoeren, maar hebben vaak wel behoefte aan toezicht en stimulatie. Ten aanzien van mobiliteit is doorgaans geen hulp nodig, soms is wel toezicht en stimulatie nodig bij het verplaatsen buitenshuis. De doelgroep SGEVG-cliënten hebben ten aanzien van ADL wel regelmatig hulp nodig, met name bij de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels en huis, het wassen en het eten en drinken. Het kan voorkomen dat er twee verzorgenden/begeleiders nodig zijn. Ten aanzien van de mobiliteit kunnen zij ook hulp nodig hebben. Deze kan in intensiteit wisselend zijn. Met name bij oriëntatie in ruimte en het verplaatsen buitenshuis is hulp nodig. Cliënten kunnen door lichamelijke problematiek afhankelijk zijn van een elektrische rolstoel, ingewikkelde transfers, omgevingsbesturing en hulpmiddelen. Er kan sprake zijn van verpleegkundige aandacht. Deze cliënten kennen verschillende vormen van extreme gedragsproblematiek. Dit kan zich op allerlei wijze uiten, bijvoorbeeld verbaal agressief, lichamelijk agressief, destructief, manipulatief, dwangmatig, ongecontroleerd en reactief gedrag. Hierbij is continu behoefte aan hulp, toezicht of sturing. Daarbij is zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag eveneens te verwachten. De cliënten vragen van hun omgeving continu grote alertheid. Het corrigeren van gedrag is zeer moeilijk doordat cliënten niet of moeilijk (met gangbare middelen) beïnvloedbaar zijn. Cliënten hebben geen of weinig inzicht in hun eigen aandeel bij interactieproblemen en een zeer beperkt leervermogen. Ze kunnen frequent en onvoorspelbaar fors gewelddadig reageren. Kenmerkend voor deze doelgroepen is dat er doorgaans sprake is van een CEP-score van 3 of hoger en de aanwezigheid van een Bijzonder Zorgplan CCE. Er komt regelmatig psychiatrische problematiek voor bij deze cliënten. Deze kan actief, passief of wisselend van aard zijn. De aard van het begeleidingsdoel is meestal gericht op stabilisatie of op ontwikkeling. Dit uit zich in het reguleren van de gedragsproblematiek en het bieden van structuur en veiligheid. Cliënten hebben blijvend behoefte aan permanent toezicht. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen SGLVG |
Gemiddelde scores beperkingen SGEVG |
|
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VG Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging |
|
Zorgprofiel |
|
Meervoudig gehandicapte cliënten functioneren sociaal niet zelfstandig en zijn continu begeleidingsbehoeftig vanwege een verstandelijke handicap (functiestoornis). De cliënten hebben daarnaast lichamelijke beperkingen waarvoor volledige verzorging en soms verpleging noodzakelijk is. Deelname aan het maatschappelijk leven is slechts met individuele begeleiding mogelijk. De begeleiding heeft een structuurverlenend karakter, met een duidelijke dagindeling. Wat betreft de sociale redzaamheid is overname van zorg nodig. Dit heeft betrekking op het onderhouden van de sociale relaties, deelname aan het maatschappelijk leven, communicatie, uitvoeren van taken en het regelen van de dagelijkse routine. De cliënten zijn niet in staat om taken zelfstandig uit te voeren, mede vanwege een combinatie van op elkaar ingrijpende problematiek (denk aan een verstandelijke handicap die gepaard gaat met lichamelijke handicaps). Ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies is overname en soms hulp nodig. Er is sprake van gerichte begeleiding met als doel het realiseren van een vaste thuisbasis die veiligheid en geborgenheid biedt. Ten aanzien van ADL is overname van zorg nodig. Bij sommige cliënten is inzet van twee verzorgenden/begeleiders nodig om de zorg uit te voeren. Ten aanzien van mobiliteit is overname noodzakelijk. Cliënten zijn niet mobiel. Zowel binnen als buitenshuis zijn cliënten volledig afhankelijk van een (elektrische) rolstoel, omgevingsbesturing en hulpmiddelen. Bij het maken van transfers is overname van zorg (met hulpmiddelen) nodig. Bij de oriëntatie is overname van zorg nodig. Bij deze cliënten is regelmatig sprake van specifiek verpleegkundig handelen in verband met diverse aandoeningen. Bij deze cliënten is geen of in geringe mate sprake van gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie of begeleiding bij (geleidelijke) achteruitgang. Cliënten hebben blijvend behoefte aan: - Permanent toezicht, of - 7x24 uur per dag zorg in de nabijheid. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
Wonen met enige behandeling en begeleiding; sector licht verstandelijk gehandicapt (18 tot 23 jaar). |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten verblijven gedurende een afgebakende periode in een omgeving waar huisvesting, huishoudelijke ondersteuning en begeleiding met een behandelend karakter wordt geboden. Er is sprake van een duidelijk omschreven behandelklimaat. Cliënten worden behandeld aan de hand van een voor de cliënt vastgesteld behandelplan. Zij worden voorbereid op een zo zelfstandig mogelijk leven/ wonen. Door de instelling wordt contact onderhouden met de ouders/thuissituatie, eventueel de school van de cliënt en met andere externe betrokkenen zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk. Wat betreft sociale redzaamheid hebben de cliënten behoefte aan toezicht en stimulatie. Ten aanzien van complexe taken en op het gebied van besluitnemings- en oplossingsvaardigheden hebben cliënten hulp nodig. Ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren hebben cliënten af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Op het gebied van geheugen en denken, concentratie en psychosociaal welbevinden kan vaker hulp, toezicht of sturing nodig zijn. De cliënt kan ADL zelf uitvoeren, er is hooguit toezicht en stimulatie noodzakelijk. Ten aanzien van mobiliteit is doorgaans geen sprake van beperkingen. Er is doorgaans geen sprake van verpleging. Er is sprake van gedragsproblematiek. De cliënt is in een fase gekomen waarin de gedragsproblematiek hanteerbaar is geworden. Ten aanzien van de gedragsproblematiek is enige sturing, regulering en toezicht nodig. Dit is met name aan de orde op het gebied van manipulatief gedrag en reactief gedrag met betrekking tot interactie. Er kan sprake zijn van psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op het reguleren van de gedragsproblematiek, op ontwikkeling en waar mogelijk op vermaatschappelijking. De cliënt heeft een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als ongeplande tijden en is cognitief in staat ‘even te wachten’ op de zorg zonder dat er direct problemen ontstaan. Het profiel is doorgaans van toepassing op een cliënt die volgens zijn behandelaar is aangewezen op het afmaken van een onder de Jeugdwet aangevangen behandeling met verblijf. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis) met de verbijzondering dat de beperkte sociale redzaamheid in verband met een licht verstandelijke beperking een integrale behandeling noodzakelijk maakt. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
Wonen met behandeling en begeleiding; sector licht verstandelijk gehandicapt (18 tot 23 jaar). |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten verblijven gedurende een afgebakende periode in een omgeving waar huisvesting, huishoudelijke ondersteuning en begeleiding met een behandelend karakter wordt geboden. Er is sprake van een duidelijk omschreven behandelklimaat, dat zich uit kan strekken tot alle leefklimaten. Cliënten worden behandeld aan de hand van een voor de cliënt vastgesteld behandelplan dat zich richt op het leren van sociale vaardigheden, het aanleren van praktische vaardigheden, het verbeteren van de vrijetijdsbesteding,het ontwikkelen en aanleren van emotionele vaardigheden, versterken van motorische ontwikkeling, versterking van autonomie, verbetering van het sociale netwerk en seksuele opvoeding. Door de instelling wordt regelmatig contact onderhouden met de ouders/ thuissituatie, eventueel de school van het kind en met andere externe betrokkenen, zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk. Op het gebied van sociale redzaamheid hebben de cliënten vaak hulp en soms overname nodig, zij kunnen taken vaak niet zelf uitvoeren. Het gaat dan met name om het uitvoeren van complexere taken, het regelen van de dagelijkse routine en taken die besluitnemings- en oplossingsvaardigheden vereisen. Ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren hebben cliënten af en toe tot vaak hulp, toezicht of sturing nodig. De cliënt kan ADL in principe zelf uitvoeren, maar er is wel regelmatig behoefte aan toezicht en stimulatie, met name bij de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen, eten en drinken. Ten aanzien van mobiliteit is er doorgaans geen sprake van beperkingen. Er is doorgaans geen sprake van verpleging. Er is sprake van gedragsproblematiek. De cliënt heeft hierbij veel sturing, regulering en toezicht nodig. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag en reactief gedrag met betrekking tot interactie. Bijkomende psychiatrische problematiek komt regelmatig voor. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op het reguleren van de gedragsproblematiek, op ontwikkeling en waar mogelijk op vermaatschappelijking. De cliënt heeft een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als ongeplande tijden. Het profiel is doorgaans van toepassing op een cliënt voor wie de behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Jeugdwet aangevangen integrale behandeltraject nog niet is afgerond met ingang van het 18e levensjaar. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis) met de verbijzondering dat de beperkte sociale redzaamheid in verband met een licht verstandelijke beperking een integrale behandeling noodzakelijk maakt. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
Wonen met intensieve behandeling en begeleiding, kleine groep; sector licht verstandelijk gehandicapt (18 tot 23 jaar). |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten verblijven gedurende een afgebakende periode in een omgeving waar huisvesting, huishoudelijke ondersteuning en begeleiding met een behandelend karakter wordt geboden. Er is sprake van een duidelijk omschreven behandelklimaat, dat zich uitstrekt tot alle leefsferen. Cliënten worden behandeld aan de hand van een voor de cliënt vastgesteld behandelplan dat zich richt op het leren van sociale vaardigheden, het aanleren van praktische vaardigheden, het verbeteren van vrijetijdsbesteding, het ontwikkelen en aanleren van emotionele vaardigheden, versterken van motorische ontwikkeling, versterking van autonomie, verbetering van het sociale netwerk en seksuele opvoeding. In verband met specifieke problematiek is verblijf binnen een kleine overzichtelijke groep en intensieve betrokkenheid vereist. Door de instelling wordt regelmatig contact onderhouden met de ouders/ thuissituatie,eventueel de school van het kind en met andere externe betrokkenen zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk. Op het gebied van sociale redzaamheid hebben de cliënten veel hulp nodig. Zij kunnen taken vaak met veel moeite zelf uitvoeren en hebben daarbij veel hulp of zelfs overname nodig. Ook ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren hebben de cliënten vaak hulp, toezicht of sturing nodig. De ADL kan de cliënt in principe zelf uitvoeren, maar ten aanzien van vrijwel alle aspecten is veel toezicht en stimulatie nodig. Ten aanzien van mobiliteit is er doorgaans geen sprake van beperkingen. Er is doorgaans geen sprake van verpleging. Er is sprake van ernstige gedragsproblematiek. De cliënt heeft continu sturing, regulering, behandeling, ondersteuning en toezicht nodig. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag, reactief gedrag met betrekking tot interactie, zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag, angsten en psychosomatiek. Bijkomende psychiatrische problematiek komt regelmatig voor. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op het reguleren van de gedragsproblematiek, op ontwikkeling en waar mogelijk op vermaatschappelijking. De cliënt heeft een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als ongeplande tijden. Het profiel is onder andere van toepassing op een cliënt voor wie de behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Jeugdwet aangevangen integrale behandeltraject nog niet is afgerond met ingang van het 18e levensjaar. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis) met de verbijzondering dat de beperkte sociale redzaamheid en ernstige gedragsproblematiek in verband met een licht verstandelijke beperking een integrale behandeling noodzakelijk maakt. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
Wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding; sector licht verstandelijk gehandicapt (18 tot 23 jaar). |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten verblijven gedurende een afgebakende periode in een omgeving waar alle leefsferen, te weten het wonen, school en/of dagbesteding en de vrije tijd op elkaar zijn afgestemd en waar vanuit de voorziening ondersteuning in de andere leefsferen plaatsvindt. Tevens wordt huishoudelijke ondersteuning geboden. Er is sprake van een duidelijk omschreven behandelklimaat, waarin permanente beveiliging mogelijk is en de bewegingsruimte enige tijd beperkt kan worden. De cliënt wordt behandeld aan de hand van een voor de cliënt vastgesteld behandelplan dat zich richt op het leren van sociale vaardigheden, het aanleren van praktische vaardigheden, het verbeteren van de vrijetijdsbesteding, het ontwikkelen en aanleren van emotionele vaardigheden, versterken van motorische ontwikkeling, versterking van autonomie, verbetering van het sociale netwerk en seksuele opvoeding. In verband met specifieke problematiek is verblijf binnen een kleine overzichtelijke groep en intensieve betrokkenheid vereist. Door de instelling wordt regelmatig contact onderhouden met de ouders/thuissituatie en met andere externe betrokkenen zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk. Wat betreft de sociale redzaamheid is veelal hulp nodig. Met name bij het aangaan van sociale relaties, deelname aan het maatschappelijk leven, het regelen van de dagelijkse routine en het uitvoeren van complexere taken is vaak continu hulp of overname nodig. Ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren hebben de cliënten vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Bij het uitvoeren van ADL heeft de cliënt continu toezicht en stimulatie nodig en soms (gedeeltelijke) overname, vooral bij de kleine verzorgingstaken en het wassen. Tevens is toezicht nodig met betrekking tot het voldoende en gezond eten en drinken. Ten aanzien van mobiliteit zijn er doorgaans geen beperkingen. Er is doorgaans geen sprake van verpleging. Er is sprake van zeer ernstige gedragsproblematiek. De cliënt heeft continu sturing, regulering, behandeling, ondersteuning en toezicht nodig. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, destructief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag, reactief gedrag met betrekking tot interactie en zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag. Ook grensoverschrijdend seksueel gedrag kan voorkomen. De cliënt heeft een sterke neiging zich aan begeleiding te onttrekken en/of een gevaar voor zichzelf of de omgeving te vormen. Bijkomende psychiatrische problematiek komt regelmatig voor. De aard van het begeleidingdoel is gericht op het reguleren van de gedragsproblematiek, op ontwikkeling en waar mogelijk op vermaatschappelijking. De cliënt heeft een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als niet geplande tijden. Het profiel is onder andere van toepassing op een jongvolwassen cliënt voor wie de behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Jeugdwet aangevangen integrale behandeltraject nog niet is afgerond met ingang van het 18e levensjaar. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis) met de verbijzondering dat de beperkte sociale redzaamheid en ernstige gedragsproblematiek in verband met een licht verstandelijke beperking een integrale behandeling noodzakelijk maakt. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
Besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding; sector licht verstandelijk gehandicapt (18 tot 23 jaar). |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten verblijven gedurende een afgebakende periode in een besloten omgeving, waar alle leefsferen, te weten het wonen, school en/of dagbesteding en de vrije tijd op elkaar zijn afgestemd en waar vanuit de voorziening ondersteuning in de andere leefsferen plaatsvindt. Er is sprake van een duidelijk omschreven behandelklimaat, waarin permanente beveiliging aanwezig is. De cliënt wordt behandeld aan de hand van een voor de cliënt vastgesteld behandelplan dat zich richt op het leren van sociale vaardigheden, het aanleren van praktische vaardigheden, het verbeteren van de vrijetijdsbesteding, het ontwikkelen en aanleren van emotionele vaardigheden, versterken van motorische ontwikkeling, versterking van autonomie, verbetering van het sociale netwerk en seksuele opvoeding. In verband met specifieke problematiek is verblijf binnen een kleine overzichtelijke groep en intensieve betrokkenheid vereist in een besloten omgeving. Een fysiek beschermende omgeving is mede noodzakelijk door voortdurend dreigende conflicten met de omgeving. Door de instelling wordt regelmatig contact onderhouden met de ouders/thuissituatie en met andere externe betrokkenen zoals bijvoorbeeld het maatschappelijk werk. Met betrekking tot sociale redzaamheid hebben cliënten vrijwel altijd hulp of overname nodig. Ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren hebben de cliënten vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Bij het uitvoeren van ADL heeft de cliënt continu toezicht en stimulatie nodig en soms hulp, vooral bij de kleine verzorgingstaken en het wassen. Tevens is toezicht nodig met betrekking tot het voldoende en gezond eten en drinken. Ten aanzien van mobiliteit zijn doorgaans geen beperkingen. Bij het verplaatsen buitenshuis en op het gebied van oriëntatie, kan wel toezicht en stimulatie nodig zijn. Er is doorgaans geen sprake van verpleging. Er is sprake van zeer ernstige gedragsproblematiek. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, destructief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag, reactief gedrag met betrekking tot interactie. Ook grensoverschrijdend seksueel gedrag kan voorkomen. De cliënt heeft continu sturing, regulering, behandeling, ondersteuning en toezicht nodig. De mate van toezicht is zeer intensief. De deur van de verblijfsruimte is gesloten. Verblijf buiten de besloten verblijfsruimte is beperkt en als dit plaatsvindt, gaat de cliënt niet zonder direct toezicht naar buiten. Bijkomende psychiatrische problematiek komt regelmatig voor. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op het reguleren van de gedragsproblematiek, op ontwikkeling en waar mogelijk op vermaatschappelijking. De cliënt heeft een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als ongeplande tijden. Het profiel is onder andere van toepassing op een cliënt voor wie de behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Jeugdwet aangevangen integrale behandeltraject nog niet is afgerond met ingang van het 18e levensjaar. De dominante grondslag is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis) met de verbijzondering dat de beperkte sociale redzaamheid en ernstige gedragsproblematiek in verband met een licht verstandelijke beperking een integrale behandeling noodzakelijk maakt. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LVG Behandeling in een SGLVG behandelcentrum. |
|
Zorgprofiel |
|
Het verblijf van de volwassen cliënten op de SGLVG behandelafdeling wordt gekenmerkt door een drie leefsferen situatie (een geïntegreerd aanbod van wonen, school/werk en vrije tijd) en een therapeutisch milieu. De begeleiding en behandeling is multidisciplinair en integraal: alle betrokkenen werken volgens het behandelplan van de cliënt. De dagelijkse begeleiding omvat onderzoek en observatie in de dagelijkse situatie, individuele begeleidingsgesprekken/therapieën en in de behandelfase tevens praktijkgerichte vorming. Ten aanzien van sociale redzaamheid, zowel het aangaan en onderhouden van relaties en contacten als deelname aan het maatschappelijk leven, het inperken van gevaar en de dagelijkse routine hebben cliënten continu hulp of overname nodig. Cliënten hebben moeite met het zelfstandig nemen van besluiten, het inschatten van de gevolgen en het oplossen van problemen. Cliënten kunnen eenvoudige taken gedeeltelijk zelf initiëren en uitvoeren, maar hier is wel toezicht en stimulatie bij nodig, soms moet gedeeltelijk worden overgenomen. Ook bij de dagelijkse routine, structuur aanbrengen in de dagindeling en het huishoudelijk leven is toezicht, stimulatie en gedeeltelijke overname nodig. Met betrekking tot de psychosociale/cognitieve functies hebben cliënten continu hulp, toezicht of sturing nodig. Cliënten kunnen de verschillende aspecten van ADL in principe zelf uitvoeren, maar hebben hier wel toezicht en stimulatie of soms hulp bij nodig. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten doorgaans geen beperkingen. Bij het verplaatsen buitenshuis en met betrekking tot oriëntatie is wel vaak toezicht of stimulatie nodig. Er is doorgaans geen sprake van verpleging. Er is sprake van ernstige, complexe gedragsproblematiek. De cliënt heeft hierbij continu toezicht, sturing of hulp nodig. Er is vaak sprake van psychiatrische problematiek, die in veel gevallen actief van aard is. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op stabilisatie en ontwikkeling. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis) met de verbijzondering dat de beperkte sociale redzaamheid en ernstige gedragsproblematiek in verband met een licht verstandelijke beperking een integrale behandeling noodzakelijk maakt. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015). |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn licht lichamelijk gehandicapt, functioneren sociaal grotendeels zelfstandig binnen een bepaalde structuur en hebben een goed besef van tijd, plaats en persoon. De cliënten kunnen grotendeels zelf de regie voeren over hun eigen leven, zij hebben daarbij ten aanzien van de sociale redzaamheid toezicht of stimulatie nodig. Dit kan met name het geval zijn bij besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het uitvoeren van complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn ten aanzien van concentratie, geheugen en denken, prikkelgevoeligheid en het psychosociaal welbevinden van de cliënten. De cliënten kunnen ADL zelf uitvoeren, er is hooguit af en toe toezicht of stimulatie nodig, bijvoorbeeld bij het wassen en aan- en uitkleden. Ten aanzien van de mobiliteit zijn de cliënten vrijwel volledig zelfstandig, er kan af en toe toezicht of stimulatie nodig zijn. Er is doorgaans geen of in geringe mate sprake van verpleging. Er is meestal geen sprake van gedrags- of psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie of ontwikkeling. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG Wonen met begeleiding en enige verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn matig lichamelijk gehandicapt en functioneren sociaal beperkt zelfstandig binnen een afgesproken vaste structuur. Cliënten worden op een eenduidige manier benaderd. De cliënten kunnen niet zelfstandig de regie voeren over hun eigen leven en hebben daardoor ten aanzien van de sociale redzaamheid dagelijks behoefte aan hulp. Dit is met name het geval bij het onderhouden en aangaan van sociale contacten, besluitnemings- en oplossingsvaardigheden, eenvoudige taken en het huishoudelijk leven. Bij het uitvoeren van complexe taken is soms overname nodig. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies begeleiding nodig in de vorm van hulp, toezicht of sturing. De intensiteit kan veranderlijk zijn. Met name op het vlak van concentratie, geheugen en denken, informatieverwerking, perceptie van zichzelf en bij prikkelgevoeligheid is dit vaak aan de orde. De cliënten kunnen veel ADL grotendeels zelf uitvoeren, maar er is wel behoefte aan toezicht en stimulatie bij bijvoorbeeld de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het eten en drinken. Bij het wassen en aankleden kan hulp nodig zijn. Ten aanzien van de mobiliteit kan de cliënt zich voor een groot deel zelf redden, er is wel af en toe toezicht of stimulatie nodig. Dit betreft met name het verplaatsen buitenshuis. Af en toe kan verpleegkundige aandacht nodig zijn. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek, de cliënt kan met name door manipulatief, dwangmatig, ontremd en reactief gedrag af en toe hulp, toezicht en sturing nodig hebben. Bij deze cliënten kan soms psychiatrische problematiek voorkomen, actief dan wel passief van aard. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op stabilisatie en ontwikkeling. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG Wonen met enige begeleiding en verzorging (2015). |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn ernstig lichamelijk gehandicapt en functioneren sociaal grotendeels zelfstandig binnen een bepaalde structuur. Cliënten kunnen voor een groot deel zelf de regie voeren over hun eigen leven. Zij hebben hierbij ten aanzien van de sociale redzaamheid toezicht of stimulatie nodig. Echter bij de uitvoering van complexe taken en met betrekking tot het huishoudelijk leven kan behoefte bestaan aan hulp. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij informatieverwerking, perceptie van zichzelf en psychosociaal welbevinden van de cliënten. Cliënten hebben een goed besef van tijd, plaats en persoon. De cliënten kunnen een aantal aspecten van ADL niet of met veel moeite zelf uitvoeren, er is veelal sprake van behoefte aan hulp bij het wassen, kleden en de toiletgang. Bij andere ADL-taken is meer sprake van toezicht of stimulatie. Ten aanzien van de mobiliteit hebben cliënten behoefte aan toezicht of stimulatie. Er kan wel vaak hulp, toezicht of stimulatie nodig zijn bij transfers en het voortbewegen binnenshuis. Het kan voorkomen dat hierbij hulpmiddelen nodig zijn. Met betrekking tot de motoriek kan af en toe behoefte zijn aan hulp, toezicht of sturing. Af en toe kan verpleegkundige aandacht nodig zijn. Er is meestal geen sprake van gedrags- of psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie, soms op ontwikkeling of begeleiding bij achteruitgang. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG Wonen met begeleiding en verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn ernstig lichamelijk gehandicapt en functioneren sociaal beperkt zelfstandig binnen een afgesproken vaste structuur. Zij worden op een eenduidige manier benaderd. De cliënten kunnen niet zelfstandig de regie over hun eigen leven voeren en hebben daardoor ten aanzien van de sociale redzaamheid vaak hulp of overname van taken nodig. Bijvoorbeeld bij deelname aan het maatschappelijk leven, het voeren van een huishouden, dagelijkse routine, het uitvoeren van eenvoudige taken en ten aanzien van besluitnemings- en oplossingsvaardigheden. Bij het uitvoeren van complexe taken is vaak volledige overname van taken nodig. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies begeleiding nodig in de vorm van hulp, toezicht of sturing. De intensiteit kan veranderlijk zijn. Met name op het vlak van concentratie, geheugen en denken, informatieverwerking, perceptie van zichzelf en bij prikkelgevoeligheid is vaak hulp, toezicht of sturing nodig van begeleiders. De cliënten hebben ten aanzien van alle aspecten van ADL ten minste toezicht of stimulatie nodig, maar vaak ook hulp. Bijvoorbeeld bij de kleine verzorgingstaken, het wassen en aankleden, het in en uit bed gaan en de toiletgang. Ten aanzien van de mobiliteit is altijd ten minste toezicht of stimulatie maar vaak ook hulp nodig. Cliënten hebben hulp nodig bij het maken van transfers, het voortbewegen binnenshuis en het verplaatsen buitenshuis. Voor verplaatsing en transfers zijn doorgaans hulpmiddelen nodig. Regelmatig is verpleegkundige aandacht vereist. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek, de cliënt kan met name door manipulatief, dwangmatig, ontremd en reactief gedrag af en toe hulp, toezicht en sturing nodig hebben. Bij deze cliënten kan soms ook sprake zijn van psychiatrische problematiek, actief dan wel passief van aard. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie, soms op ontwikkeling of begeleiding bij achteruitgang. Het beperkingenbeeld van de cliënt verandert langzaam of soms ook niet. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn zeer ernstig lichamelijk gehandicapt en functioneren sociaal grotendeels zelfstandig binnen een bepaalde structuur. De cliënten kunnen redelijk zelf de regie over hun eigen leven voeren, maar hebben hierbij wel toezicht of stimulatie nodig, en in enkele gevallen hulp ten aanzien van de sociale redzaamheid. Dit is vooral het geval bij het uitvoeren van complexe taken en praktische zaken in het huishoudelijk leven. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij geheugen en denken, informatieverwerking en bij het psychosociaal welbevinden van de cliënten. Cliënten hebben een goed besef van tijd, plaats en persoon. De cliënt is volledig ADL afhankelijk, er is hulp of overname van taken nodig. Het kan voorkomen dat er regelmatig twee verzorgenden nodig zijn om deze zorg van de cliënt over te nemen. Ten aanzien van de mobiliteit hebben de cliënten hulp en soms overname nodig. De cliënt kan afhankelijk zijn van een elektrische rolstoel, ingewikkelde transfers, omgevingsbesturing en hulpmiddelen. Ten aanzien van de motoriek is vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Er is regelmatig tot vaak verpleegkundige aandacht vereist. Dit kan ook gespecialiseerd verpleegkundig handelen omvatten, waarbij sprake kan zijn van de directe beschikbaarheid van een verpleegkundige. Er is meestal geen sprake van gedrags- of psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie of (geleidelijke) achteruitgang. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. Eventuele behandeling is gericht op complicaties en preventie hiervan. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn zeer ernstig lichamelijk gehandicapt en functioneren sociaal beperkt zelfstandig binnen een afgesproken vaste structuur. Zij worden op een eenduidige manier benaderd. De cliënten zijn zelf niet in staat regie te voeren over hun eigen leven. Zij hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid hulp of soms overname van taken nodig. Overname komt met name voor met betrekking tot deelname aan het maatschappelijk leven, het nemen van beslissingen en het uitvoeren van eenvoudige en complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe tot vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Dit is met name vaker nodig bij geheugen en denken, concentratie, perceptie van zichzelf en prikkelgevoeligheid van de cliënten. De cliënt is volledig ADL afhankelijk, er is hulp of overname van taken nodig. Het kan voorkomen dat regelmatig twee verzorgenden deze zorg van de cliënt moeten overnemen. Ten aanzien van de mobiliteit is hulp en overname nodig, zowel bij het voortbewegen binnenshuis als buitenshuis. Ten aanzien van de motoriek is vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Er is regelmatig tot vaak verpleegkundige aandacht vereist. Dit kan ook gespecialiseerd verpleegkundig handelen omvatten, waarbij sprake kan zijn van de directe beschikbaarheid van een verpleegkundige. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek, de cliënt kan met name door manipulatief, dwangmatig en reactief gedrag af en toe hulp, toezicht en sturing nodig hebben. Bij deze cliënten is soms ook sprake van psychiatrische problematiek, actief dan wel passief van aard. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie of (geleidelijke) achteruitgang. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. Eventuele behandeling is gericht op complicaties en preventie hiervan. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn zeer ernstig lichamelijk gehandicapt, functioneren sociaal zeer beperkt zelfstandig en moeten op een eenduidige manier worden benaderd. Cliënten kunnen zelf geen regie voeren over hun eigen leven en hebben daardoor ten aanzien van de sociale redzaamheid totale overname nodig. Dit betreft het onderhouden van de sociale relaties, communicatie,deelname aan het maatschappelijk leven, uitvoeren van taken en het regelen van de dagelijkse routine. Cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies vaak tot continu hulp, toezicht of sturing nodig. Continu hulp, toezicht of sturing kan met name het geval zijn bij het geheugen en denken, concentratie, perceptie van zichzelf en prikkelgevoeligheid van de cliënten. Oriëntatie met betrekking tot ruimte en personen is veelal beperkt tot de dagelijkse omgeving en mensen in de directe nabijheid. Het tijdsbesef is veelal beperkt. De cliënt is volledig ADL afhankelijk. Het kan voorkomen dat er regelmatig twee verzorgenden nodig zijn om deze zorg van de cliënt over te nemen. Ten aanzien van de mobiliteit is volledige overname nodig, zowel buitenshuis als binnenshuis. Daarbij hebben cliënten vaak moeite met oriëntatie in ruimte. Wat betreft de motoriek is vrijwel continu hulp, toezicht of sturing nodig. Er is regelmatig tot vaak verpleegkundige aandacht vereist. Dit kan ook gespecialiseerd verpleegkundig handelen omvatten, waarbij sprake kan zijn van de directe beschikbaarheid van een verpleegkundige. Er is veelal sprake van gedragsproblematiek voortkomend uit geriatrische of soms psychiatrische problematiek, de cliënten hebben af en toe tot vaak hulp, toezicht en sturing nodig. De cliënten kunnen met name door dwangmatig, ontremd en reactief gedrag vaak hulp, toezicht en sturing nodig hebben. Er kan sprake zijn van psychiatrische problematiek, actief dan wel passief van aard. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op (geleidelijke) achteruitgang of stabilisatie. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De behandeling is gericht op complicaties en preventie hiervan. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGaud Wonen met begeleiding en enige verzorging (2015). |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn auditief en/of communicatief gehandicapt, met eventueel andere problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid regelmatig hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij communicatie, besluitnemings- en oplossingsvaardigheden, het uitvoeren van eenvoudige taken en bij het uitvoeren van complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Met name ten aanzien van informatieverwerking, prikkelgevoeligheid en bij het psychosociaal welbevinden van de cliënten is vaker hulp, toezicht of sturing nodig. De cliënten kunnen ADL grotendeels zelf uitvoeren, er is af en toe toezicht of stimulatie nodig. Dit kan met name het geval zijn bij het eten en drinken. De cliënten zijn zeer zelfstandig met betrekking tot mobiliteit. Er is doorgaans geen behoefte aan verpleging. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek. Er kan soms sprake zijn van psychiatrische problematiek, welke actief dan wel passief van aard kan zijn. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op ontwikkeling, soms ook op stabilisatie. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGaud Wonen met intensieve begeleiding en verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn auditief en/of communicatief gehandicapt en hebben beperkte meervoudige problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid hulp of overname van taken nodig. Dit kan met name het geval zijn bij communicatie, deelname aan het maatschappelijk leven, dagelijkse routine, besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het uitvoeren van eenvoudige en complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies vaak tot continu hulp, toezicht of sturing nodig. Continu hulp, toezicht of sturing kan met name het geval zijn bij geheugen en denken, concentratie, perceptie van zichzelf en de omgeving en prikkelgevoeligheid van de cliënten. De cliënten hebben ten aanzien van de ADL toezicht en stimulatie nodig, en soms hulp. Met name bij kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen kan er hulp nodig zijn. De cliënten hebben ten aanzien van de mobiliteit toezicht en stimulatie nodig. Met name bij het verplaatsen buitenshuis hebben cliënten vaak behoefte aan hulp. Er kan enige (specialistische) verpleegkundige aandacht vereist zijn. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek, hierbij is af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Met name vanwege dwangmatig en reactief gedrag met betrekking tot interactie kan vaker behoefte zijn aan hulp, toezicht of sturing. Er kan sprake zijn van psychiatrische problematiek, welke vaak actief en soms passief of wisselend van aard is. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op ontwikkeling, soms ook op stabilisatie. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGaud Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn auditief en/of communicatief gehandicapt en hebben een ernstige meervoudige problematiek. De cliënten zijn niet sociaal zelfredzaam en hebben ten aanzien van de totale sociale redzaamheid overname nodig. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies vaak tot continu hulp, toezicht of sturing nodig. Continu hulp, toezicht of sturing kan met name het geval zijn bij geheugen en denken, concentratie, perceptie van zichzelf en de omgeving en bij prikkelgevoeligheid van de cliënten. De cliënten kunnen de ADL niet of met veel moeite zelf uitvoeren, er is veelal sprake van hulp bij deze taken. Met name bij de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen kan in plaats van hulp soms overname noodzakelijk zijn. De cliënten hebben ten aanzien van de mobiliteit vaak hulp, toezicht of stimulatie nodig. Dit is met name het geval met betrekking tot de oriëntatie in ruimte en het verplaatsen buitenshuis. Er kan enige (specialistische) verpleegkundige aandacht vereist zijn. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek, waarbij dan af en toe tot vaak hulp, toezicht of sturing nodig is. Tevens is er vaak sprake van psychiatrische problematiek, welke vaak actief maar ook passief of wisselend van aard kan zijn. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op ontwikkeling, soms op stabilisatie. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGaud Wonen met intensieve begeleiding en enige verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn auditief en/of communicatief gehandicapt. Er is sprake van bijkomende problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid regelmatig hulp nodig. Dit kan met name het geval zijn bij communicatie, deelname aan het maatschappelijk leven, dagelijkse routine en bij het uitvoeren van eenvoudige taken. Bij besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en het uitvoeren van complexe taken kan sprake zijn van overname. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Met name ten aanzien van informatieverwerking, geheugen en denken, prikkelgevoeligheid, perceptie van zichzelf en de omgeving, zelfbepaling en bij het psychosociaal welbevinden van de cliënten is vaker hulp, toezicht of sturing nodig. De cliënten kunnen ADL grotendeels zelf uitvoeren, er is af en toe toezicht of stimulatie nodig. Dit kan met name het geval zijn bij persoonlijke zorg zoals wassen en eten en drinken. De cliënten zijn doorgaans zelfstandig met betrekking tot mobiliteit. Met name bij het verplaatsen buitenshuis hebben cliënten soms toezicht of sturing nodig. Er is doorgaans geen behoefte aan verpleging. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek, hierbij is af en toe toezicht of sturing nodig. Met name vanwege reactief gedrag met betrekking tot interactie, manipulatief en dwangmatig gedrag. Er kan sprake zijn van psychiatrische problematiek, welke actief dan wel passief van aard kan zijn. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op ontwikkeling, soms ook op stabilisatie. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGvis Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015) |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn enkelvoudig visueel gehandicapt en hebben een beperkte andere problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid toezicht en stimulatie nodig. Dit kan met name het geval zijn bij communicatie, besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het uitvoeren van complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij geheugen en denken, concentratie, perceptie van de omgeving en zichzelf en bij het psychosociaal welbevinden van de cliënten. De cliënten kunnen de ADL grotendeels zelf uitvoeren, er kan bij het eten en drinken toezicht of stimulatie nodig zijn. De cliënten zijn zelfstandig met betrekking tot mobiliteit, er kan af en toe sprake zijn van behoefte aan toezicht of stimulatie bij het verplaatsen buitenshuis. Er is doorgaans geen sprake van verpleging. Gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek zijn doorgaans niet aan de orde. De aard van het begeleidingsdoel is meestal gericht op ontwikkeling of soms stabilisatie. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGvis Wonen met begeleiding en enige verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn enkelvoudig visueel gehandicapt en hebben matige andere problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van sociale redzaamheid toezicht en stimulatie nodig en soms hulp. Hulp is met name nodig bij deelname aan het maatschappelijk leven, het uitvoeren van eenvoudige en complexe taken en ten aanzien van besluitnemings- en oplossingsvaardigheden. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies regelmatig hulp, toezicht of sturing nodig. Met name ten aanzien van informatieverwerking, perceptie van de omgeving en zichzelf en bij de prikkelgevoeligheid van de cliënten is vaker behoefte aan hulp, toezicht of sturing. De cliënten kunnen de ADL-taken grotendeels zelf uitvoeren, maar hebben wel regelmatig behoefte aan toezicht of stimulatie. Overname kan met name nodig zijn als het gaat om kinderen. De cliënten zijn redelijk zelfstandig met betrekking tot mobiliteit, er is af en toe toezicht of stimulatie nodig. Bij het verplaatsen buitenshuis kan soms hulp nodig zijn. Verpleging is niet of in geringe mate aan de orde voor deze cliënten. Er is meestal geen sprake van gedragsproblematiek. Er kan psychiatrische problematiek aan de orde zijn, actief dan wel passief van aard. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op ontwikkeling of stabilisatie. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGvis Wonen met intensieve begeleiding en verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn visueel gehandicapt en hebben ernstige andere problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid hulp en soms overname nodig. Met betrekking tot communicatie (begrijpen wat anderen zeggen, zich begrijpelijk maken en lezen, schrijven en rekenen) is hulp nodig. Van overname is sprake ten aanzien van deelname aan het maatschappelijk leven, het nemen van besluiten, uitvoeren van eenvoudige en complexe taken en het regelen van dagelijkse routine. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies regelmatig hulp, toezicht of sturing nodig. Met name ten aanzien van informatieverwerking, perceptie van de omgeving en zichzelf en bij de prikkelgevoeligheid van de cliënten kan vaker behoefte zijn aan hulp, toezicht of sturing. De cliënten hebben ten aanzien van ADL met name behoefte aan toezicht en stimulatie, soms ook aan hulp, vooral bij de kleine verzorgingstaken en de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het aan- en uitkleden. De cliënten zijn redelijk zelfstandig met betrekking tot mobiliteit, er is af en toe toezicht of stimulering nodig. Bij het verplaatsen buitenshuis en oriëntatie in ruimten is meestal hulp nodig, soms ook bij verplaatsingen binnenshuis. Verpleging is niet of in geringe mate aan de orde voor deze cliënten. Er kan sprake zijn van gedrags- en psychiatrische problematiek, welke zowel actief als passief van aard kan zijn. De aard van het begeleidingsdoel is met name gericht op ontwikkeling en in kleinere mate op stabilisatie of achteruitgang. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGvis Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn visueel gehandicapt en hebben een ernstige meervoudige problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid hulp en overname nodig. Overname kan met name het geval zijn bij deelname aan het maatschappelijk leven, communicatie, huishoudelijk leven, dagelijkse routine regelen en bij uitvoering van eenvoudige en complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij concentratie, geheugen en denken, perceptie van de omgeving en zichzelf en de prikkelgevoeligheid van de cliënten. De cliënten hebben ten aanzien van ADL doorgaans hulp nodig. Overname kan soms nodig zijn met betrekking tot de kleine verzorgingstaken, persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen en kleden. De cliënten hebben ten aanzien van mobiliteit met name hulp en overname nodig. Hulp is nodig bij het voortbewegen binnenshuis, overname is nodig met betrekking tot het verplaatsen buitenshuis en oriëntatie in ruimten. Ook ten aanzien van de motoriek kan af en toe behoefte bestaan aan hulp, toezicht of sturing. Verpleging is niet of in geringe mate aan de orde bij deze cliënten. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek waarbij dan af en toe hulp, toezicht of sturing nodig is. Ook kan er sprake zijn van psychiatrische problematiek, actief dan wel passief van aard. De aard van het begeleidingsdoel is vaak gericht op ontwikkeling, maar kan ook gericht zijn op stabilisatie of het omgaan met (geleidelijke) achteruitgang. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZGvis Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn visueel gehandicapt en hebben zeer ernstige meervoudige problematiek. Dit kan zowel een sterke begeleidingsbehoefte in combinatie met intensieve verzorging zijn (groep A), als ook intensieve begeleiding in combinatie met intensieve gedragsregulering (groep B). Beide profielen worden in dit ZZP onderscheiden en beschreven. De cliënten hebben ten aanzien van de totale sociale redzaamheid hulp of volledige overname nodig. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies vaak tot continu hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij het geheugen en denken, concentratie, perceptie van de omgeving en zichzelf en bij de prikkelgevoeligheid van de cliënten. Cliëntgroep A heeft ten aanzien van ADL-taken volledige hulp of overname nodig. Ten aanzien van de mobiliteit heeft cliëntgroep A veelal overname nodig. Overname kan met name het geval zijn bij oriëntatie in ruimte, bewegen, transfers maken en het voortbewegen binnens- en buitenshuis. Ook ten aanzien van de motoriek kan regelmatig behoefte bestaan aan hulp, toezicht of sturing. Cliëntgroep B kan de ADL-taken veelal zelf uitvoeren, waarbij wel sprake kan zijn van toezicht of stimulatie. Ten aanzien van de mobiliteit geldt voor cliëntgroep B dat zij in grote mate zelfredzaam zijn, soms kan enig toezicht of stimuleren nodig zijn. Bij cliëntgroep A kan voor een deel van de cliënten verpleegkundige aandacht vereist zijn. Bij cliëntgroep B is verpleegkundige aandacht niet of in geringe mate aan de orde. Bij cliëntgroep A kan soms sprake zijn van gedragsproblematiek, met name in de vorm van dwangmatig gedrag en/of reactief gedrag met betrekking tot interactie. Bij cliëntgroep B is vaak sprake van gedragsproblematiek welke gerelateerd kan zijn aan verslavingsgedrag. Dit kan zich met name uiten in verbaal agressief gedrag, manipulatief en/of dwangmatig gedrag. Hierbij bestaat regelmatig behoefte aan hulp, toezicht of sturing. Psychiatrische problematiek kan voorkomen bij deze cliënten, dit kan zowel passief als actief van aard zijn. Actieve psychiatrische problematiek komt met name voor bij cliëntgroep B. Bij cliëntgroep A is de aard van het begeleidingsdoel met name gericht op ontwikkeling, maar kan ook stabilisatie of begeleiding bij achteruitgang betreffen. Soms is sprake van begeleiding in de terminale fase. Bij cliëntgroep B is de aard van het begeleidingsdoel meestal gericht op stabilisatie of op ontwikkeling. Dit uit zich in het reguleren van de gedragsproblematiek en het bieden van structuur en veiligheid. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen (A) |
Gemiddelde scores beperkingen (B) |
|
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
GGZ-B Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding. |
|
Zorgprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening een vorm van behandeling (geneeskundige zorg) nodig die het verblijf in een instelling noodzakelijk maakt. Daarnaast is intensieve begeleiding nodig, die continu nabij is. De cliënten hebben een veilige, weinig eisende en prikkelarme verblijfsomgeving nodig die bescherming, stabiliteit en structuur biedt. De behandelaar is integraal verantwoordelijk voor het behandelplan en verblijf. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig. Er is sprake van verlies van zelfregie en van een verstoord dag- en nachtritme. Cliënten hebben grote problemen met het onderhouden van sociale relaties en het invullen van de dag. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men nagenoeg niet in staat en vaak ook niet in geïnteresseerd. Daarnaast zijn er forse beperkingen in de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexere taken. De cliënten hebben in het algemeen begeleiding nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve handelingen. Ze reizen doorgaans met begeleiding. De cliënten hebben in het algemeen intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/psychische functies. De aard van het behandel-/begeleidingsdoel kan ontwikkelingsgericht zijn, zodanig dat terugkeer naar huis dan wel plaatsing in een beschermende woonomgeving mogelijk wordt. De behandeling is daarbij met name gericht op het herstel van het persoonlijk functioneren. Er is echter ook een groep cliënten die als chronisch is te beschouwen. Voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie het uitgangspunt. Ook kan sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang. Deze groep zal permanent behandeling nodig blijven hebben om verdere/nieuwe terugval te voorkomen. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten in het algemeen behoefte aan toezicht of stimulatie met betrekking tot de persoonlijke verzorging. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten in het algemeen geen hulp nodig. Bij deze cliënten kan terugkerend sprake zijn van enige gedragsproblematiek, maar die is hanteerbaar in de context van voortdurende begeleiding. Dit speelt met name bij reactief gedrag met betrekking tot interactie. De psychiatrische problematiek bij deze cliënten variëren van passief tot actief. De psychiatrische symptomen zijn bij tijd en wijle lastig onder controle te krijgen; dan is intensivering van zorg gewenst (of bijstelling van medicatie). Het profiel is van toepassing op een volwassen cliënt waarvoor de GGZ-behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Zorgverzekeringswet aangevangen behandeltraject na drie jaar nog niet is afgerond. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Behandel-/begeleidingsdoel |
|
GGZ-B Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft vanwege een ernstige psychiatrische aandoening een vorm van behandeling (geneeskundige zorg) nodig die het verblijf in een instelling noodzakelijk maakt. Daarnaast is intensieve begeleiding plus verzorging vanwege (somatische) gezondheidsproblemen nodig. De cliënten hebben een structuur en toezicht biedende beschermende verblijfsomgeving nodig. De behandelaar is integraal verantwoordelijk voor het behandelplan en verblijf. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig. Er is sprake van verlies, van zelfregie en van een verstoord dag- en nachtritme. Cliënten hebben grote problemen met het onderhouden van sociale relaties en het invullen van de dag. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat. Daarnaast zijn er forse beperkingen in de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexere taken. De cliënten hebben in het algemeen begeleiding nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve handelingen. Ze reizen doorgaans met begeleiding. De cliënten hebben in het algemeen intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/psychische functies. De aard van het behandel-/begeleidingsdoel kan ontwikkelingsgericht zijn, zodanig dat terugkeer naar huis dan wel plaatsing in een beschermende woonomgeving mogelijk wordt. Er is echter ook een groep cliënten die als chronisch is te beschouwen. Voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie het uitgangspunt. Deze groep zal permanent behandeling nodig blijven hebben om verdere/nieuwe terugval te voorkomen. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten vanwege gezondheidsproblemen vaak dagelijks behoefte aan hulp bij de persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld als gevolg van problemen passend bij het ouder worden of door verwaarlozing van de gezondheid door het zwerven op straat). Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten in het algemeen geen hulp nodig. Bij deze cliënten is sprake van gedragsproblematiek. De behandeling is mede gericht op het beheersbaar houden van deze gedragsproblematiek en het omgaan met defecten. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten over het algemeen actief van aard (de psychopathologie is floride en/of er is sprake van een actieve middelen verslaving). Het profiel is van toepassing op een volwassen cliënt waarvoor de GGZ-behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Zorgverzekeringswet aangevangen behandeltraject na drie jaar nog niet is afgerond. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Behandel-/begeleidingsdoel |
|
GGZ-B Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en gedragsregulering. |
|
Zorgprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft vanwege een ernstige psychiatrische aandoening intensieve behandeling (geneeskundige zorg) nodig die het verblijf in een instelling noodzakelijk maakt. Daarnaast is intensieve begeleiding en structurering nodig. De verblijfsomgeving moet structuur, veiligheid en bescherming bieden. De behandelaar is integraal verantwoordelijk voor het behandelplan en verblijf. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig die voortdurend nabij is, met daarnaast een sterk gestructureerde dagindeling. Cliënten zijn nauwelijks in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat, noch geïnteresseerd. Daarnaast ontbreken de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en moet het initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexere taken vaak worden overgenomen. De cliënten hebben begeleiding nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve handelingen. Ze reizen met begeleiding. De cliënten hebben intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/ psychische functies. De aard van het behandel-/begeleidingsdoel kan ontwikkelingsgericht zijn, zodanig dat terugkeer naar huis dan wel plaatsing in een beschermende woonomgeving mogelijk wordt. Er is echter ook een groep cliënten die als chronisch is te beschouwen. Voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie het uitgangspunt. Deze groep zal permanent behandeling nodig blijven hebben om verdere/nieuwe terugval te voorkomen. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten betreffende de verschillende aspecten behoefte aan toezicht en stimulatie en/of hulp. Er kunnen somatische problemen zijn die extra aandacht vragen; als gevolg van zelfverwaarlozing. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten in het algemeen geen hulp nodig. Bij deze cliënten is sprake van ernstige gedragsproblematiek die, mede vanuit de behandeling, voortdurend moet worden gereguleerd. Deze cliënten doen een groot beroep op hun sociale omgeving en zetten deze voortdurend onder druk met manipulatief gedrag. Ze zijn beperkt gevoelig voor correctie, hebben weinig inzicht in hun eigen aandeel bij interactieproblemen en een relatief beperkt leervermogen. Er is sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief, dwangmatig, destructief en reactief gedrag met betrekking tot interactie. Er kan sprake zijn van zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten over het algemeen actief van aard (de psychopathologie is floride en/of er is sprake van actieve middelenverslaving). De psychiatrische symptomen zijn moeilijk onder controle te krijgen. Er is regelmatig sprake van intensivering van de behandeling en begeleiding en er is regelmatige bijstelling van de medicatie nodig. Het profiel is van toepassing op een volwassen cliënt waarvoor de GGZ-behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Zorgverzekeringswet aangevangen behandeltraject na drie jaar nog niet is afgerond. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Behandel-/begeleidingsdoel |
|
GGZ-B Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft vanwege een ernstige psychiatrische aandoening intensieve behandeling (geneeskundige zorg) nodig die het verblijf in een instelling noodzakelijk maakt. Daarnaast is er, in combinatie met een somatische aandoening, een lichamelijke handicap of verstandelijke beperking, intensieve begeleiding en zorg nodig. De verblijfsomgeving moet structuur, veiligheid en bescherming bieden en zijn aangepast aan de beperkingen van de cliënten (b.v. rolstoelgebruik). De behandelaar is integraal verantwoordelijk voor het behandelplan en verblijf. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig die voortdurend nabij is, met daarnaast een sterk gestructureerde dagindeling. Cliënten zijn nauwelijks in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat, noch geïnteresseerd. Daarnaast ontbreken de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en moet het initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexere taken vaak worden overgenomen. De cliënten hebben begeleiding nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve handelingen. Ze reizen met begeleiding. De cliënten hebben intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/ psychische functies. De aard van het behandel-/begeleidingsdoel kan ontwikkelingsgericht zijn, zodanig dat terugkeer naar huis dan wel plaatsing in een beschermende woonomgeving mogelijk wordt. Er is echter ook een groep cliënten die als chronisch is te beschouwen. Voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie of begeleiding bij achteruitgang het uitgangspunt. Deze groep zal permanent behandeling nodig blijven hebben om verdere/nieuwe terugval te voorkomen of te beperken. Met betrekking tot ADL is er uitgebreide behoefte aan hulp, onder andere bij het eten en drinken, bij het zich wassen en kleden, de toiletgang, eten en drinken. De cliënt is op dit gebied nagenoeg volledig zorgafhankelijk. Bij deze cliënten is tevens vaak sprake van verpleegkundig handelen als gevolg van fysieke gezondheidsproblemen. Ten aanzien van mobiliteit is met betrekking tot het maken van transfers (in en uit bed; in en uit rolstoel) hulp nodig. Bij deze cliënten is sprake van gedragsproblematiek. De behandeling is mede gericht op het beheersbaar houden van deze gedragsproblematiek. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten over het algemeen actief van aard (de psychopathologie is floride). De psychiatrische symptomen zijn moeilijk onder controle te krijgen. Er is regelmatig sprake van intensivering van de behandeling en begeleiding en er is regelmatige bijstelling van de medicatie nodig. De behandeling is zowel gericht op de psychiatrische problematiek als op de bijkomende problematiek. Het profiel is van toepassing op een volwassen cliënt waarvoor de GGZ-behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Zorgverzekeringswet aangevangen behandeltraject na drie jaar nog niet is afgerond. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Behandel-/begeleidingsdoel |
|
GGZ-B Beveiligd voortgezet verblijf vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding. |
|
Zorgprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft vanwege een zeer ernstige psychiatrische aandoening zeer intensieve behandeling (geneeskundige zorg) nodig die het verblijf in een instelling noodzakelijk maakt. Daarnaast is zeer intensieve begeleiding nodig met daarnaast intensieve verzorging, een buitengewoon gestructureerd klimaat en grote mate van beveiliging en bescherming. De verblijfsomgeving moet hier op zijn afgestemd. Er is een specifieke bouwkundige setting en specifieke beveiligingsklimaat nodig. De behandelaar is integraal verantwoordelijk voor het behandelplan en verblijf. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks zeer intensieve begeleiding nodig die voortdurend nabij is, met daarnaast een buitengewoon sterk gestructureerde dagindeling. Cliënten zijn niet in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Deelname aan het maatschappelijk leven is vanwege de extreme gedragsproblematiek niet aan de orde. Verder ontbreken alle besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en moet het initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexere taken volledig worden overgenomen. De cliënten hebben intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/ psychische functies. De aard van het behandel-/begeleidingsdoel kan ontwikkelingsgericht zijn, zodanig dat terugkeer naar huis dan wel plaatsing in een beschermende woonomgeving mogelijk wordt. Er is echter ook een groep cliënten die als chronisch is te beschouwen. Voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie het uitgangspunt. Deze groep zal permanent een behandeling nodig blijven hebben om verdere/nieuwe terugval te voorkomen. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten betreffende de verschillende aspecten behoefte aan enige hulp. Bij deze cliënten is regelmatig tot vaak verpleegkundig handelen nodig (medicatie en gezondheidsbescherming). Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten in beperkte mate hulp nodig. Uit veiligheidsoverwegingen kan geen sprake zijn van het zelfstandig verplaatsen buitenshuis. Deze cliënten kennen verschillende vormen van extreme gedragsproblematiek. Dit betreft verbaal agressief, lichamelijk agressief, destructief, manipulatief, dwangmatig, ongecontroleerd en reactief gedrag. Hierbij is continu behoefte aan hulp, toezicht of sturing. Daarbij is zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag eveneens te verwachten. De cliënten doen een groot beroep op hun sociale omgeving en zetten deze continu onder druk. Ze zijn ongevoelig voor correctie, hebben geen inzicht in hun eigen aandeel bij interactieproblemen en hebben een zeer beperkt leervermogen. Ze kunnen frequent en onvoorspelbaar fors gewelddadig reageren. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten over het algemeen actief van aard (de psychopathologie is floride). De psychiatrische symptomen zijn moeilijk onder controle te krijgen. Er is regelmatig sprake van intensivering van de behandeling en begeleiding en er is regelmatige bijstelling van de medicatie nodig. Het profiel is van toepassing op een volwassen cliënt waarvoor de GGZ-behandelaar heeft aangegeven dat dit onder de Zorgverzekeringswet aangevangen behandeltraject na drie jaar nog niet is afgerond. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Behandel-/begeleidingsdoel |
|
Sector GGZ, Wonen
GGZ Wonen met intensieve begeleiding |
Zorgprofiel |
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. Ze zijn niet in staat regie te voeren over een zelfstandige huishouding, hebben niet de potentie (kunnen en willen) om zelfstandig te wonen; kunnen hun hulpvraag niet uitstellen en/of verwoorden en/of zijn niet in staat om tijdig hulp te vragen. Er is sprake van een beperkt probleemoplossend vermogen, van impulsief beslissen en reageren en van problemen in de impulsbeheersing. Het vaardigheidsniveau van de cliënt is beperkt. Cliënten kunnen eenvoudige taken waar zij in het dagelijks leven voor staan niet zonder begeleiding uitvoeren. De cliënten hebben een veilige, weinig eisende en prikkelarme woonomgeving nodig die bescherming, stabiliteit, veiligheid en structuur biedt. De begeleiding, psychiatrische verpleging en/of behandeling is dan ook met name gericht op het omgaan met de defecten en de kwetsbaarheid als gevolg daarvan, op het ondersteunen en/of behandelen van cliënten om het probleemgedrag om te buigen tot constructief of functioneel gedrag. De psychiatrische problematiek bij deze cliënten varieert van passief tot actief. De psychiatrische symptomen zijn bij tijd en wijle lastig onder controle te krijgen, dan is intensivering van zorg gewenst (of bijstelling van medicatie). Cliënten hebben zelf geen of beperkt inzicht in de gevolgen van de aandoening en de effecten van hun (probleem)gedrag. |
Sociale redzaamheid |
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig. Er is sprake van verlies van zelfregie en/of een verstoord dag- en nachtritme. Cliënten hebben grote problemen met het onderhouden van sociale relaties en het invullen van de dag. Buiten professionals hebben cliënten zeer weinig relaties die steunend kunnen zijn of deze relaties zijn niet in de nabijheid. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men nagenoeg niet in staat, cliënt ervaart geen binding met de samenleving. Cliënt vraagt niet op een adequate wijze om hulp, geeft de eigen grenzen niet aan. |
Psychosociale / cognitieve functies |
Er zijn forse beperkingen in de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het initiëren en uitvoeren van eenvoudige taken. De cliënten hebben bijvoorbeeld begeleiding nodig bij het beheren van geld en/of het verrichten van administratieve handelingen. Cliënten hebben begeleiding nodig bij het structureren van de dag en het doen van dagelijkse repeterende handelingen zoals verzorgen van maaltijden en doen van boodschappen. De cliënten hebben in het algemeen intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/psychische functies. |
ADL / HDL |
Ten aanzien van ADL hebben de cliënten in het algemeen behoefte aan toezicht of stimulatie met betrekking tot de persoonlijke verzorging en het schoonhouden van hun persoonlijke leefomgeving. |
Mobiliteit |
Cliënten kunnen vanwege lichamelijke schade ten gevolge van leefstijl en/of vanwege gevolgschade van de stoornis en/of de medicatie, eerder dan gemiddeld mobiliteitsproblemen hebben. Vaak maken zij dan gebruik van hulpmiddelen op relatief jonge leeftijd vanwege somatische aandoeningen. |
Gedragsproblematiek |
Bij deze cliënten kan terugkerend sprake zijn van enige gedragsproblematiek, maar die is hanteerbaar in de context van voortdurende begeleiding in de nabijheid. Dit speelt met name bij reactief gedrag met betrekking tot interactie. |
Aard van het begeleidings / behandeldoel |
De aard van het begeleidings-/behandeldoel is leren omgaan met of begeleiden bij de kwetsbaarheid en het hanteren van de effecten van hun gedrag. De focus ligt op stabilisatie en behoud van vaardigheden en is ontwikkelingsgericht. Er kan echter ook sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang en het voorkomen van instabiliteit op het gebied van levensterreinen zoals huisvesting, financiën en sociale relaties. Cliënt heeft een zinvolle invulling van de dag. |
Grondslag |
Bij cliënten in dit zorgprofiel is sprake van een psychiatrische aandoening, psychische stoornis (waartoe ook verslaving behoort). Mogelijk in combinatie met een (licht) verstandelijke beperking en/of een lichte somatische aandoening. |
GGZ Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
Zorgprofiel |
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. Ze kunnen hun hulpvraag niet uitstellen en/of verwoorden en/of zijn niet in staat om tijdig hulp te vragen. De cliënten hebben een structuur en toezicht biedende beschermende woonomgeving nodig, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning van taken op alle levensterreinen nodig inclusief hulp vanwege (somatische) gezondheidsbeperkingen. De psychiatrische problematiek bij deze cliënten varieert van passief tot actief en/of er is sprake van actieve middelen verslaving. De problematiek wordt getracht onder controle te houden met medicijnen en begeleiding, psychiatrische verpleging en/of behandeling gericht op het gedrag van de cliënt, op het ondersteunen en/of behandelen van cliënten om het probleemgedrag om te buigen tot constructief of functioneel gedrag. Indien van toepassing is sprake van gecontroleerd gebruik van middelen. |
Sociale redzaamheid |
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig. Er is sprake van verlies van zelfregie en van een verstoord dag- en nachtritme. Cliënten hebben grote problemen met het onderhouden van sociale relaties en het invullen van de dag. Buiten professionals hebben cliënten zeer weinig relaties die steunend kunnen zijn of deze relaties zijn niet in de nabijheid. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat, cliënt ervaart geen binding met de samenleving. Cliënt vraagt niet op een adequate wijze om hulp, geeft de eigen grenzen niet aan. |
Psychosociale / cognitieve functies |
Er zijn forse beperkingen in de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het initiëren en uitvoeren van eenvoudige taken. De cliënten hebben begeleiding nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve handelingen. Dagelijks repeterende handelingen worden voor de cliënt georganiseerd, cliënt kan daarbij onder begeleiding taken uitvoeren. Cliënten hebben in het algemeen intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/psychische functies; er kan sprake zijn van geheugendefecten. |
ADL / HDL |
Ten aanzien van ADL hebben de cliënten vanwege een slechte gezondheid in algemene zin veelal dagelijks behoefte aan hulp bij de persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld als gevolg van problemen passend bij het ouder worden of door verwaarlozing van de gezondheid door het zwerven op straat). Cliënten kunnen hun persoonlijke leefomgeving niet zelfstandig schoonhouden, hierbij worden zij intensief begeleid. |
Mobiliteit |
Cliënten hebben vanwege lichamelijke schade ten gevolge van leefstijl en/of vanwege gevolgschade van de stoornis en/of de medicatie, eerder dan gemiddeld mobiliteitsproblemen. Vaak maken zij gebruik van hulpmiddelen op relatief jonge leeftijd vanwege somatische aandoeningen. Op bekende ‘ingesleten’ routes kunnen ze zonder begeleiding reizen. Voor overige routes reizen ze met begeleiding. |
Gedragsproblematiek |
Bij deze cliënten is sprake van gedragsproblematiek. De begeleiding is mede gericht op het beheersbaar houden van deze gedragsproblematiek en het begeleiden van gedrag als gevolg van cognitieve schade. |
Aard van het begeleidings / behandeldoel |
De aard van het begeleidings-/behandeldoel is ontwikkelingsgericht in het leren omgaan met of begeleiden bij de kwetsbaarheid en het hanteren van de effecten van hun gedrag, danwel stabilisatie en continuering van de situatie. Gericht op het voorkomen van instabiliteit op het gebied van huisvesting, financiën, sociale relaties. Cliënt heeft een zinvolle invulling van de dag. |
Grondslag |
Bij cliënten in dit zorgprofiel is sprake van een psychiatrische aandoening, psychische stoornis (waartoe ook verslaving behoort), mogelijk in combinatie met een somatische aandoening, een lichamelijke en/of (lichte) verstandelijke handicap. |
GGZ Wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering |
Zorgprofiel |
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve zorg en intensieve begeleiding nodig. Ze kunnen hun hulpvraag niet uitstellen en/of verwoorden en/of zijn niet in staat om tijdig hulp te vragen. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning en overname van taken op alle levensterreinen nodig. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten actief van aard (de psychopathologie is floride). De problematiek wordt getracht onder controle te houden met medicijnen en intensieve begeleiding, psychiatrische verpleging en/of behandeling. |
Sociale redzaamheid |
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig die voortdurend nabij is, met daarnaast een sterk gestructureerde dagindeling. Er is sprake van verlies van zelfregie en vaak van een verstoord dag- en nachtritme. Cliënten zijn vanwege een gebrek aan sociale vaardigheden niet in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat, cliënten ervaren grote afstand tot de maatschappij. Cliënt vraagt niet op adequate wijze om hulp, geeft de eigen grenzen niet aan. |
Psychosociale / cognitieve functies |
Bij deze cliënten ontbreken de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en moet het initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexere taken vaak worden overgenomen of is aanvullende hulp noodzakelijk. De cliënten hebben begeleiding nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve handelingen. De cliënten hebben intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/psychische functies. Ze beslissen vaak impulsief, hebben geen inzicht in de consequenties van gedrag. |
ADL / HDL |
Ten aanzien van ADL hebben de cliënten betreffende de verschillende aspecten behoefte aan toezicht en stimulatie en/of hulp. Er kunnen somatische problemen zijn die extra aandacht vragen als gevolg van zelfverwaarlozing. Cliënten verwaarlozen hun persoonlijke leefomgeving hebben hierbij intensieve begeleiding nodig. |
Mobiliteit |
Cliënten kunnen vanwege lichamelijke schade ten gevolge van leefstijl en/of vanwege gevolgschade van de stoornis en/of de medicatie, eerder dan gemiddeld mobiliteitsproblemen hebben. Vaak maken zij dan gebruik van hulpmiddelen op relatief jonge leeftijd vanwege somatische aandoeningen. Op zeer bekende ‘ingesleten’ routes kunnen ze zonder begeleiding reizen. Voor overige routes reizen ze met begeleiding. |
Gedragsproblematiek |
Bij deze cliënten is sprake van ernstige gedragsproblematiek die, mede door intensieve begeleiding, voortdurend moet worden gereguleerd. Deze cliënten doen een groot beroep op hun omgeving en zetten deze voortdurend onder druk met probleemgedrag. Ze zijn beperkt gevoelig voor correctie en niet in staat hun gedrag na correctie aan te passen, hebben weinig inzicht in hun eigen aandeel bij interactie-problemen en een relatief beperkt leervermogen. Er is sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief, dwangmatig, destructief en reactief gedrag met betrekking tot interactie. Er kan sprake zijn van zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag. |
Aard van het begeleidings / behandeldoel |
De aard van het begeleidings-/behandeldoel is stabilisatie en continuering van de situatie dan wel ontwikkelingsgericht (daar waar mogelijk). Cliënten worden begeleid met of geleerd om te gaan met hun kwetsbaarheid en het hanteren van de effecten van hun gedrag. Cliënt heeft een zinvolle invulling van de dag. |
Grondslag |
Bij cliënten in dit zorgprofiel is sprake van een psychiatrische aandoening, psychische stoornis (waartoe ook verslaving behoort), mogelijk in combinatie met een somatische aandoening, een lichamelijke en/of (lichte) verstandelijke handicap. |
GGZ Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging |
Zorgprofiel |
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening, in combinatie met een somatische aandoening, lichamelijke handicap of verstandelijke beperking, intensieve begeleiding, verpleging en zorg nodig. Ze kunnen hun hulpvraag niet uitstellen en/of verwoorden en/of zijn niet in staat om tijdig hulp te vragen. De wederzijdse beïnvloeding van de stoornissen, aandoeningen en/of beperkingen leidt tot complexe zorgvragen. De woonomgeving moet veel voorspelbaarheid, structuur, veiligheid en bescherming bieden en zijn aangepast aan de beperkingen van de cliënten (b.v. rolstoelgebruik). Er is veelal overname van taken op alle levensterreinen nodig. Cliënten zijn kwetsbaar bij een verstoring van het lichamelijk/cognitief ziektebeeld. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten actief van aard (de psychopathologie is floride). De problematiek wordt getracht onder controle te houden met medicijnen en intensieve begeleiding, psychiatrische verpleging en/of behandeling. |
Sociale redzaamheid |
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig die voortdurend nabij is, met daarnaast een sterk gestructureerde dagindeling. Er zijn zware regieproblemen. Cliënten zijn niet in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat. |
Psychosociale / cognitieve functies |
Bij deze cliënten ontbreken de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en moet het initiëren en uitvoeren van bijna alle taken vaak worden overgenomen. De cliënten hebben begeleiding nodig bij het beheren van geld en het verrichten van administratieve handelingen. De cliënten hebben intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/psychische functies. |
ADL / HDL |
Met betrekking tot ADL hebben de cliënten vanwege een slechte gezondheidssituatie uitgebreide behoefte aan hulp, onder andere bij het eten en drinken en bij het zich wassen en kleden. Ze hebben veelal dagelijks behoefte aan hulp of overname bij de persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld als gevolg van problemen passend bij het ouder worden of door verwaarlozing van de gezondheid door het zwerven op straat). De somatische klachten zijn zodanig van aard dat veelal dagelijks behoefte is aan intensieve verpleging en monitoring. Cliënten kunnen hun persoonlijke leefomgeving niet zelfstandig schoonhouden, hierbij moeten zij intensief worden begeleid. |
Mobiliteit |
Ten aanzien van mobiliteit wordt gebruik gemaakt van hulpmiddelen en ondersteuning door begeleiding. Op zeer bekende ‘ingesleten’ routes kunnen ze zonder begeleiding reizen. Voor overige routes reizen ze met begeleiding. |
Gedragsproblematiek |
Bij deze cliënten is sprake van ernstige gedragsproblematiek die, mede door intensieve begeleiding, voortdurend moet worden gereguleerd. |
Aard van het begeleidings / behandeldoel |
De aard van het begeleidingsdoel is divers; zowel stabilisatie en continuering van de situatie, ontwikkelingsgericht (daar waar mogelijk) en begeleiding bij achteruitgang zijn aan de orde. Cliënt heeft een zinvolle invulling van de dag. |
Grondslag |
Bij cliënten in dit zorgprofiel is sprake van een psychiatrische aandoening, psychische stoornis (waartoe ook verslaving behoort), in combinatie met een somatische aandoening, een lichamelijke en/of (lichte) verstandelijke handicap. |
GGZ Beveiligd wonen vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding |
Zorgprofiel |
Deze cliëntgroep heeft vanwege een zeer ernstige psychiatrische aandoening zeer intensieve begeleiding nodig met daarnaast intensieve verzorging, een buitengewoon gestructureerd klimaat en grote mate van beveiliging en bescherming. De verblijfsomgeving moet hier op zijn afgestemd, bijvoorbeeld prikkelarm. Er is een specifieke bouwkundige setting en specifieke beveiligingsklimaat nodig met bijvoorbeeld een gecontroleerde in- en uitgang. Er is ondersteuning en overname van taken op alle levensterreinen nodig. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten over het algemeen actief van aard (de psychopathologie is floride). De psychiatrische symptomen zijn moeilijk onder controle te krijgen. Er is regelmatig sprake van intensivering van de psychiatrische verpleging, behandeling en begeleiding en er is regelmatige bijstelling van de medicatie nodig. |
Sociale redzaamheid |
De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks zeer intensieve begeleiding nodig die voortdurend nabij is, met daarnaast een buitengewoon sterk gestructureerde dagindeling. Er is sprake van verlies van zelfregie en vaak van een verstoord dag- en nachtritme. Cliënten zijn niet in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Deelname aan het maatschappelijk leven is vanwege de extreme gedragsproblematiek niet aan de orde. |
Psychosociale / cognitieve functies |
Bij deze cliënten ontbreken alle besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en moet het initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexere taken volledig worden overgenomen. De cliënten hebben intensieve ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/psychische functies. |
ADL / HDL |
Ten aanzien van ADL hebben de cliënten betreffende de verschillende aspecten behoefte aan enige hulp. Bij deze cliënten is regelmatig tot vaak verpleegkundig handelen nodig (medicatie en gezondheidsbescherming). Cliënten verwaarlozen hun persoonlijke leefomgeving hebben hierbij intensieve begeleiding nodig. |
Mobiliteit |
Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten in beperkte mate hulp nodig. Uit veiligheidsoverwegingen kan geen sprake zijn van het zelfstandig verplaatsen buitenshuis. |
Gedragsproblematiek |
Deze cliënten hebben nagenoeg geen impulsbeheersing en kennen verschillende vormen van extreme gedragsproblematiek. Dit betreft verbaal agressief, lichamelijk agressief, destructief, manipulatief, dwangmatig, ongecontroleerd en reactief gedrag. Hierbij is continu behoefte aan hulp, toezicht of sturing. Daarbij is zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag eveneens te verwachten. De cliënten doen een groot beroep op hun sociale omgeving en zetten deze continu onder druk. Ze zijn ongevoelig voor correctie, hebben geen inzicht in hun eigen aandeel bij interactie-problemen en hebben een zeer beperkt leervermogen. Ze kunnen frequent en onvoorspelbaar fors gewelddadig reageren. |
Aard van het begeleidings / behandeldoel |
De problematiek van deze groep cliënten is als chronisch te beschouwen. Voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie het uitgangspunt. Deze groep zal permanent begeleiding en behandeling nodig blijven hebben om verdere/nieuwe terugval te voorkomen. Cliënt heeft een zinvolle invulling van de dag. |
Grondslag |
Bij cliënten in dit zorgprofiel is sprake van een psychiatrische aandoening, psychische stoornis (waartoe ook verslaving behoort), mogelijk in combinatie met een somatische aandoening, een lichamelijke en/of (lichte) verstandelijke handicap. |
Artikel 1.9 Gelijkstelling met basisregistratie personen
Artikel 1.9 Gelijkstelling met basisregistratie personen
1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt met de basisregistratie personen gelijkgesteld een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland.
2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de situatie dat een persoon niet in Nederland woont en niet is ingeschreven in een naar aard en strekking met de basisregistratie personen overeenkomende registratie buiten Nederland.
Artikel 32a
Artikel 32a [Vervallen per 01-01-2010]
[Vervallen]
Artikel 12
Artikel 12
1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.
2 Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit beleggingsinstellingen.
Bijlage B bij artikel 8.4 van de Regeling langdurige zorg
Bijlage B bij artikel 8.4 van de Regeling langdurige zorg
Verdeling van gemeenten over zorgkantoorregio's in 2016
Groningen
Appingedam, Bedum, Bellingwedde, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Veendam, Vlagtwedde, Winsum, Zuidhorn
Friesland
Achtkarspelen, Ameland, Dantumadiel, de Fryske Marren, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Harlingen, Heerenveen, het Bildt, Kollumerland en Nieuwkruisland, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest Fryslân, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland, Weststellingwerf
Drenthe
Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo, Westerveld
Zwolle
Dalfsen, Elburg, Ermelo, Hardenberg, Harderwijk, Hattem, Kampen, Nunspeet, Oldebroek, Ommen, Putten, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland, Zwolle
Twente
Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden
Apeldoorn, Zutphen e.o.
Apeldoorn, Brummen, Epe, Heerde, Lochem, Zutphen
Midden IJssel
Deventer, Olst-Wijhe, Raalte, Voorst
Arnhem
Aalten, Arnhem, Barneveld, Berkelland, Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Duiven, Ede, Lingewaard, Montferland, Oost-Gelre, Oude IJsselstreek, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Scherpenzeel, Wageningen, Westervoort, Winterswijk, Zevenaar
Nijmegen
Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Gennep, Berg en Dal, Heumen, Lingewaal, Mook en Middelaar, Neder-Betuwe, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, West Maas en Waal, Wijchen
Utrecht
Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Nijkerk, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg, Zeist
Flevoland
Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Zeewolde
't Gooi
Bussum, Gooise Meren, Muiden
Noord-Holland Noord
Alkmaar, Bergen nh, Den Helder, Drechterland, Enkhuizen, Heerhugowaard, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Langedijk, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec, Texel
Kennemerland
Beverwijk, Bloemendaal, Castricum, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen, Zandvoort
Zaanstreek/Waterland
Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zaanstad
Amsterdam
Amsterdam, Diemen
Amstelland en de Meerlanden
Aalsmeer, Amstelveen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn
Zuid-Holland Noord
Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude
Haaglanden
‘s-Gravenhage, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar, Zoetermeer
Westland Schieland Delfland
Delft, Langsingerland, Maassluis, Midden- Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Schiedam, Vlaardingen, Westland
Midden-Holland
Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen, Zuidplas
Rotterdam
Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Rotterdam
Zuid-Hollandse eilanden
Albrandswaard, Barendrecht, Binnenmaas, Brielle, Cromstrijen, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Korendijk, Nissewaard, Oud-Beijerland, Ridderkerk, Strijen, Westvoorne
Waardenland
Alblasserdam, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam,
Hendrik-Ido-Ambacht, Molenwaard, Papendrecht, Sliedrecht, Vijfheerenlanden Zwijndrecht
Zeeland
Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere, Vlissingen
West-Brabant
Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem, Zundert
Midden-Brabant
Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk
Noordoost Brabant
Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Maasdriel,
Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, ‘s-Hertogenbosch, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel,
Sint-Oedenrode, Uden, Veghel, Vught, Zaltbommel
Zuidoost Brabant
Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek,
Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren,
Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre
Noord- en Midden-Limburg
Beesel, Bergen lb, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray, Weert
Zuid-Limburg
Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal
Artikel 1.10 Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger
Artikel 1.10 Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger verstaan een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 3, vierde tot en met twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Artikel 33
Artikel 33
Van schenkbelasting is vrijgesteld, hetgeen wordt verkregen:
1°. van:
a. de Koning;
b. de vermoedelijke opvolger van de Koning;
c. de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan;
d. de echtgenoot of echtgenote van de Koning, de echtgenoot of echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning of de echtgenoot of echtgenote van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan;
uit hoofde van hun functie en hoedanigheid;
2°. door de Staat, of van de Staat, een provincie, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of gemeente;
3°. door een provincie of gemeente in Nederland, zonder bijzondere opdracht of met een opdracht, indien en voor zover deze opdracht aan de schenking niet het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang;
4°. door een algemeen nut beogende instelling, voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden, welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang;
5°. door een kind van de ouders, tot een bedrag van € 6.633, met dien verstande dat dit bedrag voor een kind tussen 18 en 40 jaar voor één kalenderjaar wordt verhoogd, mits op deze verhoogde vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan, tot een bedrag van:
a. € 31.813; of
b. € 66.268, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, indien het bedrag is bestemd voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep ten behoeve van dat kind en deze kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk;
6°. [vervallen;]
7°. in alle andere gevallen: € 2.658;
8°. door iemand, die niet in staat is zijn schulden te betalen, indien en voor zover het verkregene strekt om de begiftigde daartoe in staat te stellen;
9°. door iemand te wiens laste over die verkrijging inkomstenbelasting of een voorheffing van die belasting wordt geheven;
10°. van een algemeen nut beogende instelling, voor zover de uitkeringen geheel of nagenoeg geheel het karakter hebben van te zijn geschied in het algemeen belang;
11°. door een rechtspersoon, welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel heeft de bevordering van de materiële en geestelijke belangen van de werknemers in het bedrijf van de schenker, dan wel in de bedrijven van de schenker en anderen, of van de nabestaanden van die werknemers;
12° indien en voor zover de schenking heeft gestrekt tot voldoening aan een natuurlijke verbintenis als is bedoeld in artikel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Voor zover een ingevolge deze bepaling van schenkbelasting vrijgestelde verkrijging haar grond vindt in de voldoening aan een natuurlijke verbintenis als is bedoeld in de vorige volzin tot verzorging na het overlijden van de schuldenaar - de omzetting van zodanige verbintenis in een rechtens afdwingbare daaronder begrepen - wordt zij geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen. Voor zover een schenking van een periodieke uitkering door een werkgever of zijn echtgenoot of door een pensioenfonds aan een nabestaande van een werknemer ingevolge deze bepaling is vrijgesteld van schenkbelasting, wordt zij, voor de toepassing van deze wet, beschouwd als een aan de werknemer toe te rekenen bevoordeling krachtens een ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding;
13°. door een sociaal belang behartigende instelling, voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het sociaal belang;
14°. door een steunstichting SBBI, voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn bestemd voor de realisatie van de doelstelling van de steunstichting.
Slotformulier en ondertekening
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Soestdijk 29 april 1970 JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
Uitgegeven de achtste mei 1970. De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.
Bijlage C bij artikel 5.13 van de Regeling langdurige zorg
Bijlage C bij artikel 5.13 van de Regeling langdurige zorg
Klassen voor vormen van zorg (persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding individueel, begeleiding groep), per zorgprofiel telkens met of zonder begeleiding groep.
Met inbegrip van klassen voor vormen van zorg per zorgzwaartepakket op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten voor verzekerden die krachtens overgangsrecht toegang hebben verkregen tot zorg krachtens de Wet langdurige zorg.
Tot ieder zorgprofiel behoort tevens schoonhouden van de woonruimte, klasse 1.
Zorgprofiel |
ZZP AWBZ |
Persoonlijke verzorging |
Verpleging |
Begeleiding Individueel |
Begeleiding Groep |
Sector Verpleging en Verzorging |
|||||
1VV |
1 |
1 |
2 |
||
2VV |
3 |
2 |
1 |
||
3VV |
4 |
1 |
2 |
||
Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging |
4VV |
4 |
2 |
3 |
|
Beschermd wonen met intensieve dementiezorg |
5VV |
4 |
3 |
4 |
|
Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging |
6VV |
4 |
3 |
4 |
|
Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding |
7VV |
4 |
3 |
6 |
|
Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging en verpleging |
8VV |
5 |
3 |
7 |
|
Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging |
9bVV |
5 |
2 |
4 |
|
Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg |
10VV |
7 |
5 |
4 |
|
Sector GGZ, B-groep |
|||||
1GGZ B |
1 |
0 |
3 |
||
1GGZ B |
1 |
0 |
3 |
4 |
|
2GGZ B |
1 |
0 |
4 |
||
2GGZ B |
1 |
0 |
4 |
4 |
|
Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding |
3GGZ B |
1 |
0 |
5 |
|
Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding, ook begeleiding groep |
3GGZ B |
1 |
0 |
5 |
4 |
Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en verzorging |
4GGZ B |
3 |
1 |
4 |
|
Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en verzorging, ook begeleiding groep |
4GGZ B |
3 |
1 |
4 |
4 |
Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en gedragsregulering |
5GGZ B |
2 |
1 |
5 |
|
Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en gedragsregulering, ook begeleiding groep |
5GGZ B |
2 |
1 |
5 |
5 |
Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en intensieve verzorging en verpleging |
6GGZ B |
4 |
2 |
5 |
|
Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en intensieve verzorging en verpleging, ook begeleiding groep |
6GGZ B |
4 |
2 |
5 |
4 |
Beveiligd voortgezet verblijf vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding |
7GGZ B |
3 |
2 |
7 |
|
Beveiligd voortgezet verblijf vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding, ook begeleiding groep |
7GGZ B |
3 |
2 |
7 |
5 |
Sector Licht Verstandelijk Gehandicapt |
|||||
Wonen met begeleiding en verzorging |
1LVG |
2 |
4 |
1 |
|
Wonen met behandeling en begeleiding |
2LVG |
2 |
6 |
1 |
|
Wonen met intensieve behandeling en begeleiding, kleine groep |
3LVG |
4 |
6 |
1 |
|
Wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding |
4LVG |
5 |
7 |
2 |
|
Besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding |
5LVG |
5 |
7 |
2 |
|
Behandeling in een SGLVG behandelcentrum |
1SGLVG |
3 |
7 |
3 |
|
Sector Verstandelijk Gehandicapt |
|||||
1VG |
2 |
3 |
|||
1VG |
2 |
3 |
5 |
||
2VG |
2 |
4 |
|||
2VG |
2 |
4 |
5 |
||
Wonen met begeleiding en verzorging |
3VG |
1 |
5 |
||
Wonen met begeleiding en verzorging, ook begeleiding groep |
3VG |
1 |
5 |
6 |
|
Wonen met begeleiding en intensieve en intensieve verzorging |
4VG |
2 |
0 |
5 |
|
Wonen met begeleiding en intensieve en intensieve verzorging, ook begeleiding groep |
4VG |
2 |
0 |
5 |
6 |
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
5VG |
4 |
1 |
5 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging, ook begeleiding groep |
5VG |
4 |
1 |
5 |
7 |
Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragregulering |
6VG |
2 |
6 |
||
Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragregulering, ook begeleiding groep |
6VG |
2 |
6 |
8 |
|
(besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering |
7VG |
4 |
0 |
7 |
|
(besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering, ook begeleiding groep |
7VG |
4 |
0 |
7 |
9 |
Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging |
8VG |
7 |
2 |
3 |
|
Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging, ook begeleiding groep |
8VG |
7 |
2 |
3 |
7 |
Sector Lichamelijk Gehandicapt |
|||||
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015) |
1LG |
2 |
0 |
4 |
|
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015), ook begeleiding groep |
1LG |
2 |
0 |
4 |
6 |
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
2LG |
4 |
0 |
4 |
|
Wonen met begeleiding en enige verzorging, ook begeleiding groep |
2LG |
4 |
0 |
4 |
6 |
Wonen met enige begeleiding en verzorging (2015) |
3LG |
4 |
0 |
3 |
|
Wonen met enige begeleiding en verzorging (2015), ook begeleiding groep |
3LG |
4 |
0 |
3 |
7 |
Wonen met begeleiding en verzorging |
4LG |
4 |
0 |
4 |
|
Wonen met begeleiding en verzorging, ook begeleiding groep |
4LG |
4 |
0 |
4 |
6 |
Wonen met begeleiding en intensieve verzorging |
5LG |
5 |
1 |
4 |
|
Wonen met begeleiding en intensieve verzorging, ook begeleiding groep |
5LG |
5 |
1 |
4 |
7 |
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
6LG |
6 |
2 |
4 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging, ook begeleiding groep |
6LG |
6 |
2 |
4 |
6 |
Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging |
7LG |
6 |
2 |
5 |
|
Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging, ook begeleiding groep |
7LG |
6 |
2 |
5 |
5 |
Sector Zintuiglijk Gehandicapt, visueel |
|||||
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015) |
1ZGvis |
2 |
3 |
||
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015), ook begeleiding groep |
1ZGvis |
2 |
3 |
6 |
|
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
2ZGvis |
2 |
5 |
||
Wonen met begeleiding en enige verzorging, ook begeleiding groep |
2ZGvis |
2 |
5 |
5 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
3ZGvis |
3 |
1 |
5 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en verzorging, ook begeleiding groep |
3ZGvis |
3 |
1 |
5 |
5 |
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
4ZGvis |
6 |
1 |
5 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging, ook begeleiding groep |
4ZGvis |
6 |
1 |
5 |
7 |
Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging |
5ZGvis |
6 |
1 |
6 |
|
Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging, ook begeleiding groep |
5ZGvis |
6 |
1 |
6 |
7 |
Sector Zintuiglijk Gehandicapt, auditief en communicatief |
|||||
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
1ZGaud |
1 |
5 |
||
Wonen met begeleiding en enige verzorging, ook begeleiding groep |
1ZGaud |
1 |
5 |
8 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
2ZGaud |
5 |
2 |
7 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en verzorging, ook begeleiding groep |
2ZGaud |
5 |
2 |
7 |
9 |
Wonen intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
3ZGaud |
7 |
3 |
7 |
|
Wonen intensieve begeleiding en intensieve verzorging, ook begeleiding groep |
3ZGaud |
7 |
3 |
7 |
9 |
Wonen intensieve begeleiding en enige verzorging |
4ZGaud |
3 |
7 |
||
Wonen intensieve begeleiding en enige verzorging, ook begeleiding groep |
4ZGaud |
3 |
7 |
7 |
Artikel 33a
Artikel 33a [Vervallen per 01-01-2024]
[Vervallen]
Artikel 1.11 Buitenlandse rechtsvormen en vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld
Artikel 1.11 Buitenlandse rechtsvormen en vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld
[Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden]
Bijlage D bij artikel 5.24 van de Regeling langdurige zorg.
Bijlage D bij artikel 5.24 van de Regeling langdurige zorg.
Aanvaardbaarheidspercentages, bedoeld in artikel 3.7.2, derde lid, van het besluit langdurige zorg.
Andorra 100% Aruba 60% Australië 100% Bosnië 43% België 100% Bonaire 60% Canada 100% Curaçao 60% Denemarken 100% Duitsland 100% Finland 100% Frankrijk 100% Griekenland 78% Hongarije 57% Hong Kong 100% Ierland 100% IJsland 100% Israël 83% Italië 92% Japan 89% Kroatië 44% Liechtenstein 100% Luxemburg 100% Maleisië 37% Malta 63% |
Mexico 43% Monaco 100% Nieuw-Zeeland 72% Noorwegen 100% Oostenrijk 100% Polen 48% Portugal 69% Roemenië 33% Rusland 38% Saba 60% Servië 43% Singapore 100% Sint Eustatius 60% Sint Maarten 60% Slowakije 50% Spanje 85% Suriname 48% Thailand 31% Tsjechië 59% Turkije 41% Verenigd Koninkrijk 100% Verenigde Staten 100% Zuid-Afrika 42% Zuid-Korea 72% Zweden 100% Zwitserland 100% |
Het aanvaardbaarheidspercentage voor een land dat in bovenstaande lijst ontbreekt is 30%.
Artikel 34
Artikel 34
Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur regelen te stellen, ten doel hebbende te bevorderen, dat het vermogen van de in artikel 33, onder 11°, bedoelde rechtspersonen blijvend wordt aangewend voor het door die rechtspersonen beoogde doel; bij niet-naleving van deze regelen blijft gemelde vrijstellingsbepaling buiten toepassing.
Bijlage E bij artikel 9.3d van de Regeling langdurige zorg
Bijlage E bij artikel 9.3d van de Regeling langdurige zorg
1. Voor de berekening van het aantal uren, bedoeld in artikel 9.3d, eerste lid, onderdeel a, wordt een indicatie voor ‘begeleiding individueel’ of ‘persoonlijke verzorging’ in een van de hiernavolgende klassen aangemerkt als een indicatie voor het na de klasse genoemde aantal uren:
klasse
uren
1
1,0
2
3,0
3
5,5
4
8,5
5
11,5
6
14,5
7
18,0
8
22,5
2. Voor de berekening van het aantal uren, bedoeld in artikel 9.3d, eerste lid, onderdeel a, wordt een indicatie voor ‘verpleging’ in een van de hiernavolgende klassen aangemerkt als een indicatie voor het na de klasse genoemde aantal uren:
klasse
uren
0
0,5
1
1,5
2
3,0
3
5,5
4
8,5
5
11,5
6
14,5
7
18,0
3. Indien een verzekerde krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op ‘begeleiding individueel’ en daartoe klasse 8 vermeerderd met extra geïndiceerde uren geïndiceerd heeft gekregen, wordt het aantal uren ‘begeleiding individueel’, bedoeld in artikel 9.3d, eerste lid, onderdeel a, bepaald door het aantal van 25 te vermeerderen met het aantal extra geïndiceerde uren.
4. Indien een verzekerde krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op ‘persoonlijke verzorging’ en daartoe klasse 8 vermeerderd met extra geïndiceerde uren geïndiceerd heeft gekregen, wordt het aantal uren ‘persoonlijke verzorging’, bedoeld in artikel 9.3d, eerste lid, onderdeel a, bepaald door het aantal van 25 te vermeerderen met het aantal extra geïndiceerde uren.
5. Indien een verzekerde krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op ‘verpleging’ en daartoe klasse 7 vermeerderd met extra geïndiceerde uren geïndiceerd heeft gekregen, wordt het aantal uren ‘verpleging’, bedoeld in artikel 9.3d, eerste lid, onderdeel a, bepaald door het aantal van 20 te vermeerderen met het aantal extra geïndiceerde uren.
Artikel 35
Artikel 35 [Vervallen per 01-01-2010]
[Vervallen]
Bijlage F bij de artikelen 9.8, tweede en derde lid, 9.8a, eerste lid, 9.9, eerste lid, 9.10, eerste lid, 9.14, tweede lid, alsmede 9.16, eerste lid, van de Regeling langdurige zorg
Bijlage F bij de artikelen 9.8, tweede en derde lid, 9.8a, eerste lid, 9.9, eerste lid, 9.10, eerste lid, 9.14, tweede lid, alsmede 9.16, eerste lid, van de Regeling langdurige zorg
Zorgprofielen als bedoeld in de artikelen 9.8, tweede en derde lid, 9.8a, eerste lid, 9.9, eerste lid, 9.10, eerste lid, 9.14, tweede lid, alsmede 9.16, eerste lid, van de Regeling langdurige zorg (met conversietabel zzp’s Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten)
VV |
Beschut wonen met enige begeleiding |
Zorgprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft enige begeleiding nodig, in een beschutte woonomgeving, omdat ze niet meer helemaal zelfstandig kan wonen. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid vooral behoefte aan enige begeleiding op het gebied van het nemen van besluiten, het komen tot oplossingen, deelname aan het maatschappelijk leven, het uitvoeren van complexere taken en het huishoudelijk leven. De begeleiding bestaat uit toezicht of stimulatie. Betreffende het uitvoeren van complexere taken kan ook overname van zorg nodig zijn. De cliënten hebben in het algemeen weinig ondersteuning nodig ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies. Vanwege bijvoorbeeld eenzaamheid of lusteloosheid kan bij deze cliënten af en toe behoefte bestaan aan hulp, toezicht of sturing ten aanzien van motivatie, geheugen en denken en het psychosociaal welbevinden. Ten aanzien van ADL zijn de cliënten meestal zelfstandig. Zij kunnen wel behoefte hebben aan toezicht en stimulatie betreffende kleine verzorgingstaken en wassen en kleden, zodat de cliënt zich goed blijft verzorgen. Ten aanzien van mobiliteit zijn de cliënten in het algemeen redelijk zelfstandig. Betreffende het verplaatsen buitenshuis, het lopen van korte afstanden, kunnen cliënten wel behoefte hebben aan toezicht en stimulatie (bijvoorbeeld door aan te geven hoe ergens te komen). Bij deze cliënten is geen sprake van verpleging. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van gedragsproblematiek. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is bij de cliënten vaak stabilisatie. Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert meestal langzaam. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening of een (beginnende) psychogeriatrische ziekte/aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VV |
Beschut wonen met begeleiding en verzorging |
Zorgprofiel |
|
Deze cliëntgroep kan niet meer zelfstandig wonen en heeft vanwege vooral somatische problematiek dagelijks behoefte aan begeleiding en verzorging in een beschutte woonomgeving. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid in het algemeen weinig ondersteuning nodig. Met name kan behoefte bestaan aan toezicht of stimulatie betreffende deelname aan het maatschappelijk leven en besluitnemings- en oplossingsvaardigheden. Bij het uitvoeren van complexere taken en het huishoudelijk leven kan ook behoefte bestaan aan het overnemen van zorg. Er kan sprake zijn van een beginnend verlies van regie over het dagelijks leven. De cliënten kunnen ten aanzien van alle psychosociale/cognitieve functies af en toe behoefte hebben aan hulp, toezicht en sturing, met name vanwege beperkingen met betrekking tot geheugen en denken, concentratie en motivatie. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten betreffende de kleine verzorgingstaken, het wassen en het aan- en uitkleden dagelijks behoefte aan hulp. Betreffende eten en drinken en de toiletgang bestaat bij de cliënten soms behoefte aan toezicht en stimulatie. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten betreffende het verplaatsen binnenshuis soms hulp nodig (voor veel cliënten is bijvoorbeeld een rollator voldoende). Voor het verplaatsen buitenshuis hebben cliënten (naast eventueel de hulp van een rollator) behoefte aan toezicht en stimulatie. In een beperkt aantal gevallen is sprake van verpleegkundige aandacht. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van gedragsproblematiek en ook geen sprake van psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is bij deze cliënten vaak stabilisatie of begeleiding bij achteruitgang. De zorgbehoefte kan in de tijd wisselend van aard zijn en er is behoefte aan zorg op meerdere momenten per dag. Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert langzaam. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening of een (beginnende) psychogeriatrische ziekte/aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VV |
Beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging |
Zorgprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft vanwege omvangrijke somatische problematiek behoefte aan begeleiding en vooral ook intensieve verzorging, in een beschutte woonomgeving. De cliënten hebben ten aanzien van sociale redzaamheid hulp nodig betreffende deelname aan het maatschappelijk leven, besluitnemings-/oplossingsvaardigheden, uitvoeren van eenvoudige taken en dagelijkse routine. Betreffende de communicatie is veelal toezicht of stimulatie nodig. Betreffende het uitvoeren van complexere taken en het huishoudelijke leven moet vaak overname van zorg plaatsvinden. Er is vaak sprake van een beginnend verlies van regie over het dagelijks leven. De cliënten hebben vanwege het verlies aan geestelijke spankracht ten aanzien van verschillende psychosociale/cognitieve functies vaak hulp, toezicht of sturing nodig; het betreft concentratie, geheugen en denken, motivatie en psychosociaal welbevinden. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten op verschillende terreinen hulp nodig, het betreft de kleine verzorgingstaken, de zorg voor tanden, haren, nagels en huid, het wassen en kleden en de toiletgang. Bij het eten en drinken is vaak toezicht en stimulatie nodig. Ten aanzien van mobiliteit binnenshuis en het bewegen/maken van transfers (opstaan/zitten, in/uit bed) hebben cliënten regelmatig behoefte aan hulp. Betreffende de mobiliteit buitenshuis is vaak hulp of overname van zorg nodig. Cliënten kunnen een kwetsbare gezondheid hebben vanwege een chronische ziekte die voortdurende verpleegkundige aandacht vereist. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van gedragsproblematiek. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is bij deze cliënten gericht op begeleiding bij achteruitgang of op stabilisatie. Het beperkingenbeeld van deze cliënten verandert langzaam tot snel. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een somatische ziekte/aandoening. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VG Wonen met enige begeleiding |
|
Deze cliëntgroep functioneert sociaal redelijk zelfstandig. De cliënten zijn zich bewust van de verstandelijke handicap en van de gevolgen daarvan voor het sociaal functioneren. Cliënten kunnen ondersteuning soms moeilijk accepteren. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid beperkte begeleiding nodig. Dit betreft met name toezicht en stimulatie bij het aangaan van sociale relaties en contacten en deelname aan het maatschappelijk leven. Met betrekking tot besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en (schriftelijke) communicatie is naast toezicht en stimulatie soms hulp nodig. Bij het uitvoeren van complexere taken hebben cliënten veelal hulp nodig. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit betreft met name het geheugen en denken, concentratie en het psychosociaal welbevinden. Cliënten hebben in het algemeen geen hulp nodig bij ADL. Ten aanzien van kleine verzorgingstaken en het wassen kan toezicht of stimulatie nodig zijn. Ten aanzien van mobiliteit is doorgaans geen hulp nodig. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van verpleging. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van gedragsproblematiek. Bij deze cliënten is meestal geen sprake van psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op stabilisatie of ontwikkeling. Dit richt zich met name op vermaatschappelijking. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
VG Wonen met begeleiding |
|
Deze cliëntgroep functioneert sociaal beperkt zelfstandig. Cliënten zijn zich onvoldoende bewust van de verstandelijke handicap waardoor er op sociaal-emotioneel gebied problemen kunnen ontstaan. In de vaste vertrouwde omgeving kan de cliënt zich oriënteren. Een belangrijk doel van de begeleiding is het bieden van een veilige en vertrouwde leef- en werkwoonomgeving en/of het trainen naar wonen met enige begeleiding. Ten aanzien van de sociale redzaamheid van cliënten is zowel toezicht of stimulatie nodig als concrete hulp. Hulp is met name nodig met betrekking tot lezen, schrijven en rekenen, de regievoering over het dagelijks leven (dagelijkse routine), het nemen van besluiten, het zoeken van oplossingen en het communiceren met anderen. Daarnaast hebben cliënten vaak moeite met het zelfstandig contacten maken met anderen, deelnemen aan clubs en vrijetijdsbesteding buitenshuis en het naar algemene voorzieningen gaan. Op dit gebied hebben cliënten hulp nodig. Met betrekking tot de psychosociale/cognitieve functies hebben cliënten af en toe hulp, toezicht en sturing nodig. Met name waar het gaat om geheugen en denken en het psychosociaal welbevinden. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten in het algemeen geen hulp nodig. Alleen met betrekking tot het verrichten van de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen kan sprake zijn van toezicht of stimulatie. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten doorgaans geen hulp nodig. Bij deze cliënten is doorgaans geen sprake van verpleging. Bij deze cliënten is niet of in geringe mate sprake van gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is gericht op stabilisatie of ontwikkeling. Dit uit zich bijvoorbeeld (waar mogelijk) in vermaatschappelijking. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een verstandelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG |
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging. |
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn licht lichamelijk gehandicapt, functioneren sociaal grotendeels zelfstandig binnen een bepaalde structuur en hebben een goed besef van tijd, plaats en persoon. De cliënten kunnen grotendeels zelf de regie voeren over hun eigen leven, zij hebben daarbij ten aanzien van de sociale redzaamheid toezicht of stimulatie nodig. Dit kan met name het geval zijn bij besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het uitvoeren van complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn ten aanzien van concentratie, geheugen en denken, prikkelgevoeligheid en het psychosociaal welbevinden van de cliënten. De cliënten kunnen ADL zelf uitvoeren, er is hooguit af en toe toezicht of stimulatie nodig, bijvoorbeeld bij het wassen en aan- en uitkleden. Ten aanzien van de mobiliteit zijn de cliënten vrijwel volledig zelfstandig, er kan af en toe toezicht of stimulatie nodig zijn. Er is doorgaans geen of in geringe mate sprake van verpleging. Er is meestal geen sprake van gedrags- of psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie of ontwikkeling. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
LG Wonen met enige begeleiding en verzorging. |
|
Zorgprofiel |
|
Cliënten zijn ernstig lichamelijk gehandicapt en functioneren sociaal grotendeels zelfstandig binnen een bepaalde structuur. Cliënten kunnen voor een groot deel zelf de regie voeren over hun eigen leven. Zij hebben hierbij ten aanzien van de sociale redzaamheid toezicht of stimulatie nodig. Echter bij de uitvoering van complexe taken en met betrekking tot het huishoudelijk leven kan behoefte bestaan aan hulp. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij informatieverwerking, perceptie van zichzelf en psychosociaal welbevinden van de cliënten. Cliënten hebben een goed besef van tijd, plaats en persoon. De cliënten kunnen een aantal aspecten van ADL niet of met veel moeite zelf uitvoeren, er is veelal sprake van behoefte aan hulp bij het wassen, kleden en de toiletgang. Bij andere ADL-taken is meer sprake van toezicht of stimulatie. Ten aanzien van de mobiliteit hebben cliënten behoefte aan toezicht of stimulatie. Er kan wel vaak hulp, toezicht of stimulatie nodig zijn bij transfers en het voortbewegen binnenshuis. Het kan voorkomen dat hierbij hulpmiddelen nodig zijn. Met betrekking tot de motoriek kan af en toe behoefte zijn aan hulp, toezicht of sturing. Af en toe kan verpleegkundige aandacht nodig zijn. Er is meestal geen sprake van gedrags- of psychiatrische problematiek. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op stabilisatie, soms op ontwikkeling of begeleiding bij achteruitgang. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een lichamelijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZG |
(visueel) Wonen met enige begeleiding en enige verzorging. |
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn enkelvoudig visueel gehandicapt en hebben een beperkte andere problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid toezicht en stimulatie nodig. Dit kan met name het geval zijn bij communicatie, besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het uitvoeren van complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij geheugen en denken, concentratie, perceptie van de omgeving en zichzelf en bij het psychosociaal welbevinden van de cliënten. De cliënten kunnen de ADL grotendeels zelf uitvoeren, er kan bij het eten en drinken toezicht of stimulatie nodig zijn. De cliënten zijn zelfstandig met betrekking tot mobiliteit, er kan af en toe sprake zijn van behoefte aan toezicht of stimulatie bij het verplaatsen buitenshuis. Er is doorgaans geen sprake van verpleging. Gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek zijn doorgaans niet aan de orde. De aard van het begeleidingsdoel is meestal gericht op ontwikkeling of soms stabilisatie. De cliënten hebben een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als op niet geplande tijden. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
ZG |
(auditief en communicatief) Wonen met begeleiding en enige verzorging. |
Zorgprofiel |
|
De cliënten zijn auditief en/of communicatief gehandicapt, met eventueel andere problematiek. De cliënten hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid regelmatig hulp, toezicht of sturing nodig. Dit kan met name het geval zijn bij communicatie, besluitnemings- en oplossingsvaardigheden, het uitvoeren van eenvoudige taken en bij het uitvoeren van complexe taken. De cliënten hebben ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Met name ten aanzien van informatieverwerking, prikkelgevoeligheid en bij het psychosociaal welbevinden van de cliënten is vaker hulp, toezicht of sturing nodig. De cliënten kunnen ADL grotendeels zelf uitvoeren, er is af en toe toezicht of stimulatie nodig. Dit kan met name het geval zijn bij het eten en drinken. De cliënten zijn zeer zelfstandig met betrekking tot mobiliteit. Er is doorgaans geen behoefte aan verpleging. Er kan sprake zijn van gedragsproblematiek. Er kan soms sprake zijn van psychiatrische problematiek, welke actief dan wel passief van aard kan zijn. De aard van het begeleidingsdoel is veelal gericht op ontwikkeling, soms ook op stabilisatie. De dominante grondslag voor dit cliëntprofiel is meestal een zintuiglijke handicap (functiestoornis). |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Aard van het begeleidingsdoel |
|
GGZ-B Voortgezet verblijf met begeleiding |
|
Cliëntprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening een vorm van behandeling (geneeskundige zorg) nodig die het verblijf in een instelling noodzakelijk maakt. Daarnaast is begeleiding en vooral bescherming en stabiliteit nodig, in een veilige en weinig eisende verblijfsomgeving. De behandelaar is integraal verantwoordelijk voor het behandelplan en verblijf. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid in het algemeen dagelijks begeleiding nodig, die naar intensiteit beperkt kan zijn. Er is sprake van enig verlies van zelfregie en mogelijk van een verstoord dag- en nachtritme. Cliënten hebben in beperkte mate problemen met het onderhouden van sociale relaties, het deelnemen aan het maatschappelijk leven en het invullen van de dag. De cliënten hebben in het algemeen ondersteuning nodig ten aanzien van de cognitieve/psychische functies. Dit speelt met name bij concentratie, geheugen en denken, motivatie en het psychosociaal welbevinden. De aard van het behandel-/begeleidingsdoel kan ontwikkelingsgericht zijn, zodanig dat terugkeer naar huis dan wel plaatsing in een beschermende woonomgeving mogelijk wordt. De behandeling is daarbij met name gericht op het herstel van het persoonlijk functioneren. Er is echter ook een groep cliënten die als chronisch is te beschouwen. Voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie het uitgangspunt. Deze groep zal permanent behandeling nodig blijven hebben om verdere/nieuwe terugval te voorkomen. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten in het algemeen enige behoefte aan toezicht of stimulatie met betrekking tot de persoonlijke verzorging, de intensiteit daarvan is beperkt. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten in het algemeen geen hulp nodig. Bij deze cliënten is in het algemeen geen sprake van gedragsproblematiek. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten in het algemeen zodanig ontwikkeld dat de psychiatrische symptomen onder controle zijn en dat deze in het dagelijks leven geen overheersende rol meer spelen. Er is sprake van een goede reactie op (depot)medicatie. De zorgverlening is volgens afspraak en direct oproepbaar te leveren. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Behandel-/begeleidingsdoel |
|
GGZ-B Voortgezet verblijf met structuur en uitgebreide begeleiding |
|
Cliëntprofiel |
|
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening een vorm van behandeling (geneeskundige zorg) nodig die het verblijf in een instelling noodzakelijk maakt. Daarnaast is er continu begeleiding nodig. De cliënten hebben een structuur, stabiliteit, bescherming en veiligheid biedende verblijfsomgeving nodig waarin toezicht wordt gehouden en die weinig eisen stelt. De behandelaar is integraal verantwoordelijk voor het behandelplan en verblijf. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijkse uitgebreide begeleiding nodig. Er is sprake van verlies van zelfregie en van een verstoord dag- en nachtritme. Cliënten hebben problemen met het onderhouden van sociale relaties, het deelnemen aan het maatschappelijk leven en het invullen van de dag. Daarnaast zijn er beperkingen in de besluitnemings- en oplossingsvaardigheden en bij het initiëren en uitvoeren van complexere taken. De cliënten hebben in het algemeen uitgebreide ondersteuning nodig ten aanzien van alle cognitieve/psychische functies. De aard van het behandel-/begeleidingsdoel kan ontwikkelingsgericht zijn, zodanig dat terugkeer naar huis dan wel plaatsing in een beschermende woonomgeving mogelijk wordt. De behandeling is daarbij met name gericht op het herstel van het persoonlijk functioneren. Er is echter ook een groep cliënten die als chronisch is te beschouwen. Voor deze groep is stabilisatie en continuering van de situatie het uitgangspunt. Tevens kan sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang. Deze groep zal permanent behandeling nodig blijven hebben om verdere/nieuwe terugval te voorkomen. Ten aanzien van ADL hebben de cliënten in het algemeen enige behoefte aan toezicht of stimulatie met betrekking tot de persoonlijke verzorging, de intensiteit daarvan is beperkt. Ten aanzien van mobiliteit hebben de cliënten in het algemeen geen hulp nodig. Bij deze cliënten kan terugkerend sprake zijn van enige gedragsproblematiek, maar die is hanteerbaar in de context van voortdurende begeleiding. Dit speelt met name bij manipulatief gedrag en reactief gedrag met betrekking tot interactie. De psychiatrische problematiek is bij deze cliënten in het algemeen zodanig ontwikkeld dat de psychiatrische symptomen onder controle zijn en dat deze in het dagelijks leven geen overheersende rol meer spelen. Er is sprake van een goede reactie op (depot)medicatie. De zorgverlening is voortdurend in de nabijheid te leveren. |
Gemiddelde scores beperkingen |
Aard van de psychiatrische problematiek |
|
Behandel-/begeleidingsdoel |
|
Artikel 35a
Artikel 35a
1 Met betrekking tot de in de artikelen 24, 32, eerste lid, onderdeel 4°, en tweede lid, 33, onderdelen 5° en 7°, en 35b, eerste lid, vermelde bedragen zijn de artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
2 De vervangende bedragen zijn van toepassing, indien het overlijden, de schenking of de in artikel 45, derde lid, tweede zin, of in artikel 53, eerste lid, bedoelde gebeurtenis plaatsvindt op of na 1 januari van het jaar waarvoor de vervanging geldt, zo mede indien op of na 1 januari van dat jaar krachtens schenking wordt verkregen ten gevolge van de vervulling van een voorwaarde.
Bijlage G bij artikel 4.8 van de Regeling langdurige zorg
Bijlage G bij artikel 4.8 van de Regeling langdurige zorg
1. Deze bijlage is uitsluitend van toepassing op de berekening van de bijdrage met inachtneming van het lopende kalenderjaar, bedoeld in de artikelen 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 2° en 4°, 3.3.2.4, tweede en vierde lid, 3.3.2.5, eerste en tweede lid, en 3.3.2.6, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg.
2. Het in artikel 3.3.1.2, eerste lid, onder b, aanhef, van het Besluit langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, telkens vastgesteld op: € 10.542.
3. De in artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, van het Besluit langdurige zorg genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, telkens vastgesteld op € 20.869.
4. Het in artikel 3.3.2.4, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 6.325.
5. De in artikel 3.3.2.4a, eerste en derde lid, van het Besluit langdurige zorg genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op € 20.869.
6. Het in artikel 4.3, onderdeel a, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 3.998.
7. Het in artikel 4.3, onderdeel b, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 6.219.
8. De in artikel 4.4, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.642, 5,45%, € 2.510,45 en € 4.761,14.
9. De in artikel 4.4, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.642, 5,45% en € 4.761,14.
10. De in artikel 4.4, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 1.642, 5,45%, € 2.237,80 en € 4.761,14.
11. De in artikel 4.4, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden vastgesteld op: € 1.250, € 21.431, 13,55% en € 21.431.
12. De in artikel 4.4, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling langdurig genoemde bedragen, respectievelijk percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 2.397, € 21.431, 13,55% en € 21.431.
13. Het in artikel 4.6, onderdeel a, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 9.653.
14. Het in artikel 4.6, onderdeel b, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 11.461.
15. Het in artikel 4.6, onderdeel c, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 7.322.
16. Het in artikel 4.6, onderdeel d, van de Regeling langdurige zorg genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 14.866.
Bijlage H Tarieventabel persoonsgebonden budget-Wlz 2021
Bijlage H Tarieventabel persoonsgebonden budget-Wlz 2021
Deze tabel is alleen van toepassing op budgethouders met een indicatie voor verblijf (een indicatie voor een ZZP of een zorgprofiel).
Zorgprofiel |
ZZP |
Wel of geen Begeleiding groep |
Persoonlijke Verzorging |
Verpleging |
Begeleiding Individueel |
Begeleiding Groep |
Huishoudelijke hulp |
Totaal |
Verpleging en verzorging |
||||||||
1VV |
nvt |
€ 1.728 |
€ 4.438 |
€ 6.878 |
€ 3.875 |
€ 16.918 |
||
2VV |
nvt |
€ 9.488 |
€ 8.876 |
€ 2.293 |
€ 3.875 |
€ 24.532 |
||
3VV |
nvt |
€ 14.672 |
€ 4.438 |
€ 6.878 |
€ 3.875 |
€ 29.863 |
||
Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging |
4VV |
nvt |
€ 14.672 |
€ 8.876 |
€ 12.590 |
€ 3.875 |
€ 40.014 |
|
Beschermd wonen met intensieve dementiezorg |
5VV |
nvt |
€ 14.672 |
€ 16.273 |
€ 19.468 |
€ 3.875 |
€ 54.289 |
|
Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging |
6VV |
nvt |
€ 14.672 |
€ 16.273 |
€ 19.468 |
€ 3.875 |
€ 54.289 |
|
Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding |
7VV |
nvt |
€ 14.672 |
€ 16.273 |
€ 33.183 |
€ 3.875 |
€ 68.003 |
|
Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging en verpleging |
8VV |
nvt |
€ 19.825 |
€ 16.273 |
€ 41.187 |
€ 3.875 |
€ 81.161 |
|
Licht verstandelijk gehandicapt |
||||||||
Wonen met begeleiding en verzorging |
1LVG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 19.468 |
€ 2.828 |
€ 3.875 |
€ 31.356 |
1LVG |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 19.468 |
€ 3.168 |
€ 3.875 |
€ 31.695 |
|
Wonen met behandeling en begeleiding |
2LVG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 33.183 |
€ 2.828 |
€ 3.875 |
€ 45.071 |
2LVG |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 33.183 |
€ 3.168 |
€ 3.875 |
€ 45.410 |
|
Verstandelijk gehandicapt |
||||||||
1VG |
nee |
€ 5.184 |
€ - |
€ 12.590 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 21.650 |
|
1VG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 12.590 |
€ 14.143 |
€ 3.875 |
€ 35.792 |
|
1VG |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 12.590 |
€ 15.838 |
€ 3.875 |
€ 37.488 |
|
2VG |
nee |
€ 5.184 |
€ - |
€ 19.468 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 28.527 |
|
2VG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 19.468 |
€ 14.143 |
€ 3.875 |
€ 42.670 |
|
2VG |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 19.468 |
€ 15.838 |
€ 3.875 |
€ 44.366 |
|
Wonen met begeleiding en verzorging |
3VG |
nee |
€ 1.728 |
€ - |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 31.907 |
3VG |
ja, zonder vervoer |
€ 1.728 |
€ - |
€ 26.304 |
€ 16.971 |
€ 3.875 |
€ 48.878 |
|
3VG |
ja, met vervoer |
€ 1.728 |
€ - |
€ 26.304 |
€ 18.664 |
€ 3.875 |
€ 50.571 |
|
Wonen met begeleiding en intensieve en intensieve verzorging |
4VG |
nee |
€ 5.184 |
€ 1.478 |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 36.841 |
4VG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ 1.478 |
€ 26.304 |
€ 16.971 |
€ 3.875 |
€ 53.812 |
|
4VG |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ 1.478 |
€ 26.304 |
€ 18.664 |
€ 3.875 |
€ 55.505 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
5VG |
nee |
€ 14.672 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 49.289 |
5VG |
ja, zonder vervoer |
€ 14.672 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ 19.800 |
€ 3.875 |
€ 69.090 |
|
5VG |
ja, met vervoer |
€ 14.672 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ 21.495 |
€ 3.875 |
€ 70.784 |
|
Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragregulering |
6VG |
nee |
€ 5.184 |
€ - |
€ 33.183 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 42.242 |
6VG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 33.183 |
€ 22.629 |
€ 3.875 |
€ 64.871 |
|
6VG |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 33.183 |
€ 24.324 |
€ 3.875 |
€ 66.566 |
|
(besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering |
7VG |
nee |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 41.187 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 61.212 |
7VG |
ja, zonder vervoer |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 41.187 |
€ 25.458 |
€ 3.875 |
€ 86.670 |
|
7VG |
ja, met vervoer |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 41.187 |
€ 27.152 |
€ 3.875 |
€ 88.363 |
|
Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging |
8VG |
nee |
€ 31.043 |
€ 8.876 |
€ 12.590 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 56.385 |
8VG |
ja, zonder vervoer |
€ 31.043 |
€ 8.876 |
€ 12.590 |
€ 19.800 |
€ 3.875 |
€ 76.185 |
|
8VG |
ja, met vervoer |
€ 31.043 |
€ 8.876 |
€ 12.590 |
€ 21.495 |
€ 3.875 |
€ 77.880 |
|
Lichamelijk gehandicapt |
||||||||
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015) |
1LG |
nee |
€ 5.184 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 30.005 |
1LG |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ 16.971 |
€ 3.875 |
€ 46.976 |
|
1LG |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ 18.664 |
€ 3.875 |
€ 48.669 |
|
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
2LG |
nee |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 39.493 |
2LG |
ja, zonder vervoer |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ 16.971 |
€ 3.875 |
€ 56.464 |
|
2LG |
ja, met vervoer |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ 18.664 |
€ 3.875 |
€ 58.157 |
|
Wonen met enige begeleiding en verzorging (2015) |
3LG |
nee |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 12.590 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 32.615 |
3LG |
ja, zonder vervoer |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 12.590 |
€ 19.800 |
€ 3.875 |
€ 52.415 |
|
3LG |
ja, met vervoer |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 12.590 |
€ 21.495 |
€ 3.875 |
€ 54.110 |
|
Wonen met begeleiding en verzorging |
4LG |
nee |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 39.493 |
4LG |
ja, zonder vervoer |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ 16.971 |
€ 3.875 |
€ 56.464 |
|
4LG |
ja, met vervoer |
€ 14.672 |
€ 1.478 |
€ 19.468 |
€ 18.664 |
€ 3.875 |
€ 58.157 |
|
Wonen met begeleiding en intensieve verzorging |
5LG |
nee |
€ 19.825 |
€ 4.438 |
€ 19.468 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 47.606 |
5LG |
ja, zonder vervoer |
€ 19.825 |
€ 4.438 |
€ 19.468 |
€ 19.800 |
€ 3.875 |
€ 67.406 |
|
5LG |
ja, met vervoer |
€ 19.825 |
€ 4.438 |
€ 19.468 |
€ 21.495 |
€ 3.875 |
€ 69.101 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
6LG |
nee |
€ 25.011 |
€ 8.876 |
€ 19.468 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 57.230 |
6LG |
ja, zonder vervoer |
€ 25.011 |
€ 8.876 |
€ 19.468 |
€ 16.971 |
€ 3.875 |
€ 74.201 |
|
6LG |
ja, met vervoer |
€ 25.011 |
€ 8.876 |
€ 19.468 |
€ 18.664 |
€ 3.875 |
€ 75.895 |
|
Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging |
7LG |
nee |
€ 25.011 |
€ 8.876 |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 64.066 |
7LG |
ja, zonder vervoer |
€ 25.011 |
€ 8.876 |
€ 26.304 |
€ 14.143 |
€ 3.875 |
€ 78.209 |
|
7LG |
ja, met vervoer |
€ 25.011 |
€ 8.876 |
€ 26.304 |
€ 15.838 |
€ 3.875 |
€ 79.904 |
|
Visueel gehandicapt |
||||||||
Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015) |
1ZGvis |
nee |
€ 5.184 |
€ - |
€ 12.590 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 21.650 |
1ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 12.590 |
€ 16.971 |
€ 3.875 |
€ 38.621 |
|
1ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 12.590 |
€ 18.664 |
€ 3.875 |
€ 40.314 |
|
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
2ZGvis |
nee |
€ 5.184 |
€ - |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 35.363 |
2ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 26.304 |
€ 14.143 |
€ 3.875 |
€ 49.506 |
|
2ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ - |
€ 26.304 |
€ 15.838 |
€ 3.875 |
€ 51.202 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
3ZGvis |
nee |
€ 9.488 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 44.105 |
3ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 9.488 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ 14.143 |
€ 3.875 |
€ 58.248 |
|
3ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 9.488 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ 15.838 |
€ 3.875 |
€ 59.943 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
4ZGvis |
nee |
€ 25.011 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 59.627 |
4ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 25.011 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ 19.800 |
€ 3.875 |
€ 79.428 |
|
4ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 25.011 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ 21.495 |
€ 3.875 |
€ 81.122 |
|
Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging |
5ZGvis |
nee |
€ 25.011 |
€ 4.438 |
€ 33.183 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 66.506 |
5ZGvis |
ja, zonder vervoer |
€ 25.011 |
€ 4.438 |
€ 33.183 |
€ 19.800 |
€ 3.875 |
€ 86.307 |
|
5ZGvis |
ja, met vervoer |
€ 25.011 |
€ 4.438 |
€ 33.183 |
€ 21.495 |
€ 3.875 |
€ 88.001 |
|
Auditief gehandicapt |
||||||||
Wonen met begeleiding en enige verzorging |
1ZGaud |
nee |
€ 1.728 |
€ - |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 31.907 |
1ZGaud |
ja, zonder vervoer |
€ 1.728 |
€ - |
€ 26.304 |
€ 22.629 |
€ 3.875 |
€ 54.536 |
|
1ZGaud |
ja, met vervoer |
€ 1.728 |
€ - |
€ 26.304 |
€ 24.324 |
€ 3.875 |
€ 56.231 |
|
Wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
2ZGaud |
nee |
€ 19.825 |
€ 8.876 |
€ 41.187 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 73.764 |
2ZGaud |
ja, zonder vervoer |
€ 19.825 |
€ 8.876 |
€ 41.187 |
€ 25.458 |
€ 3.875 |
€ 99.222 |
|
2ZGaud |
ja, met vervoer |
€ 19.825 |
€ 8.876 |
€ 41.187 |
€ 27.152 |
€ 3.875 |
€ 100.915 |
|
Wonen intensieve begeleiding en intensieve verzorging |
3ZGaud |
nee |
€ 31.043 |
€ 16.273 |
€ 41.187 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 92.379 |
3ZGaud |
ja, zonder vervoer |
€ 31.043 |
€ 16.273 |
€ 41.187 |
€ 25.458 |
€ 3.875 |
€ 117.837 |
|
3ZGaud |
ja, met vervoer |
€ 31.043 |
€ 16.273 |
€ 41.187 |
€ 27.152 |
€ 3.875 |
€ 119.530 |
|
Wonen intensieve begeleiding en enige verzorging |
4ZGaud |
nee |
€ 9.488 |
€ - |
€ 41.187 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 54.550 |
4ZGaud |
ja, zonder vervoer |
€ 9.488 |
€ - |
€ 41.187 |
€ 19.800 |
€ 3.875 |
€ 74.351 |
|
4ZGaud |
ja, met vervoer |
€ 9.488 |
€ - |
€ 41.187 |
€ 21.495 |
€ 3.875 |
€ 76.045 |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding |
1GGZ-W |
nee |
€ 1.727 |
€ 1.478 |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 33.384 |
|
1GGZ-W |
ja, zonder vervoer |
€ 1.727 |
€ 1.478 |
€ 26.304 |
€ 11.315 |
€ 3.875 |
€ 44.699 |
1GGZ-W |
ja, met vervoer |
€ 1.727 |
€ 1.478 |
€ 26.304 |
€ 12.667 |
€ 3.875 |
€ 46.052 |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en verzorging |
2GGZ-W |
nee |
€ 9.488 |
€ 4.438 |
€ 19.468 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 37.269 |
2GGZ-W |
ja, zonder vervoer |
€ 9.488 |
€ 4.438 |
€ 19.468 |
€ 11.315 |
€ 3.875 |
€ 48.585 |
|
2GGZ-W |
ja, met vervoer |
€ 9.488 |
€ 4.438 |
€ 19.468 |
€ 12.667 |
€ 3.875 |
€ 49.937 |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering |
3GGZ-W |
nee |
€ 5.184 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 39.801 |
3GGZ-W |
ja, zonder vervoer |
€ 5.184 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ 14.143 |
€ 3.875 |
€ 53.945 |
|
3GGZ-W |
ja, met vervoer |
€ 5.184 |
€ 4.438 |
€ 26.304 |
€ 15.838 |
€ 3.875 |
€ 55.639 |
|
GGZ wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging |
4GGZ-W |
nee |
€ 14.672 |
€ 8.876 |
€ 26.304 |
€ - |
€ 3.875 |
€ 53.727 |
4GGZ-W |
ja, zonder vervoer |
€ 14.672 |
€ 8.876 |
€ 26.304 |
€ 11.315 |
€ 3.875 |
€ 65.042 |
|
4GGZ-W |
ja, met vervoer |
€ 14.672 |
€ 8.876 |
€ 26.304 |
€ 12.667 |
€ 3.875 |
€ 66.394 |
Bijlage I Tarieventabel persoonsgebonden budget Wlz-indiceerbaren in een ADL-woning 2020
Bijlage I Tarieventabel persoonsgebonden budget Wlz-indiceerbaren in een ADL-woning 2020
Klasse |
Persoonlijke Verzorging |
Verpleging |
Begeleiding individueel |
Begeleiding Groep zonder vervoer |
Begeleiding Groep met vervoer |
0 |
– |
€ 1.423 |
– |
– |
– |
1 |
€ 1.577 |
€ 4.274 |
€ 2.093 |
€ 2.587 |
€ 2.898 |
2 |
€ 4.733 |
€ 8.549 |
€ 6.280 |
€ 5.177 |
€ 5.796 |
3 |
€ 8.677 |
€ 15.673 |
€ 11.516 |
€ 7.763 |
€ 8.693 |
4 |
€ 13.412 |
€ 24.223 |
€ 17.797 |
€ 10.352 |
€ 11.590 |
5 |
€ 18.144 |
€ 32.773 |
€ 24.077 |
€ 12.941 |
€ 14.491 |
6 |
€ 22.877 |
€ 41.321 |
€ 30.359 |
€ 15.529 |
€ 17.077 |
7 |
€ 28.399 |
€ 51.295 |
€ 37.687 |
€ 18.117 |
€ 19.667 |
8 |
€ 35.500 |
– |
€ 47.108 |
€ 20.704 |
€ 22.254 |
9 |
– |
– |
– |
€ 23.292 |
€ 24.843 |
Additioneel bedrag per uur of dagdeel bij indicatie in de hoogste klasse:
Indicatie: Extra bedrag |
Klasse 9 € 1.577 |
Klasse 8 € 2.850 |
Klasse 9 € 2.093 |
Klasse 10 € 2.587 |
Klasse 10 € 2.587 |
Kortdurend verblijf: € 113 per etmaal.
255869.png
255870.png
255871.png
255872.png
255873.png
255874.png
255875.png
255876.png
255877.png
256492.png
256493.png
256494.png
256495.png
256496.png
256497.png
255884.png
255885.png
255886.png
255887.png
255888.png
255889.png
255890.png
255891.png
255893.png
255894.png
255895.png
255896.png
256498.png
256499.png
256500.png
256501.png
256502.png
256503.png
254531.png
254532.png
254534.png
254535.png
254536.png
254537.png
254538.png
254539.png
254540.png
254541.png
254542.png
254543.png
254544.png
254545.png
254546.png
259462.png
259463.png
259464.png
254553.png
254554.png
254555.png
254556.png
254557.png
254559.png
254560.png
254561.png
254562.png
254563.png
254564.png
254565.png
256473.png
256474.png
256475.png
256476.png
256477.png
256478.png
256479.png
257739.png
257740.png
257741.png
257742.png
257743.png
257744.png
257745.png
257746.png
257747.png
257748.png
257749.png
257750.png
257751.png
257752.png
257753.png
254588.png
254589.png
254590.png
254591.png
254592.png
254593.png
254595.png
254596.png
254597.png
254598.png
254599.png
254600.png
254601.png
254602.png
254603.png
254604.png
254605.png
254606.png
254607.png
254608.png
254609.png
254610.png
254611.png
254612.png
254613.png
254614.png
254615.png
254617.png
254618.png
254619.png
254620.png
254621.png
254622.png
254624.png
254625.png
254626.png
254627.png
254628.png
254629.png
254630.png
254631.png
254632.png
254633.png
254634.png
254635.png
254636.png
254637.png
254638.png
254639.png
254640.png
254641.png
254642.png
254643.png
254644.png
254645.png
254646.png
254647.png
254648.png
254649.png
254650.png
254651.png
254652.png
254653.png
254654.png
254655.png
254656.png
254657.png
Algemene informatie
Eerste Boek Van den koophandel in het algemeen
Eerste Boek Van den koophandel in het algemeen
Algemene informatie
§ 4 Integere en beheerste bedrijfsvoering
§ 4 Integere en beheerste bedrijfsvoering
Titel 2 Erfopvolging bij versterf
Titel 2 Erfopvolging bij versterf
Titel 4 Burgerlijke stand
Titel 4 Burgerlijke stand
Begripsbepalingen
Begripsbepalingen
Opschrift
Wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht)
Opschrift
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken
Artikel 10
Artikel 10
Een aanbieder beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot het tegengaan van verstrengeling van belangen van:
a. personen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen;
b. indien van toepassing, bestuurders van de aanbieder of een rechtspersoon of vennootschap van dezelfde groep;
c. indien van toepassing, personen die belast zijn met de compliancefunctie of auditfunctie of lid zijn van een orgaan belast met het intern toezicht op de aanbieder;
d. indien van toepassing, andere werknemers of personen die in opdracht van de aanbieder werkzaamheden verrichten met een taak of functie waarin belangenverstrengeling zich redelijkerwijs zou kunnen voordoen.
Artikel 9
Artikel 9
Ten einde als erfgenaam bij versterf te kunnen optreden, moet men bestaan op het ogenblik dat de nalatenschap openvalt.
Artikel 1
Artikel 1
1 Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 1a, derde lid, 2a, eerste lid, onderdelen l en m, en tweede lid, 6k, vierde lid, 7, derde en vierde lid, 8, zevende lid, 11, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, b, onder 5°, p, en zesde lid, 15, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, derde en zesde lid, 17e, 21, 23, eerste lid, 24, tweede lid, 25, negende lid, 26, 28d, 28i, 28p, 28zb, vierde lid, 29, tiende lid, 31, zevende lid, 32f, tweede lid, 32h, 32i, 34, eerste, tweede, derde en vierde lid, 34c, tweede lid, 34e, 35a, zesde lid, en 37d, van de Wet op de omzetbelasting 1968, onderdeel a, posten 31 en 35, van de bij die wet behorende tabel I, onderdeel a, posten 7 en 8, van de bij die wet behorende tabel II, artikel 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede de artikelen 4, eerste lid, onderdeel c, 12, vijfde lid, 13, 24b, achtste lid, 24ba, tweede lid, en 24c, derde lid, onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.
2 Deze regeling verstaat onder:
a. b. besluit: Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968;
c. belasting: omzetbelasting.
Wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 107, tweede lid, van de Grondwet de wet algemene regels van bestuursrecht dient vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken
De Staatssecretaris van Financiën,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken A.G.M. van de Vondervoort;
Gelet op artikel 18, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken;
Besluit:
Artikel 10a
Artikel 10a
Een aanbieder draagt er zorg voor dat het beleid, bedoeld in artikel 23j, eerste lid, van de wet, wordt vertaald in procedures en maatregelen.
Artikel 10
Artikel 10
1 De wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:
a. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen;
b. de ouders van de erflater tezamen met diens broers en zusters;
c. de grootouders van de erflater;
d. de overgrootouders van de erflater.
2 De afstammelingen van een kind, broer, zuster, grootouder of overgrootouder worden bij plaatsvervulling geroepen.
3 Alleen zij die tot de erflater in familierechtelijke betrekking stonden, worden tot de in de vorige leden genoemde bloedverwanten gerekend.
Artikel 1
Artikel 1
Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 18, vierde lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 11
Artikel 11
1 De bedrijfsvoering van een aanbieder bestaat ten minste uit:
a. een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur; en
b. een duidelijke, evenwichtige en adequate verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
2 De bedrijfsvoering is afgestemd op de aard en de omvang van de integriteitsrisico’s van de aanbieder.
3 De bedrijfsvoering wordt op inzichtelijke wijze vastgelegd.
Artikel 11
Artikel 11
1 Degenen die tezamen uit eigen hoofde tot een nalatenschap worden geroepen, erven voor gelijke delen.
2 In afwijking van lid 1 is het erfdeel van een halfbroer of halfzuster de helft van het erfdeel van een volle broer, een volle zuster of een ouder.
3 Wanneer het erfdeel van een ouder door toepassing van de leden 1 en 2 minder zou bedragen dan een kwart, wordt het verhoogd tot een kwart en worden de erfdelen van de overige erfgenamen naar evenredigheid verminderd.
Artikel 2
Artikel 2
1 Bij de bepaling van de waarde wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van:
a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, voor zover die niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen;
b. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
c. natuurterreinen waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die beheerd worden door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen;
d. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
e. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
f. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
g. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning.
2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt onder landbouw verstaan landbouw in de zin van artikel 312 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 12
Artikel 12
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn in werking treedt.
Artikel 12
Artikel 12
1 Plaatsvervulling geschiedt met betrekking tot personen die op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap niet meer bestaan, die onwaardig zijn, onterfd zijn of verwerpen of wier erfrecht is vervallen.
2 Zij die bij plaatsvervulling erven, worden staaksgewijze geroepen tot het erfdeel van degene wiens plaats zij vervullen.
3 Degenen die de erflater verder dan de zesde graad bestaan, erven niet.
Artikel 3
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.
Artikel 13
Artikel 13
Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Wwft 2018.
Artikel 4
Artikel 4
De regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken.
Slotformulier en ondertekening
De Staatssecretaris van Financiën, W.A. Vermeend
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ’s-Gravenhage 4 juni 1992 Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
Uitgegeven de dertigste juni 1992 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Bijlage 1 Regeling rechtstreeks beroep (artikel 7:1, eerste lid, onderdeel g)
Bijlage 1 Regeling rechtstreeks beroep (artikel 7:1, eerste lid, onderdeel g)
Tegen een besluit, genomen op grond van een in deze regeling genoemd voorschrift dan wel anderszins in deze regeling omschreven, kan geen bezwaar worden gemaakt.
Archiefwet 1995: artikel 38, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan de artikelen 124, 124a en hoofdstuk XVII van de Gemeentewet
Bekendmakingswet: artikel 21, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 121 van de Provinciewet
Elektriciteitswet 1998: artikel 51
a. b. een beschikking tot ophouding als bedoeld in artikel 154a
c. de artikelen 278a, vierde lid, en 281, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan de artikelen 124 en 124a
Kaderwet dienstplicht: artikel 13
a. b. artikel Y 2 in samenhang met artikel D 7, G 1, G 4, I 4, K 8, L 11 of M 4
c. de artikelen Y 32 en Y 33
Landbouwkwaliteitswet: een besluit van een tuchtgerecht of een centraal tuchtgerecht, ingesteld door een controle-instelling als bedoeld in artikel 13
Mededingingswet: de artikelen 37, eerste lid, 44, eerste lid, en 47, eerste lid
a. artikel 2.32, voor zover het betreft de weigering om een ontheffing te verlenen van een regel die is gesteld over een besluit waartegen geen bezwaar kan worden gemaakt
b. de artikelen 2.33 en 2.34, voor zover artikel 16.85 van de Omgevingswet niet van toepassing is
c. artikel 2.36, derde lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
d. e. f.
Postwet 2009: hoofdstuk 3A en artikel 58
a. b. de artikelen 271a, vierde lid, en 274, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 121
Spoorwegwet: hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid
Telecommunicatiewet, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van:
a. b. hoofdstuk 6, tenzij bezwaar kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
c. de hoofdstukken 6A, 6B en 12
Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 5 tot en met 10
Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding: de artikelen 2 tot en met 4
Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 7, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt
Uitvoeringswet verordening Europees burgerinitiatief: artikel 2, aanhef en onder c
Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225): de artikelen 16, 18 en 21
Verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168): de artikelen 20, eerste en vijfde lid, en 23, eerste lid
Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58
a. b. een aanwijzing als bedoeld in artikel 55, eerste lid
c. een kennisgeving als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, of 62b
d. een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a, eerste of tweede lid, dat door middel van een zelfstandige beschikking is uitgevaardigd
e. de opheffing of tijdelijke opheffing van een inreisverbod
f.
Waterschapswet: de artikelen 31, derde lid, 33, vierde lid, en 41, vijfde lid
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften: artikel 32
Wet gemeenschappelijke regelingen:
a. een ontslagbesluit als bedoeld in artikel 16, vierde lid
b. de artikelen 25, achtste lid, 32b, 32c, 36, eerste lid, 45a gelezen in samenhang met artikel 32b, 49 gelezen in samenhang met artikel 36, eerste lid, en 50h, eerste lid
c. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan de artikelen 32b en 32c, en artikel 49 gelezen in samenhang met dit onderdeel
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25ea, vierde lid, 8.25f, tweede, vierde en vijfde lid, 8.40f, vierde lid, en 8.40g, tweede, vierde en vijfde lid
a. b. artikel 17.15, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 121 van de Provinciewet
Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten: de artikelen 2, eerste lid, 3 en 5
Wet op het financieel toezicht:
a. de afdelingen 3A.1.3, 3A.1.4, 3A.1.5, 3A.2.3 en 3A.2.4
b. c. een besluit terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
d. de artikelen 6:1 en 6:2
Bijlage 2 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (artikelen 8:5, 8:6, 8:7, 8:105 en 8:106)
Bijlage 2 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (artikelen 8:5, 8:6, 8:7, 8:105 en 8:106)
Hoofdstuk 1 Van beroep uitgezonderde besluiten (artikel 8:5)
Artikel 1 Geen beroep
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld.
a. artikel 38, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap, en indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten
b. artikel 38, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan hoofdstuk XVII van de Gemeentewet, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging en voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
Bekendmakingswet: artikel 21, indien overeenkomstige toepassing is gegeven artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
Burgerlijk Wetboek:
a. b. Boek 2: de artikelen 63d, tweede lid, 156 en 266, voor zover de aanvraag is toegewezen
c.
Elektriciteitswet 1998: de artikelen 9b, derde lid, 9c, vierde lid, en 20a, vierde lid
Faillissementswet: artikel 285
Financiële-verhoudingswet: artikel 9
Gaswet: artikel 39b, derde lid
a. b. artikel 85, tweede lid, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
c. artikel 124, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester
d. artikel 124a, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
e. f. artikel 268, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
g. artikel 278, voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
h. de artikelen 278a, vierde lid, en 281, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester, en indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
Geneesmiddelenwet: artikel 17, onderdeel a
Gerechtsdeurwaarderswet: artikel 3a, tweede lid
Instellingswet Autoriteit Consument en Markt: artikel 12h, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen
Invoeringswet Omgevingswet: artikel 4.45
Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a
a. b.
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen: artikel 21a, eerste en tweede lid
Kostenwet invordering rijksbelastingen, met uitzondering van artikel 7
a. artikel 15, eerste lid, voor zover het betreft een weigering van de vergunning
b. artikel 15, zesde lid, voor zover het betreft een afwijzing van het verzoek tot verlenging
c.
a. b. artikel 2.13a, eerste lid, voor zover het betreft de eerste vaststelling en daarbij toepassing is gegeven aan op grond van artikel 2.24 van de Omgevingswet gestelde regels over vaststelling van geluidproductieplafonds op basis van de historische geluidproductie, vermeerderd met 1,5 dB
c. artikel 2.21, eerste lid, in samenhang met artikel 2.21a, eerste lid, voor zover de geometrische begrenzing van het beperkingengebied niet is beperkt of uitgebreid op grond van artikel 2.21, eerste lid, ten opzichte van de afstand, bedoeld in artikel 2.21a, tweede lid
d. artikel 2.36, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
e. f. g. de artikelen 3.4, 3.6 tot en met 3.10, 3.14 en 3.15, voor zover het niet betreft een daarin opgenomen beschrijving van een activiteit als gevolg waarvan de activiteit is toegestaan
h. i. j. k. l. m. een voorkeursbeslissing als bedoeld in artikel 5.47, eerste lid, onder b
n. o. p. q. r. artikel 22.18, voor zover het niet betreft een onderdeel van een programma dat voor een locatie de maatregelkeuze bevat
Participatiewet: de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5
Pensioenwet: de artikelen 150m, tweede lid, 150oa, eerste lid, en 150q, tweede lid, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het pensioenfonds
Politiewet 2012: de artikelen 18, 20, 34, 35, 36, eerste lid, 37, eerste lid, 39, derde en vijfde lid, en 52
a. b. artikel 83, tweede lid, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
c. artikel 121, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
d. e. artikel 261, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
f. artikel 271, voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
g. de artikelen 271a, vierde lid, en 274, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door provinciale staten, gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008, L 152): een kennisgeving als bedoeld in artikel 22, vierde lid
Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, met uitzondering van beslissingen ten aanzien van de algemeen secretaris en de medewerkers van het bureau
Telecommunicatiewet: de artikelen 3.5, 3.5a, 3.5b, 3.22 en 18.9, eerste en tweede lid
Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 2 en 4
a. b.
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte: de artikelen 7, tweede, derde, vijfde, achtste en negende lid, en 7a, derde lid
Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225): de artikelen 16, 18 en 21, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit;
Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit
Waterschapswet: artikel 156, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een vernietiging te bevorderen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
Wegenverkeerswet 1994: de artikelen 132c, vijfde lid, en 132d, tweede lid
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
Wet bekostiging financieel toezicht 2019: een besluit omtrent de goedkeuring als bedoeld in de artikelen 6 en 9
Wet College voor de rechten van de mens, met uitzondering van de artikelen 14 tot en met 18
Wet gemeenschappelijke regelingen:
a. de artikelen 32b en 45a gelezen in samenhang met artikel 32b, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan
b. artikel 32c, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten
c. de artikelen 36, eerste lid, 49 gelezen in samenhang met artikel 36, eerste lid, en 50h, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging
d. de artikelen 39b en 49 gelezen in samenhang met artikel 39b, voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen
e. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 32b voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan, en indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 32c, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, en artikel 49 gelezen in samenhang met dit onderdeel
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 108
a. de artikelen 8.15, eerste lid, en 8.25fa
b. artikel 8.43, eerste lid, voor zover het betreft een besluit tot wijziging van een luchthavenbesluit die alleen strekt tot aanpassing van dat besluit aan het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet
c. de artikelen 8.70, eerste lid, en 10.15, eerste lid, voor zover het betreft de luchthavens Lelystad, Rotterdam en Eindhoven of een besluit tot wijziging van een luchthavenbesluit die alleen strekt tot aanpassing van dat besluit aan het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet
d. artikel 10.27, eerste lid, voor zover het betreft een vergunning voor burgermedegebruik door tussenkomst van een burgerexploitant voor de luchthaven Eindhoven
Wet melding collectief ontslag
a. b. artikel 16.24, eerste lid, met uitzondering van een besluit houdende toewijzing van broeikasgasemissierechten voor een afzonderlijke broeikasgasinstallatie
c. artikel 17.15, tweede lid, betreffende de toepassing van artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap.
Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten:
a. artikel 2, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een aanwijzing te geven
b. artikel 3, voor zover het betreft de weigering om een aanwijzing te geven
c. artikel 5, voor zover het betreft de weigering om een besluit te nemen
Wet op de expertisecentra: artikel 123, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd
Wet op de rechterlijke organisatie: de artikelen 46a, eerste lid, 62a, eerste lid, en 100
Wet opheffing particuliere banken van leening: artikel 2
Wet op het financieel toezicht:
a. een bindende aanbeveling van een toezichthouder aan de andere toezichthouder
b. c. de afdelingen 3A.1.3, 3A.1.4, 3A.1.5, 3A.2.3 en 3A.2.4 voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit
d. e. de artikelen 6:1 en 6:2, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit
Wet op het primair onderwijs: artikel 128, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd
Wet publieke gezondheid: de artikelen 31 en 35
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren:
a. een besluit tot benoeming, plaatsing of aanwijzing als bedoeld in hoofdstuk 2, tenzij het beroep wordt ingesteld door een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden
b. een besluit van de Hoge Raad als bedoeld in hoofdstuk 6A
c. een vordering als bedoeld in artikel 46o
Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15: de artikelen 4, eerste lid, 8b, eerste lid, 9, eerste lid, en 16, eerste lid
Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, 4, 9, 12 en 30
Wet van 18 december 2008 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 2008, 561): artikel X
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: artikel 30, tweede lid
Wet verplichte beroepspensioenregeling: de artikelen 145l, tweede lid, 145na, eerste lid, en 145p, tweede lid, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het beroepspensioenfonds
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van de artikelen 5:2 en 13:4
Wet vervoer gevaarlijke stoffen: de artikelen 13, eerste lid, en 14, eerste, tweede en vierde lid
Wet voortgezet onderwijs 2020: artikel 5.23, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd
Wet vrachtwagenheffing: de artikelen 8, tweede lid, 9, tweede lid, en 12, eerste lid
Wet windenergie op zee: artikel 9, eerste lid
Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, met uitzondering van artikel 61
a. b. artikel 18f, eerste lid, in samenhang met artikel 18d of 18e, voor zover een besluit wordt genomen over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan
Hoofdstuk 2 Beroep in eerste aanleg bij een bijzondere bestuursrechter (artikelen 8:4, tweede lid, en 8:6)
Artikel 2 Beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Archiefwet 1995: artikel 38, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan:
a. artikel 124 van de Gemeentewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap;
b. artikel 124a van de Gemeentewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, en
c.
Bekendmakingswet: artikel 21, indien overeenkomstige toepassing is gegeven artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 59): voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer
a. b. artikel 124, voor zover het beroep wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester
c. artikel 124a, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
d. artikel 125, voor zover het besluit betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen
e. f. de artikelen 278a, vierde lid, en 281, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester, en indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
Kaderwet dienstplicht: de artikelen 10, eerste lid, 11 en 13
a. b. artikel Y 2 in samenhang met artikel D 7, G 1, G 4, I 4, K 8, L 11 of M 4
c. de artikelen Y 32 en Y 33
a. een besluit dat van toepassing is op het continentaal plat, met uitzondering van een besluit krachtens de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 of 5.5
b. instemming met een winningsplan krachtens artikel 34, en instemming met een winningsplan of een opslagplan krachtens 39, eerste lid
a. b. c. d. e. artikel 2.32, voor zover het betreft de weigering om een ontheffing te verlenen van een regel die is gesteld over een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
f. de artikelen 2.33 en 2.34, voor zover artikel 16.85 van de Omgevingswet niet van toepassing is
g. h. een besluit ter uitvoering van een projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2
i. een besluit ter uitvoering van een gemeentelijk project van publiek belang waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 5.55
j. k. l. m.
Participatiewet: artikel 76, eerste en tweede lid
a. b. artikel 121, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
c. artikel 122, voor zover het besluit betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen
d. e. de artikelen 271a, vierde lid, en 274, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door provinciale staten, gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning
Reconstructiewet concentratiegebieden, voor zover het betreft een besluit tot vaststelling, wijziging of uitwerking van het reconstructieplan, alsmede een besluit dat is genomen met toepassing van de artikelen 40 tot en met 43
Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 5 tot en met 10
Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen: artikel 2, eerste lid
a. b. c.
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L 334): voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L 334): voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 van de Commissie van 31 oktober 2019 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de verdere regelingen voor de aanpassingen van de kosteloze toewijzing van emissierechten als gevolg van veranderingen in het activiteitsniveau betreft (PbEU 2019, L 282): voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer
Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190)
Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2012, L181):
voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer
Uitvoeringswet verordening Europees burgerinitiatief: artikel 2, aanhef en onder c
Vreemdelingenwet 2000: de artikelen 43 en 45, vierde lid
a. een besluit van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu inzake de goedkeuring van een besluit als bedoeld in artikel 5
b. een besluit van het algemeen bestuur van een waterschap als bedoeld in artikel 31, derde lid
c. een besluit van het algemeen bestuur van een waterschap als bedoeld in artikel 33, vierde lid
d. e. artikel 61, voor zover het besluit betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen
d.
Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels: artikel 8, eerste lid, voor zover het een vergunning betreft voor een tunnel die deel uitmaakt van een projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 van de Omgevingswet
Wet educatie en beroepsonderwijs: de artikelen 1.4.1, 1.4a.1, 1.6.1, 2.1.2, eerste lid, onderdeel b, 2.1.3, tweede lid, 2.2.3, eerste en vierde lid, 2.5.9, 6.1.4, 6.1.5, 6.1.5a, 6.1.5b, 6.2.2, 6.2.3, 6.2.3b, 6.3.2, 6.3.3, 6.4.4, 6a.1.2, 6a.1.3 en 11.1
Wet financiering sociale verzekeringen: artikel 91
Wet gemeenschappelijke regelingen:
a. b. de artikelen 32b en 45a gelezen in samenhang met artikel 32b, voor zover het beroep wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan
c. artikel 32c, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten
d. de artikelen 36, eerste lid, 49 gelezen in samenhang met artikel 36, eerste lid, en 50h, eerste lid
e. de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 32b voor zover het beroep wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan, en indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 32c, voor zover het beroep wordt ingesteld door gedeputeerde staten, en artikel 49 gelezen in samenhang met dit onderdeel
f.
Wet gewetensbezwaren militaire dienst:
a. hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 4, tweede lid
b. de artikelen 15 en 16
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg: de artikelen 11c, eerste en derde lid, en 11d, eerste lid
Wet langdurige zorg, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, met uitzondering van hoofdstuk 10, § 4
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25, tweede lid, 8.25b, 8.25c, 8.43, eerste lid, 8.64, eerste lid, 8.70, eerste en zesde lid, 8.77, eerste lid, 8a.50a, 8a.54, 10.15, eerste lid, en 10.39, ook voor zover het besluit kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 8.70, eerste lid, en 10.15, eerste lid, voor zover het betreft de luchthavens Lelystad, Rotterdam en Eindhoven.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: artikel 2.6.8
Wet milieubeheer, met inbegrip van een besluit dat betrekking heeft op handhaving, doch met uitzondering van:
a. een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde krachtens artikel 8.40
b. c. artikel 17.15, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap
Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten: de artikelen 2, eerste lid, 3 en 5
a. titel IV: de afdelingen 2 en 7, een goedkeuring van rechtswege daaronder begrepen
b. de artikelen 118 en 169
Wet op het financieel toezicht: de artikelen 6:1 en 6:2
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: de artikelen 2.9, derde lid, 5.8, eerste lid, 5.9, eerste en tweede lid, 5.16, eerste en derde lid, 5.17, 5.18, 5.19, eerste, tweede en derde lid, 5.20, eerste lid, 5.26, eerste lid, 5.27, eerste en tweede lid, 5.29, eerste lid, 6.5, 6.10, 7.64, eerste lid, en 15.1, eerste lid
a. b. titel IV: de afdelingen 2 en 8, een goedkeuring van rechtswege daaronder begrepen
c. de artikelen 120 en 190
d. artikel 193, tweede lid, tweede volzin, voor zover het betreft een besluit op grond van bepalingen die bij de algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 193, tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, alsmede een besluit op grond van bepalingen van de algemene maatregel van bestuur die daarmee overeenkomen
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen: artikel 9, vijfde lid
Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15: artikel 2, eerste lid
Wet toelating zorginstellingen
Wet voortgezet onderwijs 2020:
a. de hoofdstukken 4 en 10
b. de artikelen 2.95, 5.9 en 5.10
Wet windenergie op zee: artikelen 3, eerste lid en 11, eerste lid
Woningwet: artikel 19, voor zover het betreft de intrekking van een toelating
Zorgverzekeringswet: voor zover het betreft een beschikking op grond van artikel 34a of een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of van het Zorginstituut Nederland met uitzondering van een beschikking jegens een persoon die behoort tot het personeel van het Zorginstituut Nederland
Artikel 3 Beroep bij de Centrale Raad van Beroep
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Een besluit waarbij de volgende ambtenaren, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn:
a. een rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie als zodanig
b. een lid van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven met rechtspraak belast als zodanig
c. een senior-gerechtsauditeur of gerechtsauditeur van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven als zodanig
d. een gewezen ambtenaar als bedoeld in onderdeel a, b of c als zodanig
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, voor zover het betreft een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling
Liquidatiewet ongevallenwetten: artikel 24, eerste lid
Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers
Artikel 4 Beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Een besluit van de Sociaal-Economische Raad of van de Kamer van Koophandel, genoemd in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel, met uitzondering van:
a. een besluit op grond van de Wet open overheid
b. een besluit ten aanzien van een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid
c. een besluit op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming
Algemene douanewet: een beschikking ter zake van landbouwrestituties
Bankwet 1998: artikel 12, vierde lid, voor zover het een schorsing of ontheffing van een directeur betreft
Burgerlijk Wetboek, Boek 2, voor zover het besluit is bekendgemaakt voor 1 juli 2011:
a. artikel 64, derde lid, tweede volzin, voor zover het betreft een weigering om de in de eerste volzin bedoelde termijn te verlengen
b. de artikelen 68, tweede lid, en 125, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring
c. artikel 156, voor zover het betreft:
1. een weigering, wijziging of intrekking van een ontheffing
2. een besluit tot verlening van de ontheffing voor zover daaraan voorschriften zijn verbonden dan wel daarbij beperkingen zijn opgelegd
d. artikel 175, derde lid, tweede volzin, voor zover het betreft een afwijzing van een verzoek
e. de artikelen 179, tweede lid, en 235, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring
f. artikel 266, voor zover het betreft:
1. een besluit tot weigering, wijziging of intrekking van de ontheffing
2. een besluit tot verlening van de ontheffing voor zover daaraan voorschriften zijn verbonden dan wel daarbij beperkingen zijn opgelegd
Elektriciteitswet 1998, met inbegrip van een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van de artikelen 36, 37, 41, 41c, 55, 56, tweede lid, en 57, derde en vierde lid, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 9b, vierde lid, 9c, derde lid, 9d, tweede en derde lid, 9e, vijfde lid, 9f, zesde lid, 20a, derde lid, 20b, derde lid, 20c, tweede en derde lid, 77h en 77i
Gaswet, met inbegrip van een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van de artikelen 12f, 12g, 23, 24, tweede lid, 25, derde en vierde lid, 81, 81c en 82, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 16, 39b, derde lid, 39c, derde lid, 39d, tweede en derde lid, 60ac en 60ad
Gemeentewet: artikel 125, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Winkeltijdenwet
Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies, met uitzondering van de artikelen 22 en 23
Kaderwet EZK- en LNV-subsidies
Landbouwwet: de artikelen 13, 15, 17 tot en met 22 en 26
Loodsenwet: de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27f, 27h en 27l
Marktverordening voor het wegvervoer
Meststoffenwet, met uitzondering van artikel 51
Noodwet voedselvoorziening: de artikelen 6 tot en met 10 en 29, behoudens in geval van toepassing van artikel 18
Plantgezondheidswet, met uitzondering van artikel 26
Postwet 2009: hoofdstuk 3A en artikel 58
Scheepvaartverkeerswet: de artikelen 14a, tweede lid, eerste volzin, en 15ba, eerste lid
Spoorwegwet: artikel 63, tweede lid, hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid
Telecommunicatiewet, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van:
a. hoofdstuk 6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
b. de hoofdstukken 5a, 5c, 6a, 6b en 12
c. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4
Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds
Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 7, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt
Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap: het verzet, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, en 9
Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap: het verzet, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, en 7
Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PbEU 2003, L 207): artikel 7, veertiende lid, tweede alinea
Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PbEG 2001, L 294): artikel 8, veertiende lid, tweede alinea
Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225): de artikelen 16, 18 en 21
Verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168): de artikelen 20, eerste en vijfde lid, en 23, eerste lid
Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58
Waarborgwet 2019, met uitzondering van artikel 38
Warmtewet, met inbegrip van een op grond van artikel 5, eerste lid, genomen besluit tot vaststelling van een maximumprijs, en met uitzondering van artikel 18
Wedervergeldingswet zeescheepvaart:
a. een verlening of weigering van een vergunning of een ontheffing
b. een intrekking van een vergunning of een ontheffing krachtens artikel 7
c. een oplegging van een heffing
Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot
Wet dieren, met uitzondering van een besluit op grond van artikel 8.7
Wet geneesmiddelenprijzen, met uitzondering van artikel 11 en met inbegrip van een besluit tot vaststelling van een maximumprijs
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, met uitzondering van de artikelen 90 en 108
Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie, met uitzondering van de artikelen 21 en 22
a. de artikelen 3.37, eerste lid, en 3.42, eerste lid, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, en
b. artikel 3.52a, eerste, tweede en elfde lid, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, met uitzondering van een boetebesluit als bedoeld in het elfde lid en een daarmee samenhangende correctie-RDA-beschikking als bedoeld in het tweede lid
Wet langdurige zorg: artikel 11.4.1 en artikel 11.4.2
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25ea, vierde lid, 8.25f, tweede, vierde en vijfde lid, 8.25g, eerste lid, 8.40f, vierde lid, en 8.40g, tweede, vierde en vijfde lid
Wet marktordening gezondheidszorg, met uitzondering van beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6
Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding
Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting
Wet op de architectentitel, met inbegrip van een besluit inzake een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, onderdeel j, 10, eerste lid, onderdeel f, 11, eerste lid, onderdeel f, en 12, eerste lid, onderdeel f, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, tenzij het betreft een besluit als bedoeld in artikel 8:4, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht
Wet op het financieel toezicht:
a. b. een besluit terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
Wet personenvervoer 2000, met uitzondering van de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid
Wet terugvordering staatssteun: artikel 3
Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma
Wet van 22 juni 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen) (Stb. 1994, 507) : een verklaring als bedoeld in artikel V, eerste lid
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, tenzij toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26
Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012, met uitzondering van artikel 26 en met inbegrip van een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat dat is genomen op grond van een bilateraal akkoord en betrekking heeft op het niet in Nederland aanhouden van een wettelijke voorraad
Wet windenergie op zee: artikelen 15, vierde lid, 16, 17, 21, tweede lid, en 25
Wetboek van Koophandel: artikel 311a
Artikel 5 Beroep bij een gerechtshof
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij een gerechtshof.
Wet financiering sociale verzekeringen: een uitspraak op bezwaar als bedoeld in de artikelen 95 en 97
Hoofdstuk 3 Beroep in eerste aanleg bij een andere rechtbank (artikel 8:7, derde lid)
Artikel 6 Beroep bij de rechtbank Den Haag
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Den Haag.
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met uitzondering van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling
Garantiewet militairen K.N.I.L.
Garantiewet Surinaamse pensioenen
de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing: paragraaf 4.2
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956
Uitkeringswet gewezen militairen
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen
Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de artikelen 43 en 45, vierde lid, en met dien verstande dat de rechtbank Den Haag het beroep kan behandelen in alle zittingsplaatsen van alle rechtbanken, bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie
Wet arbeid vreemdelingen, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete, en met dien verstande dat de rechtbank Den Haag beroepen tegen besluiten als bedoeld in die wet kan behandelen in alle zittingsplaatsen van alle rechtbanken, bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, voor zover het betreft een besluit van het bureau, bedoeld in artikel 1, omtrent de inschrijving van een depot op grond van die wet
Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers: de in artikel 5, eerste en tweede lid, bedoelde besluiten en handelingen, met dien verstande dat de rechtbank Den Haag de beroepen kan behandelen in alle zittingsplaatsen van alle rechtbanken, bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie
Wet financiële voorzieningen privatisering ABP
Wet milieubeheer: de artikelen 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid, 18.16b, eerste lid, 18.16c, eerste lid, en 18.16s, eerste lid
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: hoofdstuk 5
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders
Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. 1951, 592)
Artikel 7 Beroep bij de rechtbank Rotterdam
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Rotterdam.
Aanbestedingswet 2012, artikel 4.21
Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied, artikel 3.8
Bankwet 1998: artikel 9c, eerste en tweede lid
Burgerlijk Wetboek:
a. Boek 2: de artikelen 63d, tweede lid, 156 en 266
b.
Drinkwaterwet: artikel 50, derde lid, in samenhang met artikel 70a van de Mededingingswet
Elektriciteitswet 1998: de artikelen 77h en 77i
Gaswet: de artikelen 16, 60ac en 60ad
Handelsregisterwet 2007: de artikelen 47a en 47b
Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies: de artikelen 22 en 23
Instellingswet Autoriteit Consument en Markt
Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
Loodsenwet, met uitzondering van de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27f, 27h en 27l
Muntwet 2002: artikel 11, eerste en tweede lid
Postwet 2009, met uitzondering van hoofdstuk 3A en artikel 58
Sanctiewet 1977: de artikelen 10ba tot en met 10d
Spoorwegwet, met uitzondering van de artikelen 19 en hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid
Telecommunicatiewet, met inbegrip van de verordeningen genoemd in artikel 18.2a, met uitzondering van:
a. b. alsmede, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt:
1. hoofdstuk 6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
2. de hoofdstukken 5a, 5c, 6a, 6b en 12
3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4.
Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening
Uitvoeringswet datagovernanceverordening: artikel 8
Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 9, eerste lid
Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225), met uitzondering van de artikelen 16, 18 en 21
Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22), met uitzondering van de artikelen 21 tot en met 58
Verordening (EU) nr. 2022/868 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende Europese datagovernance en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 2018/1724 (Datagovernanceverordening) (PbEU 2022, L 152): artikel 28
Wet bekostiging financieel toezicht
Wet bestrijding maritieme ongevallen
Wet bestrijding ongevallen Noordzee, voor zover het betreft een beschikking van Onze Minister, genomen op een verzoek om een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 13, eerste lid
Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, voor zover het een besluit betreft dat betrekking heeft op een aanbieder van een essentiële dienst in de sectoren energie, digitale infrastructuur, bankwezen, infrastructuur voor de financiële markt, gezondheidszorg en spoor of op een digitaledienstverlener
Wet financiële betrekkingen buitenland 1994
Wet geneesmiddelenprijzen: artikel 11
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 90
Wet handhaving consumentenbescherming
Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie: de artikelen 21 en 22
Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken
Wet inkomstenbelasting 2001: een boetebesluit als bedoeld in artikel 3.52a, elfde lid, en een daarmee samenhangende correctie-RDA-beschikking als bedoeld in het tweede lid van dit artikel
Wet inzake de geldtransactiekantoren, voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel IX van de Wijzigingswet financiële markten 2012
Wet lokaal spoor, met uitzondering van artikel 12
Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6
Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen: artikel 9
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: artikel 53, zevende lid
Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van:
a. de afdelingen 3A.1.3, 3A.1.4, 3A.1.5, 3A.2.3 en 3A.2.4
b. c. een besluit terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
d. de artikelen 6:1 en 6:2
Wet personenvervoer 2000: de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid
Wet privatisering APB, voor zover het de overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 betreft op grond van artikel 21, vierde lid
Wet schadefonds olietankschepen
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Wet toezicht accountantsorganisaties
Wet toezicht financiële verslaggeving
Wet toezicht trustkantoren 2018
Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. 2012, 334): artikel XX
Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer ( Stb. 2006, 614 )
Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, waarin toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26
Wet verplichte beroepspensioenregeling
Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
Artikel 8 Overige
1 Tegen een besluit, genomen op grond van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Gelderland.
2 Tegen een besluit op grond van de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5 van de Mijnbouwwet alsmede een besluit als bedoeld in artikel 26 van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 kan beroep worden ingesteld bij de rechtbanken Noord-Nederland, Gelderland, Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant in het ressort waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
3 Tegen een besluit van de Raad voor rechtsbijstand, bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de rechtsbijstand, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank in het arrondissement waar de raad is gevestigd.
4 Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 8:2, tweede lid, van de Algemene douanewet, met uitzondering van een beschikking ter zake van landbouwrestituties, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Noord-Holland.
5 Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet strategische diensten kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Haarlem.
6 Tegen een besluit van de Dienst, genoemd in artikel 1 van de Kadasterwet, omtrent wijziging van een authentiek gegeven of omtrent wijziging van een ander gegeven dan een authentiek gegeven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan:
a. de onroerende zaak waarmee het betreffende gegeven verband houdt, geheel of grotendeels is gelegen, of
b. de Dienst, genoemd in artikel 1 van de Kadasterwet, is gevestigd indien het betreffende gegeven verband houdt met een te boek staand schip of luchtvaartuig.
7 Tegen een besluit op grond van artikel 2.3 van de Jeugdwet kan beroep worden ingesteld bij de kinderrechter binnen wiens rechtsgebied de betrokken gemeente is gelegen.
8 Tegen een besluit inzake subsidieverstrekking voor een project op grond van de Uitvoeringswet EFRO, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan een autoriteit als bedoeld in artikel 3 van die wet die bevoegd is besluiten te nemen inzake de verstrekking van EFRO-middelen voor het project, haar zetel heeft, tenzij die autoriteit in het buitenland gevestigd is.
9 Tegen een besluit als bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 8:7, tweede lid, kan beroep worden ingesteld bij:
a. de rechtbanken Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant in het ressort waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft dan wel, indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, bij de rechtbanken Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant in het ressort waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft;
b. de rechtbank Gelderland, indien de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft in het arrondissement Gelderland, het arrondissement Overijssel of het arrondissement Midden-Nederland, met uitzondering van de provincie Flevoland dan wel, indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, wanneer het bestuursorgaan zijn zetel heeft in het arrondissement Gelderland, het arrondissement Overijssel of het arrondissement Midden-Nederland, met uitzondering van de provincie Flevoland;
c. de rechtbank Noord-Nederland, indien de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft in het arrondissement Noord-Nederland of de provincie Flevoland dan wel, indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, wanneer het bestuursorgaan zijn zetel heeft in het arrondissement Noord-Nederland of de provincie Flevoland.
10 Tegen een besluit als bedoeld in artikel 2, derde lid, en artikel 15, eerste lid, van de Tijdelijke wet Groningen kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland.
Hoofdstuk 4 Hoger beroep (artikelen 8:105 en 8:106, eerste lid, onder a)
Artikel 9 Hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, met schorsende werking
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De volgende besluiten:
a. een besluit over een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
b. een op grond van een gemeentelijke verordening of gemeenschappelijke regeling genomen besluit over een gehandicaptenparkeerkaart
c. een besluit over een gehandicaptenparkeerplaats voor een bepaald voertuig
Burgerlijk Wetboek: Boek 7, artikel 673e
Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling op grond van artikel 9
Liquidatiewet Ongevallenwetten,met uitzondering van artikel 24, eerste lid
Participatiewet, met uitzondering van de artikelen 52, 76, eerste en tweede lid, en 81 en paragraaf 6.5
Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
Tijdelijke wet pilot loondispensatie
Wet arbeid en zorg: hoofdstuk 3, afdeling 2, en de artikelen 4:2b en 6:3
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Wet financiering sociale verzekeringen, voor zover het betreft een besluit van de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Wet hersteloperatie toeslagen: Artikelen 3.6, 3.7, 3.8, 3.10 met uitzondering van kwijtschelding die ziet op vorderingen die verband houden met de inning van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4b van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.11
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen: een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 2.3
Wet langdurige zorg, met uitzondering van:
a. besluiten van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
b. besluiten van een met het toezicht belaste ambtenaar, en
c. een beschikking op grond van artikel 11.4.1 of 11.4.2
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: artikel 3a.1.1
Wet milieubeheer: artikel 15.50
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen
Wet overige OCW-subsidies: artikel 19a
Wet sociale werkvoorziening
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, met uitzondering van artikel 9, vijfde lid
Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Zorgverzekeringswet: de artikelen 9b, 9c, 18f, 18g, 69 en 70, behalve voor zover op grond van artikel 18f, eerste lid, in samenhang met artikel 18d of 18e, een besluit is genomen over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan
Artikel 10 Hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, zonder schorsende werking
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan eveneens hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Algemene wet bestuursrecht: artikel 4:126, voor zover het besluit betrekking heeft op schade, veroorzaakt door een besluit op grond van een ander voorschrift, genoemd in artikel 9 of 10 van deze Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, of door een handeling ter uitvoering van een zodanig besluit
Een besluit waarbij een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met uitzondering van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling
Garantiewet militairen K.N.I.L.
Garantiewet Surinaamse pensioenen
Jeugdwet: artikel 2.3 en paragraaf 8.1
de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956
Uitkeringswet gewezen militairen
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, met uitzondering van artikel 15b en hoofdstuk 5
Wet financiële voorzieningen privatisering ABP
Wet hersteloperatie toeslagen: Artikel 3.10 voor zover kwijtschelding ziet op vorderingen die verband houden met de inning van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4b van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.12 voor zover kwijtschelding betrekking heeft op vorderingen die verband houden met de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, met uitzondering van de artikelen 2.6.8 en 3a.1.1
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. 1951, 592)
Wet van 25 mei 1962, houdende instelling van een Bijstandkorps van burgerlijke rijksambtenaren, dat bestemd is voor dienst in Nederlands-Nieuw-Guinea (Stb. 1962, 196)
Artikel 11 Hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Aanbestedingswet 2012, artikel 4.21
Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied, artikel 3.8
Algemene wet bestuursrecht: artikel 4:126, voor zover het besluit betrekking heeft op schade, veroorzaakt door een besluit op grond van een ander voorschrift, genoemd in artikel 11 van deze Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, of door een handeling ter uitvoering van een zodanig besluit
Bankwet 1998: artikel 9c, eerste en tweede lid
Burgerlijk Wetboek: de artikelen 63d, tweede lid, 156 en 266 van Boek 2
Drinkwaterwet: artikel 50, derde lid, in samenhang met artikel 70a van de Mededingingswet
Elektriciteitswet 1998: de artikelen 77h en 77i
Gaswet: de artikelen 16, 60ac en 60ad
Handelsregisterwet 2007: de artikelen 47a en 47b
Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies: de artikelen 22 en 23
Instellingswet Autoriteit Consument en Markt
Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
Loodsenwet, met uitzondering van de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27f, 27h en 27l
Muntwet 2002: artikel 11, eerste en tweede lid
Overgangswet elektriciteitsproductiesector
Plantgezondheidswet: artikel 26
Postwet 2009, met uitzondering van hoofdstuk 3A en artikel 58
Sanctiewet 1977: de artikelen 10ba tot en met 10d
Spoorwegwet, met uitzondering van de artikelen 19, 21 en hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid
Telecommunicatiewet, met inbegrip van de verordeningen genoemd in artikel 18.2a, met uitzondering van:
a. b. alsmede, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt:
1. hoofdstuk 6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002
2. de hoofdstukken 5a, 5c, 6a, 6b en 12
3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4.
Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening
Uitvoeringswet datagovernanceverordening: artikel 8
Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 9, eerste lid
Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225), met uitzondering van de artikelen 16, 18 en 21
Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22), met uitzondering van de artikelen de artikelen 21 tot en met 58
Verordening (EU) nr. 2022/868 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende Europese datagovernance en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 2018/1724 (Datagovernanceverordening) (PbEU 2022, L 152): artikel 28
Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie: hoofdstuk 3
Wet bekostiging financieel toezicht
Wet bestrijding maritieme ongevallen
Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies, voor zover de boete is opgelegd ter zake van het niet voldoen aan een bijzondere meldingsplicht die is verbonden aan een krachtens de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies verstrekte subsidie
Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, voor zover het een besluit betreft dat betrekking heeft op een aanbieder van een essentiële dienst in de sectoren energie, digitale infrastructuur, bankwezen, infrastructuur voor de financiële markt en spoor of op een digitaledienstverlener
Wet financiële betrekkingen buitenland 1994
Wet geneesmiddelenprijzen: artikel 11
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 90
Wet handhaving consumentenbescherming
Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie: de artikelen 21 en 22
Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken
Wet inkomstenbelasting 2001: een boetebesluit als bedoeld in artikel 3.52a, elfde lid, en een daarmee samenhangende correctie-RDA-beschikking als bedoeld in het tweede lid van dit artikel
Wet inzake de geldtransactiekantoren,voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel IX van de Wijzigingswet financiële markten 2012
Wet lokaal spoor, met uitzondering van artikel 12
Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 4
Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen: artikel 9
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: artikel 53, zevende lid
Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van:
a. de afdelingen 3A.1.3, 3A.1.4, 3A.1.5, 3A.2.3 en 3A.2.4
b. c. een besluit terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80
d. de artikelen 6:1 en 6:2
Wet op het notarisambt, voor zover het de toepassing of overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte beroepspensioenregeling betreft op grond van artikel 113c
Wet personenvervoer 2000: de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid
Wet privatisering APB, voor zover het de overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 betreft op grond van artikel 21, vierde lid
Wet schadefonds olietankschepen
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Wet toezicht accountantsorganisaties
Wet toezicht financiële verslaggeving
Wet toezicht trustkantoren 2018
Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. 2012, 334): artikel XX
Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer ( Stb. 2006, 614 )
Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, waarin toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26
Wet verplichte beroepspensioenregeling
Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
Artikel 12 Hoger beroep bij een gerechtshof
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij een gerechtshof.
Algemene douanewet: artikel 8:2, tweede lid
Algemene wet bestuursrecht: artikel 4:126, voor zover het besluit betrekking heeft op schade, veroorzaakt door een besluit op grond van een ander voorschrift, genoemd in artikel 12 van deze Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, of door een handeling ter uitvoering van een zodanig besluit
Algemene wet inzake rijksbelastingen: artikel 26
Mijnbouwwet: de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5
Bijlage 3 Regeling verlaagd griffierecht (artikelen 8:41 en 8:109)
Bijlage 3 Regeling verlaagd griffierecht (artikelen 8:41 en 8:109)
Artikel 1
Het tarief, genoemd in artikel 8:41, tweede lid, onderdeel a, dan wel genoemd in artikel 8:109, eerste lid, onderdeel a, geldt indien het beroep, dan wel hoger beroep, betreft:
a. een besluit inzake een uitkering bij werkloosheid of ziekte, genomen ten aanzien van een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid;
b. een besluit inzake een uitkering op grond van blijvende arbeidsongeschiktheid op grond van een wettelijk voorschrift waarbij de natuurlijke persoon ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid vanwege het Rijk invaliditeitspensioen is verzekerd, of een besluit, genomen op grond van artikel P9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
c. een bestuurlijke boete van ten hoogste € 340;
d. een besluit waarbij de kosten van bestuursdwang op ten hoogste € 340 zijn vastgesteld.
Artikel 2
Het tarief, genoemd in artikel 8:41, tweede lid, onderdeel a, dan wel genoemd in artikel 8:109, eerste lid, onderdeel a, geldt voorts indien het beroep, dan wel hoger beroep, betreft een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven.
De volgende besluiten:
a. een besluit over een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
b. een op grond van een gemeentelijke verordening of gemeenschappelijke regeling genomen besluit over een gehandicaptenparkeerkaart
c. een besluit over een gehandicaptenparkeerplaats voor een bepaald voertuig
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij het beroep of hoger beroep door een natuurlijke persoon is ingesteld tegen een uitspraak inzake een besluit met betrekking tot de toepassing van:
a. b. c. d. e. f.
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met inbegrip van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling
Garantiewet Militairen K.N.I.L.
Garantiewet Surinaamse pensioenen
Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling op grond van artikel 9
Liquidatiewet Ongevallenwetten
Mijnbouwwet: de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5
Participatiewet, met uitzondering van de artikelen 52, 76, eerste en tweede lid, en 81 en paragraaf 6.5
Reglement eenmalige uitkering silicose-vergoeding oud-mijnwerkers, vastgesteld bij besluit van het bestuur van de Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers van 18 april 1994
de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie
Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
Tijdelijke wet pilot loondispensatie
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen
Wet arbeid en zorg: hoofdstuk 3, afdeling 2, en de artikelen 4:2b en 6:3
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers
Wet educatie en beroepsonderwijs: artikel 7.5.9, eerste lid
Wet financiering sociale verzekeringen, voor zover het betreft een besluit van de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen
Wet hersteloperatie toeslagen: Artikelen 3.6, 3.7, 3.8, 3.10 met uitzondering van kwijtschelding die ziet op vorderingen die verband houden met de inning van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.2.5 van de Wet langdurige zorg en artikel 3.12 voor zover kwijtschelding betrekking heeft op vorderingen die verband houden met de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen: een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 2.3
Wet langdurige zorg, met uitzondering van een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wet op de rechtsbijstand: een besluit van de Raad voor rechtsbijstand, indien het beroep dan wel hoger beroep wordt ingesteld door een rechtzoekende als bedoeld in artikel 1, eerste lid
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: artikel 7.64, eerste lid
Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. 1951, 592)
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Zorgverzekeringswet: de artikelen 9b, 9c, 18f, 18g, 69, 70 en 118a
Derde Boek Van rechtspleging van onderscheiden aard
Derde Boek Van rechtspleging van onderscheiden aard
Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
Hoofdstuk II Heffing ter zake van leveringen en diensten
Hoofdstuk II Heffing ter zake van leveringen en diensten
Algemene informatie
Titel III Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
Titel III Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
Algemene informatie
Boek 8 Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 8 Verkeersmiddelen en vervoer
Algemene informatie
Titel 3 Volmacht
Titel 3 Volmacht
Titel 1 Verbintenissen in het algemeen
Titel 1 Verbintenissen in het algemeen
Hoofdstuk I Overdrachtsbelasting
Hoofdstuk I Overdrachtsbelasting
Hoofdstuk 1 Definitiebepalingen
Hoofdstuk 1 Definitiebepalingen
Opschrift
Wet van 18 december 2013 tot invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet maatregelen woningmarkt 2014 II)
Opschrift
Wet van 7 maart 1991, houdende nieuwe bepalingen inzake de lijkbezorging
Opschrift
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
Artikel 60
Artikel 60
1 Volmacht is de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten.
2 Waar in deze titel van rechtshandeling wordt gesproken, is daaronder het in ontvangst nemen van een verklaring begrepen.
Artikel 2
Artikel 2
De waarde van een canon, een retributie of een huur als is bedoeld in artikel 11 van de wet, wordt bepaald met inachtneming van de bij dit besluit behorende bijlage.
Artikel 1
Artikel 1
Deze regeling verstaat onder:
a. de wet: de Registratiewet 1970;
b. de inspecteur: de algemeen directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, en de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;
c. de inspectie: het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a of b, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;
d. het register: het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de wet;
e. het repertorium: het repertorium, bedoeld in artikel 7 van de wet;
f. elektronisch afschrift: in digitale vorm uitgegeven afschrift in de zin van artikel 49, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het notarisambt dat is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening van de notaris die voldoet aan de daaraan bij of krachtens Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257) gestelde eisen en aan de daartoe door de KNB, in overeenstemming met de Belastingdienst, opgestelde richtlijnen;
g. renvooien: de bijvoegingen, veranderingen en doorhalingen, die op de kant of aan de voet van de akte zijn vermeld, mits daarbij de plaats in de akte is aangegeven waarop zij betrekking hebben;
h. elektronische kopie: elektronische kopie als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet die is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening van de notaris die voldoet aan de daaraan bij of krachtens Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257) gestelde eisen en aan de daartoe door de KNB, in overeenstemming met de Belastingdienst, opgestelde richtlijnen;
i. elektronische kopie van een annex: elektronische kopie van een aan een notariële akte gehecht stuk als bedoeld in artikel 7b van de wet;
j. RSIN: rechtspersonen en samenwerkingsverbanden informatienummer dat door de Kamer van Koophandel wordt verstrekt bij inschrijving van rechtspersonen en samenwerkingsverbanden in het handelsregister.
Wet van 18 december 2013 tot invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet maatregelen woningmarkt 2014 II)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om vanaf 2014, als onderdeel van de maatregelen om de woningmarkt in zowel het huur- als het koopsegment beter te laten functioneren, een heffing in te voeren voor verhuurders van woningen in de gereguleerde sector en een tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning in de inkomstenbelasting in te voeren waardoor het fiscale voordeel ter zake van de aftrek van dergelijke kosten voor zover deze tegen het tarief in de vierde schijf worden vergolden stapsgewijs wordt verkleind, alsmede om enkele onduidelijkheden, onbedoelde gevolgen en omissies als gevolg van de invoering van de aflossingseis in de inkomstenbelasting te herstellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wet van 7 maart 1991, houdende nieuwe bepalingen inzake de lijkbezorging
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe wettelijke bepalingen inzake de lijkbezorging vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit betreft een wijziging van het besluit van 23 december 2015, nr. BLKB2015/1429M, Stcrt. 2015, nr. 46501 (Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst) in verband met het verhogen van de boete bij inkeer van verzwegen vermogen van 60% naar 120% per 1 juli 2016. Deze wijziging is opgenomen in paragraaf 7. Daarnaast is een verouderde verwijzing in paragraaf 24a, derde lid, letter a aangepast.
Het voorgaande besluit wordt ingetrokken (zie paragraaf 40).
Artikel 61
Artikel 61
1 Een volmacht kan uitdrukkelijk of stilzwijgend worden verleend.
2 Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan.
3 Indien een volgens wet of gebruik openbaar gemaakte volmacht beperkingen bevat, die zo ongebruikelijk zijn dat de wederpartij ze daarin niet behoefde te verwachten, kunnen deze haar niet worden tegengeworpen, tenzij zij ze kende.
Artikel 3
Artikel 3
De vrijstelling, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel t, van de wet, is van toepassing onder de volgende voorwaarden:
a. uit het verkoopregulerend beding bij de eerdere verkrijging blijkt een zelfbewoningsplicht voor de eerdere verkrijger;
b. ten tijde van de eerdere verkrijging is de waarde van de woning, bedoeld in artikel 52 van de wet, zonder rekening te houden met het verkoopregulerend beding, niet hoger dan de ten tijde van de eerdere verkrijging geldende woningwaardegrens, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4° van de wet, dan wel niet hoger dan € 400.000 indien de woning is verkregen vóór 1 april 2021;
c. de woning is bij de eerdere verkrijging verkregen met een koperskorting van ten minste 10% en ten hoogste 50% van de waarde van die woning ten tijde van de eerdere verkrijging;
d. uit de notariële akte van levering waarin de verkrijging wordt vastgelegd blijkt dat is voldaan aan de onderdelen b en c;
e. bij vervreemding door de natuurlijk persoon geldt dat de natuurlijk persoon de verkregen koperskorting geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen aan de verkrijger, of dat de verkrijger in bepaalde mate deelt in de tussentijdse waardeontwikkeling.
Artikel 62
Artikel 62
1 Een algemene volmacht strekt zich slechts uit tot daden van beschikking, indien schriftelijk en ondubbelzinnig is bepaald dat zij zich ook tot die daden uitstrekt. Onder algemene volmacht wordt verstaan de volmacht die alle zaken van de volmachtgever en alle rechtshandelingen omvat, met uitzondering van hetgeen ondubbelzinnig is uitgesloten.
2 Een bijzondere volmacht die in algemene bewoordingen is verleend, strekt zich slechts uit tot daden van beschikking indien dit ondubbelzinnig is bepaald. Niettemin strekt een volmacht die voor een bepaald doel is verleend, zich uit tot alle daden van beheer en van beschikking die dienstig kunnen zijn tot het bereiken van dit doel.
Artikel 3a
Artikel 3a [Vervallen per 01-01-2017]
[Vervallen]
Artikel 63
Artikel 63
1 De omstandigheid dat iemand onbekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen voor zichzelf, maakt hem niet onbekwaam tot het optreden als gevolmachtigde.
2 Wanneer een volmacht door een onbekwaam persoon is verleend, is een krachtens die volmacht door de gevolmachtigde verrichte rechtshandeling op gelijke wijze geldig, nietig of vernietigbaar, als wanneer zij door de onbekwame zelf zou zijn verricht.
Artikel 4
Artikel 4
1 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van de wet bedoelde vrijstelling bij inbreng in een vennootschap die geen in aandelen verdeeld kapitaal heeft, van een onderneming, waaronder mede wordt verstaan de onderneming bestaande in een deelgerechtigdheid in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap, is van toepassing indien alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva die een functie vervullen in de onderneming worden ingebracht tegen bijschrijving op de kapitaalrekening van de vennootschap van een bedrag dat ten minste 90 percent is van de waarde in het economische verkeer van het vermogen van de ingebrachte onderneming dan wel de boekwaarde van dat vermogen, zoals die geldt voor de heffing van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting, in gevallen waarin de ondernemer inbrengt met voorbehoud van stille reserves.
2 In afwijking van het eerste lid is de aldaar bedoelde vrijstelling eveneens van toepassing indien de inbreng geen betrekking heeft op een onderneming maar op afzonderlijke onroerende zaken, mits de inbreng volgt op een verkrijging als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel f, onder 1° of 2°, van de wet, en de verkrijging en de inbreng uitsluitend plaatshebben in verband met de toetreding, uittreding of vervanging van vennoten, dan wel de toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De in dit lid bedoelde onroerende zaken moeten voorafgaand aan bedoelde verkrijging deel hebben uitgemaakt van het vermogen van de onderneming van de vennootschap en niet zijn gebruikt of bestemd voor gebruik in het kader van het verkrijgen, vervreemden, of exploiteren van onroerende zaken.
3 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van de wet niet is geheven ter zake van een inbreng is alsnog verschuldigd, indien de inbrenger binnen drie jaren na de inbreng niet meer vennoot is van de vennootschap, dan wel binnen die periode zijn bijschrijving wegens inbreng op de kapitaalrekening is verminderd, anders dan door afboeking van zijn aandeel in het verlies van de vennootschap. De bepaling is eveneens van toepassing bij het verlenen van een koopoptie op het aandeel of een deel van het aandeel van de inbrenger in het vermogen van de vennootschap.
4 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van de wet niet is geheven ter zake van een inbreng is alsnog verschuldigd, indien de onderneming niet gedurende een periode van ten minste drie jaren na de inbreng door de vennootschap wordt voortgezet.
5 Het derde en vierde lid blijft buiten toepassing in geval van een inbreng als bedoeld in het eerste lid, dan wel een omzetting als bedoeld in artikel 5.
6 Onder kapitaalrekening wordt verstaan de rekening op de balans van de vennootschap waarop de deelgerechtigdheid van de vennoot in het vermogen van de vennootschap wordt opgenomen.
7 Voor de toepassing van dit artikel worden onder onroerende zaken mede verstaan fictieve onroerende zaken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, rechten waaraan onroerende zaken of fictieve onroerende zaken zijn onderworpen, alsmede de economische eigendom van deze zaken of rechten.
Artikel 64
Artikel 64
Tenzij anders is bepaald, is een gevolmachtigde slechts in de navolgende gevallen bevoegd de hem verleende volmacht aan een ander te verlenen:
a. voor zover de bevoegdheid hiertoe uit de aard der te verrichten rechtshandelingen noodzakelijk voortvloeit of in overeenstemming is met het gebruik;
b. voor zover de verlening van de volmacht aan een andere persoon in het belang van de volmachtgever noodzakelijk is en deze zelf niet in staat is een voorziening te treffen;
c. voor zover de volmacht goederen betreft, die gelegen zijn buiten het land waarin de gevolmachtigde zijn woonplaats heeft.
Artikel 4a
Artikel 4a
1 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van de wet bedoelde vrijstelling krachtens vereffening van het vermogen van een rechtspersoon is van toepassing wanneer de vereffening plaatsheeft in het kader van de voortzetting van een door een vennootschap gedreven onderneming door de aandeelhouders, als bedoeld in artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Onder vennootschap wordt in de vorige volzin verstaan de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, mits deze vennootschappen uitsluitend natuurlijke personen als aandeelhouder hebben.
2 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van de wet niet is geheven ter zake van een vereffening is alsnog verschuldigd, indien de onderneming niet gedurende een periode van ten minste drie jaren na de vereffening door de verkrijger rechtstreeks wordt voortgezet of mede voortgezet.
3 Het tweede lid blijft buiten toepassing in geval van inbreng of omzetting van een onderneming, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, onderscheidenlijk onder 2°, van de wet.
Artikel 65
Artikel 65
Is een volmacht aan twee of meer personen tezamen verleend, dan is ieder van hen bevoegd zelfstandig te handelen, tenzij anders is bepaald.
Artikel 5
Artikel 5
1 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, bedoelde vrijstelling bij omzetting van een niet in de vorm van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming, waaronder mede wordt verstaan de onderneming bestaande in een deelgerechtigdheid in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap, in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is van toepassing indien alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva die een functie vervullen in de onderneming worden ingebracht tegen toekenning van aandelen, mits de oprichters van de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding gerechtigd zijn als in het vermogen van de omgezette onderneming.
2 Onder toekenning van aandelen wordt begrepen het geval waarin naast de toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van de waarde van hetgeen op de aandelen is gestort, met dien verstande dat ingeval de omzetting plaatsvindt met toepassing van artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001, dit bedrag kan worden gesteld op het bedrag waarvoor de ondernemer op grond van de aan deze toepassing verbonden voorwaarden wordt gecrediteerd.
3 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van de wet niet is geheven ter zake van een omzetting is alsnog verschuldigd, indien de inbrenger binnen drie jaren na de omzetting niet meer in het bezit is van alle bij of in verband met die omzetting verkregen aandelen. De bepaling is eveneens van toepassing bij vervreemding van claims en het verlenen van een koopoptie op de aandelen, alsmede bij een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van hetgeen op de aandelen is gestort.
4 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van de wet niet is geheven ter zake van een omzetting is alsnog verschuldigd, indien de onderneming niet gedurende een periode van ten minste drie jaren na de omzetting door de vennootschap wordt voortgezet.
5 Het derde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding van de aandelen in het kader van een splitsing als bedoeld in artikel 5c, dan wel indien ten minste 75 percent van de aandelen van de opgerichte vennootschap wordt verkregen door een andere vennootschap tegen toekenning van eigen aandelen, met dien verstande dat de toegekende aandelen in de plaats komen van de in het derde lid bedoelde aandelen. Onder toekenning van aandelen wordt mede begrepen het geval waarin naast de toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van de nominale waarde van de toegekende aandelen.
6 Het vierde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding in het kader van een fusie als bedoeld in artikel 5a, een interne reorganisatie als bedoeld in artikel 5b, dan wel een splitsing als bedoeld in artikel 5c.
Slotformulier en ondertekening
Den Haag 28 juli 2016
De Staatssecretaris van Financiën,namens deze, J. de BlieckLid van het managementteam Belastingdienst
Artikel 66
Artikel 66
1 Een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar gevolgen de volmachtgever.
2 Voor zover het al of niet aanwezig zijn van een wil of van wilsgebreken, alsmede bekendheid of onbekendheid met feiten van belang zijn voor de geldigheid of de gevolgen van een rechtshandeling, komen ter beoordeling daarvan de volmachtgever of de gevolmachtigde of beiden in aanmerking, al naar gelang het aandeel dat ieder van hen heeft gehad in de totstandkoming van de rechtshandeling en in de bepaling van haar inhoud.
Artikel 5bis
Artikel 5bis
1 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens fusie is van toepassing bij overgang van vermogen onder algemene titel in het kader van een juridische fusie tussen rechtspersonen, mits die fusie hoofdzakelijk plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen. De eerste volzin blijft buiten toepassing in geval van een fusie waarop artikel 5b, eerste lid, van toepassing is.
2 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens fusie is niet van toepassing dan wel de belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven is alsnog verschuldigd, indien:
a. een aandeelhouder van een verdwijnende rechtspersoon, welke rechtspersoon op het tijdstip van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, op dat tijdstip of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar, al dan niet tezamen met een tot hetzelfde concern als gedefinieerd in artikel 5b, tweede lid, behorend lichaam, een belang van ten minste een derde gedeelte in de verdwijnende rechtspersoon bezit of heeft bezeten, daarvoor als gevolg van de fusie geen in de plaats komend soortgelijk belang in de verkrijgende rechtspersoon of een groepsmaatschappij daarvan verkrijgt, dan wel dat soortgelijk belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele vervreemdt;
b. een aandeelhouder van de verkrijgende rechtspersoon, welke rechtspersoon op het tijdstip van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, op dat tijdstip of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar, al dan niet tezamen met een tot hetzelfde concern als gedefinieerd in artikel 5b, tweede lid, behorend lichaam, een belang van ten minste een derde gedeelte in de verkrijgende rechtspersoon bezit of heeft bezeten, dat belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele vervreemdt;
c. een aandeelhouder van een verdwijnende rechtspersoon als gevolg van de fusie een belang van ten minste een derde gedeelte in de verkrijgende rechtspersoon of een groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of groepsmaatschappij als gevolg van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, verkrijgt en dat belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele vervreemdt;
d. een aandeelhouder van de verkrijgende rechtspersoon of van een groepsmaatschappij daarvan als gevolg van de fusie een belang van ten minste een derde gedeelte in de verkrijgende rechtspersoon of de groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of groepsmaatschappij als gevolg van de fusie kwalificeert als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bezit en dat belang binnen drie jaren na de fusie geheel of ten dele vervreemdt.
3 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven ter zake van een fusie is alsnog verschuldigd, indien de activiteiten van de fuserende rechtspersonen niet gedurende een periode van ten minste drie jaren na de fusie door de verkrijgende rechtspersoon in haar geheel worden voortgezet.
4 Het tweede lid blijft buiten toepassing in geval van een vervreemding van het belang in het kader van een geruisloze terugkeer als bedoeld in artikel 4a, een juridische fusie als bedoeld in dit artikel, een bedrijfsfusie als bedoeld in artikel 5a, een interne reorganisatie als bedoeld in artikel 5b, een splitsing als bedoeld in artikel 5c, dan wel indien ten minste 75 percent van de aandelen van de verkrijgende vennootschap wordt verkregen door een andere vennootschap tegen toekenning van eigen aandelen, waaronder mede wordt begrepen het geval waarin naast toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van hetgeen op de aandelen is gestort. De eerste volzin is slechts van toepassing indien het toegekende belang in de plaats komt van het in het tweede lid bedoelde belang dan wel het in het tweede lid bedoelde belang de resterende periode in het bezit blijft bij de opvolgende verkrijger.
5 Het derde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding van de activiteiten in het kader van een inbreng als bedoeld in artikel 4, een geruisloze terugkeer als bedoeld in artikel 4a, een juridische fusie als bedoeld in dit artikel, een bedrijfsfusie als bedoeld in artikel 5a, een interne reorganisatie als bedoeld in artikel 5b, een splitsing als bedoeld in artikel 5c, mits de in het derde lid bedoelde activiteiten gedurende de resterende periode door de opvolgende verkrijger worden voortgezet. In geval van een inbreng als bedoeld in artikel 4 is de eerste volzin slechts van toepassing indien het ter zake van de inbreng verkregen belang in de vennootschap de resterende periode blijft behouden.
6 Het vierde en het vijfde lid blijven buiten toepassing ingeval de daargenoemde gebeurtenissen in samenhang met de juridische fusie in overwegende mate gericht zijn op het ontgaan van belastingheffing.
7 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling is eveneens van toepassing op uit de fusie voortvloeiende verkrijgingen van een belang in een verkrijgende rechtspersoon of een groepsmaatschappij daarvan, welke rechtspersoon of groepsmaatschappij kwalificeert als een lichaam als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
8 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rechtspersoon verstaan de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, alsmede de stichting. Onder rechtspersoon wordt mede verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere Staat is opgericht en naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als bedoeld in dit lid.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Wassenaar 18 december 2013 Willem-Alexander
DeMinistervoorWonen en Rijksdienst, S.A. Blok
De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers
Uitgegeven de vierentwintigste december 2013 De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Artikel 67
Artikel 67
1 Hij die een overeenkomst aangaat in naam van een nader te noemen volmachtgever, moet diens naam noemen binnen de door de wet, de overeenkomst of het gebruik bepaalde termijn of, bij gebreke hiervan, binnen een redelijke termijn.
2 Wanneer hij de naam van de volmachtgever niet tijdig noemt, wordt hij geacht de overeenkomst voor zichzelf te hebben aangegaan, tenzij uit de overeenkomst anders voortvloeit.
Artikel 5a
Artikel 5a
1 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens fusie is van toepassing indien een vennootschap uitsluitend de gehele onderneming of een zelfstandig onderdeel daarvan van een andere vennootschap verkrijgt tegen toekenning van aandelen.
2 Onder toekenning van aandelen wordt begrepen het geval waarin naast de toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van de waarde van hetgeen op de aandelen is gestort.
3 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven ter zake van een fusie is alsnog verschuldigd, indien de inbrengende vennootschap binnen drie jaren na de fusie niet meer in het bezit is van alle bij of in verband met die fusie verkregen aandelen.
4 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven ter zake van een fusie is alsnog verschuldigd, indien de onderneming niet gedurende een periode van ten minste drie jaren na de fusie door de verkrijgende vennootschap wordt voortgezet.
5 Het derde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding van de aandelen in het kader van een interne reorganisatie als bedoeld in artikel 5b, een splitsing als bedoeld in artikel 5c, dan wel indien ten minste 75 percent van de aandelen van de vennootschap die de in het eerste lid bedoelde aandelen heeft toegekend, wordt verkregen door een andere vennootschap tegen toekenning van eigen aandelen, met dien verstande dat de toegekende aandelen in de plaats komen van de in het derde lid bedoelde aandelen. Onder toekenning van aandelen wordt mede begrepen het geval waarin naast de toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van de nominale waarde van de toegekende aandelen.
6 Het vierde lid blijft buiten toepassing in geval van vervreemding van de onderneming in het kader van een fusie als bedoeld in dit artikel, een interne reorganisatie als bedoeld in artikel 5b, dan wel een splitsing als bedoeld in artikel 5c.
7 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de open commanditaire vennootschap, alsmede andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Onder vennootschap wordt mede verstaan de vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij met een in aandelen verdeeld kapitaal. Tevens wordt daaronder verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere Staat is opgericht en naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als bedoeld in dit lid.
Bijlage 1 behorende bij artikel 1.11, tweede lid, onderdeel d, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
Bijlage 1 behorende bij artikel 1.11, tweede lid, onderdeel d, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
Gemeenten bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdeel d, per 1 januari 2017
Aalsmeer
Alkmaar
Amersfoort
Amstelveen
Amsterdam
Apeldoorn
Asten
Baarn
Barneveld
Bergeijk
Bergen (Noord-Holland)
Bernheze
Best
Bladel
Blaricum
Bloemendaal
Boekel
Boxtel
Bunnik
Bunschoten
Buren
Cranendonck
Culemborg
De Bilt
De Ronde Venen
Deurne
Diemen
Dijk en Waard
Edam-Volendam
Ede
Eemnes
Eersel
Eindhoven
Elburg
Epe
Ermelo
Geldrop-Mierlo
Gemert-Bakel
Gooise Meren
Haarlem
Haarlemmermeer
Harderwijk
Hattem
Heemstede
Heerde
Heeze-Leende
Heiloo
Helmond
’s-Hertogenbosch
Heusden
Hillegom
Hilversum
Houten
Huizen
IJsselstein
Kaag en Braassem
Katwijk
Laarbeek
Land van Cuijk
Landsmeer
Laren
Leiden
Leiderdorp
Leusden
Lisse
Lopik
Maasdriel
Maashorst
Meierijstad
Montfoort
Neder-Betuwe
Nieuwegein
Nijkerk
Noordwijk
Nuenen, Gerwen en Nederwetten
Nunspeet
Oegstgeest
Oirschot
Oldebroek
Oostzaan
Oss
Ouder-Amstel
Oudewater
Purmerend
Putten
Renswoude
Reusel-De Mierden
Rhenen
Scherpenzeel
Sint-Michielsgestel
Soest
Someren
Son en Breugel
Stichtse Vecht
Teylingen
Tiel
Uithoorn
Utrecht
Utrechtse Heuvelrug
Valkenswaard
Veenendaal
Veldhoven
Vijfheerenlanden
Voorschoten
Voorst
Vught
Waalre
Wageningen
Waterland
West Betuwe
West Maas en Waal
Wijdemeren
Wijk bij Duurstede
Woerden
Woudenberg
Zaltbommel
Zandvoort
Zeist
Zoeterwoude
Artikel 68
Artikel 68
Tenzij anders is bepaald, kan een gevolmachtigde slechts dan als wederpartij van de volmachtgever optreden, wanneer de inhoud van de te verrichten rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat strijd tussen beider belangen uitgesloten is.
Bijlage 2 behorende bij artikel 1.11, eerste lid, onderdeel o, en tweede lid, onderdeel j, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
Bijlage 2 behorende bij artikel 1.11, eerste lid, onderdeel o, en tweede lid, onderdeel j, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
Aalsmeer
Albrandswaard
Alkmaar
Almere
Amersfoort
Amstelveen
Amsterdam
Apeldoorn
Arnhem
Asten
Baarn
Barendrecht
Barneveld
Berg en Dal
Bergeijk
Bergen (Noord-Holland)
Bernheze
Best
Beuningen
Beverwijk
Bladel
Blaricum
Bloemendaal
Boekel
Boxtel
Breda
Bunnik
Bunschoten
Buren
Capelle aan den IJssel
Cranendonck
Culemborg
De Bilt
De Ronde Venen
Delft
Den Haag
Deurne
Deventer
Diemen
Dijk en Waard
Doesburg
Dordrecht
Druten
Duiven
Edam-Volendam
Ede
Eemnes
Eersel
Eindhoven
Elburg
Emmen
Enschede
Epe
Ermelo
Geldrop-Mierlo
Gemert-Bakel
Gooise Meren
Groningen
Haaren
Haarlem
Haarlemmermeer
Harderwijk
Hattem
Heemskerk
Heemstede
Heerde
Heeze-Leende
Heiloo
Helmond
’s-Hertogenbosch
Heumen
Heusden
Hillegom
Hilversum
Hoorn
Houten
Huizen
IJsselstein
Kaag en Braassem
Katwijk
Krimpen aan den IJssel
Laarbeek
Land van Cuijk
Landsmeer
Lansingerland
Laren
Leeuwarden
Leiden
Leiderdorp
Leidschendam-Voorburg
Lelystad
Leusden
Lingewaard
Lisse
Lopik
Maasdriel
Maashorst
Maassluis
Maasstricht
Meierijstad
Midden-Delfland
Montferland
Montfoort
Mook en Middelaar
Neder-Betuwe
Nieuwegein
Nijkerk
Nijmegen
Nissewaard
Noordwijk
Nuenen, Gerwen en Nederwetten
Nunspeet
Oegstgeest
Oirschot
Oldebroek
Oostzaan
Oss
Ouder-Amstel
Oudewater
Overbetuwe
Pijnacker-Nootdorp
Purmerend
Putten
Renkum
Renswoude
Reusel-De Mierden
Rheden
Rhenen
Ridderkerk
Rijswijk
Rotterdam
Rozendaal
Scherpenzeel
Schiedam
Sint-Michielsgestel
Soest
Someren
Son en Breugel
Stichtse Vecht
Teylingen
Tiel
Tilburg
Uitgeest
Uithoorn
Utrecht
Utrechtse Heuvelrug
Valkenswaard
Veenendaal
Veldhoven
Velsen
Venlo
Vijfheerenlanden
Vlaardingen
Voorne aan Zee
Voorschoten
Voorst
Vught
Waalre
Wageningen
Wassenaar
Waterland
Weert
West Betuwe
West Maas en Waal
Westervoort
Westland
Wijchen
Wijdemeren
Wijk bij Duurstede
Woerden
Wormerland
Woudenberg
Zaanstad
Zaltbommel
Zandvoort
Zeist
Zevenaar
Zoetermeer
Zoeterwoude
Artikel 5b
Artikel 5b
1 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, bedoelde vrijstelling wegens interne reorganisatie is van toepassing indien een tot het concern behorende vennootschap onroerende zaken overdraagt aan een andere vennootschap van dat concern.
2 Onder een concern wordt verstaan een vennootschap waarin niet een andere vennootschap het gehele of nagenoeg gehele belang heeft, samen met alle andere vennootschappen waarin zij het gehele of nagenoeg gehele belang heeft.
3 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven wegens interne reorganisatie is alsnog verschuldigd, indien:
a. de eerste vennootschap die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in zowel de vennootschap die de onroerende zaken verkrijgt als de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt, binnen drie jaren na de interne reorganisatie geen geheel of nagenoeg geheel belang meer heeft in de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, waarbij een vennootschap die een geheel of nagenoeg geheel belang heeft in de eerstgenoemde vennootschap in de plaats kan treden van deze vennootschap; of
b. de vennootschap die de onroerende zaken heeft overgedragen binnen drie jaren na de interne reorganisatie geen geheel of nagenoeg geheel belang meer heeft in de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, met dien verstande dat dit onderdeel slechts van toepassing is ingeval er geen vennootschap is die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in zowel de vennootschap die de onroerende zaken verkrijgt als de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt.
4 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven wegens interne reorganisatie is alsnog verschuldigd voorzover de overdragende vennootschap tot het concern is gaan behoren als gevolg van een andere gebeurtenis dan bedoeld in artikel 5a, eerste en vijfde lid, waarbij geen overdrachtsbelasting verschuldigd was, indien de onroerende zaken zijn verkregen door die overdragende vennootschap vóór de hiervoor bedoelde gebeurtenis en de onderneming of de activiteiten van die vennootschap niet gedurende drie jaren binnen het concern zijn voortgezet.
5 Het derde lid blijft buiten toepassing ingeval de vennootschap die de onroerende zaken verkrijgt op het tijdstip van de interne reorganisatie het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt.
6 Het derde lid blijft buiten toepassing ingeval de onroerende zaken niet meer in het bezit zijn van de vennootschap die de onroerende zaken heeft verkregen, tenzij:
a. de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap binnen het concern en ter zake van deze verkrijging geen beroep is gedaan op de vrijstelling als bedoeld in dit artikel;
b. de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap binnen het concern die het gehele of nagenoeg gehele belang heeft in de vennootschap die de onroerende zaken overdraagt; of
c. de onroerende zaken zijn overgedragen aan een vennootschap buiten het concern en ter zake van deze verkrijging geen overdrachtsbelasting verschuldigd was.
7 Het derde lid blijft buiten toepassing ingeval niet meer aan de in het derde lid bedoelde voorwaarden wordt voldaan als gevolg van een juridische fusie binnen het concern, mits de opvolgende verkrijger voor de toepassing van het derde lid de resterende periode in de plaats treedt van de verdwijnende vennootschap.
8 Voor de toepassing van het tweede, derde en vijfde lid dient het gehele of nagenoeg gehele belang vertegenwoordigd te worden door het onmiddellijk of middellijk bezit van aandelen.
9 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de open commanditaire vennootschap, alsmede andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Onder vennootschap wordt mede verstaan de vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij met een in aandelen verdeeld kapitaal, alsmede een stichting of vereniging zonder een in aandelen verdeeld kapitaal indien deze stichting of vereniging een overeenkomstige functie vervult als de eerstbedoelde vennootschap in het tweede lid. Tevens wordt daaronder verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere Staat is opgericht en naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als bedoeld in dit lid.
10 Voor de toepassing van dit artikel worden onder onroerende zaken mede verstaan fictieve onroerende zaken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, rechten waaraan onroerende zaken of fictieve onroerende zaken zijn onderworpen, alsmede de economische eigendom van deze zaken of rechten.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage 7 maart 1991 Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
Uitgegeven de vierde april 1991 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Artikel 69
Artikel 69
1 Wanneer iemand zonder daartoe bevoegd te zijn als gevolmachtigde in naam van een ander heeft gehandeld, kan laatstgenoemde de rechtshandeling bekrachtigen en haar daardoor hetzelfde gevolg verschaffen, als zou zijn ingetreden wanneer zij krachtens een volmacht was verricht.
2 Is voor het verlenen van een volmacht tot de rechtshandeling een bepaalde vorm vereist, dan geldt voor de bekrachtiging hetzelfde vereiste.
3 Een bekrachtiging heeft geen gevolg, indien op het tijdstip waarop zij geschiedt, de wederpartij reeds heeft te kennen gegeven dat zij de handeling wegens het ontbreken van een volmacht als ongeldig beschouwt, tenzij de wederpartij op het tijdstip dat zij handelde heeft begrepen of onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat geen toereikende volmacht was verleend.
4 Een onmiddellijk belanghebbende kan degene in wiens naam gehandeld is, een redelijke termijn voor de bekrachtiging stellen. Hij behoeft niet met een gedeeltelijke of voorwaardelijke bekrachtiging genoegen te nemen.
5 Rechten door de volmachtgever vóór de bekrachtiging aan derden verleend, blijven gehandhaafd.
Artikel 5c
Artikel 5c
1 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling wegens splitsing is van toepassing wanneer sprake is van overgang van vermogen onder algemene titel in het kader van een splitsing van een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, behoudens in het geval dat de splitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. De splitsing wordt, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt, geacht in overwegende mate te zijn gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing indien de splitsing niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen zoals herstructurering of rationalisering van de actieve werkzaamheden van de splitsende en de verkrijgende rechtspersonen. Indien aandelen in de gesplitste rechtspersoon, dan wel in een verkrijgende rechtspersoon binnen drie jaar na de splitsing geheel of ten dele, direct of indirect worden vervreemd aan een lichaam dat niet met de gesplitste rechtspersoon en met de verkrijgende rechtspersonen is verbonden als bedoeld in artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, worden zakelijke overwegingen niet aanwezig geacht, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt.
2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de open commanditaire vennootschap, alsmede andere vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Onder vennootschap wordt mede verstaan de vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij met een in aandelen verdeeld kapitaal. Tevens wordt daaronder verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere Staat is opgericht en dat naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als bedoeld in dit lid.
Artikel 70
Artikel 70
Hij die als gevolmachtigde handelt, staat jegens de wederpartij in voor het bestaan en de omvang van de volmacht, tenzij de wederpartij weet of behoort te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbreekt of de gevolmachtigde de inhoud van de volmacht volledig aan de wederpartij heeft medegedeeld.
Artikel 5d
Artikel 5d
1 De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedoelde vrijstelling is op een verkrijging door een vereniging als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een algemeen nut beogende instelling van toepassing:
a. bij een juridische fusie tussen twee of meer van deze verenigingen of instellingen, indien in het kader daarvan alle activa en passiva van één of meer van de verdwijnende verenigingen of instellingen onder algemene titel overgaan op de verkrijgende vereniging of instelling of op een in het kader van de fusie nieuw opgerichte dergelijke vereniging of instelling, mits bij de overgang commerciële factoren geen rol spelen;
b. bij een taakoverdracht tussen twee of meer van deze verenigingen of instellingen, indien in het kader daarvan alle activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak aan de verkrijgende vereniging of instelling worden overgedragen, mits bij de overdracht commerciële factoren geen rol spelen.
2 De vrijstelling is niet van toepassing op de verkrijging indien de overdracht uitsluitend de exploitatie van onroerende zaken inhoudt of de afzonderlijke overdracht van onroerende zaken betreft of als de onroerende zaken niet worden aangewend voor de overgedragen taak.
3 De belasting die door toepassing van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de wet niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien de verkrijgende vereniging of instelling binnen drie jaren na de fusie of taakoverdracht niet meer bestaat of niet meer aangemerkt wordt als een vereniging als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een algemeen nut beogende instelling.
4 Het derde lid blijft buiten toepassing indien een verkrijgende vereniging of instelling niet langer als vereniging als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een algemeen nut beogende instelling wordt aangemerkt als gevolg van een juridische fusie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of als gevolg van een taakoverdracht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voor zover de belasting betrekking heeft op onroerende zaken die in het kader van deze juridische fusie zijn overgegaan of in het kader van deze taakoverdracht zijn overgedragen.
5 Van commerciële factoren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is geen sprake indien:
a. voor de activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak geen koopsom of andere prestatie wordt bedongen; of
b. van overheidswege een overnamesom dient te worden bedongen tot een voorgeschreven waarde van de overgedragen activa, waarbij de totale waarde van de overgedragen passiva en een aanvullende koopsom of andere prestatie niet hoger is dan de waarde van die overnamesom.
Artikel 71
Artikel 71
1 Verklaringen, door een gevolmachtigde afgelegd, kunnen door de wederpartij als ongeldig van de hand worden gewezen, indien zij de gevolmachtigde terstond om bewijs van de volmacht heeft gevraagd en haar niet onverwijld hetzij een geschrift waaruit de volmacht volgt is overgelegd, hetzij de volmacht door de volmachtgever is bevestigd.
2 Bewijs van volmacht kan niet worden verlangd, indien de volmacht door de volmachtgever ter kennis van de wederpartij was gebracht, indien zij op een door wet of gebruik bepaalde wijze was bekendgemaakt, of indien zij voortvloeit uit een aanstelling waarmede de wederpartij bekend is.
Artikel 6
Artikel 6
1 Onder waarde als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4°, van de wet, wordt verstaan de waarde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, onder toepassing van artikel 11 van de wet.
2 Onder het totaal van de waarde van de woning of rechten waaraan deze is onderworpen en tot die woning behorende aanhorigheden als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4°, van de wet wordt verstaan de som van de waarde van de huidige verkrijging en de waarde van eventuele eerdere verkrijgingen die plaatsvonden in de voorafgaande twaalf maanden en betrekking hebben op dezelfde woning of rechten waaraan deze is onderworpen of een aanhorigheid bij die woning, door dezelfde persoon.
Artikel 72
Artikel 72
Een volmacht eindigt:
a. door de dood, de ondercuratelestelling, het faillissement van de volmachtgever of het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen;
b. door de dood, de ondercuratelestelling, het faillissement van de gevolmachtigde of het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tenzij anders is bepaald;
c. door herroeping door de volmachtgever;
d. door opzegging door de gevolmachtigde.
Artikel 6a
Artikel 6a
Onder natuurgrond als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel s, van de wet, wordt verstaan grond bezet met houtopstanden en natuurterreinen als bedoeld in artikel 1, onderdelen b en d, van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928.
Artikel 73
Artikel 73
1 Niettegenstaande de dood of de ondercuratelestelling van de volmachtgever blijft de gevolmachtigde bevoegd de rechtshandelingen te verrichten, die nodig zijn voor het beheer van een onderneming.
2 Niettegenstaande de dood of de ondercuratelestelling van de volmachtgever blijft de gevolmachtigde bevoegd rechtshandelingen te verrichten, die niet zonder nadeel kunnen worden uitgesteld. Hetzelfde geldt indien de gevolmachtigde de volmacht heeft opgezegd.
3 De in de vorige leden vermelde bevoegdheid eindigt een jaar na het overlijden, de ondercuratelestelling of de opzegging.
Artikel 7
Artikel 7
1 Met betrekking tot de belasting ter zake van een verkrijging van andere goederen dan bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, waarvan een onderhandse akte is opgemaakt op de voet van artikel II van de wet van 28 juni 1956 (Stb. 376), wordt aangifte gedaan door het aanbieden van die akte ter registratie. Het verschuldigde bedrag aan overdrachtsbelasting wordt vermeld in een aan de voet van de akte gestelde, door de verkrijger of namens deze door de persoon die de akte heeft opgesteld, ondertekende verklaring. Voor zover in de akte niet alle gegevens voorkomen waarvan kennisneming van belang kan zijn voor de heffing van de belasting, dienen deze te worden opgenomen in die verklaring.
2 Ten aanzien van de inhoud van de akte, voor zover deze van belang is voor de heffing van de belasting, en de in het eerste lid bedoelde verklaring, zijn de wettelijke bepalingen met betrekking tot de aangifte van overeenkomstige toepassing als vormden die akte en verklaring te zamen de door de verkrijger gedane aangifte.
3 De persoon die de in het eerste lid bedoelde akte heeft opgesteld, is hoofdelijk aansprakelijk voor de belasting welke is verschuldigd wegens de verkrijging waarvan de akte is opgemaakt, zulks tot het bedrag dat ingevolge de inhoud van die akte is verschuldigd.
Artikel 74
Artikel 74
1 Voor zover een volmacht strekt tot het verrichten van een rechtshandeling in het belang van de gevolmachtigde of van een derde, kan worden bepaald dat zij onherroepelijk is, of dat zij niet eindigt door de dood of ondercuratelestelling van de volmachtgever. Eerstgenoemde bepaling sluit, tenzij anders blijkt, de tweede in.
2 Bevat de volmacht een bepaling als in het vorige lid bedoeld, dan mag de wederpartij aannemen dat het aldaar voor de geldigheid van die bepaling gestelde vereiste vervuld is, tenzij het tegendeel voor haar duidelijk kenbaar is.
3 Tenzij anders is bepaald, kan de gevolmachtigde een overeenkomstig het eerste lid onherroepelijk verleende volmacht ook buiten de in artikel 64 genoemde gevallen aan een ander verlenen.
4 De rechtbank kan op verzoek van de volmachtgever, of van een erfgenaam of de curator van de volmachtgever, een bepaling als in het eerste lid bedoeld wegens gewichtige redenen wijzigen of buiten werking stellen.
Artikel 75
Artikel 75
1 Na het einde van de volmacht moet de gevolmachtigde desgevorderd geschriften waaruit de volmacht blijkt, teruggeven of toestaan dat de volmachtgever daarop aantekent dat de volmacht is geëindigd. In geval van een bij notariële akte verleende volmacht tekent de notaris die de minuut onder zijn berusting heeft, op verzoek van de volmachtgever het einde van de volmacht daarop aan.
2 Wanneer te vrezen is dat een gevolmachtigde van een volmacht ondanks haar einde gebruik zal maken, kan de volmachtgever zich wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank met verzoek de wijze van bekendmaking van het einde van de volmacht te bepalen, die ten gevolge zal hebben dat het tegen een ieder kan worden ingeroepen. Tegen een toewijzende beschikking krachtens dit lid is geen hogere voorziening toegelaten.
Artikel 76
Artikel 76
1 Een oorzaak die de volmacht heeft doen eindigen, kan tegenover een wederpartij die noch van het einde van de volmacht, noch van die oorzaak kennis droeg, slechts worden ingeroepen:
a. indien het einde van de volmacht of de oorzaak die haar heeft doen eindigen aan de wederpartij was medegedeeld of was bekend gemaakt op een wijze die krachtens wet of verkeersopvattingen meebrengt dat de volmachtgever het einde van de volmacht aan de wederpartij kan tegenwerpen;
b. indien de dood van de volmachtgever van algemene bekendheid was;
c. indien de aanstelling of tewerkstelling, waaruit de volmacht voortvloeide, op een voor derden kenbare wijze was beëindigd;
d. indien de wederpartij van de volmacht op geen andere wijze had kennis gekregen dan door een verklaring van de gevolmachtigde.
2 In de gevallen van het vorige lid is de gevolmachtigde die voortgaat op naam van de volmachtgever te handelen, tot schadevergoeding gehouden jegens de wederpartij die van het einde van de volmacht geen kennis droeg. Hij is niet aansprakelijk indien hij wist noch behoorde te weten dat de volmacht was geëindigd.
Artikel 77
Artikel 77
Wordt ondanks de dood van de volmachtgever krachtens de volmacht een geldige rechtshandeling verricht, dan worden de erfgenamen van de volmachtgever en de wederpartij gebonden alsof de handeling bij het leven van de volmachtgever was verricht.
Artikel 78
Artikel 78
Wanneer iemand optreedt als vertegenwoordiger uit anderen hoofde dan volmacht, zijn de artikelen 63, lid 1, 66, lid 1, 67, 69, 70, 71 en 75 lid 2 van overeenkomstige toepassing, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit.
Artikel 79
Artikel 79
Buiten het vermogensrecht vinden de bepalingen van deze titel overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de rechtshandeling of van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Algemene informatie
Eerste titel Algemene bepalingen
Eerste titel Algemene bepalingen
§ 3.1 De Financiële inlichtingen eenheid
§ 3.1 De Financiële inlichtingen eenheid
Hoofdstuk I Belastingplicht
Hoofdstuk I Belastingplicht
Hoofdstuk III Assurantiebelasting
Hoofdstuk III Assurantiebelasting
Hoofdstuk II Vrijstellingen
Hoofdstuk II Vrijstellingen
Opschrift
Wet van 30 mei 1990, inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen
Artikel 12
Artikel 12
1 Er is een Financiële inlichtingen eenheid.
2 De algemene leiding, de organisatie en het beheer van de Financiële inlichtingen eenheid berusten bij Onze Minister van Justitie.
3 Benoeming, schorsing en ontslag van het hoofd van de Financiële inlichtingen eenheid geschieden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.
4 Onze Minister van Justitie bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën de begroting van de Financiële inlichtingen eenheid.
Artikel 1
Artikel 1
Onder de naam 'vennootschapsbelasting' wordt een directe belasting geheven van de lichamen vermeld in de artikelen 2 en 3.
Artikel 4 Aangewezen mogendheid
Artikel 4 Aangewezen mogendheid [Vervallen per 01-01-2017]
[Vervallen]
Wet van 30 mei 1990, inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 22 mei 1845 (Stb. 1926, 334) op de invordering van ’s Rijks directe belastingen te vervangen door een meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 13
Artikel 13
De Financiële inlichtingen eenheid heeft met het oog op het voorkomen en opsporen van witwassen en onderliggende basisdelicten, alsmede financieren van terrorisme, tot taak:
a. het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van de gegevens die het verkrijgt, teneinde te bezien of deze gegevens van belang kunnen zijn voor het voorkomen en opsporen van misdrijven;
b. het verstrekken van persoonsgegevens en andere gegevens in overeenstemming met deze wet en het bij of krachtens de Wet politiegegevens bepaalde;
c. een instelling berichten over de ontvangst van een melding door die instelling, de ontvangst van nadere gegevens of inlichtingen verstrekt door die instelling, alsmede over trends en fenomenen die naar voren komen uit ontvangen meldingen, en in voorkomende gevallen, door tussenkomst van het openbaar ministerie, over de betekenis van een melding door die instelling voor de vervolging van strafbare feiten;
d. het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van witwassen en financieren van terrorisme en naar de verbetering van de methoden om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen en op te sporen;
e. het geven van aanbevelingen voor de bedrijfstakken omtrent de invoering van passende procedures voor interne controle en communicatie en andere te treffen maatregelen tot voorkoming van het gebruik van die bedrijfstakken voor witwassen en financieren van terrorisme;
f. het geven van voorlichting omtrent het voorkomen en opsporen van witwassen en financieren van terrorisme aan:
1°. de bedrijfstakken en beroepsgroepen;
2°. de toezichthoudende autoriteit;
3°. het openbaar ministerie en de overige ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten;
4°. het publiek;
g. het geven van inlichtingen aangaande het meldgedrag van de instellingen aan de toezichthoudende autoriteit en de personen, bedoeld in onderdeel f, onder 3°;
h. het onderhouden van contacten met buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die een vergelijkbare taak hebben als de Financiële inlichtingen eenheid;
i. het jaarlijks uitbrengen van een verslag met betrekking tot de taakuitoefening en zijn werkzaamheden in het voorafgaande jaar en van zijn voornemens voor het komende jaar, dat wordt aangeboden aan Onze Minister van Justitie en ter kennis gebracht van Onze Minister van Financiën.
Artikel 5 Schenking ten behoeve van een eigen woning
Artikel 5 Schenking ten behoeve van een eigen woning [Vervallen per 01-01-2024]
[Vervallen]
Artikel 1a
Artikel 1a
[Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden]
Artikel 13a
Artikel 13a
1 Ten behoeve van de uitoefening van haar taken op grond van artikel 13, werkt de Financiële inlichtingen eenheid zoveel mogelijk samen met de financiële inlichtingen eenheden van andere lidstaten.
2 De Financiële inlichtingen eenheid wisselt met een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat, uit eigen beweging of op verzoek van die andere financiële inlichtingen eenheid en zo nodig onder het stellen van voorwaarden of beperkingen, alle beschikbare informatie uit die relevant kan zijn voor de verwerking of de analyse door die financiële inlichtingen eenheid van informatie met betrekking tot witwassen of financieren van terrorisme en de betrokken natuurlijke of rechtspersonen.
3 De informatie, bedoeld in het tweede lid, wordt ook uitgewisseld indien:
a. op het tijdstip van uitwisseling niet is vastgesteld welk basisdelict bij de te analyseren of de te verwerken informatie is betrokken;
b. de definitie van een betrokken misdrijf van fiscale aard in de andere lidstaat anders is dan naar Nederlands recht omschreven.
4 Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt door de Financiële inlichtingen eenheid in behandeling genomen, indien:
a. het verzoek de relevante feiten en achtergrondinformatie bevat; en
b. in het verzoek uiteen is gezet wat de redenen zijn voor het verzoek en hoe de gevraagde informatie zal worden gebruikt.
5 Indien een verzoek als bedoeld in het tweede lid in behandeling wordt genomen, gebruikt de Financiële inlichtingen eenheid voor het vergaren van de verzochte informatie al haar bevoegdheden op grond van deze wet en verstrekt zij de verzochte informatie onverwijld aan de financiële inlichtingen eenheid van de andere lidstaat.
6 Aan een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt niet voldaan indien het verstrekken van de gevraagde informatie zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet.
7 De Financiële inlichtingen eenheid wijst een centraal contactpunt aan dat verantwoordelijk is voor de ontvangst van de verzoeken bedoeld in het tweede lid.
8 Indien een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat verzoekt om toestemming voor het delen van informatie afkomstig van de Financiële inlichtingen eenheid met bevoegde autoriteiten in een andere lidstaat, verstrekt de Financiële inlichtingen eenheid deze toestemming onverwijld en zo ruim mogelijk, tenzij het verlenen van toestemming:
a. niet past binnen het kader van de wetgeving ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
b. strijdig is met wettelijke bepalingen;
c. een strafrechtelijk onderzoek kan schaden; of
d. de belangen van natuurlijke of rechtspersonen op wie de informatie betrekking heeft onevenredig kan schaden.
9 Indien het verstrekken van informatie of het verlenen van toestemming op grond van het zesde lid, onderscheidenlijk het achtste lid, wordt geweigerd, wordt dit gemotiveerd kenbaar gemaakt aan de financiële inlichtingen eenheid die om de informatie of toestemming heeft verzocht.
Artikel 2
Artikel 2
1 Als binnenlandse belastingplichtigen zijn aan de belasting onderworpen de in Nederland gevestigde:
a. naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, open commanditaire vennootschappen en andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;
b. coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag;
c. onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of bank optreden;
d. verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn;
e. hiervoor niet genoemde verenigingen en stichtingen alsmede andere dan publiekrechtelijke rechtspersonen, indien en voor zover zij een onderneming drijven;
f. fondsen voor gemene rekening;
g. publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde de Staat, die niet al op grond van de onderdelen a, b, c, d en e belastingplichtig zijn, voor zover zij een onderneming drijven.
2 Als binnenlandse belastingplichtigen zijn mede aan de belasting onderworpen de ondernemingen gedreven door de Staat. Voor de toepassing van deze wet worden alle ondernemingen gedreven door de Staat die behoren tot eenzelfde bij koninklijk besluit ingesteld ministerie als bedoeld in artikel 44 van de Grondwet, geacht tezamen één onderneming gedreven door de Staat te vormen.
3 Als binnenlandse belastingplichtigen zijn mede aan de belasting onderworpen omgekeerde hybride lichamen.
4 Onder een fonds voor gemene rekening wordt verstaan een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden, mits van de deelgerechtigdheid in het fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Een fonds voor gemene rekening wordt als onderneming aangemerkt. De bewijzen van deelgerechtigdheid worden als verhandelbaar aangemerkt indien voor vervreemding niet de toestemming van alle deelgerechtigden is vereist, met dien verstande dat ingeval vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds voor gemene rekening of aan bloed- en aanverwanten in de rechte linie de bewijzen niet als verhandelbaar worden aangemerkt.
5 Heeft de oprichting van een lichaam plaatsgevonden naar Nederlands recht, dan wordt voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de artikelen 13 tot en met 13d, 13i tot en met 13k, 14a, 14b, 15 en 15a, het lichaam steeds geacht in Nederland te zijn gevestigd. Bij een lichaam dat zonder toepassing van de eerste volzin niet een binnenlandse belastingplichtige zou zijn, wordt, in afwijking van hoofdstuk II, het voordeel uit hoofde van een aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b, bepaald op de voet van hoofdstuk III. Een Europese naamloze vennootschap die bij haar oprichting werd beheerst door Nederlands recht, wordt voor de toepassing van de eerste volzin geacht te zijn opgericht naar Nederlands recht.
6 De lichamen, vermeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d, en het derde lid, worden geacht hun onderneming te drijven met behulp van hun gehele vermogen.
7 Voor de toepassing van deze wet wordt het bestaan van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid steeds aangenomen, zodra en zolang een onderneming als behorende aan een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in het handelsregister staat ingeschreven.
8 De ondernemingen van een lichaam als bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en g, worden voor de toepassing van deze wet geacht tezamen één onderneming te vormen.
9 Voor de toepassing van deze wet worden op de BES eilanden gevestigde lichamen die door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES geacht worden niet op de BES eilanden te zijn gevestigd, geacht in Nederland te zijn gevestigd.
10 Op schriftelijk verzoek en onder door Onze Minister te stellen voorwaarden staat de inspecteur toe dat een lichaam als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, geacht wordt zijn onderneming te drijven met behulp van zijn gehele vermogen, indien het lichaam als culturele instelling is aangemerkt. Het verzoek moet uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het jaar waarop het verzoek voor het eerst betrekking heeft, worden ingediend bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking waarin de door Onze Minister te stellen voorwaarden zijn opgenomen. Bij inwilliging van het verzoek geldt dit tot wederopzegging door het lichaam, waarbij wederopzegging alleen mogelijk is met ingang van het tiende jaar of een veelvoud daarvan na het einde van het jaar waarvoor het verzoek voor het eerst is ingewilligd.
11 Voor de toepassing van deze wet wordt onder een publiekrechtelijke rechtspersoon verstaan een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon alsmede een daarmee vergelijkbare buitenlandse rechtspersoon.
12 Onder een omgekeerd hybride lichaam wordt verstaan een naar Nederlands recht aangegaan of in Nederland gevestigd samenwerkingsverband indien ten minste 50% van de stemrechten, kapitaalbelangen of winstrechten in dat samenwerkingsverband direct of indirect worden gehouden door een of meer aan dat samenwerkingsverband gelieerde lichamen als bedoeld in artikel 12ac, tweede lid, die zijn gevestigd in een staat die dat samenwerkingsverband als een belastingplichtige voor een naar de winst geheven belasting beschouwt en de winst van dat samenwerkingsverband voor Nederlandse belastingdoeleinden zonder toepassing van deze bepaling toerekenbaar is aan de houders van de stemrechten, kapitaalbelangen, onderscheidenlijk winstrechten, in dat samenwerkingsverband.
13 Onder een omgekeerd hybride lichaam als bedoeld in het twaalfde lid wordt niet verstaan een in dat lid bedoeld samenwerkingsverband dat belegt in effecten en een gediversifieerde portefeuille aanhoudt en dat kwalificeert als:
a. een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; of
b. een alternatieve beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Artikel 6 Schenking voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep
Artikel 6 Schenking voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep
1 Een vrijstelling als bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder b, van de wet voor een schenking die is bestemd voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep ten behoeve van dat kind, welke kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk, wordt niet verleend voor de aflossing van schulden die zijn aangegaan voor de financiering van een dergelijke studie of opleiding en wordt voorts slechts verleend indien:
a. de schenking is aangegaan bij notariële akte waarin is vermeld voor de betaling van welke studie of opleiding de schenking is bedoeld alsmede het bedrag van de verwachte kosten van die studie of opleiding;
b. de schenking is gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat de schenking vervalt voor zover het geschonken bedrag niet binnen twee kalenderjaren na het jaar waarin de schenking is gedaan aan de studie of opleiding is besteed, en
c. desgevraagd met schriftelijke bescheiden wordt aangetoond dat het bedrag van de schenking daadwerkelijk door de schenker is betaald en, binnen de in onderdeel b bedoelde termijn, door de begunstigde is aangewend voor de in de in onderdeel a bedoelde akte vermelde studie of opleiding.
2 Voor de toepassing van artikel 33, onderdeel 5°, onder b, van de wet worden kosten voor een studie of de opleiding voor een beroep aangemerkt als aanzienlijk hoger dan gebruikelijk indien deze, exclusief kosten voor levensonderhoud, ten minste € 20 000 per jaar bedragen.
Artikel 13b
Artikel 13b
1 De Financiële inlichtingen eenheid kan, ten behoeve van haar taken, bedoeld in artikel 13, een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat verzoeken om informatie die relevant kan zijn voor de verwerking of de analyse van informatie met betrekking tot witwassen of financieren van terrorisme en de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, indien zij daarbij ten minste de volgende informatie verstrekt:
a. relevante feiten en achtergrondinformatie bij het verzoek;
b. de redenen voor het verzoek; en
c. de wijze waarop de verzochte informatie zal worden gebruikt.
2 De Financiële inlichtingen eenheid gebruikt informatie die zij heeft ontvangen van een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat uitsluitend indien:
a. het gebruik van de informatie noodzakelijk is voor het vervullen van haar taken, bedoeld in artikel 13;
b. het gebruik van de informatie alleen plaatsvindt voor het doel waarvoor de informatie is gevraagd of verstrekt, dan wel met voorafgaande toestemming van de financiële inlichtingen eenheid die de informatie heeft verstrekt; en
c. wordt voldaan aan de beperkingen en voorwaarden die aan het gebruik van de informatie zijn gesteld door de financiële inlichtingen eenheid die de informatie heeft verstrekt.
3 Informatie afkomstig van een financiële inlichtingen eenheid van een andere lidstaat wordt door de Financiële inlichtingen eenheid niet zonder voorafgaande toestemming van die financiële inlichtingen eenheid verstrekt aan de personen, bedoeld in artikel 13, onderdeel g.
Artikel 3
Artikel 3
1 Als buitenlandse belastingplichtigen zijn aan de belasting onderworpen de niet in Nederland gevestigde:
a. verenigingen en andere rechtspersonen;
b. open commanditaire vennootschappen en andere niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;
c. doelvermogens;
d. maar op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigde lichamen die een onderneming drijven met behulp van een vaste inrichting op de BES eilanden of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden;
die Nederlands inkomen genieten.
2 In afwijking in zoverre van het eerste lid zijn lichamen die vergelijkbaar zijn met een naar Nederlands recht opgerichte vereniging of stichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, of die een kerkgenootschap zijn, slechts aan de belasting onderworpen voor zover zij een onderneming drijven. Artikel 2, negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 In afwijking in zoverre van het eerste lid zijn met Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen vergelijkbare buitenlandse rechtspersonen slechts aan de belasting onderworpen voor zover zij een onderneming drijven.
4 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger verstaan:
a. voor zover in de relatie tot de andere staat een verdrag van toepassing is dat, of een regeling is getroffen die, voorziet in een regeling voor de heffing over bestanddelen van de winst: het begrip vaste inrichting zoals dat geldt voor de toepassing van die regeling;
b. voor zover in de relatie tot de andere staat niet een verdrag als bedoeld in onderdeel a van toepassing is en geen regeling als bedoeld in dat onderdeel is getroffen: een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend, met dien verstande dat de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden slechts dan een vaste inrichting is indien de duur ervan twaalf maanden overschrijdt.
5 In afwijking in zoverre van het vierde lid, onderdeel b, wordt niet als een vaste inrichting beschouwd:
a. het gebruikmaken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar;
b. het aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
c. het aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een ander;
d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen;
f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a tot en met e genoemde werkzaamheden;
mits de werkzaamheid, of, voor de toepassing van onderdeel f, het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting, van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
6 Het vijfde lid is niet van toepassing indien een belastingplichtige een vaste bedrijfsinrichting in een andere staat gebruikt of aanhoudt en die belastingplichtige of een gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon op die of een andere plaats in die staat werkzaamheden uitoefent, en:
a. die plaats een vaste inrichting vormt voor die belastingplichtige of dat gelieerde lichaam of die gelieerde natuurlijk persoon; of
b. het totaal van de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef, niet van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
mits de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef, aanvullende taken zijn die deel uitmaken van een samenhangende bedrijfsvoering.
7 Indien:
a. een belastingplichtige in een andere staat werkzaamheden uitoefent op een plaats van uitvoering van een bouwwerk of op een plaats van constructie- of installatiewerkzaamheden en die werkzaamheden worden uitgeoefend gedurende een of meer tijdvakken die in totaal langer duren dan 30 dagen, maar twaalf maanden niet overschrijden; en
b. op die plaats van uitvoering van een bouwwerk of op die plaats van constructie- of installatiewerkzaamheden gedurende meerdere tijdvakken, waarvan ieder tijdvak langer duurt dan 30 dagen, met dat bouwwerk of die constructie- of installatiewerkzaamheden verband houdende werkzaamheden worden uitgeoefend door een of meer gelieerde lichamen of natuurlijk personen;
worden bij de vaststelling van de periode van twaalf maanden, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, die tijdvakken gevoegd bij de totale periode waarin die belastingplichtige werkzaamheden heeft uitgeoefend op die plaats van uitvoering van een bouwwerk of op die plaats van constructie- of installatiewerkzaamheden.
8 Indien een lichaam of een natuurlijk persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger als bedoeld in het negende lid, voor een belastingplichtige optreedt in een andere staat en daarbij gewoonlijk overeenkomsten afsluit of gewoonlijk de voornaamste rol speelt bij het afsluiten van overeenkomsten die stelselmatig zonder materiële wijziging door die belastingplichtige worden afgesloten:
a. en die overeenkomsten worden afgesloten:
1°. in naam van die belastingplichtige;
2°. voor de eigendomsoverdracht of voor het verlenen van het gebruiksrecht van goederen die aan die belastingplichtige toebehoren of ter zake waarvan die belastingplichtige het gebruiksrecht heeft; of
3°. voor het verstrekken van diensten door die belastingplichtige; en
b. de werkzaamheden van het lichaam of de natuurlijk persoon niet beperkt blijven tot werkzaamheden als bedoeld in het vijfde en zesde lid die, indien zij zouden worden uitgeoefend met behulp van een vaste bedrijfsinrichting, die vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van die leden niet tot een vaste inrichting zouden maken;
heeft die belastingplichtige voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel b, in die staat een vaste inrichting ter zake van alle werkzaamheden die dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, voor die belastingplichtige verricht.
9 Voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel b, heeft een belastingplichtige geen vaste inrichting indien voor hem een lichaam of een natuurlijk persoon in een andere staat optreedt en dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, in die staat een bedrijf uitoefent als een onafhankelijke vertegenwoordiger en voor die belastingplichtige handelt in de normale uitoefening van dat bedrijf. Indien dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, evenwel uitsluitend of nagenoeg uitsluitend optreedt voor de belastingplichtige of een of meer gelieerde lichamen of natuurlijk personen, wordt dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, niet aangemerkt als een onafhankelijke vertegenwoordiger.
10 Voor de toepassing van dit artikel wordt als gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon aangemerkt:
a. een lichaam waarin de belastingplichtige een belang heeft;
b. een lichaam dat of een natuurlijk persoon die een belang heeft in de belastingplichtige.
11 Indien een natuurlijk persoon of een lichaam een belang heeft in de belastingplichtige en in een of meer andere lichamen, wordt voor de toepassing van dit artikel ieder van die lichamen aangemerkt als een gelieerd lichaam.
12 Onder een belang als bedoeld in het tiende en elfde lid wordt verstaan een belang dat:
a. meer dan 50% bedraagt van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van het lichaam en meer dan 50% vertegenwoordigt van de statutaire stemrechten in het lichaam; of
b. recht geeft op meer dan 50% van de winst van het lichaam.
Artikel 13c
Artikel 13c
1 De Financiële inlichtingen eenheid werkt bij de toepassing van geavanceerde technologieën samen met de financiële inlichtingen eenheden van andere lidstaten. Deze technologieën stellen de Financiële inlichtingen eenheid in staat om, onder de voorwaarden gesteld in de artikelen 13a en 13b, anoniem verbanden te leggen tussen de eigen gegevens en de gegevens van andere financiële inlichtingen eenheden, zodat personen die in verband worden gebracht met witwassen en het financieren van terrorisme kunnen worden opgespoord en hun opbrengsten en geldmiddelen kunnen worden geïdentificeerd.
2 De Financiële inlichtingen eenheid maakt voor de contacten met de financiële inlichtingen eenheden van de andere lidstaten gebruik van beschermde kanalen.
Artikel 4
Artikel 4
Onder het drijven van een onderneming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen e en g, en tweede lid, en in artikel 3, tweede en derde lid, wordt mede verstaan:
a. een uiterlijk daarmee overeenkomende werkzaamheid waardoor in concurrentie wordt getreden met ondernemingen, gedreven door natuurlijke personen, dan wel door lichamen, vermeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c en d;
b. een werkzaamheid die bestaat uit de verzorging van werknemers of gewezen werknemers, van hun echtgenoten of gewezen echtgenoten, dan wel hun partners of gewezen partners en van hun kinderen of pleegkinderen door middel van uitkeringen op grond van een regeling voor vervroegde uittreding (VUT-uitkeringen) of pensioen, uit het verzekeren van dergelijke uitkeringen, dan wel uit het verzekeren van lijfrenten of kapitaalsuitkeringen uit levensverzekering;
c. het zijn van medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming, voor zover dit niet opkomt uit effectenbezit, waarbij de medegerechtigdheid zich niet behoeft uit te strekken tot een eventueel liquidatiesaldo.
Artikel 14
Artikel 14
1 Bij de Financiële inlichtingen eenheid kunnen persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 13.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de categorieën van personen waarover de Financiële inlichtingen eenheid gegevens verwerkt, de gegevensverstrekking en verbanden met andere verzamelingen van persoonsgegevens, de bewaring en vernietiging van gegevens en de protocolplicht.
3 Op de verwerking van persoonsgegevens door de Financiële inlichtingen eenheid zijn de artikelen 1, 2, 3, eerste en tweede lid, 4, 4a, 4b, 4c, 5, 6, 6a, 6b, 6c, 7, 7a, 15, 15a, 16, eerste lid, onderdelen a en b, 17, 17b, 18, 22 en 23, 24a tot en met 33b, alsmede de artikelen 35 tot en met 36 van de Wet politiegegevens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de Financiële inlichtingen eenheid als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel f, van die wet wordt aangemerkt Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
Artikel 5
Artikel 5
1 Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur onder daarbij te stellen voorwaarden van de belasting vrij te stellen:
a. lichamen welker bezittingen uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit op de voet van de Natuurschoonwet 1928 (Stb. 1989, 252) aangewezen landgoederen, welker werkzaamheden ten minste hoofdzakelijk bestaan uit de instandhouding van die landgoederen en welker overige werkzaamheden niet kunnen worden aangemerkt als het drijven van een onderneming;
b. lichamen welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel stellen de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij invaliditeit en ouderdom en de verzorging van hun echtgenoten en gewezen echtgenoten, dan wel partners en gewezen partners en van hun kinderen en pleegkinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt, een en ander door middel van pensioen krachtens een pensioenregeling of van uitkeringen krachtens een regeling voor vervroegde uittreding, behoudens voorzover zij voordelen behalen uit bij algemene maatregel van bestuur aangewezen werkzaamheden die niet rechtstreeks verband houden met het uitvoeren van bedoelde regelingen.
c. lichamen welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verrichten welke bestaan uit:
1°. het genezen, verplegen of verzorgen van zieken, kraamvrouwen, mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, wezen of ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen;
2°. het bieden van een passende werkzaamheid aan mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking; dan wel
3°. het verstrekken van kleine kredieten aan personen, behorende tot de economisch zwakke groepen van de bevolking;
d. lichamen welke werkzaam zijn op het gebied van de landbouw, van de verzekering tegen schade op onderlinge grondslag of van de verzorging van uitvaarten, mits bij deze lichamen het streven naar winst, hetzij geheel ontbreekt, hetzij van bijkomstige betekenis is;
e. ziekenhuisverplegingsfondsen en ziektekostenverzekeringsmaatschappijen, voor zover zij geen winst beogen of maken anders dan voor instellingen ten bate van de volksgezondheid;
f. instellingen welke krachtens de wet zijn toegelaten of erkend als draagster van risico met betrekking tot publiekrechtelijk geregelde verzekeringen, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend risico’s verzekeren krachtens de sociale-verzekeringswetten met uitzondering van de Zorgverzekeringswet en geen andere onderneming drijven dan een verzekeringsonderneming;
g. lichamen welker werkzaamheid uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaat uit het in stand houden van openbare leeszalen en bibliotheken.
2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op:
a. naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld waarin een werknemer of gewezen werknemer, zijn echtgenoot of partner, een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, dan wel een van hun pleegkinderen al dan niet tezamen voor ten minste tien percent van het nominaal gestorte kapitaal, onmiddellijk of middellijk, aandeelhouder is;
b. andere dan de onder a bedoelde lichamen waarvan de werkzaamheid hoofdzakelijk bestaat in de uitvoering van pensioenregelingen of van regelingen voor vervroegde uittreding van werknemers of gewezen werknemers van naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid of andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld waarin deze werknemers of gewezen werknemers, hun echtgenoten of partners, hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, dan wel hun pleegkinderen al dan niet tezamen voor ten minste tien percent van het nominaal gestorte kapitaal, onmiddellijk of middellijk, aandeelhouder zijn of op enig moment zijn geweest.
3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt onder een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding verstaan:
a. een zodanige regeling in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet respectievelijk de wettelijke bepalingen betreffende de loonbelasting, dan wel een buitenlandse regeling welke daarmee naar aard en strekking overeenkomt;
b. een pensioenregeling waaraan deelneming verplicht is op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
4 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is voorgelegd.
5 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, worden met werknemers gelijkgesteld: deelnemers aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 14a
Artikel 14a
1 In het kader van haar taak op grond van artikel 13, onderdeel g, kan de Financiële inlichtingen eenheid op verzoek informatie verstrekken aan de in dat onderdeel bedoelde personen, indien het verzoek betrekking heeft op aangelegenheden die verband houden met witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten, of financieren van terrorisme.
2 De Financiële inlichtingen eenheid kan een verzoek om informatie als bedoeld in het eerste lid weigeren indien zwaarwegende belangen zich tegen het verstrekken van informatie verzetten.
3 De toezichthoudende autoriteit en de personen, bedoeld in artikel 13, onderdeel g, informeren de Financiële inlichtingen eenheid over de wijze waarop gebruik is gemaakt van de overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie en over het resultaat van de op grond van deze informatie uitgevoerde onderzoeken of inspecties.
Artikel 6
Artikel 6
1 Lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, en artikel 3, tweede lid, zijn met betrekking tot een jaar van de belasting vrijgesteld, indien de winst van het jaar – opgevat overeenkomstig hoofdstuk II van deze wet met uitzondering van artikel 9a en artikel 12 – niet meer bedraagt dan € 15 000, dan wel van het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaren tezamen niet meer bedraagt dan € 75 000. Indien in een jaar verlies geleden wordt, wordt de winst voor dat jaar gesteld op nihil.
2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van lichamen die een werkzaamheid verrichten als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.
3 Op een uiterlijk gelijktijdig met de aangifte gedaan verzoek van een lichaam bepaalt de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking dat dit lichaam, in afwijking van het eerste lid, niet van de belasting is vrijgesteld.
4 Bij inwilliging van het verzoek, bedoeld in het derde lid, geldt dit tot wederopzegging door het lichaam, waarbij wederopzegging alleen mogelijk is met ingang van het vijfde jaar of een veelvoud daarvan na het einde van het jaar waarvoor het verzoek voor het eerst is ingewilligd.
Artikel 6a
Artikel 6a
1 Van de belasting wordt op verzoek vrijgesteld een beleggingsinstelling, welker doel en feitelijke werkzaamheid bestaat uit de belegging van gelden of andere goederen en die uitsluitend belegt in financiële instrumenten, met toepassing van het beginsel van risicospreiding, waarbij de aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid (rechten van deelneming) op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa van de instelling direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald (vrijgestelde beleggingsinstelling).
2 Het eerste lid vindt slechts toepassing indien de beleggingsinstelling een naamloze vennootschap of een fonds voor gemene rekening is, of een lichaam dat is opgericht of aangegaan naar het op de BES eilanden geldende recht dan wel het recht van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een lidstaat van de Europese Unie of een staat in de relatie waarmee een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie naar nationaliteit verbiedt voor lichamen die overigens in dezelfde situatie verkeren als naar Nederlands recht opgerichte of aangegane lichamen, die naar aard en inrichting vergelijkbaar is met het hiervoor genoemde naar Nederlands recht opgerichte of aangegane lichaam.
3 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een beleggingsinstelling verstaan een lichaam waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen.
4 Voor de toepassing van dit artikel worden onder financiële instrumenten verstaan:
a. financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van zaken en rechten als omschreven in artikel 17a, onderdelen a en b;
b. banktegoeden.
5 Een lichaam wordt uitsluitend met ingang van een jaar als vrijgestelde beleggingsinstelling aangemerkt.
6 Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk ingediend in het jaar met ingang waarvan het lichaam als vrijgestelde beleggingsinstelling wil worden aangemerkt. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
7 Indien een lichaam in de loop van een jaar niet langer voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van de belasting, wordt het lichaam met ingang van dat jaar bij een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur niet meer als vrijgestelde beleggingsinstelling aangemerkt.
8 Op verzoek van de vrijgestelde beleggingsinstelling wordt zij niet meer als zodanig aangemerkt. Het verzoek, bedoeld in de eerste volzin, moet zijn ingediend voorafgaande aan het jaar met ingang waarvan het lichaam niet meer als vrijgestelde beleggingsinstelling wil worden aangemerkt. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 6b
Artikel 6b
1 Van de belasting zijn vrijgesteld lichamen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend:
a. als academisch ziekenhuis activiteiten verrichten als genoemd in artikel 1.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of
b. onderwijs geven of onderzoek verrichten, mits dat onderwijs, onderscheidenlijk dat onderzoek, hoofdzakelijk wordt bekostigd uit:
1°. publieke middelen;
2°. wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld als bedoeld in hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 2, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
3°. lesgelden als bedoeld in artikel 3 van de Les- en cursusgeldwet;
4°. buitenlandse bijdragen die naar aard en strekking overeenkomen met de bijdragen, bedoeld onder 2° of 3°;
5°. verplichte ouderbijdragen voor het volgen van onderwijs aan een afdeling als bedoeld in artikel 85a van de Wet op het primair onderwijs of voor het volgen van cursussen als bedoeld in artikel 4.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020; of
6°. bijdragen van algemeen nut beogende instellingen waarvoor geen contractuele tegenprestatie wordt gevraagd.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het eerste lid op lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b en e, en artikel 3, eerste lid, niet zijnde een lichaam als bedoeld in artikel 3, derde lid.
Artikel 6c
Artikel 6c [Vervallen per 01-01-2017]
[Vervallen]
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage 30 mei 1990 Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
De Staatssecretaris van Justitie, A. Kosto
Uitgegeven de eenendertigste mei 1990 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Algemene informatie
Titel IV De stage, de registratie van de werktijd en de beroepsopleiding van de kandidaat-notaris
Titel IV De stage, de registratie van de werktijd en de beroepsopleiding van de kandidaat-notaris
Algemene informatie
Algemene informatie
Titel 2 Eigendom van roerende zaken
Titel 2 Eigendom van roerende zaken
Titel 4 Naamloze vennootschappen
Titel 4 Naamloze vennootschappen
Eerste afdeling Van de faillietverklaring
Eerste afdeling Van de faillietverklaring
§ 2.2 Vereenvoudigd cliëntenonderzoek
§ 2.2 Vereenvoudigd cliëntenonderzoek
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen (hoofdstuk 1 van de wet)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen (hoofdstuk 1 van de wet)
Afdeling 1 Begripsbepalingen
Afdeling 1 Begripsbepalingen
Opschrift
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 31
Artikel 31
1 Een kandidaat-notaris moet, alvorens tot notaris te kunnen worden benoemd, gedurende een stage van ten minste zes jaren werkzaam zijn geweest op één of meer notariskantoren in Nederland. In geval van werkzaamheid in deeltijd van minder dan een gemiddelde van 28 uur per week wordt de vereiste duur van de stage naar evenredigheid verlengd, met dien verstande dat bij een gemiddelde van ten minste 21 uur per week de verlengde duur maximaal acht jaren bedraagt. De stage vangt aan op de dag van de kennisgeving, bedoeld in artikel 32, eerste lid.
2 Bij verordening wordt bepaald aan welke verplichtingen de notaris en de kandidaat-notaris gedurende de stage moeten voldoen.
3 Op verzoek van een kandidaat-notaris kan de KNB besluiten tot verkorting van de in het eerste lid bedoelde termijn indien bepaalde werkzaamheden van de verzoeker, anders dan bedoeld in het eerste lid, relevant zijn voor de voorbereiding op het notarisambt.
4 Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de behandeling van het verzoek, bedoeld in het derde lid, en de waardering van de werkzaamheden.
Opschrift
Besluit van 17 december 2002, houdende vaststelling van het Besluit fiscale eenheid 2003
Opschrift
Wet van 9 juli 2014, houdende regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015)
Artikel 4
Artikel 4
Hij die een aan niemand toebehorende roerende zaak in bezit neemt, verkrijgt daarvan de eigendom.
Artikel 1
Artikel 1
1 De schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer zijner schuldeisers, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard.
2 De faillietverklaring kan ook worden uitgesproken, om redenen van openbaar belang, op verzoek van het Openbaar Ministerie.
Artikel 6
Artikel 6
1 In afwijking van artikel 3, tweede tot en met vierde lid, kan een instelling een vereenvoudigd cliëntenonderzoek verrichten indien een zakelijke relatie of transactie naar haar aard een laag risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengt. De instelling houdt daarbij ten minste rekening met de in bijlage II bij de vierde anti-witwasrichtlijn genoemde risicofactoren.
2 Een instelling verzamelt aantoonbaar voldoende gegevens om te kunnen vaststellen of met betrekking tot een cliënt een vereenvoudigd cliëntenonderzoek, als bedoeld in het eerste lid, kan worden verricht.
3 Een instelling neemt redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens die ingevolge het tweede lid zijn verzameld en de daarop gebaseerde vaststelling actueel gehouden worden.
4 Een instelling zorgt voor een toereikende controle van de transacties of de zakelijke relatie om te verzekeren dat kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 16.
Artikel 1 Reikwijdte en definitie
Artikel 1 Reikwijdte en definitie
1 Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 1.5, 1.7, 2.2, 2.14a, 3.10, 3.13, 3.16, 3.17, 3.20, 3.55, 3.56, 3.57, 3.63, 3.83, 3.87, 3.104, 3.119aa, 3.119c, 3.119e, 3.119g, 3.133, 3.138, 3.152, 4.14, 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.41, 4.51, 5.14, 6.17, 6.18, 6.26, 6.38, 6.39, 7.2, 9.2, 9.4, 9.5a, 9.6, 10bis.1, 10bis.5 en 10a.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de artikelen 14 en 14a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.
2 Deze regeling verstaat onder:
a. b. inhoudingsplichtige: de inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964;
c. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram, metro, veerpont of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.
Artikel 1
Artikel 1
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 32
Artikel 32
1 De kandidaat-notaris die:
a. werkzaamheden op een notariskantoor heeft aanvaard; of
b. werkzaamheden in een andere vestiging van een notariskantoor heeft aanvaard; of
c. meer of minder uren per week op een notariskantoor werkzaam is, geeft hiervan binnen een week nadat hij met de uitoefening van die werkzaamheden is begonnen of nadat zijn arbeidsduur is gewijzigd, kennis aan de KNB.
Deze kennisgeving wordt door de desbetreffende notaris voor «gezien» getekend. Indien de kandidaat-notaris werkzaam is voor of deel uitmaakt van een maatschap van notarissen of van notarissen en kandidaat-notarissen kan zulks geschieden door één van die notarissen. Indien het de eerste maal is dat hij als kandidaat-notaris werkzaam is, legt hij daarbij tevens het getuigschrift van het door hem afgelegd examen dan wel een erkenning van beroepskwalificaties over als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
2 De kennisgeving houdt in:
a. datum en plaats van geboorte van de kandidaat-notaris;
b. de voornamen, de naam en de plaats van vestiging van de notaris te wiens kantore de kandidaat-notaris het laatst werkzaam is geweest en gedurende welk tijdvak, of de verklaring dat hij als kandidaat-notaris nog niet eerder op een notariskantoor werkzaam was;
c. in geval van werkzaamheid in deeltijd, het aantal uren per week dat de kandidaat-notaris op het notariskantoor werkzaam is.
3 De KNB zendt de kandidaat-notaris een bewijs van ontvangst van de kennisgeving. Zij zendt tevens het door haar voor «gezien» getekende getuigschrift, indien dit aan haar is overgelegd, aan de kandidaat-notaris terug.
4 Binnen een week nadat de kandidaat-notaris zijn werkzaamheden op het notariskantoor heeft beëindigd, geeft de notaris hiervan schriftelijk kennis aan de KNB.
5 Op verzoek geeft de KNB aan de kandidaat-notaris een verklaring af ter bevestiging dat hij de in artikel 31 bedoelde stage heeft doorlopen.
Besluit van 17 december 2002, houdende vaststelling van het Besluit fiscale eenheid 2003
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 7 oktober 2002, WDB2002/563M;
Gelet op artikel 15, vierde en tiende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
De Raad van State gehoord (advies van 30 oktober 2002, No. W06.02 0446/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 13 december 2002, WDB2002/827;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Wet van 9 juli 2014, houdende regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven, en dat van burgers mag worden verwacht dat zij elkaar naar vermogen daarin bijstaan; dat het tevens wenselijk is nieuwe regels te stellen om de rechten en plichten van de burger meer met elkaar in evenwicht te brengen; dat burgers die zelf dan wel samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning; dat de ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, erop gericht moet zijn dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven; dat het in de rede ligt de overheidsverantwoordelijkheid voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie zo dicht mogelijk bij de burger te beleggen; dat het daarom wenselijk is nieuwe regels te stellen inzake de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen; dat het voorts wenselijk is dat daarbij zorg wordt gedragen voor een goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 5
Artikel 5
1 Hij die een onbeheerde zaak vindt en onder zich neemt, is verplicht:
a. met bekwame spoed overeenkomstig lid 2, eerste zin, van de vondst aangifte te doen, tenzij hij terstond na de vondst daarvan mededeling heeft gedaan aan degene die hij als eigenaar of als tot ontvangst bevoegd mocht beschouwen;
b. met bekwame spoed tevens overeenkomstig lid 2, tweede zin, mededeling van de vondst te doen, indien deze is gedaan in een woning, een gebouw of een vervoermiddel, tenzij hij krachtens het bepaalde onder a, slot ook niet tot aangifte verplicht was;
c. de zaak in bewaring te geven aan de gemeente die dit vordert.
2 De in lid 1 onder a bedoelde aangifte kan in iedere gemeente worden gedaan bij de daartoe aangewezen ambtenaar. De in lid 1 onder b bedoelde mededeling geschiedt bij degene die de woning bewoont of het gebouw of vervoermiddel in gebruik of exploitatie heeft, dan wel bij degene die daar voor hem toezicht houdt.
3 De vinder is te allen tijde bevoegd de zaak aan enige gemeente in bewaring te geven. Zolang hij dit niet doet, is hij verplicht zelf voor bewaring en onderhoud zorg te dragen.
4 De vinder kan van de in lid 2, eerste zin, bedoelde ambtenaar een bewijs van aangifte of van inbewaringgeving verlangen.
Artikel 2
Artikel 2
1 De faillietverklaring geschiedt door de rechtbank van de woonplaats des schuldenaars.
2 Indien de schuldenaar zich buiten het Rijk in Europa heeft begeven, is de rechtbank zijner laatste woonplaats bevoegd.
3 Ten aanzien van vennoten onder ene firma is de rechtbank, binnen welker gebied het kantoor der vennootschap is gevestigd, mede bevoegd.
4 Indien de schuldenaar binnen het Rijk in Europa geen woonplaats heeft, doch aldaar een beroep of bedrijf uitoefent, is de rechtbank, binnen welker gebied hij een kantoor heeft, bevoegd.
5 Wordt in het geval van het derde of vierde lid door meer dan één daartoe bevoegde rechtbank op verschillende dagen de faillietverklaring uitgesproken, dan heeft alleen de eerst gedane uitspraak rechtsgevolgen. Heeft de uitspraak van verschillende rechtbanken op dezelfde dag plaats, dan heeft alleen de uitspraak van de rechtbank, die in de wet van 10 augustus 1951, Stb. 347 het eerst genoemd wordt, rechtsgevolgen.
Artikel 7
Artikel 7
1 De artikelen 3, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e en f, en 4 zijn niet van toepassing voor zover een instelling een zakelijke relatie aangaat of een transactie verricht met betrekking tot elektronisch geld en:
a. het elektronisch geld waarop de geldwaarde is opgeslagen niet kan worden heropgeladen of een betalingstransactielimiet heeft van € 150 per maand en uitsluitend in Nederland kan worden gebruikt;
b. de opgeslagen geldwaarde van het elektronisch geld niet meer dan € 150 bedraagt;
c. het elektronisch geld uitsluitend wordt gebruikt voor de aankoop van goederen of diensten;
d. de opgeslagen geldwaarde van het elektronisch geld niet kan worden aangevuld met anoniem elektronisch geld; en
e. de uitgever van het elektronisch geld zorgt voor een toereikende controle van de transacties of de zakelijke relatie om te verzekeren dat kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 16.
2 Een instelling verzamelt voldoende gegevens om te kunnen vaststellen of het eerste lid van toepassing is.
3 Het eerste lid is niet van toepassing indien sprake is van terugbetaling in contanten of opname in contanten van de monetaire waarde van het elektronisch geld en het terug te betalen bedrag hoger is dan € 50, of indien sprake is van een betalingstransactie op afstand als bedoeld in artikel 4, onderdeel 6, van de richtlijn betaaldiensten en het betaalde bedrag hoger is dan € 50 per transactie.
4 Banken en andere financiële ondernemingen accepteren enkel betalingen verricht met anonieme prepaidkaarten die zijn uitgegeven in derde landen, indien deze kaarten voldoen aan eisen gelijkwaardig aan die van het eerste of derde lid.
Artikel 2 In belangrijke mate onderhouden van kinderen
Artikel 2 In belangrijke mate onderhouden van kinderen
Een kind wordt in belangrijke mate op kosten van de ouder onderhouden indien de op de ouder drukkende bijdrage in de kosten van het onderhoud van het kind ten minste € 519 per kwartaal beloopt. De ouder wordt geacht een kind in belangrijke mate op zijn kosten te onderhouden indien hij voor het kind recht heeft op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of op een tegemoetkoming volgens een naar aard en strekking met de Algemene Kinderbijslagwet overeenkomende buitenlandse regeling.
Artikel 2
Artikel 2
Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Artikel 33
Artikel 33
1 De KNB draagt zorg voor een opleiding voor kandidaat-notarissen gedurende de stage, aan het eind waarvan een examen wordt afgenomen. De opleiding duurt ten hoogste drie jaren en neemt ten minste twee maal per jaar een aanvang.
2 Over de volgende onderwerpen betreffende de opleiding worden bij verordening nadere regels vastgesteld:
a. de aanvangsdata van de opleiding en de onderwerpen waarop zij betrekking heeft;
b. de inhoud van het examen, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de personen die bevoegd zijn het examen af te nemen;
c. de voorwaarden voor de toelating tot het afleggen van het examen;
d. de voorwaarden voor het verkrijgen van vrijstelling voor bepaalde onderdelen van het examen;
e. de hoogte van de cursus- en examengelden en te wiens laste deze komen.
Artikel 6
Artikel 6
1 De vinder die aan de hem in artikel 5 lid 1 gestelde eisen heeft voldaan, verkrijgt de eigendom van de zaak één jaar na de in artikel 5 lid 1 onder a bedoelde aangifte of mededeling, mits de zaak zich op dat tijdstip nog bevindt in de macht van de vinder of van de gemeente.
2 Is de zaak anders dan op haar vordering aan de gemeente in bewaring gegeven en valt zij onder de niet-kostbare zaken, aangewezen bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 12 onder b, dan is lid 1 niet van toepassing en is de burgemeester drie maanden na de inbewaringgeving bevoegd de zaak voor rekening van de gemeente te verkopen of haar om niet aan een derde over te dragen of te vernietigen.
3 Is de zaak in bewaring gegeven aan de gemeente en is noch lid 1, noch lid 2 van toepassing, dan is de burgemeester één jaar na de inbewaringgeving bevoegd de zaak voor rekening van de gemeente te verkopen of haar om niet aan een derde over te dragen of te vernietigen.
4 De vorige leden gelden niet, wanneer de eigenaar of een ander die tot ontvangst van de zaak bevoegd is, zich daartoe heeft aangemeld bij degene die de zaak in bewaring heeft vóórdat de toepasselijke termijn is verstreken of, in de gevallen van de leden 2 en 3, op een tijdstip na het verstrijken van de termijn, waarop de gemeente de zaak redelijkerwijs nog te zijner beschikking kan stellen.
Artikel 3
Artikel 3
1 Indien een verzoek tot faillietverklaring een natuurlijke persoon betreft en hij geen verzoek heeft ingediend tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III, geeft de griffier de schuldenaar terstond bij brief kennis dat hij binnen veertien dagen na de dag van de verzending van die brief alsnog een verzoek als bedoeld in artikel 284 kan indienen.
2 De behandeling van het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat de in het eerste lid bedoelde termijn is verstreken.
Artikel 2a Ingegane lijfrenten waarvan de termijnen niet in geldeenheden, maar in units zijn vastgesteld
Artikel 2a Ingegane lijfrenten waarvan de termijnen niet in geldeenheden, maar in units zijn vastgesteld
1 Een aanspraak op periodieke uitkeringen waarvan de uitkeringen zijn ingegaan en waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, wordt op grond van artikel 1.7, derde lid, van de wet gelijkgesteld met een aanspraak op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen indien wordt voldaan aan de hierna opgenomen regels.
2 Met betrekking tot de uitkeringen en de administratieve vormgeving daarvan gelden de volgende regels:
a. de termijnen van een oudedagslijfrente of een tijdelijke oudedagslijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk onderdeel c, van de wet worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden (units) per jaar;
b. indien bij een of meer van de onder a genoemde lijfrenten een nabestaandenlijfrente als bedoeld in artikel 3.125, onderdeel b, van de wet is meeverzekerd, dient deze op de ingangsdatum van de lijfrente waarbij deze is meeverzekerd te worden uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden per jaar; in plaats daarvan kan op die ingangsdatum voor de nabestaandenlijfrente een kapitaal worden bepaald dat dient als rekengrootheid voor de vaststelling van de hoogte van de termijnen van de nabestaandenlijfrente in beleggingseenheden of euro’s; indien de nabestaandenlijfrente niet een lijfrente in beleggingseenheden of een gerichte lijfrente is, maar is verzekerd als een recht op uitkeringen in euro’s, wordt de nabestaandenlijfrente geadministreerd als een zelfstandig recht ten opzichte van de in onderdeel a genoemde lijfrenten;
c. de hoogte van de uiteindelijk in euro’s uit te keren termijnen van lijfrente dient uitsluitend te worden beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van de lijfrente als rekenrendement is gehanteerd. Daartoe wordt de contante waarde van de termijnen in beleggingseenheden actuarieel bijgehouden overeenkomstig de wijze waarop dat geschiedt voor termijnen van lijfrenten in euro’s.
3 Met betrekking tot de tariefgrondslagen voor het berekenen van de uitkeringen gelden de volgende regels:
a. de verzekeraar van de lijfrente gaat op de ingangsdatum van de lijfrente uit van sterftegrondslagen die passen bij de sterfterisico’s van de verzekerde rechten;
b. de verzekeraar van de lijfrente gaat ter berekening van het op jaarbasis uit te keren vaste aantal beleggingseenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke lijfrenten in euro’s of van het op de ingangsdatum van de lijfrente geldende u-rendement zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal jaarlijks uit te keren beleggingseenheden;
c. in de hoogte van de termijnen van lijfrente in beleggingseenheden wordt geen inflatie-element verdisconteerd.
4 Jaarlijks verwerkt de verzekeraar, overeenkomstig de bij lijfrenteverzekeringen met uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, de actuariële gevolgen van de op de ingangsdatum veronderstelde tariefgrondslagen in de administratie van de contante waarde van de uitkeringen in beleggingseenheden en in de administratie van de beleggingswaarde zelf.
5 Met betrekking tot de peildatum en de periode van vaststellen van de uitkeringen in euro’s gelden de volgende regels:
a. bij de berekening van de per vervallen termijn verschuldigde uitkering in euro’s kan worden uitgegaan van de waarde van de beleggingseenheid op een vaste peildatum in de kalendermaand van betaling of in de daaraan voorafgaande kalendermaand;
b. gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden (herrekenperiode) kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro’s worden vastgesteld; de hoogte van de uitkeringen in euro’s dient daarbij te worden bepaald op basis van de werkelijke waarde van de beleggingseenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden; slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode.
6 Met betrekking tot meeverzekerde nabestaandenlijfrenten en tot de wijze van rekening houden met het overlijden van verzekerden gelden de volgende regels:
a. in de in het tweede lid, onderdeel b, genoemde gevallen waarin een of meer nabestaandenlijfrenten zijn meeverzekerd, dient bij de vaststelling van de hoogte van de termijnen van de lijfrenten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, voor iedere meeverzekerde nabestaandenlijfrente op actuarieel verantwoorde wijze rekening te worden gehouden met het feit dat die nabestaandenlijfrente is meeverzekerd;
b. indien een meeverzekerde nabestaandenlijfrente op de ingangsdatum van een van de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde lijfrenten is uitgedrukt in een jaarlijks vast aantal beleggingseenheden, wordt bij overlijden van een verzekerde zowel de contante waarde van de beleggingseenheden als de totale beleggingswaarde herrekend. Het overlijden dient daarbij geen invloed te hebben op de waarde per beleggingseenheid. Een vrijval van de beleggingswaarde bij overlijden komt, overeenkomstig de bij uitkeringen in euro’s te hanteren handelwijze, ten goede aan de verzekeraar in verband met het door deze gelopen langlevenrisico.
Artikel 34
Artikel 34
1 Er is een commissie van toezicht die tot taak heeft toezicht te houden op de opleiding voor de kandidaat-notarissen en op het examen. De commissie bestaat uit vijf leden. Drie leden, waaronder de voorzitter, worden benoemd door Onze Minister, de andere leden door de KNB. De commissie is gevestigd ten kantore van de KNB.
2 Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de zittingsduur en het aftreden van de leden en de voorzitter, alsmede betreffende de werkzaamheid, de vergaderingen, de besluitvorming en andere onderwerpen die voor het functioneren van de commissie van toezicht van belang zijn.
Artikel 2a
Artikel 2a
1 Dieren zijn geen zaken.
2 Bepalingen met betrekking tot zaken zijn op dieren van toepassing, met in achtneming van de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen, alsmede de openbare orde en de goede zeden.
Artikel 7
Artikel 7
De vinder kan, door de zaak onverwijld af te geven aan de bewoner van de woning of de gebruiker of exploitant van de ruimte waar de vondst is gedaan, dan wel aan degene die daar voor hem toezicht houdt, zijn rechtspositie met alle daaraan verbonden verplichtingen doen overgaan op die bewoner, gebruiker of exploitant met dien verstande dat geen recht op beloning bestaat.
Artikel 3a
Artikel 3a
1 Indien een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het laatste in behandeling.
2 De behandeling van het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
3 Het verzoek tot faillietverklaring vervalt van rechtswege door de uitspraak tot de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Artikel 2b Ingegane lijfrenterekeningtermijnen of lijfrentebeleggingsrechttermijnen waarvan de omvang niet in geldeenheden, maar in units is vastgesteld
Artikel 2b Ingegane lijfrenterekeningtermijnen of lijfrentebeleggingsrechttermijnen waarvan de omvang niet in geldeenheden, maar in units is vastgesteld
1 Een aanspraak op termijnen als bedoeld in artikel 3.126a, vierde en zesde lid, van de wet waarvan de termijnen zijn ingegaan en waarvan de hoogte van de termijnen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, wordt op grond van artikel 3.126a, zevende lid, in verbinding met artikel 1.7, derde lid, van de wet gelijkgesteld met een aanspraak op vaste en gelijkmatige termijnen indien wordt voldaan aan de hierna opgenomen regels.
2 Met betrekking tot de termijnen en de administratieve vormgeving daarvan gelden de volgende regels:
a. de termijnen worden op de ingangsdatum uitgedrukt in een vast aantal beleggingseenheden (units) per jaar;
b. de hoogte van de uiteindelijk in euro’s uit te keren termijnen dient uitsluitend te worden beïnvloed door het verschil tussen het feitelijk behaalde beleggingsrendement en de rekenrente die ten tijde van het ingaan van de termijnen als rekenrendement is gehanteerd.
3 Met betrekking tot de grondslagen voor het berekenen van de termijnen gelden de volgende regels:
a. de bank, beleggingsonderneming of beheerder, bedoeld in artikel 3.126a, eerste lid, van de wet, gaat ter berekening van het op jaarbasis uit te keren vaste aantal beleggingseenheden uit van ten hoogste het netto rekenrendement dat hij op de ingangsdatum hanteert voor soortgelijke termijnen in euro’s of van het op de ingangsdatum van de termijnen geldende u-rendement zoals dat periodiek wordt gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars; gedurende de looptijd vindt geen herberekening plaats van het aantal jaarlijks uit te keren beleggingseenheden;
b. in de hoogte van de termijnen in beleggingseenheden wordt geen inflatie-element verdisconteerd.
4 Met betrekking tot de peildatum en de periode van vaststellen van de termijnen in euro’s gelden de volgende regels:
a. bij de berekening van de verschuldigde termijn in euro’s kan worden uitgegaan van de waarde van de beleggingseenheid op een vaste peildatum in de kalendermaand van betaling of in de daaraan voorafgaande kalendermaand;
b. gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden (herrekenperiode) kunnen de in de herrekenperiode uit te keren termijnen bij aanvang daarvan in euro’s worden vastgesteld; de hoogte van de termijnen in euro’s dient daarbij te worden bepaald op basis van de werkelijke waarde van de beleggingseenheid per een vaste peildatum gelegen in de kalendermaand waarin de herrekenperiode ingaat of in een van de twee daaraan voorafgaande kalendermaanden; slechts eenmalig kan worden gekozen voor een datum van ingang van de herrekenperiode.
Artikel 35
Artikel 35 [Vervallen per 01-01-2012]
[Vervallen]
Artikel 3
Artikel 3
1 Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.
2 Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
Artikel 8
Artikel 8
1 Indien een aan de gemeente in bewaring gegeven zaak aan snel tenietgaan of achteruitgang onderhevig is of wegens de onevenredig hoge kosten of ander nadeel de bewaring daarvan niet langer van de gemeente kan worden gevergd, is de burgemeester bevoegd haar te verkopen.
2 Indien de zaak zich niet voor verkoop leent, is de burgemeester bevoegd haar om niet aan een derde in eigendom over te dragen of te vernietigen.
3 Indien een dier wordt gevonden, is de burgemeester na verloop van twee weken, nadat het dier door de gemeente in bewaring is genomen, bevoegd het zo mogelijk tegen betaling van een koopprijs, en anders om niet, aan een derde in eigendom over te dragen. Mocht ook dit laatste zijn uitgesloten, dan is de burgemeester bevoegd het dier te doen afmaken. De termijn van twee weken behoeft niet te worden in acht genomen, indien het dier slechts met onevenredig hoge kosten gedurende dat tijdvak kan worden bewaard, of afmaking om geneeskundige redenen vereist is.
4 De opbrengst treedt in de plaats van de zaak.
Artikel 3b
Artikel 3b
De artikelen 3 en 3a blijven buiten toepassing indien een verzoek tot faillietverklaring een schuldenaar betreft ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is.
Artikel 36
Artikel 36
De commissie van toezicht brengt elk jaar aan Onze Minister en aan het bestuur van de KNB verslag uit over haar werkzaamheden. Dit verslag wordt door de KNB algemeen verkrijgbaar gesteld.
Artikel 4
Artikel 4
1 Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van die zaak.
2 Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.
Artikel 9
Artikel 9
Bestaat de aan de gemeente in bewaring gegeven zaak in geld, dan is de gemeente slechts verplicht aan degene die haar kan opeisen, een gelijk bedrag uit te keren, en vervalt deze verplichting zodra de burgemeester tot verkoop voor rekening van de gemeente bevoegd zou zijn geweest.
Artikel 3d
Artikel 3d
1 Als een eigen aangifte of een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het laatste in behandeling.
2 De behandeling van de eigen aangifte of het verzoek tot faillietverklaring wordt in ieder geval geschorst totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot aanwijzing van de herstructureringsdeskundige. Wijst de rechtbank het verzoek toe, dan kondigt zij daarbij tevens overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode af en blijft de schorsing tijdens die periode van kracht.
Artikel 5
Artikel 5
Inboedel is het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard.
Artikel 10
Artikel 10
1 Hij die de zaak opeist van de gemeente of van de vinder die aan de hem in artikel 5 lid 1 gestelde eisen heeft voldaan, is verplicht de kosten van bewaring en onderhoud en tot opsporing van de eigenaar of een andere tot ontvangst bevoegde te vergoeden. De gemeente of de vinder is bevoegd de afgifte op te schorten totdat deze verplichting is nagekomen. Indien degene die de zaak opeist, de verschuldigde kosten niet binnen een maand nadat ze hem zijn opgegeven, heeft voldaan, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben prijsgegeven.
2 De vinder die aan de op hem rustende verplichtingen heeft voldaan, heeft naar omstandigheden recht op een redelijke beloning.
Artikel 4
Artikel 4
1 De aangifte tot faillietverklaring wordt gedaan en het verzoek daartoe ingediend ter griffie en met de meeste spoed in raadkamer behandeld. Het Openbaar Ministerie wordt daarop gehoord. Indien de aangifte tot faillietverklaring wordt gedaan door een natuurlijk persoon, stelt de griffier deze terstond ervan in kennis dat hij, onverminderd artikel 15b, eerste lid, een verzoek als bedoeld in artikel 284 kan indienen.
2 Een schuldenaar die gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan kan slechts aangifte doen met medewerking van zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner tenzij iedere gemeenschap tussen echtgenoten onderscheidenlijk geregistreerde partners, is uitgesloten.
3 Ten aanzien ener vennootschap onder ene firma, moet de aangifte inhouden de naam en de woonplaats van elk der hoofdelijk voor het geheel verbonden vennoten.
4 De aangifte of het verzoek tot faillietverklaring bevat zodanige gegevens dat de rechter kan beoordelen of hem rechtsmacht toekomt op grond van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.
5 Het vonnis van faillietverklaring wordt ter openbare zitting uitgesproken en is bij voorraad, op de minuut uitvoerbaar, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.
Artikel 11
Artikel 11
Indien een vinder die op grond van artikel 6 lid 1 eigenaar is geworden van een aan de gemeente in bewaring gegeven zaak, zich niet binnen één maand na zijn verkrijging bij de gemeente heeft aangemeld om de zaak in ontvangst te nemen, is de burgemeester bevoegd de zaak voor rekening van de gemeente te verkopen, om niet aan een derde over te dragen of te vernietigen.
Artikel 5
Artikel 5
1 De verzoeken, bedoeld in het vorige artikel en in de artikelen 5a, 8, 9, 10, 11, 15c, tweede lid, 42a, 67, 155, 166, 198, 206, 371, eerste lid, 376, eerste lid, 378, eerste lid, 379, eerste lid, en 383, eerste lid, worden ingediend door een advocaat.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op een hoger beroep dat wordt ingesteld tegen een beschikking van de rechter-commissaris, houdende machtiging aan de curator tot opzegging van een arbeidsovereenkomst.
3 Verzoeken op de voet van de artikelen 46, 72, tweede lid, onder e, en 77, vierde lid, van de verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PbEU 2015, L 141) worden ingediend door een advocaat.
Artikel 6
Artikel 6
Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten.
Artikel 12
Artikel 12
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen:
a. nadere regels worden gesteld omtrent de uitoefening van de uit de artikelen 5-11 voor de gemeenten voortvloeiende bevoegdheden;
b. groepen van niet-kostbare zaken worden aangewezen, waarvoor artikel 6 lid 2 geldt;
c. nadere regels worden gesteld omtrent de aanwijzing van bepaalde soorten personen en instellingen, waarbij deze, geheel of gedeeltelijk en al dan niet onder nadere voorwaarden, worden vrijgesteld van de aangifteplicht van artikel 5 lid 1 onder a of voor de afwikkeling van vondsten worden gelijkgesteld met een gemeente;
d. voor de afwikkeling van vondsten door personen of instellingen als bedoeld onder c groepen van niet afgehaalde zaken met gevonden zaken worden gelijkgesteld.
Artikel 5a
Artikel 5a
1 Een verzoek tot opening van een groepscoördinatieprocedure als bedoeld in artikel 61 van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening kan worden gedaan door een insolventiefunctionaris bij de rechtbank, aangewezen in artikel 2.
2 Tegen een beslissing van de rechtbank als bedoeld in artikel 77, vierde lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, kan een bij de groepscoördinatieprocedure betrokken insolventiefunctionaris gedurende acht dagen, na de dag waarop die beslissing is genomen, in hoger beroep komen.
3 Het hoger beroep wordt ingesteld bij verzoek, in te dienen ter griffie van het rechtscollege dat bevoegd is van de zaak kennis te nemen.
4 De rechter beveelt in geval van een mondelinge behandeling de oproeping van de verzoeker in hoger beroep, de bij de groepscoördinatieprocedure betrokken coördinator en de in eerste aanleg in de procedure verschenen belanghebbenden.
5 De griffier zendt onverwijld een afschrift van de beslissing op het verzoek, bedoeld in het derde lid, aan de rechtbank.
Artikel 7
Artikel 7
Een afhankelijk recht is een recht dat aan een ander recht zodanig verbonden is, dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan.
Artikel 13
Artikel 13
1 Een schat komt voor gelijke delen toe aan degene die hem ontdekt, en aan de eigenaar van de onroerende of roerende zaak, waarin de schat wordt aangetroffen.
2 Een schat is een zaak van waarde, die zolang verborgen is geweest dat daardoor de eigenaar niet meer kan worden opgespoord.
3 De ontdekker is verplicht van zijn vondst aangifte te doen overeenkomstig artikel 5 lid 1 onder a. Indien geen aangifte is gedaan of onzeker is aan wie de zaak toekomt, kan de gemeente overeenkomstig artikel 5 lid 1 onder c vorderen dat deze aan haar in bewaring wordt gegeven, totdat vaststaat wie rechthebbende is.
Artikel 6
Artikel 6
1 De rechtbank kan bevelen, dat de schuldenaar worde opgeroepen, om in persoon of bij gemachtigde gehoord te worden. De griffier doet de oproeping op de wijze, bij algemene maatregel van bestuur te bepalen. Is buiten Nederland een hoofdinsolventieprocedure geopend op de voet van artikel 3, eerste lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan stelt de griffier de insolventiefunctionaris of de schuldenaar als bedoeld in artikel 2, onder 3, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening in de hoofdinsolventieprocedure onverwijld schriftelijk in kennis van de aanvraag onder mededeling dat deze zijn zienswijze binnen een daartoe door de rechter bepaalde termijn kenbaar kan maken.
2 Indien de schuldenaar, die is opgeroepen om gehoord te worden, gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, is zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.
3 De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en, zo een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze.
4 Ontleent de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht aan de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan wordt in het vonnis van faillietverklaring vermeld of het een hoofdinsolventieprocedure dan wel een territoriale insolventieprocedure in de zin van de verordening betreft.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Wassenaar 9 juli 2014 Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
Uitgegeven de achttiende juli 2014 De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Artikel 8
Artikel 8
Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard.
Artikel 14
Artikel 14
1 De eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, gaat over aan de eigenaar van deze hoofdzaak.
2 Indien geen der zaken als hoofdzaak is aan te merken en zij toebehoren aan verschillende eigenaars, worden deze mede-eigenaars van de nieuwe zaak, ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van de zaak.
3 Als hoofdzaak is aan te merken de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd.
Artikel 7
Artikel 7
1 Hangende het onderzoek kan de rechtbank de verzoeker desverlangd verlof verlenen de boedel te doen verzegelen. Zij kan daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling tot een door haar te bepalen bedrag, verbinden.
2 De verzegeling geschiedt door een bij dit verlof aan te wijzen notaris. Buiten de verzegeling blijven zaken die onder artikel 21 vallen; in het proces-verbaal wordt een korte beschrijving daarvan opgenomen.
Artikel 9
Artikel 9
1 Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden aangemerkt.
2 Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt.
3 De afzonderlijke termijnen van een lijfrente gelden als vruchten van het recht op de lijfrente.
4 Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak door haar afscheiding, een burgerlijke vrucht een zelfstandig recht door haar opeisbaar worden.
Artikel 15
Artikel 15
Worden roerende zaken die aan verschillende eigenaars toebehoren door vermenging tot één zaak verenigd, dan is het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8
Artikel 8
1 De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, recht van hoger beroep.
2 Zo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen, na de dag der uitspraak, recht van verzet. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die termijn verlengd tot een maand.
3 Van het vonnis, op het verzet gewezen, kan hij gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, in hoger beroep komen.
4 Het verzet of hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
5 De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, en, in geval van verzet, de curator, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6 De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.
Artikel 10
Artikel 10
Registergoederen zijn goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage 17 december 2002 Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, S. R. A. van Eijck
Uitgegeven de vierentwintigste december 2002 De Minister van Justitie, J. P. H. Donner
Artikel 16
Artikel 16
1 Indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Behoorden deze toe aan verschillende eigenaars, dan zijn de vorige twee artikelen van overeenkomstige toepassing.
2 Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.
3 Bij het verwerken van stoffen tot een nieuwe stof of het kweken van planten zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9
Artikel 9
1 Bij afwijzing van de aangifte of aanvraag tot faillietverklaring bestaat recht van hoger beroep, gedurende acht dagen na de dag der afwijzing.
2 Hetzelfde geldt bij vernietiging der faillietverklaring ten gevolge van verzet, in welk geval van het hoger beroep door de griffier van het gerechtshof, waarbij het is aangebracht, onverwijld wordt kennis gegeven aan de griffier van de rechtbank die de vernietiging heeft uitgesproken.
3 De instelling en behandeling van het hoger beroep geschiedt op de wijze in de artikelen 4 en 6 voorgeschreven.
Artikel 11
Artikel 11
Goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, ontbreekt niet alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten of het recht behoorde te kennen.
Artikel 17
Artikel 17
Degene die krachtens zijn genotsrecht op een zaak gerechtigd is tot de vruchten daarvan, verkrijgt de eigendom der vruchten door haar afscheiding.
Artikel 10
Artikel 10
1 Elk schuldeiser, met uitzondering van hem die de faillietverklaring heeft verzocht, en elk belanghebbende heeft tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende acht dagen na de dag der uitspraak.
2 Het verzet wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat de faillietverklaring heeft uitgesproken.
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
4 De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, de curator en de schuldeiser of belanghebbende die het verzet heeft ingesteld, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5 De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.
Artikel 12
Artikel 12
Bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen, moet rekening worden gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen, die bij het gegeven geval zijn betrokken.
Artikel 18
Artikel 18
De eigendom van een roerende zaak wordt verloren, wanneer de eigenaar het bezit prijsgeeft met het oogmerk om zich van de eigendom te ontdoen.
Artikel 11
Artikel 11
1 De schuldeiser of de belanghebbende, wiens in het vorige artikel bedoeld verzet door de rechtbank is afgewezen, heeft recht van hoger beroep, gedurende acht dagen na de dag der afwijzing.
2 Hetzelfde geldt, bij vernietiging der faillietverklaring door de rechtbank ten gevolge van dat verzet, voor de schuldenaar, de schuldeiser, die de faillietverklaring verzocht heeft, en het Openbaar Ministerie, in welk geval tevens het tweede lid van artikel 9 van toepassing is.
3 De instelling en behandeling van het hoger beroep geschiedt op de wijze in de artikelen 4 en 6 voorgeschreven.
4 Is het verzet bij het gerechtshof gedaan, dan is hoger beroep uitgesloten.
Artikel 19
Artikel 19
1 De eigenaar van tamme dieren verliest daarvan de eigendom, wanneer zij, nadat zij uit zijn macht zijn gekomen, zijn verwilderd.
2 De eigenaar van andere dieren verliest daarvan de eigendom, wanneer zij de vrijheid verkrijgen en de eigenaar niet terstond beproeft ze weder te vangen of zijn pogingen daartoe staakt.
Artikel 12
Artikel 12
1 Van het arrest, door het gerechtshof gewezen, kunnen de schuldenaar, de schuldeiser die de faillietverklaring verzocht, de in art. 10 bedoelde schuldeiser of belanghebbende en het Openbaar Ministerie, gedurende acht dagen na de dag der uitspraak, in cassatie komen.
2 Het beroep in cassatie wordt aangebracht en behandeld op de wijze bepaald in de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3 Indien de cassatie is gericht tegen een arrest, houdende vernietiging van het vonnis van faillietverklaring, geeft de griffier van de Hoge Raad van het verzoek tot cassatie onverwijld kennis aan de griffier van het gerechtshof dat de vernietiging heeft uitgesproken.
Artikel 13
Artikel 13
1 Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
2 Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
3 Uit de aard van een bevoegdheid kan voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt.
Artikel 13
Artikel 13
1 Indien ten gevolge van verzet, hoger beroep of cassatie de faillietverklaring wordt vernietigd, blijven niettemin geldig en verbindend voor de schuldenaar de handelingen, door de curator verricht vóór of op de dag, waarop aan het voorschrift tot aankondiging overeenkomstig artikel 15 is voldaan.
2 Hangende het verzet, het hoger beroep of de cassatie kan geen raadpleging over een akkoord plaats hebben, noch tot de vereffening van de boedel buiten toestemming van de schuldenaar worden overgegaan.
Artikel 14
Artikel 14
Een bevoegdheid die iemand krachtens het burgerlijk recht toekomt, mag niet worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht.
Artikel 13a
Artikel 13a
Indien de faillietverklaring wordt vernietigd wordt de opzegging van een arbeidsovereenkomst door een curator, in afwijking van artikel 13, eerste lid, met terugwerkende kracht beheerst door de wettelijke of overeengekomen regels die van toepassing zijn buiten faillissement, met dien verstande dat de termijnen, bedoeld in artikel 686a, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, aanvangen op het tijdstip waarop het faillissement wordt vernietigd.
Artikel 15
Artikel 15
De artikelen 11-14 vinden buiten het vermogensrecht toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Artikel 14
Artikel 14
1 Het vonnis van faillietverklaring houdt in de benoeming van een of meer leden van de rechtbank tot rechter-commissaris in het faillissement, en de aanstelling van een of meer curators. De rechter die de faillietverklaring uitspreekt, geeft in de uitspraak tevens last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen. De rechtbank vermeldt op het vonnis het tijdstip van de faillietverklaring tot op de minuut nauwkeurig.
2 Van de faillietverklaring wordt door de griffier onverwijld kennis gegeven aan het postvervoerbedrijf of de postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in de Postwet 2009. In de kennisgeving wordt melding gemaakt van de in het vorige lid bedoelde last.
3 Een uittreksel uit het vonnis van faillietverklaring, houdende vermelding van de naam, de woonplaats of het kantoor en het beroep van de gefailleerde, van de naam van de rechter-commissaris, van de naam en de woonplaats of het kantoor des curators, van de dag der uitspraak, alsmede van de naam, het beroep en de woonplaats of het kantoor van ieder lid der voorlopige commissie uit de schuldeisers, zo er een benoemd is, wordt door de curator onverwijld geplaatst in de Nederlandsche Staatscourant.
4 Op verzoek van een insolventiefunctionaris of een schuldenaar als bedoeld in artikel 2, onder 3 en 5, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening geeft de griffier van de rechtbank Den Haag onverwijld in de Staatscourant kennis van de in artikel 28 van die verordening bedoelde gegevens. Een zodanige kennisgeving vindt in elk geval plaats wanneer de schuldenaar in Nederland een vestiging heeft in de zin van artikel 2, onder 10, van de in de eerste zin bedoelde verordening. De gegevens, bedoeld in de eerste zin, worden aan de griffier verstrekt in de Nederlandse, Engelse, Duitse of Franse taal.
5 De rechtbank stelt op grond van het eerste lid een curator aan die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanstelling:
a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de curator; en
b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.
Artikel 14b
Artikel 14b
Benoemt de rechtbank meerdere rechters-commissarissen, dan zijn zij zowel afzonderlijk als tezamen bevoegd om de in deze wet genoemde bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 15
Artikel 15
1 Zodra een vonnis van faillietverklaring ten gevolge van verzet, hoger beroep of cassatie is vernietigd, en in de twee eerste gevallen de termijn, om in hoger beroep of in cassatie te komen, verstreken is zonder dat daarvan gebruik is gemaakt, wordt door de griffier van het rechtscollege, dat de vernietiging heeft uitgesproken, van die uitspraak kennis gegeven aan de curator en aan het postvervoerbedrijf of de postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in de Postwet 2009.
2 Gelijke kennisgeving geschiedt, in geval van vernietiging van een vonnis van faillietverklaring in hoger beroep of cassatie, aan de griffier van de rechtbank, die het vonnis heeft gewezen.
3 De rechter, die de vernietiging van een vonnis van faillietverklaring uitspreekt, stelt tevens het bedrag vast van de faillissementskosten en van het salaris des curators. Hij brengt dit bedrag ten laste van degene, die de faillietverklaring heeft aangevraagd, van de schuldenaar, of van beide in de door de rechter te bepalen verhouding. Artikel 71, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de curator.
Artikel 15a
Artikel 15a
Wordt faillietverklaring in hoger beroep of in cassatie uitgesproken met vernietiging van een vonnis of arrest, waarbij de aangifte of aanvrage tot faillietverklaring werd afgewezen, dan geeft de griffier van het rechtscollege, dat de faillietverklaring uitspreekt, van die uitspraak kennis aan de griffier van de rechtbank, waarbij de aangifte of aanvrage is ingediend.
Artikel 15b
Artikel 15b
1 Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid, geen verzoek tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar, kan de rechtbank, totdat de verificatievergadering is gehouden of, indien de verificatievergadering achterwege blijft, totdat de rechter-commissaris de beschikkingen als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, heeft gegeven, op verzoek van de gefailleerde diens faillissement opheffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III.
2 De gefailleerde dient daartoe een verzoek als bedoeld in artikel 284 in bij de rechtbank waar de aangifte of het verzoek tot faillietverklaring werd ingediend. Het derde lid van artikel 284 is niet van toepassing.
3 Het eerste lid is niet van toepassing:
a. indien het faillissement is uitgesproken terwijl de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar van toepassing was;
b. indien de schuldenaar in staat van faillissement verkeert door beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
c. indien het faillissement is uitgesproken op grond van artikel 340, vierde lid.
4 Alvorens te beslissen kan de rechtbank de gefailleerde, de rechter-commissaris en de curator oproepen om te worden gehoord. Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
5 Bij toewijzing van het verzoek, spreekt de rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit.
6 Van de opheffing van het faillissement wordt door de griffier kennis gegeven in de aankondiging die is voorgeschreven in artikel 293. Indien in het faillissement overeenkomstig artikel 108 reeds het tijdstip voor de verificatievergadering was bepaald, zal in die aankondiging tevens mededeling worden gedaan dat die verificatievergadering niet zal worden gehouden.
Artikel 15c
Artikel 15c
1 Tegen het vonnis, houdende uitspraak tot de opheffing van het faillissement en tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, kunnen noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden rechtsmiddelen worden ingesteld.
2 Indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, heeft de gefailleerde gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoek. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoek ter zitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
4 Indien het gerechtshof het faillissement handhaaft, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad geeft van het beroep in cassatie en van de uitspraak van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
5 Zolang niet op het verzoek bedoeld in artikel 15b, tweede lid, is beslist en, indien de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, hangende het hoger beroep of de cassatie, kan in het faillissement geen raadpleging over een akkoord plaatshebben, noch tot uitdeling aan de schuldeisers worden overgegaan.
Artikel 15d
Artikel 15d
1 Indien het faillissement wordt opgeheven onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, gelden de volgende regelen:
a. handelingen door de curator tijdens het faillissement verricht, blijven geldend en verbindend;
b. boedelschulden, gedurende het faillissement ontstaan, gelden ook in de schuldsaneringsregeling als boedelschulden;
c. in het faillissement ingediende vorderingen gelden als ingediend in de schuldsaneringsregeling.
2 Het tijdstip, waarop de termijnen vermeld in de artikelen 43 en 45 aanvangen, wordt berekend met ingang van de dag van de faillietverklaring.
Artikel 16
Artikel 16
1 Indien niet voldoende baten beschikbaar zijn voor de voldoening van de faillissementskosten en de overige boedelschulden, kan de rechtbank, op voordracht van de rechter-commissaris en na de schuldeiserscommissie, zo die er is, gehoord te hebben, bevelen, hetzij de kosteloze behandeling, hetzij, na verhoor of behoorlijke oproeping van de gefailleerde, en in dit geval bij beschikking in het openbaar uit te spreken, de opheffing van het faillissement.
2 De rechter, die de opheffing van het faillissement beveelt, stelt tevens het bedrag van de faillissementskosten vast en - zo daartoe gronden aanwezig zijn - van het salaris van de curator. Hij brengt deze bedragen ten laste van de schuldenaar. Zij worden bij voorrang boven alle andere schulden voldaan. Artikel 71, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Tegen deze vaststelling staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de curator.
4 In afwijking van hetgeen in het tweede lid is bepaald, komen de kosten van de in deze titel bevolen publicaties, voorzover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat. De griffier van het rechtscollege dat de opheffing heeft bevolen, draagt zorg voor de voldoening van het door de rechtbank vast te stellen bedrag dat ten laste van de Staat komt.
Artikel 17
Artikel 17
Het bevel tot kosteloze behandeling van het faillissement heeft ten gevolge vrijstelling van griffiekosten.
Artikel 18
Artikel 18
De beschikking, bevelende de opheffing van het faillissement, wordt op dezelfde wijze openbaar gemaakt als het vonnis van faillietverklaring en daartegen kunnen de schuldenaar en de schuldeisers op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijnen opkomen, als bepaald is ten aanzien van het vonnis, waarbij een faillietverklaring wordt geweigerd. Indien na een dergelijke opheffing opnieuw aangifte of – binnen drie jaar – aanvraag tot faillietverklaring wordt gedaan, is de schuldenaar of de aanvrager verplicht aan te tonen, dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden.
Artikel 19
Artikel 19
1 Er wordt een centraal openbaar register bijgehouden, ten behoeve waarvan de griffier van de rechtbank, voor ieder faillissement afzonderlijk, met vermelding van de dagtekening, de volgende gegevens inschrijft:
1°. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij de faillietverklaring uitgesproken of de uitgesprokene weder opgeheven is;
2°. de summiere inhoud en de homologatie van het akkoord;
3°. de ontbinding van het akkoord;
4°. het bedrag van de uitdelingen bij vereffening;
5°. de opheffing van het faillissement ingevolge artikel 15b of artikel 16;
6°. de rehabilitatie;
7°. de vereisten vermeld in artikel 24, tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening;
8°. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stukken.
2 Omtrent vorm en inhoud van het centrale register worden door Ons bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3 De griffier is verplicht aan ieder kosteloze inzage van het centrale register en tegen betaling een uittreksel daaruit te verstrekken.
4 De griffier geeft de in het eerste lid genoemde gegevens door aan Onze Minister van Justitie of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander orgaan ten behoeve van het centrale register.
Artikel 19a
Artikel 19a
Door Onze Minister van Justitie of, indien ingevolge artikel 19, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, door dat orgaan, wordt het centrale register gehouden, waarin de in artikel 19, eerste lid, genoemde gegevens worden ingeschreven.
Artikel 19b
Artikel 19b
In het geval, bedoeld in artikel 14, vierde lid, worden de gegevens met betrekking tot de daar bedoelde insolventieprocedure door de griffier van de rechtbank Den Haag ingeschreven in het register.
Tweede Boek Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende
Tweede Boek Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende
§ 1.3 Groepen
§ 1.3 Groepen
Hoofdstuk 2 Raamwerk
Hoofdstuk 2 Raamwerk
Hoofdstuk IIIA Bedrijfsopvolging
Hoofdstuk IIIA Bedrijfsopvolging
Artikel 2e
Artikel 2e
1 Een instelling als bedoeld in artikel 1a, derde lid, onderdeel b of e, met hoofdkantoor in een andere lidstaat en met vestigingen niet zijnde bijkantoren in Nederland, wijst in Nederland op verzoek van de toezichthoudende autoriteit een centraal contactpunt aan met het oog op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
2 Het centraal contactpunt bewerkstelligt namens de instelling en met inachtneming van het bepaalde op grond van artikel 45, elfde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn, de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels en draagt zorg voor het aanleveren van de door de toezichthoudende autoriteit op grond van deze wet verzochte informatie.
3 De toezichthoudende autoriteit kan een instelling verzoeken een centraal contactpunt als bedoeld in het eerste lid aan te wijzen in de op grond van artikel 45, elfde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn aangewezen gevallen.
Artikel 35b
Artikel 35b
1 Indien tot de verkrijging ondernemingsvermogen behoort als bedoeld in artikel 35c, dat wordt verkregen in het kader van een bedrijfsopvolging als bedoeld in het vijfde lid, wordt op verzoek van de verkrijger een voorwaardelijke vrijstelling verleend van:
a. indien de totale waarde van het ondernemingsvermogen van de objectieve onderneming waarop de verkrijging betrekking heeft € 1.325.253 niet te boven gaat: 100%;
b. in alle overige gevallen:
1°. indien de liquidatiewaarde van het ondernemingsvermogen van de objectieve onderneming waarop de verkrijging betrekking heeft hoger is dan de waarde going concern: 100 percent van het verschil tussen liquidatiewaarde en lagere waarde going concern;
2°. voor zover de totale waarde van het ondernemingsvermogen van de objectieve onderneming waarop de verkrijging betrekking heeft, na toepassing van hetgeen is bepaald onder 1°, € 1.325.253 niet te boven gaat: 100%, en
3°. voor zover de totale waarde van het ondernemingsvermogen van de objectieve onderneming waarop de verkrijging betrekking heeft, na toepassing van hetgeen is bepaald onder 1°, € 1.325.253 te boven gaat: 83%.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot hetgeen voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een objectieve onderneming. Daarbij kan worden bepaald in hoeverre tot die objectieve onderneming tevens worden gerekend vermogensbestanddelen die worden ter beschikking gesteld aan een samenwerkingsverband en vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel d.
2 Op verzoek van de verkrijger wordt voorts de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen na aftrek van het bedrag van de voorwaardelijke vrijstelling aangemerkt als geconserveerde waarde, dit met het oog op de toepassing van artikel 25, twaalfde lid, van de Invorderingswet 1990.
3 De belasting over de geconserveerde waarde wordt bepaald op het verschil tussen de belasting over de belaste verkrijging en de belasting over de belaste verkrijging verminderd met deze geconserveerde waarde.
4 Indien het ondernemingsvermogen is verkregen onder een last of tegen een tegenprestatie, wordt voor de toepassing van dit artikel die last of tegenprestatie niet in mindering gebracht op de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen.
5 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder een bedrijfsopvolging verstaan: een verkrijging van ondernemingsvermogen als bedoeld in artikel 35c, van een erflater of schenker die voldoet aan de bezitstermijn als bedoeld in artikel 35d, mits de verkrijger gedurende vijf jaren voldoet aan het voortzettingvereiste, bedoeld in artikel 35e.
6 Ingeval op enig tijdstip binnen vijf jaren na de verkrijging van het ondernemingsvermogen niet meer of niet meer geheel wordt voldaan aan het voortzettingvereiste, vervalt in zoverre de voorwaardelijke vrijstelling.
7 De verzoeken, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden gelijktijdig met de aangifte gedaan.
Artikel 2f
Artikel 2f
1 Een instelling die deel uitmaakt van een groep past de op het niveau van de groep geldende gedragslijnen en procedures op effectieve wijze toe, voor zover die voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
2 Een instelling draagt tevens zorg voor een effectieve toepassing van de in het eerste lid bedoelde gedragslijnen en procedures door haar bijkantoren of meerderheidsdochterondernemingen met zetel buiten Nederland.
3 Onder de gedragslijnen en procedures, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden in ieder geval verstaan gedragslijnen en procedures inzake gegevensbescherming en gedragslijnen en procedures voor het delen van informatie binnen de groep, voor zover deze gegevens en informatie betrekking hebben op het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme.
4 Indien het recht van een betrokken staat die geen lidstaat is in de weg staat aan de toepassing van het tweede lid, stelt de instelling de toezichthoudende autoriteit hiervan in kennis en ziet de instelling er op toe dat het bijkantoor of de meerderheidsdochteronderneming aanvullende maatregelen neemt om het risico op witwassen en financieren van terrorisme doeltreffend te beheersen. Indien van toepassing neemt zij hierbij het bepaalde op grond van artikel 45, zevende lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn in acht.
5 Indien de aanvullende maatregelen, bedoeld in het vierde lid, onvoldoende zijn, neemt de toezichthoudende autoriteit aanvullende toezichtmaatregelen, waarbij onder meer wordt verlangd dat de groep geen zakelijke relaties aangaat of die relaties beëindigt en geen transacties uitvoert, dan wel waarbij de groep, indien nodig, wordt verzocht haar bedrijfsactiviteiten in de betrokken staat te beëindigen.
Artikel 35c
Artikel 35c
1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder de verkrijging van ondernemingsvermogen verstaan de verkrijging van:
a. een onderneming als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of een gedeelte daarvan;
b. een medegerechtigdheid als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, of een gedeelte daarvan;
c. vermogensbestanddelen die bij de erflater of schenker behoorden tot een aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3, met uitzondering van artikel 4.10, van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits het lichaam waarop het belang betrekking heeft een onderneming drijft als bedoeld in onderdeel a, of een medegerechtigdheid houdt als bedoeld in onderdeel b, en waarbij slechts als ondernemingsvermogen wordt aangemerkt de waarde van deze vermogensbestanddelen voor zover die waarde toerekenbaar is aan:
1°. bedoelde onderneming of medegerechtigdheid, en
2°. het beleggingsvermogen van dat lichaam tot maximaal 5 percent van de ingevolge onder 1° toegerekende waarde;
d. onroerende zaken die bij de erflater of schenker behoorden tot een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits deze dienstbaar zijn aan de onderneming van een lichaam als bedoeld in onderdeel c, en de verkrijger tegelijkertijd vermogensbestanddelen als bedoeld in onderdeel c, verkrijgt die op dat lichaam betrekking hebben.
2 Het eerste lid, onderdeel b, is met betrekking tot een medegerechtigdheid alleen van toepassing voor zover dit een medegerechtigdheid betreft die een rechtstreekse voortzetting vormt van een eerder door de erflater of schenker gedreven onderneming als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de medegerechtigdheid wordt verkregen door een persoon die reeds beherend vennoot is van de onderneming waarop de medegerechtigdheid betrekking heeft, dan wel enig aandeelhouder is van een vennootschap die reeds een zodanig beherend vennoot is.
3 Het eerste lid, onderdeel c, is met betrekking tot een medegerechtigdheid alleen van toepassing voor zover dit een medegerechtigdheid betreft die een rechtstreekse voortzetting vormt van een eerder door de vennootschap gedreven onderneming als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de vermogensbestanddelen die bij de erflater of schenker behoorden tot een aanmerkelijk belang worden verkregen door een persoon die reeds beherend vennoot is van de onderneming waarop de medegerechtigdheid betrekking heeft, dan wel enig aandeelhouder is van een vennootschap die reeds een zodanig beherend vennoot is.
4 Het eerste lid, onderdeel c, is met betrekking tot preferente aandelen uitsluitend van toepassing, indien:
a. de preferente aandelen een omzetting vormen van een eerder door de erflater of schenker gehouden aanmerkelijk belang van gewone aandelen;
b. de omzetting tot preferente aandelen gepaard is gegaan met het toekennen van gewone aandelen aan een ander;
c. ten tijde van de omzetting tot preferente aandelen de vennootschap waarop de omgezette aandelen betrekking hadden een onderneming dreef als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of een medegerechtigdheid hield als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en
d. de verkrijger van de preferente aandelen reeds voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is van gewone aandelen als bedoeld in onderdeel b.
5 Ingeval het lichaam waarin de erflater of schenker een aanmerkelijk belang als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, hield, direct of indirect een belang heeft in een ander lichaam, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de bezittingen en schulden van dat andere lichaam, met inachtneming van de omvang van dat belang, toegerekend aan eerstbedoeld lichaam, mits:
a. de erflater of schenker in dat andere lichaam indirect een aanmerkelijk belang hield als bedoeld in afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of
b. de erflater of schenker in dat andere lichaam indirect een belang hield van minder dan 5% doch ten minste 0,5% en:
1°. dat belang bij een van zijn rechtsvoorgangers krachtens erfrecht, huwelijksvermogensrecht of schenking een indirect aanmerkelijk belang heeft gevormd als bedoeld in onderdeel a;
2°. dat belang uitsluitend is verwaterd door vererving, overgang krachtens huwelijksvermogensrecht of schenking, en
3°. direct voorafgaande aan de verwatering van dat belang tot beneden de 5% dat andere lichaam een onderneming dreef of een medegerechtigdheid hield als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
Ingeval het aandelenkapitaal van de vennootschap waarin de erflater of schenker indirect een belang hield uit meerdere soorten aandelen bestaat, geschiedt de toerekening met inachtneming van de waarde in het economische verkeer van die aandelen. Dit lid vindt met betrekking tot indirect gehouden preferente aandelen alleen toepassing indien deze zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsoverdracht die voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
6 Tot het ondernemingsvermogen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt niet gerekend een belang in een ander lichaam.
7 Tot het ondernemingsvermogen, bedoeld in het eerste lid, worden mede niet gerekend:
a. onroerende zaken of gedeelten daarvan voor zover die meer dan bijkomstig rechtens dan wel in feite, direct of indirect, ter beschikking zijn gesteld aan een ander, of die daartoe bestemd zijn; en
b. schulden die rechtstreeks samenhangen met die onroerende zaken of gedeelten daarvan.
8 Voor de toepassing van het zevende lid, onderdeel a, wordt niet als een ander aangemerkt:
a. een participant in een samenwerkingsverband waaraan de onroerende zaken of gedeelten daarvan ter beschikking zijn gesteld, mits de erflater of schenker ten tijde van het overlijden, onderscheidenlijk de schenking, winst uit onderneming als bedoeld in de artikelen 3.2 of 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 geniet uit dat samenwerkingsverband; en
b. een lichaam waarin de erflater of schenker ten tijde van het overlijden, onderscheidenlijk de schenking, een direct aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3, met uitzondering van artikel 4.10, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft of een indirect belang als bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b, aanhef en onder 1° tot en met 3°, heeft.
9 Het zevende lid is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van los land op grond van een schriftelijke pachtovereenkomst, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 396, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
10 Onder onroerende zaken als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, het zevende lid, onderdeel a, en het achtste lid, onderdeel a worden mede verstaan appartementsrechten, rechten van opstal en erfpacht of vruchtgebruik van onroerende zaken, dan wel de economische eigendom, opgevat overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, van onroerende zaken of genoemde rechten.
11 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen zijn de artikelen 4.3 tot en met 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
12 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
Artikel 35d
Artikel 35d
1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder een erflater of schenker verstaan een erflater die gedurende één jaar tot het overlijden, onderscheidenlijk een schenker die gedurende vijf jaren tot de schenking:
a. ondernemer was in de zin van artikel 3.4 of artikel 3.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de in artikel 35c, eerste lid, onderdeel a, bedoelde onderneming;
b. medegerechtigde was in de zin van artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de in artikel 35c, eerste lid, onderdeel b, bedoelde medegerechtigdheid;
c. aanmerkelijkbelanghouder was van de vermogensbestanddelen, bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, en het lichaam waarop het aanmerkelijk belang betrekking heeft gedurende de in de aanhef bedoelde periode van één jaar, onderscheidenlijk vijf jaren, de daar bedoelde onderneming dreef of de daar bedoelde medegerechtigdheid bezat, en het in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, bedoelde beleggingsvermogen niet in deze periode via een storting in het lichaam is ingebracht;
d. resultaat uit een werkzaamheid genoot met betrekking tot de onroerende zaak, bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel d, en die onroerende zaak gedurende de in de aanhef bedoelde periode van één jaar, onderscheidenlijk vijf jaren, dienstbaar was aan de onderneming van het lichaam, bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c.
2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
Artikel 35e
Artikel 35e
1 Een verkrijger voldoet aan het voortzettingsvereiste indien gedurende de periode van vijf jaren, bedoeld in artikel 35b, vijfde lid, zich geen van de hierna genoemde gebeurtenissen voordoet:
a. indien het een verkrijging betreft als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel a: de verkrijger houdt op uit de onderneming, of een gedeelte daarvan, winst te genieten of gaat ter zake belastbare winst genieten in de zin van artikel 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
b. indien het een verkrijging betreft als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel b: de verkrijger houdt op uit de verkregen medegerechtigdheid, of een gedeelte daarvan, winst te genieten;
c. indien het een verkrijging betreft van vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c:
1°. de verkrijger vervreemdt vermogensbestanddelen of een gedeelte van de in deze vermogensbestanddelen liggende rechten;
2°. vermogensbestanddelen worden omgezet in preferente aandelen of op andere wijze wordt de aanspraak van de verkregen vermogensbestanddelen op toekomstige winsten of waardeontwikkelingen beperkt, of
3°. het lichaam waarop de vermogensbestanddelen betrekking hebben, houdt op uit de onderneming of de medegerechtigdheid, of een gedeelte daarvan, winst te genieten;
d. indien het een verkrijging betreft als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel d:
1°. de verkrijger houdt op de onroerende zaak geheel of voor een gedeelte daarvan ter beschikking te stellen aan het in dat lid bedoelde lichaam, of
2°. de onroerende zaak houdt op geheel of voor een gedeelte daarvan dienstbaar te zijn aan de in dat lid bedoelde onderneming.
2 Indien de verkrijger in de periode, bedoeld in het eerste lid, een samenwerkingsverband aangaat, houdt hij voor de toepassing van dit artikel slechts op winst te genieten voor zover zijn gerechtigdheid tot de winst daardoor verder afneemt dan het aandeel in de winst waartoe hij gerechtigd was vóór de verkrijging waarop artikel 35b is toegepast.
3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt onder vervreemden mede verstaan een handeling of gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e en i, tweede lid, en vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, ook als deze handeling of gebeurtenis betrekking heeft op vermogensbestanddelen die bij de verkrijger niet tot een aanmerkelijk belang behoren als bedoeld in afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
4 Het eerste lid, onderdeel c, is van overeenkomstige toepassing op de gewone aandelen van de verkrijger, bedoeld in artikel 35c, vierde lid. Ingeval met betrekking tot de in de eerste volzin bedoelde gewone aandelen niet wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel c, vervalt de voorwaardelijke vrijstelling met betrekking tot de preferente aandelen, bedoeld in artikel 35c, vierde lid, overeenkomstig artikel 35b, zesde lid, naar evenredigheid.
5 Indien zich een van de in het eerste lid bedoelde gebeurtenissen heeft voorgedaan, doet de verkrijger hiervan aangifte binnen acht maanden na die gebeurtenis.
6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
Artikel 35f
Artikel 35f
1 Indien ten gevolge van de verdeling van de nalatenschap wijziging komt in de gerechtigdheid tot het ondernemingsvermogen, vindt dit hoofdstuk op verzoek van de verkrijger van wie de gerechtigdheid toeneemt, toepassing op basis van de aldus ontstane gerechtigdheid.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap waarin de erflater was gerechtigd. De vorige volzin is niet van toepassing op de echtgenoot van de erflater.
3 Dit artikel vindt uitsluitend toepassing indien de verdeling van de nalatenschap, onderscheidenlijk de huwelijksgoederengemeenschap heeft plaatsgevonden binnen twee jaren na het overlijden van de erflater.
4 Het verzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt door het doen van aangifte binnen acht maanden nadat de in het eerste lid onderscheidenlijk tweede lid bedoelde verdeling heeft plaatsgevonden.
Vierde Boek Arbitrage
Vierde Boek Arbitrage
Boek 10 Internationaal privaatrecht
Boek 10 Internationaal privaatrecht
Hoofdstuk 5 Bepalingen met betrekking tot het bewaren van bewijsstukken en training
Hoofdstuk 5 Bepalingen met betrekking tot het bewaren van bewijsstukken en training
Titel 1 Koop en ruil
Titel 1 Koop en ruil
Titel 3 Het erfrecht bij versterf van de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en van de kinderen alsmede andere wettelijke rechten
Titel 3 Het erfrecht bij versterf van de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en van de kinderen alsmede andere wettelijke rechten
Titel 5 Het huwelijk
Titel 5 Het huwelijk
Inleidende bepalingen
Inleidende bepalingen
Artikel 1a
Artikel 1a
1 De inspecteur stelt de datum met ingang waarvan ingevolge artikel 1a, derde lid, eerste volzin, van de wet, het tweede lid van dat artikel niet van toepassing is, vast:
a. op de datum van dagtekening van de beschikking bedoeld in het derde lid van dat artikel; dan wel
b. indien degene die het verzoek indient zulks wenst, op een in het verzoek aangegeven latere datum.
2 De wederopzegging als bedoeld in artikel 1a, derde lid, tweede volzin, van de wet, dient schriftelijk te geschieden.
3 De inspecteur stelt de datum met ingang waarvan na de wederopzegging artikel 1a, tweede lid, van de wet, wederom van toepassing is, vast, met inachtneming van het derde lid, tweede volzin, van dat artikel, op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de wederopzegging is ontvangen.
Artikel 1b
Artikel 1b
In geval moet worden aangetoond dat een vervoermiddel een nieuw vervoermiddel is, dienen zodanig deugdelijke gegevens te worden overgelegd dat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat het vervoermiddel een nieuw vervoermiddel is. In ieder geval moeten worden overgelegd:
a. de gegevens als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel f, van de wet;
b. de gegevens omtrent het gebruik op het moment van aankoop;
c. naam en adres van degene van wie het vervoermiddel is verkregen.
Tweede afdeling Homologatie van een onderhands akkoord
Tweede afdeling Homologatie van een onderhands akkoord
Algemene informatie
Hoofdstuk I Belastingplicht
Hoofdstuk I Belastingplicht
Hoofdstuk IIA Heffing ter zake van intracommunautaire verwervingen
Hoofdstuk IIA Heffing ter zake van intracommunautaire verwervingen
Opschrift
Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)
Artikel 1
Artikel 1
Onder de naam 'loonbelasting' wordt van werknemers of hun inhoudingsplichtige, van artiesten, van beroepssporters, van buitenlandse gezelschappen en van bij of krachtens deze wet aan te wijzen andere personen een directe belasting geheven.
Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om, mede gelet op internationaalrechtelijke verplichtingen en artikel 21 van de Grondwet, met het oog op duurzame ontwikkeling, samenhangende, doelmatige en vereenvoudigde regels te stellen over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 2
Artikel 2
1 Werknemer is de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat of van een inhoudingsplichtige loon geniet uit een vroegere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van hemzelf of van een ander, dan wel uit een bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van een ander.
2 Degene die van een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon loon geniet uit een dienstbetrekking tot een niet-inhoudingsplichtige dan wel loon in de vorm van premies voor werkaanvaarding ten behoeve van uitkeringsgerechtigden, wordt geacht tot die rechtspersoon in dienstbetrekking te staan.
3 Tenzij werkzaamheden zijn of worden verricht in een functie van bestuurder of commissaris van een in Nederland gevestigd lichaam, dan wel in dienstbetrekking bij de Staat der Nederlanden of in het kader van een uitzending op grond van een verdrag waarbij de Staat der Nederlanden partij is, is het eerste lid niet van toepassing op personen die niet in Nederland wonen, met betrekking tot een geheel buiten Nederland vervulde dienstbetrekking. Voor werkzaamheden die zijn of worden verricht aan boord van schepen of luchtvaartuigen in het internationale verkeer van een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gevestigd, is de eerste volzin slechts van toepassing indien wordt voldaan aan de in het vierde lid gestelde voorwaarden.
4 Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op personen die niet in Nederland wonen, met betrekking tot een nagenoeg geheel buiten Nederland vervulde dienstbetrekking, anders dan de dienstbetrekkingen die in het derde lid, eerste volzin, zijn genoemd, indien:
a. het loon is onderworpen aan een belasting naar het inkomen die door of vanwege Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden of een andere mogendheid wordt geheven, en
b. het loon niet op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht in feite slechts in Nederland aan een belasting naar het inkomen is onderworpen.
5 Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op personen die niet in Nederland wonen, met betrekking tot een gedeeltelijk, maar niet nagenoeg geheel buiten Nederland vervulde dienstbetrekking, anders dan de dienstbetrekkingen die in het derde lid, eerste volzin, zijn genoemd, voorzover het loon uit die dienstbetrekking met inachtneming van verdragen waarbij de Staat der Nederlanden partij is, feitelijk is onderworpen aan een belasting naar het inkomen die door of vanwege Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden of een andere mogendheid wordt geheven.
6 Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op personen die als vrijwilliger uitsluitend vergoedingen of verstrekkingen ontvangen met een gezamenlijke waarde van ten hoogste € 210 per maand en € 2.100 per kalenderjaar. Hierbij wordt onder vrijwilliger verstaan degene die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor een algemeen nut beogende instelling, een sportorganisatie of een niet als zodanig aan te merken lichaam dat niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting of daarvan is vrijgesteld.
7 Bij het begin van het kalenderjaar worden de in het zesde lid genoemde bedragen bij ministeriële regeling vervangen door andere bedragen. Het bedrag per kalenderjaar wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag. Het bedrag per maand wordt berekend door het volgens de tweede zin berekende bedrag per kalenderjaar te vermenigvuldigen met 1/10.
8 Krachtens wettelijk vruchtgenot aan een kind ontleend loon wordt geacht door het kind te zijn genoten.
9 Loon in de vorm van periodieke uitkeringen welke van publiekrechtelijke aard zijn, kan in het kalenderjaar waarin de verstrekking van die uitkeringen aanvangt dan wel eindigt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels worden geacht niet te zijn genoten door de werknemer doch door zijn partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 3
Artikel 3
1 Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van:
a. degene, die, anders dan in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, en anders dan als thuiswerker, ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk als bedoeld in artikel 750 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, persoonlijk een werk tot stand brengt;
b. degene, die de in onderdeel a bedoelde persoon bij het tot stand brengen van dat werk bijstaat;
c. degene, die krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld zijn bemiddeling verleent tot het tot stand komen van overeenkomsten tussen daartoe door hem te bezoeken personen en die ander, mits hij de bedoelde bemiddeling uitsluitend voor die ander verleent, het verlenen van die bemiddeling niet een voor hem bijkomstige werkzaamheid is en hij zich daarbij doorgaans niet door meer dan twee andere personen laat bijstaan;
d. degene, die krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld zijn bemiddeling verleent tot het tot stand komen van overeenkomsten tussen daartoe door hem te bezoeken personen en een opdrachtgever van die ander, mits hij de bedoelde bemiddeling uitsluitend voor die ander verleent, het verlenen van die bemiddeling niet een voor hem bijkomstige werkzaamheid is en hij zich daarbij doorgaans niet door meer dan twee andere personen laat bijstaan;
e. degene, die werkzaam is om vakbekwaamheid te verwerven, onder wie mede wordt begrepen degene, die als leerling van een instelling van onderwijs praktisch werkzaam is, alsmede degene, die aan een bedrijfsschool opleiding ontvangt, een en ander indien een beloning wordt genoten, die niet uitsluitend bestaat in het ontvangen van onderricht;
f. het kind van 15 jaar of ouder dat werkzaam is in de onderneming van zijn ouder, tenzij die onderneming deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met het kind en het kind daaruit als ondernemer als bedoeld in artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 winst uit onderneming geniet;
g. degene, die in de zin van artikel 4 van de Ziektewet (Stb. 1987, 88) als bestuurder werkzaam is ten behoeve van een coöperatie;
h. de bestuurder van een vennootschap als bedoeld in artikel 132, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, mits hij geen niet uitvoerende bestuurder als bedoeld in artikel 129a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is.
2 Het eerste lid, onderdelen a en b, vindt geen toepassing indien de in onderdeel a bedoelde overeenkomst rechtstreeks is aangegaan met een natuurlijk persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden.
Artikel 4
Artikel 4
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld, ingevolge welke eveneens als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van:
a. degene, die als thuiswerker arbeid verricht;
b. degene, die de onder a bedoelde persoon als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat;
c. degene, die een tak van sport op topniveau beoefent en ter zake daarvan een inkomensvoorziening of een kostenvergoeding geniet;
d. degene, die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij of zijn partner als bedoeld in artikel 12a, vijfde lid, onderdeel a, een aanmerkelijk belang heeft in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001;
e. degene, die tegen beloning persoonlijk arbeid verricht en wiens arbeidsverhouding niet reeds ingevolge de voorgaande bepalingen als dienstbetrekking wordt beschouwd, doch hiermede maatschappelijk gelijk kan worden gesteld;
f. degene die uit een arbeidsverhouding die niet op grond van een andere bepaling als dienstbetrekking wordt beschouwd een beloning geniet, mits diegene vooraf aan de inspecteur meldt, door middel van een gezamenlijke verklaring van hemzelf en de beoogde inhoudingsplichtige, dat zijn arbeidsverhouding als dienstbetrekking moet worden beschouwd.
Artikel 5
Artikel 5
1 Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd de arbeidsverhouding van degene die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat, indien hij de diensten doorgaans op minder dan vier dagen per week verricht.
2 Onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.
Artikel 5a
Artikel 5a
1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder artiest: degene die ingevolge een overeenkomst van korte duur als musicus of anderszins als artiest optreedt, tenzij:
a. hij inwoner is van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden of een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten; of
b. hij het optreden rechtstreeks is overeengekomen met een natuurlijke persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden; of
c. hij voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden.
2 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beroepssporter: degene die ingevolge een overeenkomst van korte duur als beroep een tak van sport beoefent, tenzij:
a. hij in Nederland woont, of
b. hij inwoner is van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden of een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten; of
c. hij de sportbeoefening rechtstreeks is overeengekomen met een natuurlijke persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden.
3 Ingeval een artiest of beroepssporter optreedt of als beroep een tak van sport beoefent in het kader van een dienstbetrekking tot een in Nederland gevestigde inhoudingsplichtige, is hij voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen werknemer.
4 Ingeval een niet in Nederland wonende artiest of beroepssporter optreedt of als beroep een tak van sport beoefent in het kader van een dienstbetrekking tot een inhoudingsplichtige die niet in Nederland is gevestigd, vindt de heffing van loonbelasting plaats ingevolge de regelingen zoals die gelden voor artiesten en beroepssporters.
Artikel 5b
Artikel 5b
1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder buitenlands gezelschap: een groep van hoofdzakelijk niet in Nederland wonende natuurlijke personen of gevestigde lichamen waarbij de leden van de groep individueel of gezamenlijk ingevolge een overeenkomst van korte duur als artiest in Nederland optreden of als beroep een tak van sport in Nederland beoefenen, tenzij:
1°. het optreden of de sportbeoefening rechtstreeks is overeengekomen met een natuurlijk persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden, of
2°. volgens bij ministeriële regeling te stellen regels aannemelijk wordt gemaakt dat het gezelschap hoofdzakelijk bestaat uit leden die inwoner zijn dan wel gevestigd zijn in een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten of inwoner zijn van dan wel gevestigd zijn in Nederland of op Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de BES eilanden.
2 De rechten die een buitenlands gezelschap heeft en de verplichtingen die daarop rusten, komen toe aan elk lid van het gezelschap en rusten op elk lid van het gezelschap. Een lid kan zich doen vertegenwoordigen door een lid dat als leider van het gezelschap fungeert.
3 Ingeval een lid van een buitenlands gezelschap optreedt of als beroep een tak van sport beoefent in het kader van een dienstbetrekking tot een inhoudingsplichtige die niet in Nederland is gevestigd, vindt de heffing van loonbelasting plaats ingevolge de regelingen zoals die gelden voor het buitenlandse gezelschap.
Artikel 6
Artikel 6
1 Inhoudingsplichtige is:
a. degene, tot wie een of meer personen in dienstbetrekking staan;
b. degene, die aan een of meer personen loon uit een vroegere dienstbetrekking tot hemzelf of tot een ander verstrekt;
c. degene, die ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort, aan een of meer personen uitkeringen of verstrekkingen uit een dienstbetrekking tot een ander doet.
2 Wie niet in Nederland woont of gevestigd is, wordt slechts als inhoudingsplichtige beschouwd voor zover hij:
a. in Nederland een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf, beroep of andere bezigheid of een in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger heeft, dan wel
b. een of meer personen in dienst heeft van wie het loon is onderworpen aan de inkomstenbelasting, met betrekking tot deze personen de loonadministratie in Nederland houdt en zich voor deze personen als inhoudingsplichtige bij de inspecteur heeft gemeld.
3 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, wordt onder vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger verstaan:
a. een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 3, vierde tot en met twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
b. het verrichten van werkzaamheden in het kader van een onderneming gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 30 dagen, indien die werkzaamheden plaatsvinden in, op of boven het Noordzeewinningsgebied, waarbij het Noordzeewinningsgebied bestaat uit de territoriale zee van Nederland alsmede het buiten de territoriale zee onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk der Nederlanden daar op grond van het internationale recht rechten mag uitoefenen;
c. het verrichten van werkzaamheden die gericht zijn op het verlenen van tussenkomst ten behoeve van degenen die tegen beloning persoonlijke arbeid in Nederland verrichten en een derde ten behoeve van wie die arbeid wordt verricht.
4 Diplomatieke, consulaire en andere vertegenwoordigers van andere Mogendheden en de hun toegevoegde ambtenaren, alsmede bij ministeriële regeling aan te wijzen internationale organisaties en vertegenwoordigers en functionarissen daarvan, worden niet als inhoudingsplichtigen beschouwd.
5 Ingeval artikel 19b toepassing vindt, is in afwijking van het eerste lid voor de aanspraak die ingevolge dat artikel als loon wordt aangemerkt, inhoudingsplichtige degene die als verzekeraar van die aanspraak optreedt.
6 Een in Nederland gevestigd onderdeel van een concern waartoe ook een onderdeel behoort dat op grond van het tweede of derde lid als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt, kan op gezamenlijk verzoek van deze concernonderdelen, in afwijking in zoverre van het eerste, tweede en derde lid, door de inspecteur, die daarbij voorwaarden kan stellen, worden aangewezen als inhoudingsplichtige voor een of meer personen die bij het niet in Nederland gevestigde concernonderdeel in dienst zijn. De aanwijzing en de daarbij gestelde voorwaarden kunnen, al dan niet op verzoek, worden gewijzigd of ingetrokken. Aanwijzing, wijziging of intrekking vinden plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 6a
Artikel 6a [Vervallen per 01-05-2016]
[Vervallen]
Artikel 7
Artikel 7
Als degene tot wie de dienstbetrekking bestaat, wordt beschouwd:
a. bij toepassing van artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b: de aanbesteder;
b. bij toepassing van artikel 3, eerste lid, onderdelen c en d: degene met wie de overeenkomst tot bemiddeling is gesloten;
c. bij toepassing van artikel 3, eerste lid, onderdeel e: degene bij wie de werkzaamheden worden verricht of de opleiding wordt genoten;
d. bij toepassing van artikel 3, eerste lid, onderdeel f: de ouder;
e. bij toepassing van artikel 3, eerste lid, onderdeel g: de coöperatie;
f. bij toepassing van artikel 3, eerste lid, onderdeel h: de vennootschap;
g. bij toepassing van artikel 4, onderdeel a: de opdrachtgever;
h. bij toepassing van artikel 4, onderdeel b: de thuiswerker;
i. bij toepassing van artikel 4, onderdeel c: degene met wie de inkomensvoorziening of kostenvergoeding is overeengekomen;
j. bij toepassing van artikel 4, onderdeel d: het lichaam;
k. bij toepassing van artikel 4, onderdelen e en f: degene die bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 4, als inhoudingsplichtige is aangewezen.
Artikel 8
Artikel 8
Bij ministeriële regeling kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een ander dan de persoon bedoeld in artikel 6 of artikel 7 worden aangewezen als inhoudingsplichtige met betrekking tot:
a. degene, die krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld zijn bemiddeling verleent tot het tot stand komen van overeenkomsten tussen daartoe door hem te bezoeken personen en een opdrachtgever van die ander;
b. degene, die een thuiswerker als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat;
c. degene, die als beroep een tak van sport beoefent.
Artikel 8a
Artikel 8a
1 Ten aanzien van een artiest, beroepssporter of buitenlands gezelschap is inhoudingsplichtige:
a. voorzover de gage wordt ontvangen van degene met wie het optreden of de sportbeoefening is overeengekomen: degene met wie het optreden of de sportbeoefening is overeengekomen;
b. voorzover de gage wordt ontvangen van een derde: deze derde.
2 Wie niet in Nederland woont of gevestigd is, wordt slechts als inhoudingsplichtige beschouwd voorzover hij in Nederland een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf, beroep of andere bezigheid heeft, dan wel een in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger. Hierbij wordt mede als vaste inrichting aangemerkt het in Nederland verrichten of doen verrichten van werkzaamheden die gericht zijn op het in Nederland laten optreden van artiesten, beroepssporters of buitenlandse gezelschappen.
3 Bij ministeriële regeling kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de inhoudingsplicht worden verlegd naar een andere persoon dan voortvloeit uit de toepassing van het eerste of tweede lid.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Wassenaar 23 maart 2016 Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Uitgegeven de zesentwintigste april 2016 De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Bijlage bij artikel 1.1 van deze wet
Bijlage bij artikel 1.1 van deze wet
A Begrippen
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
afvalstoffen: afvalstoffen waarop de Wet milieubeheer van toepassing is;
afvalwater: alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
alarmeringswaarde: alarmeringswaarde als bedoeld in artikel 19.10;
andere milieubelastende installatie: vaste technische eenheid waarin een milieubelastende activiteit, anders dan een activiteit als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn industriële emissies, wordt verricht en ook andere activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die met die activiteit rechtstreeks samenhangen, in technisch verband staan en gevolgen kunnen hebben voor de emissies en verontreiniging;
archeologisch monument: archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
archeologische toevalsvondst van algemeen belang: onverwachte vondst in of op de bodem, anders dan bij het doen van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, voor zover evident of vermoedelijk van algemeen belang uit het oogpunt van de archeologische monumentenzorg;
autosnelweg: op grond van de Wegenverkeerswet 1994 aangeduide autosnelweg;
autoweg: op grond van de Wegenverkeerswet 1994 aangeduide autoweg;
beheer van afvalstoffen: beheer van afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer;
beheer van watersystemen: samenstel van aan watersystemen verbonden taken, gericht op het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van die watersystemen en de vervulling van de op grond van deze wet aan die watersystemen toegekende maatschappelijke functies;
beperkingengebied: bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object;
beperkingengebiedactiviteit: activiteit binnen een beperkingengebied;
bergingsgebied: gebied waaraan op grond van deze wet een functie voor waterstaatkundige doeleinden is toegedeeld, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en dat ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen;
beschermen van het milieu: beschermen en verbeteren van het milieu;
besluit geldelijke regelingen: besluit als bedoeld in artikel 12.36;
beste beschikbare technieken: het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningsvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen of, wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
a. «technieken»: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld,
b. «beschikbare»: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn, en
c. «beste»: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel;
bijzonder nationaal natuurgebied: natuurgebied als bedoeld in artikel 2.44, tweede lid;
bijzondere spoorweg: spoorweg die niet als hoofdspoorweg of lokale spoorweg is aangewezen;
binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen: activiteit die is gericht op het bewerkstelligen van het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen;
bodem: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen;
bouwactiviteit: activiteit inhoudende het bouwen van een bouwwerk;
bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;
buitenplanse omgevingsplanactiviteit: activiteit, inhoudende:
a. een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of
b. een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan;
burgerluchthaven van regionale betekenis: luchthaven, niet zijnde de luchthaven Schiphol, een overige burgerluchthaven van nationale betekenis of een militaire luchthaven;
Commissie voor de milieueffectrapportage: het adviesorgaan, genoemd in artikel 17.5;
cultureel erfgoed: monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschappen en, voor zover dat voorwerp is of kan zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het omgevingsplan, ander cultureel erfgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
delfstoffen: delfstoffen als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Mijnbouwwet;
dieren: in ieder geval dieren in al hun ontwikkelingsstadia, levend of dood, delen van dieren, uit deze dieren verkregen producten, of andere zaken voor zover uit een begeleidend document, de verpakking, een merk of etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van dieren of daaruit verkregen producten, met uitzondering van eieren;
doelen van de wet: de doelen, bedoeld in artikel 1.3;
duurzame ontwikkeling: ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen;
eieren: eieren en schalen van eieren;
emissie: directe of indirecte uitstoot, uit puntbronnen of diffuse bronnen, van stoffen, trillingen, warmte of geluid in de lucht, het water of de bodem;
energie-infrastructuur: werken, kabels of leidingen, waaronder lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor opwekking of winning, transport en opslag van elektriciteit, respectievelijk stoffen als energiedrager;
faunabeheereenheid: faunabeheereenheid als bedoeld in artikel 8.1;
faunabeheerplan: faunabeheerplan als bedoeld in artikel 8.1;
flora- en fauna-activiteit: activiteit met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten;
gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gedoogplichtbeschikking: beschikking tot oplegging van een gedoogplicht als bedoeld in afdeling 10.3;
gelijkwaardige maatregel: gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7;
gemeentelijk voorkeursrecht: voorkeursrecht op naam van een gemeente;
gesloten stortplaats: gesloten stortplaats als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer;
gevaarlijke afvalstof: gevaarlijke afvalstof als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer;
grondwater: water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat;
grondwaterlichaam: afzonderlijke grondwatermassa in een of meer watervoerende lagen;
habitat van een soort: door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tijdens een van de fasen van zijn biologische cyclus leeft;
herbeplanten: door aanplant, bezaaiing of natuurlijke verjonging of op andere wijze realiseren van een nieuwe houtopstand;
herverkaveling: samenvoeging van onroerende zaken in een gebied, verdeling van het gebied in kavels en toewijzing van die kavels aan eigenaren;
herverkavelingsblok: een geheel van in een herverkaveling opgenomen onroerende zaken;
hoofdspoorweg: spoorweg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Spoorwegwet;
hoofdspoorweginfrastructuur: hoofdspoorweginfrastructuur als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Spoorwegwet;
houtopstand: zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend;
infrastructuur: wegen en vaarwegen, waaronder routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen, spoorwegen, havens, luchthavens, energie-infrastructuur, telecommunicatie-infrastructuur, buisleidingen, openbare hemelwater- en ontwateringsstelsels en vuilwaterriolen, infrastructuur voor watervoorzieningswerken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet en andere vitale infrastructuur;
inrichtingsbesluit: besluit als bedoeld in artikel 12.7;
inrichtingsprogramma: programma als bedoeld in artikel 3.14a;
instandhoudingsdoelstellingen: instandhoudingsdoelstellingen als bedoeld in artikel 2.44, eerste lid;
internationaalrechtelijke verplichting: verplichting op grond van een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie;
invasieve uitheemse soort: uitheemse soort waarvan is vastgesteld dat de introductie of verspreiding ervan een bedreiging is of nadelige gevolgen heeft voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten;
ippc-installatie: installatie als bedoeld in artikel 3, onder 3, van de richtlijn industriële emissies, voor zover daarin een activiteit als bedoeld in bijlage I bij die richtlijn wordt verricht;
jacht: bemachtigen, opzettelijk doden of met het oog daarop opsporen van dieren van soorten, genoemd in artikel 8.3, vierde lid, en het doen van pogingen daartoe, in een jachtveld, in overeenstemming met de regels over de uitoefening van de jacht, gesteld op grond van artikel 4.3, eerste lid, onder k;
jachtgeweeractiviteit: het gebruik van een geweer om in het wild levende dieren te doden;
jachthouder: degene die op grond van artikel 8.3 gerechtigd is tot het uitoefenen van de jacht in een jachtveld;
jachtveld: voor de uitoefening van de jacht bestemd of geschikt terrein;
kavel: een aaneengesloten oppervlakte gronden van een eigenaar, omgeven door gronden van andere eigenaren of door openbare wegen of spoorwegen, of door niet overschrijdbare waterlopen;
korpschef: korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;
landinrichtingsactiviteit: activiteit die gevolgen heeft of kan hebben voor de uitvoering van een inrichtingsprogramma;
landschappen: gebieden zoals die door mensen worden waargenomen, waarvan het karakter wordt bepaald door natuurlijke of menselijke factoren en de interactie daartussen;
legger: legger als bedoeld in artikel 2.39;
lokale spoorweg: spoorweg die krachtens artikel 2, eerste lid, van de Wet lokaal spoor als zodanig is aangewezen;
lokale spoorweginfrastructuur: de elementen, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Wet lokaal spoor;
lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam: activiteit, niet zijnde een stortingsactiviteit op zee, inhoudende het brengen van stoffen, warmte of water direct op een oppervlaktewaterlichaam, voor zover het gaat om de gevolgen van die stoffen of warmte of dat water voor het watersysteem;
lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk: activiteit inhoudende het brengen van stoffen, warmte of water met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in een zuiveringtechnisch werk in exploitatie bij een waterschap of een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, voor zover het gaat om de gevolgen van die stoffen of warmte of dat water voor het zuiveringtechnisch werk of het watersysteem;
luchthaven: luchthaven als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart;
luchthavenbesluit: luchthavenbesluit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart;
maatwerkregels: maatwerkregels als bedoeld in artikel 4.6;
maatwerkvoorschriften: maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5;
mijnbouwinstallatie: mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 1, onder o, van de Mijnbouwwet;
mijnbouwlocatieactiviteit: activiteit inhoudende het gebruiken van een locatie in een oppervlaktewaterlichaam voor:
a. een mijnbouwinstallatie, met inbegrip van het voor die installatie geldende beperkingengebied, of
b. een verkenningsonderzoek, met uitzondering van het bij dat onderzoek gebruiken van ontplofbare stoffen;
mijnbouwwerk: mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 1, onder n, van de Mijnbouwwet;
milieubelastende activiteit: activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit;
milieueffectrapport: milieueffectrapport als bedoeld in afdeling 16.4;
militaire luchthaven: militaire luchthaven als bedoeld in artikel 10.12, eerste lid, van de Wet luchtvaart;
monument: monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
nationaal park: gebied met belangrijke natuurwetenschappelijke of landschappelijke kwaliteiten;
nationaal voorkeursrecht: voorkeursrecht op naam van de Staat;
Natura 2000: Europees ecologisch netwerk dat bestaat uit de speciale beschermingszones, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de vogelrichtlijn en artikel 1, onder l, van de habitatrichtlijn;
Natura 2000-activiteit: activiteit, inhoudende het realiseren van een project als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de habitatrichtlijn dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied;
Natura 2000-gebied: gebied dat:
a. door de bevoegde autoriteit van het land waarin het gebied is gelegen is aangewezen als speciale beschermingszone, ter uitvoering van de artikelen 3, tweede lid, onder a, en 4, eerste en tweede lid, van de vogelrichtlijn of de artikelen 3, tweede lid, en 4, vierde lid, van de habitatrichtlijn, of
b. is opgenomen op de lijst van gebieden van communautair belang, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de habitatrichtlijn;
natuurlijke habitat: geheel natuurlijke of halfnatuurlijke land- of waterzone met bijzondere geografische, abiotische en biotische kenmerken;
natuurlijke hulpbronnen: delfstoffen, oppervlaktedelfstoffen, water, biomassa, warmte, windenergie, zonne-energie, waterkracht en energie uit een zee, voor zover die door de mens aan de fysieke leefomgeving onttrokken kunnen worden;
omgevingsplan: omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4;
omgevingsplanactiviteit: activiteit, inhoudende:
a. een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan,
b. een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of
c. een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan;
omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1;
omgevingsverordening: omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6;
omgevingsvisie: omgevingsvisie als bedoeld in afdeling 3.1;
omgevingswaarde: omgevingswaarde als bedoeld in afdeling 2.3;
ongewoon voorval: gebeurtenis, ongeacht de oorzaak daarvan, die afwijkt van het normale verloop van een activiteit, zoals een storing, ongeluk, calamiteit, waardoor significante nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving ontstaan of dreigen te ontstaan, waaronder:
a. een geval van een inbreuk op vergunningsvoorwaarden als bedoeld in artikel 8 van de richtlijn industriële emissies, of
b. een zwaar ongeval als bedoeld in artikel 3, onder 13, van de Seveso-richtlijn;
ontgrondingsactiviteit: activiteit inhoudende het ontgronden;
openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;
openbare registers: openbare registers als bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;
oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna;
overige burgerluchthaven van nationale betekenis: luchthaven als bedoeld in artikel 8.1, tweede lid, onder a, derde of vierde lid, van de Wet luchtvaart;
planten: in ieder geval planten in al hun ontwikkelingsstadia, levend of dood, delen van planten, uit planten verkregen producten, geënte planten, of andere zaken voor zover uit een begeleidend document, de verpakking, een merk of etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van planten of daaruit verkregen producten;
primaire waterkering: waterkering die bescherming biedt tegen overstroming door water van een oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterstand direct invloed ondergaat van hoge stormvloed, hoog opperwater van een van de grote rivieren, hoog water van het IJsselmeer of het Markermeer, of een combinatie daarvan, en van het Volkerak-Zoommeer, het Grevelingenmeer, het getijdedeel van de Hollandsche IJssel en de Veluwerandmeren;
programma: programma als bedoeld in afdeling 3.2;
project:
a. het bouwen van bouwwerken of de totstandbrenging van installaties of werken,
b. andere activiteiten die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen, inclusief activiteiten voor de winning van delfstoffen;
projectbesluit: projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2;
provinciaal voorkeursrecht: voorkeursrecht op naam van een provincie;
regionale wateren: watersystemen of onderdelen daarvan die niet in beheer zijn bij het Rijk;
rijksmonument: rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
rijksmonumentenactiviteit: activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
rijkswateren: watersystemen of onderdelen daarvan die in beheer zijn bij het Rijk;
ruilbesluit: besluit als bedoeld in artikel 12.22;
sloopactiviteit: activiteit inhoudende het slopen van een bouwwerk;
slopen: geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen;
staat van instandhouding van een natuurlijke habitat: som van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten op het grondgebied, bedoeld in artikel 2 van de habitatrichtlijn;
staat van instandhouding van een soort: effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort op het grondgebied, bedoeld in artikel 2 van de habitatrichtlijn;
stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken, van algemeen belang vanwege hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden;
stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater;
storten: storten als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer;
stortingsactiviteit op zee: activiteit, inhoudende:
a. het zich ontdoen van stoffen in de zee door deze vanaf vaartuigen, luchtvaartuigen of op de zeebodem opgerichte werken in de zee te brengen of op zee te verbranden, tenzij het gaat om:
1°. handelingen die samenhangen met of voortvloeien uit het normale gebruik van het vaartuig, luchtvaartuig of werk, mits dat gebruik niet ten doel heeft het zich ontdoen van stoffen,
2°. het plaatsen van vaste substanties of voorwerpen met een ander oogmerk dan het zich enkel ervan te ontdoen,
3°. het achterlaten van vaste substanties of voorwerpen die aanvankelijk in de zee zijn geplaatst met een ander oogmerk dan het zich ervan te ontdoen,
b. het zich ontdoen in de zee van vaartuigen, luchtvaartuigen of op de zeebodem opgerichte werken,
c. het aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig nemen van stoffen met het oogmerk om zich daarvan te ontdoen op een wijze als bedoeld onder a of om die in zee te brengen ten behoeve van een activiteit als bedoeld onder d, of het afgeven of opslaan van stoffen met een van die oogmerken, of
d. het in de zee brengen van stoffen vanaf vaartuigen, luchtvaartuigen of op de zeebodem opgerichte werken ten behoeve van een activiteit waarbij bewust wordt ingegrepen in het mariene milieu om natuurlijke processen te beïnvloeden en die als zodanig is aangewezen in bijlage 4 bij het Londen-protocol;
stortplaats: terrein waar afvalstoffen worden gestort, of het gedeelte van een terrein waar afvalstoffen worden gestort als op het terrein niet alleen afvalstoffen worden gestort, met uitzondering van winningsafvalvoorzieningen;
stroomgebiedsdistrict: stroomgebiedsdistrict als bedoeld in artikel 2, onder 15, van de kaderrichtlijn water;
telecommunicatie-infrastructuur: werken, kabels of leidingen, waaronder lege buizen, ondersteuningswerken en beschermingswerken, die onderdeel zijn van een elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet;
toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem: onverwachte vondst van verontreiniging op of in de bodem met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid als gevolg van blootstelling aan die verontreiniging;
uitheemse soort: soort, ondersoort of lager taxum van dieren, planten, schimmels of micro-organismen die zijn geïntroduceerd buiten hun natuurlijke verspreidingsgebied, met inbegrip van alle delen, gameten, zaadcellen, eicellen of propagulen van die soort en alle kruisingen, variëteiten of rassen, die kunnen overleven en zich vervolgens kunnen voortplanten;
valkeniersactiviteit: het gebruik van een vogel voor het vangen of doden van een dier;
vellen: rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;
verhandelen: aankopen, te koop vragen, verwerven voor commerciële doeleinden, tentoonstellen voor commerciële doeleinden, gebruik met winstoogmerk, verkopen, in bezit hebben met het oog op verkoop, ten verkoop aanbieden of vervoeren met het oog op verkoop;
verkenningsonderzoek: verkenningsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Mijnbouwwet;
verontreinigende stof: een stof of groep van stoffen die, vanwege zijn eigenschappen en de introductie ervan in het milieu, schadelijk kan zijn voor het milieu of de menselijke gezondheid;
vervreemder:
a. eigenaar van een onroerende zaak waarop een voorkeursrecht is gevestigd, die tot vervreemding daarvan wil overgaan,
b. rechthebbende op een recht van opstal, erfpacht, beklemming of vruchtgebruik waaraan een onroerende zaak waarop een voorkeursrecht is gevestigd is onderworpen en die tot vervreemding daarvan wil overgaan, of
c. degene die bij ontbinding van een gemeenschap met de vereffening is belast en die tot vervreemding van een onroerende zaak waarop een voorkeursrecht is gevestigd wil overgaan;
vervreemding:
a. overdracht in eigendom of verdeling van een onroerende zaak waarop een voorkeursrecht is gevestigd,
b. overdracht, verdeling of vestiging van een recht van opstal, erfpacht, beklemming of vruchtgebruik waaraan een onroerende zaak waarop een voorkeursrecht is gevestigd is of wordt onderworpen;
voor menselijke consumptie bestemd water: voor menselijke consumptie bestemd water als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 37, van de kaderrichtlijn water;
voor stikstof gevoelige habitats: voor stikstof gevoelige leefgebieden voor vogelsoorten, natuurlijke habitats en habitats van soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;
voorbereidingsbesluit: besluit als bedoeld in afdeling 4.2;
voorbeschermd rijksmonument: monument of archeologisch monument waarvoor de toezending van het ontwerpbesluit tot aanwijzing als rijksmonument op grond van artikel 3:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft plaatsgevonden, vanaf de dag van die toezending tot het moment van inschrijving in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of het moment waarop vaststaat dat het monument of archeologisch monument niet wordt ingeschreven in dat register;
voorkeursbeslissing: beslissing als bedoeld in artikel 5.49;
wateractiviteit: beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk, beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een installatie, niet zijnde een mijnbouwinstallatie, in een waterstaatswerk, lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam, lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk, stortingsactiviteit op zee, wateronttrekkingsactiviteit of, voor zover het gaat om een waterschapsverordening, elke andere activiteit waarover die verordening regels bevat;
wateronttrekkingsactiviteit: activiteit inhoudende:
a. het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam,
b. het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening, of
c. het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening;
waterschapsverordening: waterschapsverordening als bedoeld in artikel 2.5;
waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk;
watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;
weg: weg met inbegrip van de daarin gelegen kunstwerken en wat verder naar zijn aard daartoe behoort;
werelderfgoed: op het grondgebied van Nederland gelegen cultureel en natuurlijk erfgoed dat op grond van het werelderfgoedverdrag is opgenomen in de Lijst van het Werelderfgoed;
wildbeheereenheid: wildbeheereenheid als bedoeld in artikel 8.2;
windpark: samenstel van voorzieningen waarmee elektriciteit met behulp van wind wordt geproduceerd;
winningsafvalstoffen: afvalstoffen die rechtstreeks afkomstig zijn uit de prospectie, winning, behandeling en opslag van mineralen en de exploitatie van groeven, met uitzondering van afvalstof afkomstig van offshore-prospectie, -winning en -behandeling van mineralen;
winningsafvalvoorziening: terrein waar alleen winningsafvalstoffen worden gestort of verzameld, of het gedeelte van een terrein waar winningsafvalstoffen worden gestort of verzameld;
zee: mariene wateren, met uitzondering van de binnenwateren van staten, met inbegrip van de zeebodem en ondergrond daarvan;
zuiveringtechnisch werk: werk voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in exploitatie bij een waterschap of gemeente, of een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, met inbegrip van het bij dat werk behorende werk voor het transport van stedelijk afvalwater;
zwemlocatie: zwemlocatie als bedoeld in artikel 2.30.
B Verordeningen, richtlijnen en besluiten als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en internationale verdragen
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
algemene verordening gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PbEU 2016, L 119);
benelux-overeenkomst over jacht en vogelbescherming: benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming (Trb. 1970, 155);
benelux-regelgeving over jacht en vogelbescherming: de benelux-overeenkomst inzake jacht en vogelbescherming en de beschikkingen van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie die berusten op die overeenkomst;
cites-basisverordening: Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG 1997, L 61);
cites-verdrag: de op 3 maart 1973 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde en in het wild levende dier- en plantensoorten (Trb. 1975, 22);
drinkwaterrichtlijn: Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking) (PbEU 2020, L 435);
Europees landschapsverdrag: op 20 oktober 2000 te Florence tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het landschap (Trb. 2005, 23);
Europese cites-regelgeving:
– cites-basisverordening,
– een verordening die berust op de cites-basisverordening,
– een andere verordening of richtlijn die betrekking heeft op het verhandelen, bezit of verwerken van aan de natuur onttrokken dieren, planten of producten daarvan, en die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 114, 192, 207 of 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of op een andere bindende EU-rechtshandeling die op een of meer van die artikelen berust;
Europese flegt-regelgeving:
– flegt-basisverordening,
– een verordening die berust op de flegt-basisverordening,
– een andere verordening of richtlijn die betrekking heeft op het verhandelen, bezit of verwerken van aan de natuur onttrokken hout of houtproducten, en die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 114, 192, 207 of 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of op een andere bindende EU-rechtshandeling die op een of meer van die artikelen berust;
Europese houtregelgeving:
– hout-basisverordening,
– een verordening die berust op de hout-basisverordening,
– een andere verordening of richtlijn die betrekking heeft op het verhandelen, bezit of verwerken van aan de natuur onttrokken hout of houtproducten, en die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 114, 192, 207 of 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of op een andere bindende EU-rechtshandeling die op een of meer van die artikelen berust;
Europese invasieve-exotenregelgeving:
– invasieve-exoten-basisverordening,
– een verordening die berust op de invasieve-exoten-basisverordening,
– een andere verordening of richtlijn die betrekking heeft op invasieve uitheemse soorten, en die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 114, 192, 207 of 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of op een andere bindende EU-rechtshandeling die op een of meer van die artikelen berust;
Europese zeehondenregelgeving:
– zeehonden-basisverordening,
– een verordening die berust op de zeehonden-basisverordening,
– Richtlijn 83/129/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de invoer in de Lid-Staten van huiden van bepaalde zeehondenjongen en daarvan vervaardigde produkten (PbEG 1983, L 91),
– een andere verordening of richtlijn die betrekking heeft op zeehondenproducten, en die geheel of gedeeltelijk berust op artikel 95 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of op een andere bindende EU-rechtshandeling die op dat artikel berust;
flegt-basisverordening: Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (PbEU 2005, L 347);
grondwaterrichtlijn: Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PbEU 2006, L 372);
habitatrichtlijn: Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206);
hout-basisverordening: Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PbEU 2010, L 295);
invasieve-exoten-basisverordening: Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU 2014, L 317);
kaderrichtlijn afvalstoffen: Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU 2008, L 312);
kaderrichtlijn mariene strategie: Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (PbEU 2008, L 164);
kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning: Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning (PbEU 2014, L 257);
kaderrichtlijn water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG 2000, L 327);
Londen-protocol: op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het op 29 december 1972 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134);
mer-richtlijn: Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2012, L 26);
nec-richtlijn: Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van de Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PbEU 2016, L 334);
Ospar-verdrag: op 22 september 1992 te Parijs tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Trb. 1993, 16);
PRTR-verordening: Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEG 2006, L 33);
richtlijn autowrakken: Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG 2000, L 269);
richtlijn benzinedampterugwinning: Richtlijn 2009/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations (PbEU 2009, L 285);
richtlijn energieprestatie van gebouwen: Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU 2010, L 153);
richtlijn geologische opslag van kooldioxide: Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2009, L 140);
richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht: Richtlijn 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (PbEU 2005, L 23);
richtlijn havenontvangstvoorzieningen: Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PbEG 2000, L 332);
richtlijn hergebruik van overheidsinformatie: Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2003, L 345);
richtlijn hernieuwbare energie: Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140);
richtlijn industriële emissies: Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334);
richtlijn luchtkwaliteit: Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008, L 152);
richtlijn milieustrafrecht: Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PbEU 2008, L 328);
richtlijn offshore veiligheid: Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178);
richtlijn omgevingslawaai: Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG 2002, L 189);
richtlijn overstromingsrisico’s: Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (PbEU 2007, L 288);
richtlijn prioritaire stoffen: Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (PbEU 2008, L 348);
richtlijn stedelijk afvalwater: Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG 1991, L 135);
richtlijn toegang tot milieu-informatie: Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PbEG 2003, L 41);
richtlijn winningsafval: Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU 2006, L 102);
SEA-protocol: op 21 mei 2003 te Kiev tot stand gekomen Protocol inzake strategische milieubeoordeling bij het op 25 februari 1991 te Espoo tot stand gekomen Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (Trb. 2003, 154);
Seveso-richtlijn: Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197);
smb-richtlijn: Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PbEG 2001, L 197);
verdrag van Aarhus: op 25 juni 1998 te Aarhus tot stand gekomen Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Trb. 1998, 289);
verdrag van Bern: op 19 september 1979 te Bern tot stand gekomen Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieus (Trb. 1980, 60);
verdrag van Bonn: op 23 juni 1979 te Bonn tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (Trb. 1980, 145);
verdrag van Chicago: op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, H 165);
verdrag van Espoo: op 25 februari 1991 te Espoo tot stand gekomen Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (Trb. 1991, 104);
verdrag van Granada: op 3 oktober 1985 te Granada tot stand gekomen Overeenkomst inzake het behoud van het architectonische erfgoed van Europa (Trb. 1985, 163);
verdrag van Valletta: op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen herziene Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Trb. 1992, 32);
verordening governance van de energie-unie: Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PbEU 2018, L 328);
VN-Gehandicaptenverdrag: op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169);
VN-Zeerechtverdrag: op 10 december 1982 te Montego-Bay tot stand gekomen Verdrag inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83);
vogelrichtlijn: Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);
walvisverdrag: op 2 december 1949 te Washington tot stand gekomen Verdrag tot regeling van de walvisvangst (Trb. 1951, 26);
werelderfgoedverdrag: op 16 november 1972 te Parijs tot stand gekomen overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld (Trb. 1973, 155);
wildklemverordening: Verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de Gemeenschap en op het binnenbrengen in de Gemeenschap van pelzen en produkten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen (PbEG 1991, L 308);
zeehonden-basisverordening: Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PbEU 2009, L 286);
zwemwaterrichtlijn: Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (PbEU 2006, L 64).
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Algemene informatie
Titel 4 Verkrijging en verlies van goederen
Titel 4 Verkrijging en verlies van goederen
Titel 2 Overgang van vorderingen en schulden en afstand van vorderingen
Titel 2 Overgang van vorderingen en schulden en afstand van vorderingen
Eerste titel Algemene regels
Eerste titel Algemene regels
Hoofdstuk II Assurantiebelasting
Hoofdstuk II Assurantiebelasting
Hoofdstuk 2 Registratie van notariële akten langs elektronische weg bij de KNB
Hoofdstuk 2 Registratie van notariële akten langs elektronische weg bij de KNB
Artikel 1
Artikel 1
1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ambtenaar: ambtenaar van de Dienst;
authentiek gegeven: in een basisregistratie opgenomen gegeven dat bij wettelijk voorschrift als authentiek is aangemerkt;
basisregistratie: verzameling gegevens, waarvan bij wet is bepaald dat deze een basisregistratie vormt;
bewaarder: bewaarder als bedoeld in artikel 6;
brondocument:
1°. in de openbare registers ingeschreven of anderszins door de Dienst gehouden document, of
2°. besluit of gewaarmerkt afschrift daarvan;
catalogus basisregistratie topografie: catalogus basisregistratie topografie als bedoeld in artikel 98a, derde lid;
Dienst: Dienst voor het kadaster en de openbare registers als bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;
geografisch gegeven:
1°. in artikel 98a, tweede lid, genoemd geografisch object;
2°. identificerend objectnummer als bedoeld in artikel 98a, derde lid, of een ander in de catalogus basisregistratie topografie daarmee gelijkgesteld identificerend kenmerk, dat aan het betreffende geografisch object wordt toegekend, of
3°. ander kenmerk als bedoeld in artikel 98a, derde lid, dat in de catalogus basisregistratie topografie wordt genoemd;
kadastrale grens: op basis van inlichtingen van belanghebbenden en met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in artikel 50, door de Dienst vastgestelde grens tussen percelen;
kadastrale grootte: indicatieve omvang van een perceel, berekend door de Dienst;
kadastrale kaart: kadastrale kaart als bedoeld in artikel 48, derde lid;
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
openbare registers: openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek juncto artikel 8, eerste lid;
perceel: kadastraal geïdentificeerd en met kadastrale grenzen begrensd deel van het Nederlands grondgebied;
rechtspersoon: privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, met inbegrip van de openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid;
registratie: registratie of basisregistratie.
2 De begripsomschrijvingen, opgenomen in de artikelen 1, 2, 3, eerste lid, 8 en 10 van Boek 3, de artikelen 1, 2, 3, 3a, 190 en 780 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 312 van het Wetboek van Koophandel, gelden ook voor de onderhavige wet.
Opschrift
Besluit van 30 mei 1990, houdende het uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990
Artikel 430
Artikel 430
1 De grossen van in Nederland gewezen vonnissen, van beschikkingen van de Nederlandse rechter en van in Nederland verleden authentieke akten alsmede van andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken kunnen in geheel Nederland worden ten uitvoer gelegd.
2 Zij moeten aan het hoofd voeren de woorden: In naam van de Koning.
3 Zij kunnen niet worden ten uitvoer gelegd dan na betekening aan de partij tegen wie de executie zich zal richten.
Artikel 8
Artikel 8 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 2
Artikel 2
1 Het register bevat een elektronisch afschrift van elke ter registratie aangeboden akte als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de wet of een elektronische kopie van iedere ter registratie aangeboden akte als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet.
2 De registratie, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de wet, en de vermelding van de gegevens, bedoeld in het derde lid, geschieden overeenkomstig de door de KNB, in overeenstemming met de Belastingdienst, daartoe opgestelde richtlijnen.
3 Het opvragen en aanbieden van een elektronische kopie van een annex geschiedt overeenkomstig de door de KNB, in overeenstemming met de Belastingdienst, daartoe opgestelde richtlijnen.
4 Bij de registratie van een akte, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, worden ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met f, vermeld, met uitzondering van de woonplaats.
5 De notaris ontvangt ter bevestiging van de registratie van een akte een elektronisch ontvangstbericht met de datum van de registratie van die akte.
6 De gegevens in het register en het repertorium betreffende een notariële akte worden ten minste 31 jaar bewaard.
Artikel 1a
Artikel 1a
1 Er is een basisregistratie kadaster, bestaande uit administratieve gegevens met betrekking tot onroerende zaken en de landelijke kadastrale kaart.
2 Er is voorts een basisregistratie topografie, bestaande uit:
a. een landsdekkend topografisch bestand op een schaalniveau van 1:10 000, en
b. landsdekkende topografische bestanden op een schaalniveau kleiner dan 1:10 000.
Besluit van 30 mei 1990, houdende het uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 17 maart 1989, nr. WDB89/106, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;
Gelet op de artikelen 25, derde lid, 28, tweede lid, en 36, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);
De Raad van State gehoord (advies van 19 juli 1989, nr. W06.89 0153);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18 mei 1990, nr. WDB 90/273, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 431
Artikel 431
1 Behoudens het bepaalde in de artikelen 985-994, kunnen noch beslissingen, door vreemde rechters gegeven, noch buiten Nederland verleden authentieke akten binnen Nederland ten uitvoer worden gelegd.
2 De gedingen kunnen opnieuw bij de Nederlandse rechter worden behandeld en afgedaan.
Artikel 9
Artikel 9 [Vervallen per 08-12-1995]
[Vervallen]
Artikel 3
Artikel 3
1 De inschrijving door de notaris, bedoeld in artikel 7 van de wet, in het repertorium omvat voor elke akte ten minste:
a. een doorlopend volgnummer;
b. de dagtekening van de akte;
c. de soort van de akte;
d. van ten minste een van de bij de akte optredende partijen:
1°. bij natuurlijke personen: de naam, met inbegrip van de voornamen, en de woonplaats;
2°. bij niet-natuurlijke personen: de statutaire naam en de woonplaats;
e. de vermelding of het een in minuut dan wel in originali verleden akte betreft;
f. het aantal renvooien en het aantal annexen.
2 De notaris schrijft de door hem verleden akten dagelijks in het repertorium in, uiterlijk de dag nadat een akte is verleden. De artikelen 1 en 3 van de Algemene termijnenwet zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Doorhalingen in het repertorium blijven zichtbaar. Een volgnummer dat is doorgehaald, wordt niet opnieuw gebruikt.
4 De inschrijving in het repertorium geschiedt overeenkomstig de daartoe door de KNB, in overeenstemming met de Belastingdienst, opgestelde richtlijnen.
5 De KNB legt de dagtekening van de registratie vast en draagt ervoor zorg dat deze door de notaris kan worden geraadpleegd.
6 In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, worden in geval van een proces-verbaal-akte als bedoeld in artikel 37 van de Wet op het notarisambt de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, onder 1° en 2°, van ten minste een van de bij de inhoud belanghebbende personen of rechtspersonen vermeld in plaats van die gegevens van een bij de akte optredende partij.
Artikel 2
Artikel 2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de wijze van kadastrale aanduiding van onroerende zaken en appartementsrechten.
Artikel 431a
Artikel 431a
Indien de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel op een ander overgaat, kan de executie eerst worden aangevangen of voortgezet na betekening van deze overgang aan de geëxecuteerde. Indien de rechtsopvolger bij wet is bepaald of door een fusie als bedoeld in artikel 309 of een splitsing als bedoeld in artikel 334a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vaststaat, kan worden volstaan met het schriftelijk mededelen van de overgang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging aan de geëxecuteerde mits deze hierdoor niet in zijn belang wordt geschaad.
Artikel 9a
Artikel 9a
1 Het verzoek om een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger bevat de volgende gegevens:
a. naam, adres en woon- of vestigingsplaats van de verzoeker;
b. het beoogde tijdstip van aanvang van het fiscaal vertegenwoordigerschap; en
c. naam, adres en woon- of vestigingsplaats van de verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd.
2 Een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger wordt slechts verleend indien de verzoeker:
a. in Nederland woont of is gevestigd;
b. in de afgelopen vijf jaren niet wegens overtreding van de wettelijke bepalingen inzake rijksbelastingen onherroepelijk is veroordeeld; en
c. naar het oordeel van de inspecteur voldoende solvabel is.
3 De verlening van een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger is tevens gebonden aan de voorwaarde dat de verzoeker optreedt voor alle verzekeringen waarvoor assurantiebelasting is verschuldigd van de verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd.
4 De inspecteur kan de vergunning intrekken of wijzigen:
a. op verzoek van de fiscaal vertegenwoordiger met schriftelijke instemming van de verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd;
b. op verzoek van de verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd; of
c. indien de fiscaal vertegenwoordiger niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend.
5 De verzekeraar die niet in Nederland woont of is gevestigd wordt van de intrekking of wijziging van de vergunning in kennis gesteld, alsmede van de gronden waarop deze berust.
Artikel 4
Artikel 4
1 De notaris doet aangifte overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 21a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994, via de KNB bij de inspecteur door registratie van de akte, bedoeld in artikel 3 van de wet, en indien van toepassing het aanbieden van de verklaring, bedoeld in artikel 15a van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, alsmede door het insturen van een of meerdere elektronische berichten overeenkomstig de door de KNB, in overeenstemming met de Belastingdienst, daartoe opgestelde richtlijnen, het bericht omvat ten minste de volgende gegevens:
a. het burgerservicenummer of het RSIN van iedere verkrijger;
b. het verschuldigde bedrag;
c. het tarief dat wordt toegepast, voor iedere verkrijger afzonderlijk;
d. de maatstaf van heffing per toegepast tarief;
e. de vermelding of sprake is van meegeleverde roerende zaken;
f. de vermelding voor iedere verkrijger afzonderlijk of een beroep op een vrijstelling wordt gedaan onder verwijzing naar de bepaling van de vrijstelling waarop een beroep wordt gedaan;
g. indien een beroep wordt gedaan op artikel 14, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer de adresgegevens van het verkregen object;
h. indien een beroep wordt gedaan op artikel 15, eerste lid, onderdeel p, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer de adresgegevens en het totaal van de waarde van de woning of rechten waaraan deze is onderworpen en tot die woning behorende aanhorigheden.
2 Als tijdstip van het doen van aangifte overdrachtsbelasting bij de inspecteur geldt het tijdstip waarop het elektronische afschrift en het elektronische bericht de KNB hebben bereikt. Als tijdstip van ontvangst door de inspecteur van de berichten inzake de overdrachtsbelasting waarmee een aangifte wordt gecorrigeerd, waarmee bezwaar wordt gemaakt of waarmee een verzoek wordt ingediend, geldt het tijdstip waarop dat bericht de KNB heeft bereikt. De inzending van de berichten, bedoeld in de eerste en tweede volzin, geschiedt overeenkomstig de door de KNB, in overeenstemming met de Belastingdienst, daartoe opgestelde richtlijnen.
3 De KNB draagt zorg voor onverwijlde doorzending van het elektronische bericht, bedoeld in het eerste lid, en de berichten, bedoeld in het tweede lid, op de wijze zoals is vastgesteld in overleg tussen de KNB en de Belastingdienst waarbij bij verzending van het elektronische bericht een verwijzing wordt opgenomen naar de desbetreffende akte.
Artikel 2a
Artikel 2a
De Dienst heeft, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, als doeleinden:
a. de bevordering van de rechtszekerheid ten aanzien van registergoederen:
1°. in het rechtsverkeer;
2°. in het economisch verkeer;
3°. in het bestuurlijk verkeer tussen burgers en bestuursorganen;
b. de bevordering van een doelmatige geo-informatie-infrastructuur;
c. een doelmatige informatievoorziening van de overheid ten behoeve van de goede vervulling van publiekrechtelijke taken en de nakoming van wettelijke verplichtingen door bestuursorganen, en
d. ondersteuning en bevordering van de economische activiteiten.
Artikel 432
Artikel 432
Geen vonnis waarvan de voorlopige tenuitvoerlegging niet is toegestaan kan tegen een derde worden ten uitvoer gelegd, noch kan daaraan door die derde worden voldaan, dan acht dagen na betekening daarvan aan de partij die in het ongelijk is gesteld, en met overlegging van een verklaring van de griffier dat er op zijn registers geen verzet, hoger beroep of cassatie daartegen is aangetekend.
Artikel 5
Artikel 5
De notaris draagt ervoor zorg dat de elektronische middelen waarmee hij toegang heeft tot het register en het repertorium en waarmee hij de gegevens verstrekt ten behoeve van de aangifte overdrachtsbelasting voldoen aan de daarvoor door de KNB gestelde eisen.
Artikel 3
Artikel 3
1 De Dienst heeft, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, tot taak:
a. het houden van de openbare registers;
b. het houden en bijwerken van de basisregistratie kadaster;
c. het instandhouden van een net van coördinaatpunten;
d. het houden en bijwerken van een registratie voor schepen;
e. het houden en bijwerken van een registratie voor luchtvaartuigen;
f. het uniform, consistent en landsdekkend verzamelen, geometrisch vastleggen, beheren en cartografisch weergeven van geografische gegevens alsmede het houden en bijwerken van de basisregistratie topografie;
g. het in opdracht van Onze Minister van Defensie vervaardigen, verzamelen en bijwerken van geografische gegevens ten behoeve van de krijgsmacht, het uniform en consistent overeenkomstig diens opdracht cartografisch weergeven van die gegevens en het aan Onze Minister van Defensie verstrekken van inlichtingen omtrent die gegevens;
h. het bevorderen van de kenbaarheid van de ligging van ondergrondse kabels en leidingen en fysieke infrastructuur alsmede het bevorderen van de oriëntatie over geplande civiele werken in de zin van hoofdstuk 5a van de Telecommunicatiewet;
i. het verstrekken van inlichtingen omtrent gegevens die de Dienst heeft gekregen in het kader van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a tot en met f;
j. het bevorderen van de toegankelijkheid en de uitwisselbaarheid van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f;
k. het vervaardigen en verstrekken van informatie door verwerking van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f, voor zover het vervaardigen en verstrekken van die informatie niet onverenigbaar zijn met de doeleinden, genoemd in artikel 2a;
l. het in opdracht van een of meer van Onze Ministers verrichten van werkzaamheden of het aan een of meer van Onze Ministers verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f ter nakoming van op Nederland rustende internationale verplichtingen uit verdragen en overeenkomsten of daarop gebaseerde besluiten overeenkomstig die verdragen, overeenkomsten of besluiten;
m. het houden en beheren van de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 26 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, alsmede het verlenen van inzage in die voorziening en het verstrekken van de daarin opgenomen gegevens overeenkomstig artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van die wet;
n. het houden en beheren van de landelijke voorziening WOZ, bedoeld in artikel 37aa van de Wet waardering onroerende zaken, alsmede het verlenen van inzage in die voorziening en het verstrekken van de daarin opgenomen gegevens overeenkomstig de artikelen 37aa en 40b van die wet;
o. het houden van en verwerken van geografische gegevens in de basisregistratie grootschalige topografie, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie grootschalige topografie, alsmede het verlenen van inzage in die basisregistratie en het verstrekken van de daarin opgenomen gegevens overeenkomstig artikel 22 van die wet;
p. het in opdracht van een of meer van Onze Ministers valideren van geografische gegevens, ter bevordering van de kwaliteit en doelmatigheid van de informatieverstrekking door bestuursorganen; en
q. het op verzoek leveren van bijstand in de uitoefening van bevoegdheden over landinrichting als bedoeld in hoofdstuk 12 van de Omgevingswet of de uitvoering van ander beleid gericht op de verbetering van het landelijk gebied, voor zover het betreft inrichting, gebruik en beheer daarvan.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan de Dienst andere taken dan genoemd in het eerste lid worden opgedragen of marktactiviteiten worden toegestaan, voorzover die taken en marktactiviteiten verband houden met de taken, genoemd in het eerste lid, en niet onverenigbaar zijn met de doeleinden, genoemd in artikel 2a. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat Onze Minister nadere regels kan stellen met betrekking tot de uitvoering van de bij die maatregel opgedragen taken of toegestane marktactiviteiten.
Artikel 433
Artikel 433
De partij die verzet heeft gedaan, of hoger beroep of beroep in cassatie heeft ingesteld, heeft de bevoegdheid om daarvan ter griffie van het gerecht dat het bestreden vonnis heeft uitgesproken, in een daartoe bestemd register aantekening te doen houden, met vermelding van de namen van de partijen, de dagtekening van het vonnis en die van het verzet, het hoger beroep of het beroep in cassatie.
Artikel 3a
Artikel 3a
1 De Dienst verzamelt persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de doeleinden, genoemd in artikel 2a, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften.
2 De Dienst verwerkt geen persoonsgegevens in verband met de totstandbrenging of de instandhouding van een directe relatie tussen de Dienst of een derde en de betrokkene met het oog op werving voor commerciële of charitatieve doelen.
Artikel 6
Artikel 6
De KNB draagt zorg voor onverwijlde doorzending van de gegevens, bedoeld in de artikelen 7a, eerste lid, en 7b, eerste lid, van de wet, op de wijze zoals is vastgesteld in overleg tussen de KNB en de Belastingdienst.
Artikel 3b
Artikel 3b
Ten aanzien van verwerkingen als bedoeld in artikel 3a is het bestuur van de Dienst verwerkingsverantwoordelijke, bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 434
Artikel 434
De overhandiging van de executoriale titel, waarvan men de uitvoering verlangt, aan de deurwaarder, machtigt hem in die zaak tot het doen van de gehele executie, uit die titel voortvloeiende, met uitzondering alleen van die bij lijfsdwang, waartoe een bijzondere volmacht vereist wordt.
Artikel 7
Artikel 7
De verplichtingen van notarissen, genoemd in de wet, gelden jegens iedere inspecteur.
Artikel 3c
Artikel 3c [Vervallen per 01-01-2008]
[Vervallen]
Artikel 434a
Artikel 434a
Kosten terzake van ambtshandelingen, verricht door gerechtsdeurwaarders, worden voor de bepaling van de kosten van tenuitvoerlegging in aanmerking genomen overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde tarieven.
Artikel 8
Artikel 8
De KNB kan beschikken over gegevens uit het repertorium indien dat noodzakelijk is voor het voldoen aan haar wettelijke taken. De KNB draagt zorg voor het onderhoud van het register en het repertorium.
Artikel 3d
Artikel 3d
1 Ter waarborging van de kwaliteit van de verwerking van gegevens die de Dienst heeft verkregen in het kader van de vervulling van de hem opgedragen taken, legt het bestuur van de Dienst passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om die gegevens te beveiligen tegen verlies, aantasting en onbevoegde wijziging, kennisneming of verstrekking, onverminderd het bepaalde daaromtrent bij of krachtens deze wet. Bij het nemen van de maatregelen, bedoeld in de eerste zin, houdt het bestuur van de Dienst rekening met de stand van de techniek, de kosten van tenuitvoerlegging en de desbetreffende risico’s.
2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten ten minste:
a. maatregelen met betrekking tot personen die in dienst zijn van of werkzaam zijn voor de Dienst, voorzover betrokken bij de verwerking van de te beveiligen gegevens;
b. maatregelen met betrekking tot de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de te beveiligen gegevens zijn opgeslagen door de Dienst;
c. maatregelen met betrekking tot een deugdelijke werking en beveiliging van de apparatuur en programmatuur die bij het verwerken van de te beveiligen gegevens worden ingezet;
d. maatregelen met betrekking tot het beheer van de te beveiligen gegevens, waaronder mede verstaan die welke strekken tot het waarborgen dat de te beveiligen gegevens zijn opgeslagen op gegevensdragers met een voldoende kwaliteit en levensduur;
e. maatregelen met betrekking tot de gevallen waarin onbevoegd is kennisgenomen van de te beveiligen gegevens of die onbevoegd zijn gewijzigd of verstrekt, en
f. maatregelen met betrekking tot calamiteiten.
3 Indien de Dienst gegevens te zijnen behoeve laat verwerken door een persoon die niet rechtstreeks aan zijn gezag is onderworpen, draagt het bestuur van de Dienst er zorg voor dat die verwerker voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de te verrichten verwerkingen. Het bestuur van de Dienst ziet toe op en draagt zorg voor de naleving van die maatregelen door die verwerker.
4 Het bestuur van de Dienst draagt er zorg voor dat eenmaal per jaar door een of meer deskundigen de toereikendheid van de genomen en ten uitvoer gelegde beveiligingsmaatregelen, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt gecontroleerd, daaronder mede verstaan de toereikendheid van het toezicht op de naleving en effectuering van die maatregelen. Een deskundige als bedoeld in de eerste zin is niet betrokken of betrokken geweest bij de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van de beveiligingsmaatregelen.
Artikel 435
Artikel 435
1 Het staat aan de executant vrij beslag te leggen op alle voor beslag vatbare goederen, waartoe hij bevoegd is zijn vordering te verhalen.
2 Hij is verplicht een beslag dat strekt tot verhaal op een goed dat aan een ander dan de schuldenaar toebehoort, en dat ten laste van die ander wordt gelegd, binnen acht dagen aan de schuldenaar te betekenen.
3 Wordt een beslag van de in het vorige lid bedoelde strekking ten laste van de schuldenaar gelegd, dan is de beslaglegger verplicht het binnen acht dagen aan de ander te betekenen of, zo hij diens recht niet kent, onverwijld nadat hij van dat recht kennis heeft gekregen. Indien de ander, voordat acht dagen na deze betekening zijn verstreken, schriftelijk aan de deurwaarder mededeelt zich tegen het verhaal op zijn goed te verzetten, geldt het beslag jegens hem slechts als conservatoir en kan de executie jegens hem slechts plaatsvinden uit hoofde van een tegen hem verkregen executoriale titel om deze executie te dulden.
Artikel 9
Artikel 9
Van een akte als bedoeld in artikel 42 van de Wet op het notarisambt, die niet is verleden in de Nederlandse taal, doet de inspecteur de vordering, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet, bij aangetekend schrijven aan de notaris blijken. Indien niet of niet tijdig aan de vordering wordt voldaan, stelt de inspecteur de KNB hiervan op de hoogte.
Artikel 4
Artikel 4
Het bestuur van de Dienst bepaalt:
a. op welke plaatsen de Dienst kantoor houdt;
b. op welke plaatsen en gedurende welke tijden stukken ter inschrijving in de openbare registers kunnen worden aangeboden, en
c. op welke plaatsen en gedurende welke tijden loket wordt gehouden voor het publiek.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
's-Gravenhage 30 mei 1990 Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
Uitgegeven de eenendertigste mei 1990 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
Artikel 436
Artikel 436
Beslag mag niet worden gelegd op goederen, bestemd voor de openbare dienst of op goederen die De Nederlandsche Bank N.V. onder zich heeft ten behoeve van een systeem als bedoeld in artikel 212a, onder b, van de Faillissementswet.
Artikel 4a
Artikel 4a [Vervallen per 01-01-2008]
[Vervallen]
Artikel 437
Artikel 437
Hetgeen omtrent de executie van een goed is bepaald, is van overeenkomstige toepassing op de executie van een beperkt recht op of een aandeel in een zodanig goed.
Artikel 5
Artikel 5 [Vervallen per 01-05-1994]
[Vervallen]
Artikel 438
Artikel 438
1 Geschillen die in verband met een executie rijzen, worden gebracht voor de rechtbank die naar de gewone regels bevoegd zou zijn, of in welker rechtsgebied de inbeslagneming plaatsvindt, zich een of meer van de betrokken zaken bevinden of de executie zal geschieden. In afwijking van de vorige zin worden geschillen die rijzen in verband met de executie van een door de kantonrechter afgegeven executoriale titel voor de kantonrechter gebracht die de executoriale titel heeft afgegeven.
2 Tot het verkrijgen van een voorziening bij voorraad kan het geschil ook worden gebracht in kort geding voor de voorzieningenrechter van de volgens het eerste lid bevoegde rechtbank. In zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld en beslist, is ook de kantonrechter bevoegd tot het geven van deze voorziening. Daarbij is op de kantonrechter van toepassing hetgeen over de voorzieningenrechter is bepaald.
3 Onverminderd zijn overige bevoegdheden kan de voorzieningenrechter desgevorderd de tenuitvoerlegging schorsen voor een bepaalde tijd of totdat op het geschil zal zijn beslist, dan wel bepalen dat de tenuitvoerlegging slechts tegen zekerheidstelling mag plaatsvinden of worden voortgezet. Hij kan beslagen, al of niet tegen zekerheidsstelling, opheffen. Hij kan gedurende de tenuitvoerlegging herstel bevelen van verzuimde formaliteiten met bepaling van welke op het verzuim gevolgde formaliteiten opnieuw moeten worden verricht en te wiens laste de kosten daarvan zullen komen. Hij kan bepalen dat een in het geding geroepen derde de voortzetting van de tenuitvoerlegging moet gedogen dan wel zijn medewerking daaraan moet verlenen, al of niet tegen zekerheidsstelling door de executant.
4 Voor zover de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, kan de voorzieningenrechter in plaats van de vordering af te wijzen de zaak op verlangen van de eiser verwijzen naar de rechtbank met bepaling van de dag waarop zij op de rol moet komen. Tegen een gedaagde die op voormeld tijdstip niet verschijnt en ook voor de voorzieningenrechter niet bij advocaat is verschenen, wordt slechts verstek verleend, zo hij tegen dit tijdstip bij exploit is opgeroepen met inachtneming van de voor dagvaarding voorgeschreven termijn, dan wel van de termijn die op verlangen van de eiser door de voorzieningenrechter bepaald is.
5 De deurwaarder die met de executie is belast en daarbij op een bezwaar stuit dat een onverwijlde voorziening nodig maakt, kan zich met een daarvan door hem opgemaakt proces-verbaal bij de voorzieningenrechter vervoegen ten einde deze in kort geding tussen de betrokken partijen te doen beslissen. De voorzieningenrechter zal de behandeling aanhouden tot de partijen zijn opgeroepen, tenzij hij, gelet op de aard van het bezwaar, een onmiddellijke beslissing geboden acht. De deurwaarder die zijn voormelde bevoegdheid zonder instemming van de executant uitoefent, kan persoonlijk in de kosten worden veroordeeld, indien deze uitoefening nodeloos was.
6 Verzet tegen de executie door een derde geschiedt door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde.
Artikel 6
Artikel 6
1 Onder de benaming van bewaarder van het kadaster en de openbare registers worden door het bestuur van de Dienst ten minste twee bewaarders benoemd.
2 Tot bewaarder kunnen uitsluitend worden benoemd zij die:
a. op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren, hebben verkregen;
b. een door het bestuur van de Dienst voldoende verklaarde opleiding van gelijkwaardige aard hebben, of
c. in het bezit zijn van een ten aanzien van het beroep van bewaarder verleende erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten, bedoeld in onderdeel a.
3 Bij afwezigheid, belet, ontstentenis of schorsing van een bewaarder wordt hij vervangen door een of meer van de andere bewaarders door het bestuur van de Dienst aan te wijzen op een daarbij door dat bestuur te bepalen wijze.
4 Het bestuur van de Dienst kan een of meer personen behorend tot het personeel van de Dienst belasten met de waarneming van het ambt van bewaarder.
Artikel 7
Artikel 7
1 De bewaarder is, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, belast met:
a. het verrichten van inschrijvingen in de openbare registers en het stellen van aantekeningen in die registers, en
b. het bijwerken van de basisregistratie kadaster, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.
2 De bewaarder kan met betrekking tot een of meer van zijn bevoegdheden die hem zijn toegekend bij of krachtens deze of een andere wet, mandaat of machtiging verlenen aan een of meer personen behorend tot het personeel van de Dienst. Verlening van mandaat of machtiging behoeft de instemming van het bestuur van de Dienst, voorzover het mandaat of de machtiging wordt verleend aan personeel van de Dienst dat niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de bewaarder.
3 Het bestuur van de Dienst wijst een bewaarder aan als hoofdbewaarder belast met de verdeling van de werkzaamheden tussen hem en de andere bewaarder of bewaarders, indien er meer dan twee bewaarders zijn benoemd. Het bestuur van de Dienst kan richtlijnen en instructies geven aan de hoofdbewaarder met betrekking tot de verdeling, bedoeld in de eerste zin.
4 Het bestuur van de Dienst kan richtlijnen en instructies geven aan de bewaarder met betrekking tot:
a. het verrichten van werkzaamheden en het uitoefenen van bevoegdheden die hem zijn opgedragen onderscheidenlijk toegekend bij of krachtens deze of een andere wet, en
b. de toepassing van het tweede lid, eerste zin.
Artikel 438a
Artikel 438a
1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door indiening van een verzoek aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.
2 De indiening van verzoeken krachtens de artikelen 459, derde lid, 461b, 462, tweede lid, 463, vijfde lid, 463a, 465, 481, eerste lid, 496, tweede lid, en 506, tweede lid, kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoek krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoek indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.
Artikel 7a
Artikel 7a
1 Personen die door de Dienst, het bestuur van de Dienst of een daartoe op grond van een wettelijk voorschrift bevoegde functionaris van de Dienst zijn belast met aan de uitvoering van de aan de Dienst opgedragen taken verbonden werkzaamheden, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur en andere hulpmiddelen, elke plaats te betreden, onverminderd artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden, en daar een waarneming, meting of graving te verrichten en daarop of daarin een teken te stellen, voorzover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van hun taak ter uitvoering van aan de Dienst opgedragen taken.
2 De eigenaar, de beperkt gerechtigde en de gebruiker van een registergoed zijn verplicht aan een persoon als bedoeld in het eerste lid binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, met dien verstande dat de toegang slechts wordt verleend tussen acht uur 's morgens en zes uur 's avonds en dat die niet behoeft te worden verleend op zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen.
3 De eigenaar, de beperkt gerechtigde en de gebruiker van een gebouw en grond zijn verplicht te gedogen dat daarop of daarin een teken wordt gesteld ter uitvoering van aan de Dienst opgedragen taken. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op het aanbrengen van een brandmerk op een schip als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel c.
4 Indien de toegang wordt geweigerd, verschaffen de personen, bedoeld in het eerste lid, zich zo nodig toegang met behulp van de sterke arm. Indien het verrichten van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, niet wordt toegestaan of de medewerking, bedoeld in het tweede lid, niet wordt verleend, zijn de personen, bedoeld in het eerste lid, bevoegd het verrichten van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, zo nodig met behulp van de sterke arm mogelijk te maken.
5 De schade die uit de toepassing van het eerste of derde lid voortvloeit, wordt door de Dienst vergoed. Het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend bij het bestuur van de Dienst. De vordering tot schadevergoeding staat ter kennisneming van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van vestiging van de Dienst is gelegen. Tegen de uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Artikel 438b
Artikel 438b
Voor zover de executie andere handelingen vergt dan het doen van een exploot, is artikel 64 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing van het derde lid van dat artikel de plaats waar de handeling moet worden verricht, bepalend is.
Artikel 7b
Artikel 7b
1 Een persoon als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, draagt bij het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuur van de Dienst, en toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd terstond.
2 Het legitimatiebewijs bevat een foto van de betrokken persoon en vermeldt in elk geval zijn naam en hoedanigheid.
3 Het model van het legitimatiebewijs wordt vastgesteld bij regeling van het bestuur van de Dienst.
Artikel 438c
Artikel 438c
Wanneer voor de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing een financiële waarborg is vereist, wordt een gelijkwaardige bij een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde bank of verzekeraar gestelde waarborg erkend. Die banken moeten in een lidstaat van de Europese Unie erkend zijn overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176), en die verzekeraars overeenkomstig richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335).
Artikel 7c
Artikel 7c
De artikelen 2:13 tot en met 2:17 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op het elektronische berichtenverkeer verbonden aan het houden van de openbare registers en het verstrekken van inlichtingen daaruit, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald.
Artikel 7d
Artikel 7d
1 De bevoegdheden die op grond van artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een bestuursorgaan zijn toegekend, komen uitsluitend toe aan het bestuur van de Dienst.
2 Het bestuur van de Dienst kan de ingevolge het eerste lid aan hem toekomende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen door het vaststellen van regelingen.
Artikel 7e
Artikel 7e
1 Indien in deze wet wordt voorgeschreven dat een document van een elektronische handtekening wordt voorzien, wordt een elektronische handtekening gebruikt als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
2 In afwijking van het eerste lid kan, indien in deze wet een elektronische handtekening van de bewaarder wordt voorgeschreven, gebruikgemaakt worden van een elektronisch zegel als bedoeld in artikel 3, onderdeel 27, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
3 Een certificaat waarop een in deze wet voorgeschreven elektronische handtekening is gebaseerd, bevat geen pseudoniem.
Titel V De akten, minuten, grossen en afschriften
Titel V De akten, minuten, grossen en afschriften
Algemene informatie
Eerste afdeling Van de verlening van surseance van betaling en haar gevolgen
Eerste afdeling Van de verlening van surseance van betaling en haar gevolgen
Tweede titel De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Tweede titel De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
§ 3.2 De Meldingsplicht
§ 3.2 De Meldingsplicht
Hoofdstuk II Voorwerp van de belasting bij binnenlandse belastingplichtigen
Hoofdstuk II Voorwerp van de belasting bij binnenlandse belastingplichtigen
Hoofdstuk IV Kapitaalsbelasting
Hoofdstuk IV Kapitaalsbelasting
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen (Hoofdstuk 1 van de wet)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen (Hoofdstuk 1 van de wet)
Hoofdstuk III Bedrijfsopvolging
Hoofdstuk III Bedrijfsopvolging
Artikel 37
Artikel 37
1 Notariële akten kunnen zijn partij-akten of proces-verbaal-akten. Partij-akten bevatten waarnemingen van de notaris, verklaringen van partijen en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen. Proces-verbaal-akten bevatten slechts waarnemingen van de notaris en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen.
2 Partij-akten komen tot stand door ondertekening van de akte door de partijen, de notaris en de eventuele getuigen. Proces-verbaal-akten komen tot stand door ondertekening van de akte door de notaris en de eventuele getuigen.
3 Is een proces-verbaal-akte ten bewijze van instemming medeondertekend door een of meer bij de inhoud belanghebbende personen, dan geldt die akte te hunnen opzichte tevens als partij-akte voor wat betreft de bewijskracht van de daarin vermelde waarnemingen van de notaris.
Opschrift
Besluit van 27 oktober 2014, houdende regels ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Uitvoeringsbesluit Wmo 2015)
Artikel 214
Artikel 214
1 De schuldenaar die voorziet, dat hij met het betalen van zijn opeisbare schulden niet zal kunnen voortgaan, kan surseance van betaling aanvragen.
2 Hij zal zich daartoe, onder overlegging van een door behoorlijke bescheiden gestaafde staat als bedoeld in artikel 96, bij verzoekschrift, door hemzelf en zijn advocaat ondertekend, wenden tot de rechtbank, aangewezen in artikel 2. Het verzoekschrift bevat zodanige gegevens dat de rechter kan beoordelen of hem rechtsmacht toekomt op grond van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.
3 Bij het verzoekschrift kan een ontwerp van een akkoord worden gevoegd.
4 Surseance van betaling wordt niet verleend aan een natuurlijke persoon die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, noch aan een bank als bedoeld in artikel 212g, eerste lid, onderdeel a, noch aan een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 212oo, tweede zin, noch aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 213, noch aan een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 213ll, onderdeel b.
Artikel 15
Artikel 15
1 Bij algemene maatregel van bestuur worden, zo nodig per daarbij te onderscheiden categorieën transacties, indicatoren vastgesteld aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een transactie wordt aangemerkt als een ongebruikelijke transactie.
2 Indien het spoedeisende belang dat vereist, kunnen bij regeling van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie gezamenlijk de indicatoren, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld voor een termijn van ten hoogste zes maanden.
Artikel 1 Reikwijdte en definitie
Artikel 1 Reikwijdte en definitie
1 2 Dit besluit verstaat onder wet: de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 7 Hetgeen tot een objectieve onderneming wordt gerekend
Artikel 7 Hetgeen tot een objectieve onderneming wordt gerekend
1 Onder een objectieve onderneming als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de wet wordt mede begrepen buitenvennootschappelijk gehouden ondernemingsvermogen, mits dit vermogen bestaat uit onroerende zaken.
2 Tot een objectieve onderneming als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de wet die toebehoort aan een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, worden mede gerekend de onroerende zaken die op de voet van artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 ter beschikking zijn gesteld aan de vennootschap en dienstbaar zijn aan de onderneming van de vennootschap.
3 Indien ingevolge artikel 35c, vijfde lid, van de wet bezittingen en schulden van een lichaam voor een gedeelte worden toegerekend aan een ander lichaam, worden deze bezittingen en schulden voor de in artikel 35b, eerste lid, van de wet bedoelde bepaling van de totale waarde van het ondernemingsvermogen van de objectieve onderneming, voor het geheel in aanmerking genomen voor zover zij ondernemingsvermogen vormen als bedoeld in artikel 35c van de wet.
4 Indien de verkrijging aandelen betreft in een lichaam waarin de erflater, onderscheidenlijk de schenker, op enig moment in het afgelopen jaar, onderscheidenlijk op enig moment in de afgelopen vijf jaren, indirect aandeelhouder was, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de situatie als ware de erflater, onderscheidenlijk de schenker, nog steeds indirect aandeelhouder. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing in een situatie waarin de verkrijging aandelen betreft in een lichaam dat is ontstaan bij een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
5 Voor het eerste en tweede lid is artikel 35c, tiende lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 38
Artikel 38
1 De notaris is verplicht de voor hem verleden akten in zijn protocol op te nemen. Deze verplichting geldt ook voor door hem afgegeven Europese erfrechtverklaringen als bedoeld in artikel 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Van deze verplichting is uitgezonderd de akte van volmachtverlening waarin uitdrukkelijk is vermeld dat zij aan de volmachtgever zal worden uitgegeven. In dat geval neemt de notaris een afschrift van de akte in zijn protocol op.
3 In een akte van volmacht waarin uitdrukkelijk is vermeld dat zij aan de volmachtgever zal worden uitgegeven mogen de persoonlijke gegevens van de gevolmachtigde oningevuld worden gelaten. Hiervoor mogen niet meer dan vier regels worden opengelaten.
4 De notaris is verplicht binnen een maand na afloop van het kalenderjaar aan het bestuur van de KNB opgave te doen van het aantal in dat jaar gepasseerde akten.
Besluit van 27 oktober 2014, houdende regels ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Uitvoeringsbesluit Wmo 2015)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 juli 2014, kenmerk 644936-123830-WJZ;
Gelet op artikelen 1.1.2, vijfde lid, 1.2.2, derde lid, 2.1.4, vierde lid, 2.6.2, tweede lid, 2.6.5, tweede lid, 3.3, derde lid, en 5.4.1, derde en vijfde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, 6, vierde lid, en 77 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, 4, eerste lid, van de Wet wettelijke grondslag bdu siv, 29, derde lid, van de Mededingingswet, 40, eerste lid, van de Participatiewet, 1, tweede lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen, 10, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, 2, vijfde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen, 15, derde lid, en 19, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning, 11, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting, 11, eerste lid, van de Tabakswet, 15, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, 5, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen, 90, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, 13, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, 5, tweede lid, en 7, tweede lid, van de Veteranenwet en 16 van het Wetboek van strafrecht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord advies van 1 oktober 2014, nummer W13.14.0265/III;
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 oktober 2014, 678491-128032-WJZ;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 215
Artikel 215
1 Het verzoekschrift met bijbehorende stukken wordt ter griffie van de rechtbank neergelegd, ter kosteloze inzage van een ieder. Indien de schuldenaar een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar met een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, 2:27 of 2:54a van de Wet op het financieel toezicht is stelt de griffier van de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. terstond in kennis van de neerlegging.
2 De rechtbank zal dadelijk de gevraagde surseance voorlopig verlenen en een of meer bewindvoerders benoemen, ten einde met de schuldenaar het beheer over diens zaken te voeren. Bovendien beveelt de rechtbank, dat de bekende schuldeisers, benevens de schuldenaar, en indien de schuldenaar een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar met een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, 2:27 of 2:54a van de Wet op het financieel toezicht is, De Nederlandsche Bank N.V., tegen een door de rechtbank op korte termijn bepaalde dag, door de griffier bij brieven worden opgeroepen, ten einde, alvorens beslist wordt omtrent het definitief verlenen van de gevraagde surseance, op het verzoekschrift te worden gehoord. Behalve de dag worden uur en plaats der bijeenkomst daarbij vermeld, alsmede of een ontwerp van akkoord bij het verzoekschrift is gevoegd. Artikel 6, eerste lid, derde zin, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Als een verzoek tot verlening van surseance en een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het laatste in behandeling en vindt in afwijking van het tweede lid geen voorlopige verlening van surseance plaats.
4 De behandeling van het verzoek en de voorlopige verlening van surseance van betaling worden in ieder geval geschorst totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot aanwijzing van de herstructureringsdeskundige. Wijst de rechtbank het verzoek toe, dan kondigt zij daarbij tevens overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode af en blijft de schorsing tijdens die periode van kracht.
5 De rechtbank benoemt op grond van het tweede lid een bewindvoerder die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de benoeming:
a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de bewindvoerder; en
b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.
Artikel 16
Artikel 16
1 Een instelling meldt een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden, aan de Financiële inlichtingen eenheid.
2 Bij een melding als bedoeld in het eerste lid verstrekt de instelling de volgende gegevens:
a. de identiteit van de cliënt, de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden en, voor zover mogelijk, de identiteit van degene ten behoeve van wie de transactie wordt uitgevoerd;
b. de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de cliënt en, voorzover mogelijk, van de overige in onderdeel a bedoelde personen;
c. de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie;
d. de omvang en de bestemming en herkomst van de gelden, effecten, edele metalen of andere waarden die bij de transactie betrokken zijn;
e. de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt;
f. een omschrijving van de desbetreffende zaken van grote waarde bij een transactie boven de € 10.000;
g. aanvullende, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, gegevens.
3 In afwijking van het tweede lid verstrekt een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel o, de gegevens bedoeld in het tweede lid voor zover zij daarover beschikt, alsmede een beschrijving van de desbetreffende onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.
4 De meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing indien:
a. een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet leidt tot het in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, bedoelde resultaat of tot de uitvoering van de in artikel 3, veertiende lid, onderdeel a, bedoelde maatregelen, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;
b. een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 5, derde lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme.
5 Bij een melding ingevolge het vierde lid verstrekt een instelling naast de gegevens, bedoeld in het tweede lid, een beschrijving van de redenen waarom het vierde lid van toepassing is.
Artikel 1a Pensioenregeling; vrijwillige voortzetting
Artikel 1a Pensioenregeling; vrijwillige voortzetting
1 Een regeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de wet, die vrijwillig wordt voortgezet nadat de arbeidsverhouding op grond waarvan deelneming aan die pensioenregeling was verplicht is geëindigd, wordt, onder door Onze Minister te stellen voorwaarden, als een zodanige pensioenregeling aangemerkt, ingeval:
a. de regeling ten hoogste tien jaar vrijwillig wordt voortgezet;
b. gedurende de vrijwillige voorzetting als pensioengevend inkomen geen hoger bedrag in aanmerking wordt genomen dan het gemiddelde pensioengevend inkomen, bedoeld in artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, van de wet, in de vijf aan het eerste dienstjaar van vrijwillige voortzetting voorafgaande kalenderjaren, voor zover de belastingplichtige in die jaren heeft deelgenomen aan de pensioenregeling;
c. onverminderd onderdeel b vanaf het vierde kalenderjaar van vrijwillige voortzetting als pensioengevend inkomen geen hoger bedrag in aanmerking wordt genomen dan het gezamenlijke bedrag van het pensioengevend inkomen, bedoeld in artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, van de wet, vermeerderd met het belastbare loon, het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen van de belastingplichtige in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het betreffende dienstjaar.
2 Ingeval de arbeidsverhouding, bedoeld in het eerste lid, is geëindigd als gevolg van arbeidsongeschiktheid, is het eerste lid, onderdelen a en c, niet van toepassing zolang een inkomensvervangende arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ontvangen.
Artikel 8 In het kader van een bedrijfsoverdracht uitgegeven preferente aandelen
Artikel 8 In het kader van een bedrijfsoverdracht uitgegeven preferente aandelen
1 Onder een omzetting van gewone aandelen in preferente aandelen als bedoeld in artikel 35c, vierde lid, onderdeel a, van de wet wordt ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001, een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van die wet of een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet.
2 Aan het gestelde in artikel 35c, vierde lid, onderdeel a, van de wet wordt ook geacht te zijn voldaan indien de daar bedoelde preferente aandelen krachtens erfrecht of schenking worden verkregen van een rechtsopvolger krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht van degene die de aandelen heeft omgezet als bedoeld in genoemd onderdeel.
3 Indirect gehouden preferente aandelen zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsoverdracht als bedoeld in artikel 35c, vijfde lid, laatste volzin, van de wet indien:
a. de preferente aandelen een omzetting vormen van een eerder door de erflater of schenker gehouden indirect belang van gewone aandelen als bedoeld in artikel 35c, vijfde lid, onderdelen a en b, van de wet;
b. de omzetting in preferente aandelen gepaard is gegaan met het toekennen van gewone aandelen aan een ander;
c. ten tijde van de omzetting in preferente aandelen de vennootschap waarop de omgezette aandelen betrekking hadden een onderneming dreef als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel a, van de wet, of een medegerechtigdheid hield als bedoeld in artikel 35c, het eerste lid, onderdeel b, van de wet, en
d. de verkrijger van de indirect gehouden preferente aandelen reeds voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal direct of indirect aandeelhouder is van gewone aandelen als bedoeld in onderdeel b.
Voor de toepassing van dit lid wordt onder een omzetting van gewone aandelen in preferente aandelen als bedoeld in de eerste volzin ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001, een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van die wet of een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet. Voorts wordt daaronder ook begrepen een uitgifte van preferente aandelen in het kader van een bedrijfsfusie als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
4 Indien preferente aandelen zijn ontstaan in het kader van een gefaseerde bedrijfsoverdracht als bedoeld in artikel 35c, vierde of vijfde lid, van de wet, dan behouden deze aandelen het karakter dat zij in aanmerking worden genomen voor de toepassing van artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, van de wet voor zover de houder van deze preferente aandelen ook houder is van de gewone aandelen die bij het ontstaan van de preferente aandelen zijn toegekend aan de bedrijfsopvolger.
5 Voor de bepaling of de verkrijger van de preferente aandelen voldoet aan de voorwaarde van artikel 35c, vierde lid, onderdeel d, van de wet worden de preferente aandelen niet gerekend tot het geplaatste kapitaal. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing voor de toepassing van het derde lid, eerste volzin, onderdeel d.
Artikel 39
Artikel 39
1 De bij het verlijden van de akte verschijnende personen en getuigen moeten aan de notaris bekend zijn. Hij stelt de identiteit van de personen die de eerste maal voor hem verschijnen vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Indien onder de verantwoordelijkheid van de notaris werkzame personen als gevolmachtigden of getuigen optreden, is de tweede volzin niet van toepassing.
2 De notaris kan in alle gevallen de tegenwoordigheid van twee getuigen verlangen indien hij dit wenselijk acht.
3 De getuigen moeten meerderjarig zijn en hun woonplaats hebben in Nederland. Zij moeten de taal verstaan waarin de akte is opgesteld, of die waarin de akte van bewaargeving is geschreven.
4 Geen getuigen kunnen zijn:
a. de echtgenoot en de bloed- en aanverwanten van de notaris of de partijen bij de akte tot en met de derde graad;
b. de vervangen notaris en diens echtgenoot, indien de akte wordt verleden door een waarnemer.
5 In geval van niet-naleving van enige bepaling van dit artikel, met uitzondering van het eerste lid, tweede volzin, mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.
Artikel 215a
Artikel 215a
1 Elke schuldeiser heeft tegen de voorlopige verlening van surseance recht van verzet gedurende acht dagen na de dag waarop de surseance voorlopig is verleend op grond van het ontbreken van internationale bevoegdheid bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.
2 De rechter, die een voorlopige verlening van surseance intrekt, stelt tevens het bedrag vast van de kosten van de surseance van betaling en van het salaris van de bewindvoerder. Hij brengt dit bedrag ten laste van de schuldenaar. Artikel 250, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de bewindvoerder.
Artikel 16a
Artikel 16a
Een melding als bedoeld in artikel 16 die betrekking heeft op een andere lidstaat, wordt door de Financiële inlichtingen eenheid onverwijld gedeeld met de financiële inlichtingen eenheid van die lidstaat, tenzij het verstrekken van de melding:
a. strijdig is met een wettelijk voorschrift;
b. een strafrechtelijk onderzoek kan schaden;
c. de belangen van natuurlijke of rechtspersonen op wie de informatie betrekking heeft onevenredig kan schaden.
Artikel 9 Bezitsperiode voor het overlijden, onderscheidenlijk voor de schenking
Artikel 9 Bezitsperiode voor het overlijden, onderscheidenlijk voor de schenking
1 Aan de periode van één jaar, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, is mede voldaan:
a. ingeval de erflater of schenker een onderneming drijft die eerder werd gedreven door een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en welke onderneming met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 door de erflater of schenker is voortgezet of mede voortgezet: indien de periode waarin de onderneming voor rekening van de erflater of schenker wordt gedreven en de periode waarin hij aandeelhouder was in bedoelde naamloze of besloten vennootschap tezamen een aaneengesloten periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk van ten minste vijf jaren, vormt;
b. ingeval de erflater of schenker aanmerkelijkbelanghouder is en het aanmerkelijk belang betrekking heeft op een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die een onderneming drijft die eerder voor rekening van de erflater of schenker werd gedreven en welke onderneming met toepassing van artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is omgezet in bedoelde vennootschap: indien de periode van aanmerkelijkbelanghouder en de periode waarin de onderneming voor rekening van de erflater of schenker werd gedreven tezamen een aaneengesloten periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk van ten minste vijf jaren, vormt;
c. ingeval de erflater of schenker medegerechtigde is in de zin van artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en die medegerechtigdheid betrekking heeft op een onderneming die eerder voor rekening van de erflater of schenker werd gedreven:indien de periode waarin de onderneming voor rekening van de erflater of schenker werd gedreven ten minste één, onderscheidenlijk ten minste vijf jaren, bedroeg;
d. ingeval de erflater of schenker resultaat uit een werkzaamheid geniet met betrekking tot een onroerende zaak en de onroerende zaak eerder deel uitmaakte van het ondernemingsvermogen van een voor rekening van de erflater of schenker gedreven onderneming: indien de periode van het genieten van resultaat uit een werkzaamheid en de periode van ondernemerschap tezamen een aaneengesloten periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk van ten minste vijf jaren, vormt.
2 Ingeval de erflater of schenker ophoudt winst te genieten uit een onderneming in geval van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de waarde van de tot die onderneming behorende vermogensbestanddelen of de waarde van de in het kader van dat overheidsingrijpen verkregen vergoeding voor zover deze vergoeding niet in de waarde van de tot die onderneming behorende vermogensbestanddelen is begrepen binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.54, vijfde lid, van die wet, geheel of gedeeltelijk wordt geherinvesteerd in een onderneming waaruit de erflater of schenker winst geniet, wordt aan de periode van één jaar, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, mede voldaan indien de periode waarin eerstgenoemde onderneming voor rekening van de erflater of schenker wordt gedreven en de periode na herinvestering in een andere onderneming die voor rekening van de erflater of schenker wordt gedreven tezamen een periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk ten minste vijf jaren, vormen.
3 Ingeval het lichaam waarin de erflater of schenker een aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, van de wet houdt, ophoudt een onderneming te drijven in geval van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de waarde van de tot die onderneming behorende vermogensbestanddelen of de waarde van de in het kader van dat overheidsingrijpen verkregen vergoeding voor zover deze vergoeding niet in de waarde van de tot die onderneming behorende vermogensbestanddelen is begrepen binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.54, vijfde lid, van die wet, geheel of gedeeltelijk wordt geherinvesteerd in een door dat lichaam te drijven onderneming, wordt aan de periode van één jaar, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, mede voldaan indien de periode waarin de erflater, onderscheidenlijk de schenker, aanmerkelijkbelanghouder was met betrekking tot dat lichaam terwijl dat lichaam eerstgenoemde onderneming drijft en de periode waarin de erflater, onderscheidenlijk de schenker, aanmerkelijkbelanghouder is met betrekking tot dat lichaam na herinvestering in een door dat lichaam te drijven onderneming tezamen een periode van ten minste één jaar, onderscheidenlijk ten minste vijf jaren, vormen.
4 Indien de waarde van de onderneming direct na het moment van de laatste herinvestering hoger is dan de waarde van de totale herinvestering, is het tweede of derde lid uitsluitend op een deel van de waarde van de onderneming van toepassing. Dit deel wordt berekend door de waarde van de onderneming op het moment dat het tweede of derde lid wordt toegepast te vermenigvuldigen met het quotiënt van het bedrag of de waarde van de totale herinvestering en de waarde van de onderneming direct na het moment van de laatste herinvestering.
5 In geval van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden voor de toets of is voldaan aan de periode van één, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, de bezitsperiode van de verkregen aandelen en de bezitsperiode van de afgestane aandelen bij elkaar gevoegd als ware het één periode. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing bij een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van de Wet inkomstenbelasting 2001, alsmede bij een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet.
6 In geval van preferente aandelen als bedoeld in artikel 35c, vierde lid, van de wet is aan de periode van één, onderscheidenlijk vijf jaren, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet, mede voldaan indien de bezitsperiode van de gewone aandelen tenminste één jaar, onderscheidenlijk ten minste vijf jaren, bedroeg.
7 Met betrekking tot ondernemingsvermogen dat de erflater zelf krachtens erfrecht of schenking heeft verkregen en waarop hoofdstuk IIIA van de wet ten aanzien van hem van toepassing is geweest, wordt steeds geacht te zijn voldaan aan de voorwaarde van een periode van één jaar, bedoeld in artikel 35d, eerste lid, van de wet.
Artikel 40
Artikel 40
1 De akte vermeldt in ieder geval de naam, voornamen en de plaats van vestiging van de notaris voor wie de akte wordt verleden. Indien de akte wordt verleden voor een toegevoegd notaris of een waarnemer, worden diens naam en voornamen vermeld, alsmede de voorgenoemde gegevens van de notaris tot wiens protocol de akte behoort.
2 De akte vermeldt bovendien:
a. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de natuurlijke personen die blijkens de akte daarbij als partij optreden;
b. rechtsvorm, naam en woonplaats met adres van de rechtspersonen die blijkens de akte daarbij als partij optreden;
c. ten aanzien van natuurlijke en rechtspersonen die blijkens de akte voormelde partijen vertegenwoordigen: de in de onderdelen a en b bedoelde gegevens, met uitzondering van de burgerlijke staat, alsmede de grond van hun bevoegdheid, met dien verstande dat voor natuurlijke personen die een kantoor houden of werkzaam zijn op een kantoor ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor betreffen in plaats van de woonplaats met adres ook het kantooradres vermeld kan worden;
d. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats van iedere getuige, indien de akte in tegenwoordigheid van getuigen wordt verleden;
e. de plaats, het jaar, de maand en de dag, waarop de akte is verleden;
f. in geval van toepassing van artikel 42, eerste lid, naam, voornamen, geboortedatum en -plaats en woonplaats van de tolk-vertaler.
Indien opgave van één of meer van deze gegevens niet mogelijk is, worden de redenen daarvan vermeld.
3 Indien de vermelding van het tijdstip van de ondertekening van de akte door de notaris, in verband met de inschrijving in de openbare registers of om andere reden van belang kan zijn, wordt ook dit tijdstip vermeld.
4 Indien de akte de plaats, het jaar, de maand of de dag niet vermeldt, mist zij authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.
Artikel 216
Artikel 216
De griffier doet van de indiening van het verzoek, van de voorlopige verlening van surseance en het tijdstip daarvan tot op de minuut nauwkeurig, van de naam van de rechter-commissaris, van de namen en woonplaatsen der benoemde bewindvoerders en van de overeenkomstig het tweede lid van het voorgaande artikel bepaalde dag onmiddellijk aankondiging in de Staatscourant. Indien bij het verzoekschrift een ontwerp van akkoord is gevoegd, wordt daarvan in de aankondiging melding gemaakt.
Artikel 17
Artikel 17
1 De Financiële inlichtingen eenheid kan ten behoeve van de uitvoering van haar taak, bedoeld in artikel 13, aanhef en onderdelen a en b, gegevens of inlichtingen opvragen bij een instelling die een melding heeft gedaan of bij een instelling die naar het oordeel van de Financiële inlichtingen eenheid beschikt over gegevens of inlichtingen die relevant zijn voor het analyseren door de Financiële inlichtingen eenheid van een transactie of voorgenomen transactie of van een zakelijke relatie.
2 De instelling waaraan overeenkomstig het eerste lid deze gegevens of inlichtingen zijn gevraagd, verstrekt deze onverwijld en in schriftelijke vorm, alsmede in spoedeisende gevallen mondeling, aan de Financiële inlichtingen eenheid.
3 Indien een instelling met vestiging in een andere lidstaat naar het oordeel van de Financiële inlichtingen eenheid beschikt over gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid, kan de Financiële inlichtingen eenheid overeenkomstig artikel 13b, de financiële inlichtingen eenheid van de lidstaat waar de instelling is gevestigd om deze gegevens of inlichtingen verzoeken.
Artikel 10 Voortzettingsperiode
Artikel 10 Voortzettingsperiode
1 Op verzoek van de verkrijger wordt niet als een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet aangemerkt:
a. de omzetting van een niet in de vorm van een door een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming met toepassing van artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in een wel in zodanige vorm gedreven onderneming, voor zover de onderneming door de bedoelde vennootschap wordt voortgezet;
b. de ontbinding van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voor zover de onderneming van de vennootschap door de verkrijger wordt voortgezet;
c. het ophouden winst te genieten uit een onderneming in geval van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, voor zover de waarde van de tot de onderneming behorende vermogensbestanddelen binnen de in artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde termijn wordt geherinvesteerd in een onderneming waaruit de verkrijger winst geniet;
d. de vervreemding van vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, van de wet in geval van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits de verkrijger enig aandeelhouder wordt van de verkrijgende vennootschap;
e. het ophouden winst te genieten uit een onderneming in gevallen waarin een onderneming van een lichaam is overgedragen aan een ander lichaam met toepassing van artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, mits de verkrijger indirect enig aandeelhouder is van dat andere lichaam;
f. de vervreemding van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel d, van de wet voor zover:
1°. de verkrijger de bij de vervreemding verkregen middelen binnen zes maanden na die vervreemding gebruikt voor de verwerving van een andere onroerende zaak en deze ter beschikking stelt aan dezelfde vennootschap, of
2°. de vervreemding plaatsvindt door een inbreng tegen aandelen in een naamloze vennootschap of in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, mits de verkrijger de enige aandeelhouder is van die vennootschap.
onderdeel d is van overeenkomstige toepassing bij een juridische splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van de Wet inkomstenbelasting 2001 alsmede bij een juridische fusie als bedoeld in artikel 3.57 van die wet. onderdeel e is van overeenkomstige toepassing bij een juridische splitsing als bedoeld in artikel 14a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, alsmede bij een juridische fusie als bedoeld in artikel 14b van die wet.
2 Indien tot de verkrijging een onroerende zaak behoort als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel d, van de wet en als gevolg van een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, het ter beschikking stellen van dat vermogensbestanddeel eindigt, is op verzoek geen sprake van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet voor zover de onroerende zaak in de nieuw ontstane situatie binnen de oorspronkelijk verkregen onderneming wordt gebruikt.
3 Indien tot de verkrijging een onroerende zaak behoort als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, onderdeel d, van de wet en als gevolg van een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, de terbeschikkingstelling is voortgezet als een terbeschikkingstelling aan de verkrijgende vennootschap, is op verzoek geen sprake van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing bij een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.
4 Na toepassing van het eerste, tweede of derde lid, vindt voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren artikel 35e van de wet volledig toepassing op de alsdan ontstane situatie. Indien het eerste lid, onderdeel c, toepassing heeft gevonden, wordt de voortzettingstermijn, bedoeld in artikel 35e van de wet, geschorst gedurende de periode dat nog niet is geherinvesteerd.
5 De inspecteur beslist op het in het eerste lid, tweede lid of derde lid bedoelde verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
6 Van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet is geen sprake indien deze zich voordoet ten gevolge van het overlijden van de verkrijger, of als gevolg van de verdeling van de nalatenschap van deze verkrijger binnen twee jaar na zijn overlijden. Voor de toepassing van artikel 35e van de wet worden voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren de rechtsopvolgers krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht geacht in de plaats te treden van de oorspronkelijke verkrijger.
7 Van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet is geen sprake indien deze zich voordoet als gevolg van een overgang onder algemene titel krachtens huwelijksvermogensrecht. Voor de toepassing van artikel 35e van de wet wordt voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren de rechtsopvolger krachtens huwelijksvermogensrecht geacht in de plaats te treden van de oorspronkelijke verkrijger. Van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 35e van de wet is evenmin sprake indien gedurende de resterende duur van de termijn de huwelijksgemeenschap wordt ontbonden en binnen twee jaar na de ontbinding wordt verdeeld waarbij het ondernemingsvermogen als bedoeld in Hoofdstuk IIIA van de wet, wordt toegescheiden aan de oorspronkelijke verkrijger. Voor de toepassing van artikel 35e van de wet treedt de oorspronkelijke verkrijger dan weer voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren in de plaats van de in de tweede volzin bedoelde rechtsopvolger krachtens huwelijksvermogensrecht.
8 Indien binnen de termijn van vijf jaren, bedoeld in artikel 35e van de wet, door de verkrijger een door toepassing van artikel 35c, elfde lid, van die wet met een aandeel of winstbewijs gelijkgesteldekoopoptie wordt uitgeoefend, treden de daardoor verworven aandelen of winstbewijzen voor de resterende duur van de genoemde termijn in de plaats van die koopoptie.
Artikel 41
Artikel 41
1 De tekst van een akte voldoet aan de volgende eisen:
a. zij moet goed leesbaar zijn en mag geen afkortingen bevatten;
b. zij moet zoveel mogelijk ononderbroken doorlopen;
c. ruimten die zijn opengebleven en onbeschreven vakken moeten vóór de ondertekening voor beschrijving onbruikbaar worden gemaakt;
d. getallen ter bepaling van het aantal of de grootte van zaken, alsmede tijdsaanduidingen moeten in schrijfletters worden uitgedrukt; zij kunnen tevens in cijfers worden herhaald of voorafgesteld.
2 De inhoud van de akte wordt duurzaam op deugdelijk materiaal gesteld. Bij verordening kunnen regels worden gesteld omtrent dit materiaal en omtrent de wijze waarop de tekst van de akte daarop wordt gesteld, onverminderd het te dien aanzien op grond van artikel 21, eerste lid, van de Archiefwet 1995 bepaalde.
3 Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing op de Europese erfrechtverklaring bedoeld in artikel 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 217
Artikel 217
De surseance wordt geacht te zijn ingegaan bij de aanvang van de dag, waarop zij voorlopig is verleend.
Artikel 42
Artikel 42
1 De akte wordt verleden in de Nederlandse taal. Indien partijen zulks verlangen, wordt de akte verleden in een vreemde of de Friese taal, mits de notaris die taal voldoende verstaat, tenzij de wet anders bepaalt. Indien een verschijnende partij de taal van de akte niet voldoende verstaat, verschijnt mede een tolk, die zo mogelijk ook beëdigd vertaler is, die de zakelijke inhoud van de akte vertaalt. De akte wordt dan mede door hem ondertekend. Van zijn bijstand wordt in het slot van de akte melding gemaakt.
2 De akte kan in meer dan één taal worden verleden. In dat geval wordt de tekst in de ene taal gevolgd door de tekst in een andere taal. Deze bepaling is ook van toepassing indien de akte wordt verleden in de Nederlandse en de Friese taal, of de Friese taal één van de talen is waarin de akte is verleden.
3 De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de afgifte van een Europese erfrechtverklaring als bedoeld in artikel 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 18
Artikel 18
De Financiële inlichtingen eenheid bepaalt de wijze waarop een melding moet worden gedaan, of gegevens of inlichtingen als bedoeld in artikel 17, eerste lid, moeten worden verstrekt.
Artikel 43
Artikel 43
1 De partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen krijgen tijdig tevoren de gelegenheid om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Alvorens tot het verlijden van een akte over te gaan, doet de notaris aan de verschijnende personen mededeling van de zakelijke inhoud daarvan en geeft daarop een toelichting. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de gevolgen die voor partijen of één of meer hunner uit de inhoud van de akte voortvloeien. Indien het niet betreft een akte als bedoeld in het tweede lid en de verschijnende personen verklaren van de inhoud van de akte kennis te hebben genomen en met beperkte voorlezing in te stemmen, leest de notaris hun in elk geval de volgende gedeelten van de akte voor:
a. de voornamen, de naam en de plaats van vestiging van de notaris en de datum en de plaats van het verlijden van de akte;
b. de gegevens van de verschijnende personen en van de partijen;
c. het slot.
2 Van akten die in tegenwoordigheid van getuigen worden verleden, leest de notaris steeds de volledige tekst voor. Hij voldoet dan eveneens in het bijzijn van getuigen aan de in de tweede en derde zin van het eerste lid genoemde informatieplicht.
3 De beschreven bladzijden van de akte worden doorlopend genummerd. Voor zover op een blad niet de ondertekening voorkomt als bedoeld in het vierde lid of de bladen niet reeds met toepassing van artikel 45, eerste lid, onderdeel d, van een paraaf zijn voorzien, worden zij door de notaris van een paraaf voorzien.
4 De akte wordt door ieder der verschijnende personen onmiddellijk na voorlezing ondertekend. Onmiddellijk daarna ondertekent de notaris de akte. Indien een persoon verklaart niet te kunnen ondertekenen zal van deze verklaring, alsmede de reden van verhindering, melding worden gemaakt. Een akte die in tegenwoordigheid van getuigen wordt verleden, wordt door de getuigen en de notaris onmiddellijk na voorlezing ondertekend. Betreft het een akte als bedoeld in artikel 40, derde lid, dan neemt de notaris, voordat hij tot ondertekening overgaat, het uur en de minuut van die ondertekening in de akte op.
5 Van de mededeling van de zakelijke inhoud en de toelichting daarop overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, van de beperkte of volledige voorlezing overeenkomstig het eerste of het tweede lid, alsmede van de ondertekening overeenkomstig het vierde lid wordt in het slot van de akte melding gemaakt.
6 In geval van niet-naleving van de voorschriften van de eerste volzin van het tweede lid en de eerste tot en met vierde volzin van het vierde lid mist de akte authenticiteit en voldoet zij niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.
Artikel 218
Artikel 218
1 Ten bepaalden dage hoort de rechtbank in raadkamer de schuldenaar, de rechter-commissaris, de bewindvoerders en de in persoon bij schriftelijk gemachtigde of bij advocaat opgekomen schuldeisers. Iedere schuldeiser is bevoegd om, zelfs zonder opgeroepen te zijn, op te komen.
2 De rechtbank kan de schuldenaar definitief surseance verlenen, tenzij zich daartegen verklaren hetzij houders van meer dan één vierde van het bedrag der ter vergadering vertegenwoordigde, in artikel 233 bedoelde, schuldvorderingen, hetzij meer dan één derde der houders van zodanige vorderingen.
3 Over de toelating tot de stemming beslist, bij verschil, de rechtbank.
4 Surseance kan nimmer definitief worden verleend, indien er gegronde vrees bestaat, dat de schuldenaar zal trachten de schuldeisers tijdens de surseance te benadelen of het vooruitzicht niet bestaat, dat hij na verloop van tijd zijn schuldeisers zal kunnen bevredigen.
5 De rechtbank, het verzoek afwijzende, kan bij dezelfde beschikking de schuldenaar in staat van faillissement verklaren. Wordt het faillissement niet uitgesproken, dan blijft de voorlopig verleende surseance gehandhaafd tot de beschikking der rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan.
6 Indien een aanvrage tot faillietverklaring, niet zijnde een verzoek als bedoeld in artikel 213ar, en een verzoek tot surseance gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het verzoek tot surseance in behandeling. Indien een aanvrage tot faillietverklaring als bedoeld in artikel 213ar en een verzoek tot surseance gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst de aanvrage tot faillietverklaring in behandeling.
7 De beschikking op het verzoek is met redenen omkleed en wordt uitgesproken ter openbare zitting.
8 In afwijking van het vijfde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.
Artikel 18a
Artikel 18a
Ten behoeve van de naleving van de in de artikelen 16 en 17 opgenomen verplichtingen, zijn de instellingen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel c, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a van de Advocatenwet en zijn de instellingen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel d, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht in artikel 22 van de Wet op het notarisambt.
Artikel 44
Artikel 44
1 De volmachten waaraan de verschijnende personen hun bevoegdheid ontlenen en die niet behoren tot het protocol van een Nederlandse notaris worden aan de akte gehecht.
2 Indien krachtens een mondelinge volmacht wordt gehandeld, wordt zulks in de akte vermeld met de verklaring van de notaris, dat hem van het bestaan van de volmacht genoegzaam is gebleken.
3 Indien de notaris de in het tweede lid bedoelde verklaring niet kan geven, wordt een schriftelijke volmacht overgelegd.
Artikel 219
Artikel 219
1 Gedurende acht dagen na de dag der uitspraak heeft, in geval van afwijzing van het verzoek, de schuldenaar, of, ingeval de surseance verleend is, iedere schuldeiser, die zich niet vóór het verlenen daarvan heeft verklaard, recht van hoger beroep.
2 Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
3 Indien het hoger beroep door een schuldeiser is ingesteld, geeft deze uiterlijk op de vierde dag volgende op die, waarop hij zijn verzoek heeft gedaan, aan de advocaat, die het verzoek tot surseance heeft ingediend, bij deurwaardersexploot kennis van het hoger beroep en van de tijd voor de behandeling bepaald. Deze kennisgeving geldt voor oproeping van de schuldenaar.
4 De griffier van het gerechtshof doet van het hoger beroep en van de tijd, voor de behandeling bepaald, aankondiging in de Staatscourant. Tevens geeft hij van het ingestelde hoger beroep aan de griffier der rechtbank kennis, neemt van deze de in artikel 214 bedoelde stukken over en legt die op zijn griffie voor een ieder ter kosteloze inzage.
Artikel 45
Artikel 45
1 Voordat de notaris de akte ondertekent, mag hij wijzigingen in de tekst aanbrengen met inachtneming van de volgende voorschriften:
a. doorhalingen geschieden op zodanige wijze dat de oorspronkelijke tekst leesbaar blijft;
b. de gewijzigde tekst wordt aangebracht in de kant van de desbetreffende bladzijde of vóór het slot van de akte;
c. de wijziging moet worden goedgekeurd en de goedkeuring vermeldt het aantal doorgehaalde of bijgevoegde woorden, letters, cijfers, leestekens en symbolen;
d. indien de goedkeuring geschiedt in de kant van de bladzijde, moet zij worden gewaarmerkt met een paraaf door allen die de akte ondertekenen.
2 De notaris is bevoegd kennelijke schrijffouten en kennelijke misslagen in de tekst van een akte ook na het verlijden daarvan te verbeteren. Hij maakt van deze verbeteringen proces-verbaal op en stelt op de oorspronkelijke akte een aantekening daarvan, onder vermelding van datum en repertoriumnummer van dit proces-verbaal. Hij zendt een afschrift van het proces-verbaal aan partijen.
Artikel 220
Artikel 220
1 Bij de behandeling van het hoger beroep wordt het verzoek niet opnieuw in stemming gebracht, maar ieder schuldeiser is bevoegd in persoon, bij schriftelijk gemachtigde of bij advocaat aan de bestrijding of verdediging van de uitspraak, waartegen het beroep gericht is, deel te nemen.
2 De behandeling heeft plaats in raadkamer; het arrest wordt uitgesproken ter openbare zitting.
Artikel 45a
Artikel 45a
1 De artikelen 19, 20, 40 tot en met 42, en 45 zijn van overeenkomstige toepassing op een bijhoudingsverklaring als bedoeld in artikel 46a van de Kadasterwet.
2 De notaris zendt een afschrift van de bijhoudingsverklaring, bedoeld in het eerste lid, aan partijen, nadat hij op de oorspronkelijke akte een aantekening heeft gesteld van het opmaken van die bijhoudingsverklaring onder vermelding van de datum ervan.
Artikel 221
Artikel 221
1 Van het arrest, door het gerechtshof gewezen, kan, ingeval van afwijzing van het verzoek, de schuldenaar, of, ingeval de surseance is verleend, iedere schuldeiser, die zich niet vóór het verlenen daarvan heeft verklaard, gedurende acht dagen na de dag der uitspraak, in cassatie komen.
2 Het beroep in cassatie wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
3 De griffier van de Hoge Raad doet van het beroep in cassatie en van de tijd, voor de behandeling bepaald, aankondiging in de Staatscourant. Tevens geeft hij van het ingestelde beroep kennis aan de griffier van het gerechtshof, neemt van deze de in artikel 214 bedoelde stukken over en legt die op zijn griffie voor een ieder ter kosteloze inzage.
4 De bepalingen van het derde lid van artikel 219 en van het tweede lid van artikel 220 vinden overeenkomstige toepassing.
Artikel 46
Artikel 46
De notaris neemt bij de vermelding ingevolge artikel 89, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van de titel van overdracht in de akte van levering steeds ook op een vermelding van de geldelijke tegenprestatie, ook al is deze voor de overdracht zonder belang. Wordt met het oog op de inschrijving een uittreksel afgegeven, dan neemt de notaris deze vermelding ook daarin op.
Artikel 222
Artikel 222
1 De beschikking, waarbij de surseance definitief wordt toegestaan, is bij voorraad uitvoerbaar, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.
2 Zij wordt aangekondigd op de wijze, in artikel 216 voorgeschreven.
Artikel 47
Artikel 47
Na de dood van de erflater moet de notaris een onderhandse uiterste wil die hem gesloten is ter hand gesteld, aanbieden aan de kantonrechter van het sterfhuis. De kantonrechter zal de uiterste wil openen en proces-verbaal opmaken van de aanbieding en de opening van de uiterste wil, alsmede van de staat waarin deze zich bevindt, en dit stuk daarna aan de notaris die de aanbieding heeft gedaan, teruggeven.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Wassenaar 27 oktober 2014 Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
Uitgegeven de zevende november 2014 De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Artikel 222a
Artikel 222a
1 Bij elke rechtbank wordt door de griffier een openbaar register aangehouden, waarin hij voor iedere surseance van betaling afzonderlijk, achtereenvolgens, met vermelding van de dagtekening, inschrijft:
1°. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij voorlopig of definitief surseance van betaling is verleend, waarbij deze is verlengd of waarbij de surseance van betaling is ingetrokken;
2°. de benoeming van een rechter-commissaris;
3°. de summiere inhoud en de homologatie van het akkoord;
4°. de ontbinding van het akkoord;
5°. de vereisten vermeld in artikel 24, tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening;
6°. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stukken.
2 Omtrent vorm en inhoud van het register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3 De griffier is verplicht aan ieder kosteloze inzage van het register en tegen betaling een uittreksel daaruit te verstrekken.
4 De griffier geeft de in het eerste lid genoemde gegevens door aan Onze Minister van Justitie of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander orgaan ten behoeve van het in artikel 222b genoemde centrale register.
Artikel 48
Artikel 48
1 Wanneer aan de notaris een akte in de zin van artikel 156, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt aangeboden, met verzoek deze in zijn protocol op te nemen, is hij verplicht van de inhoud daarvan kennis te nemen en van de aanbieding en opname een akte te verlijden en het stuk aan die akte te hechten, onverminderd het bepaalde in artikel 95 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Onverminderd het bepaalde in artikel 21, tweede lid, kan de notaris zijn dienst weigeren indien de verzoeker niet aannemelijk kan maken dat hij bij opneming van het aangeboden stuk in het protocol een redelijk belang heeft.
Artikel 49
Artikel 49
1 Voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald, geeft de notaris van de tot zijn protocol behorende notariële akten:
a. afschriften, uittreksels en grossen uit aan partijen bij de akte en aan degenen die een recht ontlenen aan de akte indien de gehele inhoud van de akte van rechtstreeks belang is voor dat recht;
b. al dan niet in executoriale vorm uitgegeven uittreksels uit aan degenen die aan een deel van de inhoud van de akte een recht ontlenen, doch alleen voor wat betreft dat gedeelte van de akte dat rechtstreeks van belang is voor dat recht;
c. afschriften, uittreksels en grossen uit aan de rechtverkrijgenden onder algemene titel van de onder a en b genoemde partij of rechthebbende.
Het uittreksel moet woordelijk gelijkluidend zijn met de overgenomen gedeelten van de akte. Het moet het hoofd en het slot van de akte vermelden en tot slot hebben de woorden: Uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend uittreksel.
2 Onder degene die een recht ontleent aan de inhoud van de akte als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, wordt mede begrepen degene die door een uiterste wilsbeschikking een erfrechtelijke aanspraak heeft verloren, doch slechts ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van die wilsbeschikking.
3 Van de niet tot zijn protocol behorende akten en stukken mag de notaris afschriften en uittreksels uitgeven aan degenen die over de akte of het stuk beschikken.
4 Degene die op grond van dit artikel recht heeft op een afschrift, uittreksel of grosse, kan ook inzage in de akte of het desbetreffende gedeelte van de akte verlangen.
Artikel 222b
Artikel 222b
1 Door onze Minister van Justitie of, indien ingevolge artikel 222a, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, door dat orgaan, wordt een centraal register gehouden, waarin de in artikel 222a, eerste lid, genoemde gegevens worden ingeschreven.
2 Omtrent vorm en inhoud van het register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3 Een ieder heeft kosteloos inzage in het register en kan tegen betaling een uittreksel daaruit verkrijgen.
Artikel 49a
Artikel 49a
De erflater kan bij uiterste wilsbeschikking bepalen dat de in artikel 49, eerste lid, bedoelde afschriften, uittreksels en grossen van zijn uiterste wil niet mogen worden uitgegeven noch inzage in zijn uiterste wil mag worden verleend, voor zijn lijk is begraven of verbrand, met dien verstande dat zodanig uitstel niet meer mag bedragen dan vijf dagen na het overlijden van de erflater.
Artikel 223
Artikel 223
1 Bij het definitief verlenen der surseance bepaalt de rechtbank haar duur ten hoogste op anderhalf jaar. Indien de surseance is geëindigd door het verloop van de termijn waarvoor zij is verleend, doen de bewindvoerders daarvan aankondiging in de Staatscourant.
2 Vóór het einde der surseance kan door de schuldenaar eenmaal of meermalen haar verlenging voor ten hoogste anderhalf jaar worden gevraagd. Het verzoek wordt behandeld op dezelfde wijze als een verzoek tot verlening van surseance. Zolang bij afloop der surseance op een verzoek tot verlenging nog niet is beschikt, blijft de surseance gehandhaafd. De door de rechtbank gewezen beschikking wordt bekendgemaakt op de wijze als in het eerste lid is bepaald.
Artikel 49b
Artikel 49b
1 De notaris geeft van tot zijn protocol behorende verklaringen van erfrecht desverlangd afschriften uit aan degenen die daarbij belang hebben in verband met een rechtsverhouding waarin zij tot de erflater stonden. Eveneens geeft de notaris van tot zijn protocol behorende notariële akten, houdende uiterste wilsbeschikkingen, desverlangd uittreksels uit aan personen als bedoeld in de eerste zin, doch alleen voor wat betreft dat gedeelte van de akte dat betrekking heeft op feiten als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Artikel 49a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 223a
Artikel 223a
1 Bij het voorlopig verlenen van de surseance benoemt de rechtbank een of meer van haar leden tot rechter-commissaris, teneinde de bewindvoerders op hun verzoek van advies te dienen en toezicht te houden op de vervulling door de bewindvoerders van de door hen ingevolge deze titel te verrichten taken.
2 Benoemt de rechtbank meerdere rechters-commissarissen, dan zijn zij zowel afzonderlijk als tezamen bevoegd om de in deze wet genoemde bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 49c
Artikel 49c
1 De notaris geeft desverlangd van de tot zijn protocol behorende Europese erfrechtverklaringen, bedoeld in artikel 188a van Boek 4 Burgerlijk Wetboek, gewaarmerkte afschriften af.
2 Artikel 49a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 223b
Artikel 223b
1 Op verzoek van de bewindvoerders is de rechter-commissaris bevoegd ter opheldering van alle omstandigheden, de surseance betreffende, getuigen te horen of een onderzoek van deskundigen te bevelen. De getuigen worden bij exploot opgeroepen namens de rechter-commissaris. Artikel 177 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
2 Bij niet-verschijning of weigering om de eed of getuigenis af te leggen, zijn de artikelen 171, 172, 173, eerste lid, eerste volzin, tweede en derde lid, 174 en 175 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toepasselijk.
3 De echtgenoot of gewezen echtgenoot van de schuldenaar of degene met wie de schuldenaar een geregistreerd partnerschap is of was aangegaan, de kinderen en verdere afkomelingen en de ouders en grootouders van de schuldenaar kunnen zich van het geven van getuigenis verschonen.
Artikel 50
Artikel 50
1 De notaris kan aan iedere partij bij een akte daarvan een grosse afgeven. Deze moet tot hoofd hebben de woorden: In naam van de Koning, en tot slot: Uitgegeven voor eerste grosse. Van elke afgifte van een grosse stelt de notaris op de akte een gewaarmerkte aantekening, behelzende de dag van de afgifte, de rang van de grosse en de aanduiding van de partij, aan welke zij werd uitgereikt. De notaris geeft desverlangd een tweede of verdere grosse af aan iedere partij bij de akte, dan wel aan hun rechtverkrijgenden onder algemene titel.
2 Uittreksels mogen slechts als grossen worden uitgegeven van:
a. akten van verdeling van gemeenschappen;
b. processen-verbaal van openbare verkopingen, verhuringen, verpachtingen en aanbestedingen;
c. testamenten.
3 Geen grossen mogen worden uitgegeven van een verklaring van erfrecht of een Europese erfrechtverklaring als bedoeld in respectievelijk artikel 188 en 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek of een notariële verklaring als bedoeld in de artikelen 26, 27, derde lid, 30, 31, onder b, juncto 26, eerste lid, 34, 35 en 36 van de Kadasterwet.
Artikel 224
Artikel 224
1 Indien meer dan één bewindvoerder is benoemd, wordt voor de geldigheid hunner handelingen toestemming der meerderheid of bij staking van stemmen een beslissing van de rechter-commissaris vereist. Het tweede lid van artikel 70 vindt overeenkomstige toepassing.
2 De rechtbank kan te allen tijde een bewindvoerder, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, ontslaan en door een ander vervangen of hem één of meer bewindvoerders toevoegen, een en ander op verzoek van hemzelf, van de andere bewindvoerders, van één of meer schuldeisers of van de schuldenaar, op voordracht van de rechter-commissaris, dan wel ambtshalve.
Artikel 51
Artikel 51
1 Het zegel van de notaris bevat het koninklijk wapen en in het randschrift de hoedanigheid van notaris, de eerste letters van zijn voornamen, zijn naam en zijn plaats van vestiging. Het zegel wordt aangebracht op alle door hem uit te geven akten en af te geven grossen, afschriften en uittreksels, verklaringen van erfrecht of Europese erfrechtverklaringen als bedoeld in respectievelijk artikel 188 en 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, legalisaties en andere verklaringen die door de notaris als zodanig worden afgegeven. Het zegel wordt tevens gebezigd bij de handeling, bedoeld in artikel 658 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en andere verzegelingen die de notaris als zodanig verricht.
2 De notaris moet ervoor zorgen dat van het zegel geen misbruik kan worden gemaakt.
Artikel 225
Artikel 225
1 Bij het voorlopig verlenen der surseance kan de rechtbank zodanige bepalingen maken, als zij ter beveiliging van de belangen der schuldeisers nodig oordeelt.
2 Zij kan dit ook gedurende de surseance doen op voordracht van de rechter-commissaris, op verzoek van de bewindvoerders of van één of meer schuldeisers dan wel ambtshalve.
Artikel 52
Artikel 52
1 De notaris maakt proces-verbaal op van iedere voor hem plaats hebbende eedsaflegging die niet reeds onderdeel uitmaakt van een akte.
2 Legalisatie van een handtekening door de notaris houdt in dat hij op het aangeboden stuk of op een daaraan aangehecht stuk een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring stelt waarin hij de echtheid van de handtekening bevestigt.
3 De handtekening van de notaris wordt overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid desgevraagd gelegaliseerd door de president van de rechtbank in het arrondissement waar de kamer voor het notariaat is gevestigd waaronder de notaris ressorteert. Hij kan de overige presidenten van de rechtbanken in het ressort waarin de kamer is gevestigd, machtigen deze bevoegdheid uit te oefenen. Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 53
Artikel 53
1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de gegevens en verklaringen welke in grossen, afschriften en uittreksels van akten dienen te worden opgenomen.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop elektronische afschriften en elektronische uittreksels van akten worden vervaardigd.
Artikel 226
Artikel 226
1 Bij het voorlopig verlenen der surseance kan de rechtbank één of meer deskundigen benoemen teneinde binnen een door haar te bepalen termijn, die zo nodig kan worden verlengd, een onderzoek naar de staat van de boedel in te stellen en een beredeneerd verslag van hun bevinding uit te brengen. Het laatste lid van artikel 225 vindt overeenkomstige toepassing.
2 Het verslag van de deskundigen bevat een met redenen omkleed oordeel over de betrouwbaarheid van de door de schuldenaar overgelegde staat en bescheiden, en over de vraag of er vooruitzicht bestaat, dat de schuldenaar na verloop van tijd zijn schuldeisers zal kunnen bevredigen. Het verslag geeft zo mogelijk de maatregelen aan, welke tot die bevrediging kunnen leiden.
3 De deskundigen leggen hun verslag neder ter griffie van de rechtbank, ter kosteloze inzage van een ieder. De neerlegging geschiedt kosteloos.
4 Het laatste lid van artikel 224 vindt ten aanzien van de deskundigen overeenkomstige toepassing.
Artikel 227
Artikel 227
1 De bewindvoerders brengen, telkens na verloop van drie maanden, een verslag uit over de toestand van de boedel. Met dit verslag wordt gehandeld, gelijk in het derde lid van artikel 226 is voorgeschreven.
2 De termijn, bedoeld in het vorige lid, kan door de rechter-commissaris worden verlengd.
Artikel 228
Artikel 228
1 Gedurende de surseance is de schuldenaar onbevoegd enige daad van beheer of beschikking betreffende de boedel te verrichten zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders. Indien de schuldenaar in strijd daarmede gehandeld heeft, zijn de bewindvoerders bevoegd alles te doen, wat vereist wordt, om de boedel te dier zake schadeloos te houden.
2 Voor verbintenissen van de schuldenaar, zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders na de aanvang der surseance ontstaan, is de boedel niet aansprakelijk, dan voorzover deze tengevolge daarvan is gebaat.
Artikel 229
Artikel 229
1 Indien de schuldenaar in enige gemeenschap gehuwd is of in enige gemeenschap een geregistreerd partnerschap is aangegaan, worden onder de boedel de baten en lasten van die gemeenschap begrepen.
2 Artikel 61 vindt overeenkomstige toepassing.
Artikel 230
Artikel 230
1 Gedurende de surseance kan de schuldenaar niet tot betaling zijner in artikel 233 bedoelde schulden worden genoodzaakt en blijven alle tot verhaal van die schulden aangevangen executies geschorst.
2 De gelegde beslagen vervallen en de schuldenaar, die zich in gijzeling bevindt, wordt daaruit ontslagen, zodra de uitspraak, houdende definitieve verlening der surseance of homologatie van het akkoord, in kracht van gewijsde is gegaan, beide tenzij de rechtbank op verzoek van de bewindvoerders reeds een vroeger tijdstip daarvoor heeft bepaald. De inschrijving van een desbetreffende, op verzoek van de bewindvoerders af te geven verklaring van de rechter-commissaris, machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling.
3 Het in de voorgaande leden bepaalde vindt geen toepassing ten aanzien van executies en beslagen ten behoeve van vorderingen waaraan voorrang is verbonden, voorzover het de goederen betreft, waarop de voorrang rust.
4 Ter zake van schulden waarvoor het eerste lid geldt, is artikel 36 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 231
Artikel 231
1 De surseance stuit de loop niet van reeds aanhangige rechtsvorderingen, noch belet het instellen van nieuwe.
2 Indien niettemin de rechtsgedingen blotelijk betreffen de vordering van betaling ener schuld, door de schuldenaar erkend, en de eiser geen belang heeft om vonnis te verkrijgen, teneinde rechten tegen derden te doen gelden, kan de rechter, na van de erkenning der schuld akte te hebben verleend, het uitspreken van het vonnis opschorten tot na het einde der surseance.
3 De schuldenaar kan, voor zoveel betreft rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de boedel behorende ten onderwerp hebben, noch eisende, noch verwerende in rechte optreden, zonder medewerking der bewindvoerders.
Artikel 231a
Artikel 231a
Artikel 231 is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot rechtsvorderingen betreffende een goed of recht waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren door de opening van een in Nederland op grond van artikel 19 van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid, te erkennen insolventieprocedure.
Artikel 232
Artikel 232
De surseance werkt niet ten aanzien van:
1°. vorderingen waaraan voorrang is verbonden, behoudens voorzover zij niet verhaald kunnen worden op de goederen waarop de voorrang rust;
2°. vorderingen wegens kosten van levensonderhoud of van verzorging of opvoeding, verschuldigd krachtens de wet en vastgesteld bij overeenkomst of rechterlijke uitspraak, behoudens voorzover het gaat om vóór de aanvang der surseance vervallen termijnen, waarvan de rechtbank het bedrag heeft vastgesteld, waarvoor de surseance werkt;
3°. termijnen van huurkoop en van scheepshuurkoop.
Artikel 233
Artikel 233
De betaling van alle andere schulden, bestaande vóór de aanvang der surseance, kan, zolang de surseance duurt, niet anders plaats hebben dan aan alle schuldeisers gezamenlijk, in evenredigheid hunner vorderingen.
Artikel 234
Artikel 234
1 Hij die zowel schuldenaar als schuldeiser van de boedel is, kan zijn schuld met zijn vordering op de boedel verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór de aanvang van de surseance of voortvloeien uit een handeling vóór de aanvang van de surseance met de schuldenaar verricht.
2 De vordering op de schuldenaar wordt zo nodig berekend naar de regels in de artikelen 261 en 262 gesteld.
3 Van de zijde van de boedel kan geen beroep worden gedaan op artikel 136 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 235
Artikel 235
1 Niettemin is degene die een schuld aan de boedel of een vordering op de boedel vóór de aanvang van de surseance van een derde heeft overgenomen, niet bevoegd tot verrekening, indien hij bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld.
2 Na de aanvang van de surseance overgenomen vorderingen of schulden kunnen niet worden verrekend.
3 De artikelen 55 en 56 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 236
Artikel 236
1 Indien een wederkerige overeenkomst bij de aanvang van de surseance zowel door de schuldenaar als door zijn wederpartij in het geheel niet of slechts gedeeltelijk is nagekomen en de schuldenaar en de bewindvoerder zich niet binnen een hun daartoe schriftelijk door de wederpartij gestelde redelijke termijn bereid verklaren de overeenkomst gestand te doen, verliezen zij het recht hunnerzijds nakoming van de overeenkomst te vorderen.
2 Indien de schuldenaar en de bewindvoerder zich wel tot nakoming van de overeenkomst bereid verklaren, zijn zij verplicht desverlangd voor deze nakoming zekerheid te stellen.
3 De vorige leden zijn niet van toepassing op overeenkomsten waarbij de schuldenaar slechts verbintenissen op zich heeft genomen tot door hem persoonlijk te verrichten handelingen.
Artikel 236a
Artikel 236a
Voor vorderingen die de wederpartij uit hoofde van ontbinding of vernietiging van een vóór de aanvang van de surseance met de schuldenaar gesloten overeenkomst op deze heeft verkregen, of die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten in de nakoming van een vóór de aanvang van de surseance op deze verkregen vordering, kan zij opkomen op de voet, in artikel 233 bepaald.
Artikel 237
Artikel 237
Indien in het geval van artikel 236 de levering van waren, die ter beurze op termijn worden verhandeld, bedongen is tegen een vastgesteld tijdstip of binnen een bepaalde termijn, en dit tijdstip invalt of die termijn verstrijkt na de aanvang der surseance, wordt de overeenkomst door de voorlopige verlening van surseance ontbonden en kan de wederpartij van de schuldenaar zonder meer voor schadevergoeding opkomen op de voet, in artikel 233 bepaald. Lijdt de boedel door de ontbinding schade dan is de wederpartij verplicht deze te vergoeden.
Artikel 237a
Artikel 237a
1 Zodra de surseance een aanvang heeft genomen, kan zowel de schuldenaar, die huurkoper is, als de verkoper de huurkoop dan wel scheepshuurkoop ontbonden verklaren.
2 Deze ontbinding heeft dezelfde gevolgen als ontbinding der overeenkomst wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen.
3 De verkoper kan voor het hem verschuldigde bedrag opkomen op de voet als in artikel 233 bepaald.
Artikel 237b
Artikel 237b
1 Een wederpartij is niet bevoegd de nakoming van zijn verbintenis die voortvloeit uit een overeenkomst tot het geregeld afleveren van gas, water, elektriciteit of verwarming, benodigd voor de eerste levensbehoeften of voor het voortzetten van de door de schuldenaar gedreven onderneming, jegens de schuldenaar op te schorten wegens het door de schuldenaar niet nakomen van een vóór de surseance ontstane verbintenis tot betaling van een geldsom.
2 Een tekortkoming door de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis als in het eerste lid bedoeld, die plaatsvond vóór de verlening van de surseance, levert geen grond op voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.
3 Een beroep door de wederpartij op een beding dat verlening van de surseance, de aanvraag van de surseance of het leggen van beslag grond oplevert voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, dan wel dat die overeenkomst daardoor van rechtswege zal zijn ontbonden, is slechts toegelaten met goedvinden van de schuldenaar en de bewindvoerder.
Artikel 238
Artikel 238
1 Zodra de surseance een aanvang heeft genomen, kan de schuldenaar, die huurder is, met inachtneming van het bij artikel 228 bepaalde, de huur tussentijds doen eindigen, mits de opzegging geschiede tegen een tijdstip, waarop dergelijke overeenkomsten naar plaatselijk gebruik eindigen. Bovendien moet bij de opzegging de daarvoor overeengekomen of gebruikelijke termijn in acht genomen worden, met dien verstande echter, dat een termijn van drie maanden in elk geval voldoende zal zijn. Zijn de huurpenningen vooruit betaald, dan kan de huur niet eerder worden opgezegd dan tegen de dag, waarop de termijn, waarvoor vooruitbetaling heeft plaats gehad, eindigt.
2 Van de aanvang der surseance af is de huurprijs boedelschuld.
3 Indien de schuldenaar pachter is, vindt het bovenstaande overeenkomstige toepassing.
Artikel 239
Artikel 239
1 Zodra de surseance een aanvang heeft genomen, kan de schuldenaar, met inachtneming van het bij artikel 228 bepaalde, aan werknemers in zijn dienst, de arbeidsovereenkomst opzeggen, met inachtneming van de overeengekomen of wettelijke termijnen, met dien verstande echter, dat in elk geval de arbeidsovereenkomst kan worden geëindigd door opzegging met een termijn van zes weken of, indien de termijn, omschreven in artikel 672 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek langer is dan zes weken, met inachtneming van die termijn.
2 Zodra de surseance een aanvang heeft genomen, behoeft bij opzegging der arbeidsovereenkomst door werknemers in dienst van de schuldenaar het bepaalde in artikel 672 lid 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet in acht te worden genomen.
3 Van de aanvang der surseance af zijn het loon en de met de arbeidsovereenkomst samenhangende premieschulden boedelschuld.
4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op agentuurovereenkomsten.
Artikel 240
Artikel 240
1 Voldoening nadat de surseance voorlopig is verleend doch vóór de bekendmaking daarvan, aan de schuldenaar gedaan, ter vervulling van verbintenissen jegens deze vóórdien ontstaan, bevrijdt hem, die haar deed, tegenover de boedel, zolang zijn bekendheid met de voorlopige verlening van de surseance niet bewezen wordt.
2 Voldoening, als in het vorig lid bedoeld, nà de bekendmaking aan de schuldenaar gedaan, bevrijdt tegenover de boedel alleen dan, wanneer hij, die haar deed, bewijst, dat de voorlopige verlening van de surseance te zijner woonplaats langs de weg der wettelijke aankondiging nog niet bekend kon zijn, behoudens het recht van bewindvoerders om aan te tonen, dat zij hem toch bekend was.
3 In elk geval bevrijdt voldoening aan de schuldenaar hem, die haar deed, tegenover de boedel, voorzover hetgeen door hem voldaan werd ten bate van de boedel is gekomen.
Artikel 241
Artikel 241
De surseance werkt niet ten voordele van de borgen en andere medeschuldenaren.
Artikel 241a
Artikel 241a
1 De rechtbank kan op verzoek van elke belanghebbende of ambtshalve bij schriftelijke beschikking een afkoelingsperiode afkondigen, waarin elke bevoegdheid van derden, met uitzondering van boedelschuldeisers, tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot de opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden, voor een periode van ten hoogste twee maanden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechter-commissaris. De rechtbank kan deze periode eenmaal verlengen met een periode van ten hoogste twee maanden.
2 De rechtbank kan haar beschikking beperken tot bepaalde derden en daaraan voorwaarden verbinden. De rechter-commissaris kan voorwaarden verbinden aan een door hem gegeven machtiging van een derde tot uitoefening van een aan deze toekomende bevoegdheid.
3 Indien een derde ter zake van zijn bevoegdheid een redelijke termijn aan de curator stelt, wordt deze termijn geschorst tijdens de afkoelingsperiode.
4 De afkoelingsperiode kan ook op verlangen van de schuldenaar worden afgekondigd door de rechter die de surseance verleent. De afkoelingsperiode die wordt afgekondigd met de verlening van de surseance wordt geacht te zijn ingegaan bij de aanvang van de dag waarop de surseance voorlopig is verleend.
Artikel 241b
Artikel 241b
1 Ingeval de schuldenaar overeenkomstig artikel 239, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een pandrecht heeft gevestigd op een vordering op naam of op het vruchtgebruik van een zodanige vordering, blijft de pandhouder tijdens de afkoelingsperiode bevoegd de mededeling, bedoeld in artikel 239, derde lid, van dat Boek, te doen en betalingen in ontvangst te nemen.
2 Artikel 490b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de pandhouder het volledige bedrag bij de bewaarder stort.
Artikel 241c
Artikel 241c
1 Tijdens de afkoelingsperiode kan de ontvanger die een beslag heeft gelegd als bedoeld in artikel 22, derde lid, Invorderingswet 1990, niet tot uitwinning overgaan, tenzij de rechter-commissaris anders beslist.
2 Een beslag als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990 dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak die zich op de bodem van de schuldenaar bevindt en die niet aan hem toebehoort, kan niet worden tegengeworpen aan de eigenaar van de zaak of, als daarop een pandrecht van een ander rust, aan die ander, indien deze voordat het beslag was gelegd bij deurwaardersexploot aanspraak heeft gemaakt op afgifte van de zaak.
Artikel 241d
Artikel 241d
Van de goederen als bedoeld in artikel 241a, eerste lid, zijn uitgezonderd de goederen die uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn verpand.
Artikel 241e
Artikel 241e
1 In afwijking van artikel 217 werkt het verlenen van surseance aan een schuldenaar uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet terug tot aan het begin van de dag waarop zij voorlopig is verleend, ten aanzien van een door de schuldenaar voor het tijdstip van het verlenen van surseance gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst of een overdracht, vestiging van een pandrecht of een opdracht tot verrekening op grond daarvan.
2 De artikelen 217, 228, tweede lid, 234, eerste lid, 235, tweede lid, van deze wet, kunnen niet aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een schuldenaar na het tijdstip van het verlenen van surseance gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, een overdracht of vestiging van een pandrecht op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst, alsmede elke rechtshandeling op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst vanwege verbintenissen van de schuldenaar die na het tijdstip van het verlenen van surseance zijn ontstaan, mits de betreffende rechtshandeling plaatsvindt op de dag van het verlenen van surseance en de wederpartij kan aantonen dat deze ten tijde van de rechtshandeling het verlenen van surseance niet kende of behoorde te kennen.
Artikel 242
Artikel 242
1 Nadat de surseance is verleend, kan zij, op voordracht van de rechter-commissaris, op verzoek van de bewindvoerders, van één of meer der schuldeisers of ook ambtshalve door de rechtbank worden ingetrokken:
1°. indien de schuldenaar zich, gedurende de loop der surseance, aan kwade trouw in het beheer van de boedel schuldig maakt;
2°. indien hij zijn schuldeisers tracht te benadelen;
3°. indien hij handelt in strijd met artikel 228, eerste lid;
4°. indien hij nalaat te doen, wat in de bepalingen, door de rechtbank bij het verlenen der surseance of later gesteld, aan hem is opgelegd of wat naar het oordeel der bewindvoerders door hem in het belang des boedels moet worden gedaan;
5°. indien, hangende de surseance, de staat des boedels zodanig blijkt te zijn, dat handhaving der surseance niet langer wenselijk is of het vooruitzicht, dat de schuldenaar na verloop van tijd zijn schuldeisers zal kunnen bevredigen, blijkt niet te bestaan.
2 In de gevallen, vermeld onder 1° en 5°, zijn de bewindvoerders verplicht de intrekking te vragen.
3 De verzoeker, de schuldenaar en de bewindvoerders worden gehoord of behoorlijk opgeroepen. De oproeping geschiedt door de griffier tegen een door de rechtbank te bepalen dag. De beschikking is met redenen omkleed.
4 Indien op grond van dit artikel de surseance wordt ingetrokken, kan bij dezelfde beschikking de faillietverklaring van de schuldenaar worden uitgesproken. Wordt het faillissement niet uitgesproken, dan blijft de surseance gehandhaafd tot de beschikking der rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan.
5 In afwijking van het vierde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens de faillietverklaring uit te spreken van een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid.
Artikel 243
Artikel 243
1 Gedurende acht dagen na de dag der beschikking heeft, in geval van intrekking der surseance, de schuldenaar, en, ingeval de intrekking der surseance geweigerd is, hij, die het verzoek tot intrekking heeft gedaan, recht van hoger beroep tegen de beschikking der rechtbank.
2 Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak moet kennis nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening terstond kennis aan die van de rechtbank.
3 De voorzitter van het gerechtshof bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling van het verzoek. De griffier roept ten spoedigste hen, die het verzoek tot intrekking hebben gedaan, de schuldenaar en de bewindvoerders schriftelijk tegen de bepaalde dag op.
4 De beschikking van het gerechtshof wordt door de griffier terstond medegedeeld aan die van de rechtbank.
Artikel 244
Artikel 244
1 Gedurende acht dagen na de beschikking van het gerechtshof kan de daarbij in het ongelijk gestelde partij in cassatie komen.
2 Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad geeft van die indiening terstond kennis aan die van de rechtbank.
3 De voorzitter van de Hoge Raad bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling van het verzoek. De griffier roept ten spoedigste de partijen schriftelijk tegen de bepaalde dag op. De beschikking van de Hoge Raad wordt door de griffier terstond medegedeeld aan die van de rechtbank.
Artikel 245
Artikel 245
Zodra een beschikking, waarbij de surseance is ingetrokken, in kracht van gewijsde is gegaan, wordt zij aangekondigd, gelijk is voorgeschreven in artikel 216.
Artikel 246
Artikel 246
1 Indien de rechtbank van oordeel is, dat de behandeling van het verzoek tot intrekking van de surseance niet zal zijn beëindigd vóór de dag, waarop de schuldeisers of, indien van toepassing, De Nederlandsche Bank N.V. krachtens artikel 215, tweede lid, worden gehoord, gelast zij, dat de griffier de schuldeisers schriftelijk zal mededelen, dat dit verhoor op die dag niet zal worden gehouden.
2 Zo nodig bepaalt zij later de dag waarop dit verhoor alsnog zal plaats vinden; de schuldeisers of, indien van toepassing, De Nederlandsche Bank N.V. worden door de griffier schriftelijk opgeroepen.
Artikel 247
Artikel 247
1 De schuldenaar is steeds bevoegd aan de rechtbank de intrekking van de surseance te verzoeken, op grond dat de toestand des boedels hem weer in staat stelt zijn betalingen te hervatten. De bewindvoerders en, indien het een definitief verleende surseance betreft, de schuldeisers worden gehoord of behoorlijk opgeroepen.
2 Deze oproeping geschiedt schriftelijk door de griffier tegen een door de rechtbank te bepalen dag.
Artikel 247a
Artikel 247a
1 Uiterlijk op de achtste dag voorafgaande aan de dag bepaald overeenkomstig artikel 215, tweede lid, doch in ieder geval niet later dan twee maanden na de dag waarop de surseance voorlopig is verleend, kan de rechtbank op verzoek van de schuldenaar, zijnde een natuurlijke persoon, de hem voorlopig verleende surseance intrekken onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III.
2 De schuldenaar zal zich daartoe met een verzoek als bedoeld in artikel 284 wenden tot de rechtbank die de surseance voorlopig heeft verleend.
3 Alvorens te beslissen kan de rechtbank de schuldenaar, de rechter-commissaris en de bewindvoerder oproepen om te worden gehoord.
4 Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
5 Bij toewijzing van het verzoek, spreekt de rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit.
6 Van de intrekking van de voorlopig verleende surseance wordt door de griffier kennis gegeven in de aankondiging die is voorgeschreven in artikel 293. In die aankondiging wordt tevens mededeling gedaan dat het verhoor van de schuldeisers, bepaald overeenkomstig artikel 215, tweede lid, niet zal worden gehouden. Indien op de voet van artikel 255 of 264 reeds een tijdstip was bepaald voor de raadpleging en stemming over een akkoord, wordt in die aankondiging mededeling gedaan dat die raadpleging en stemming niet zullen plaatsvinden.
Artikel 247b
Artikel 247b
1 Tegen het vonnis, houdende uitspraak tot de intrekking van de voorlopig verleende surseance en tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, kunnen noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden rechtsmiddelen worden ingesteld.
2 Indien het verzoek tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, heeft de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoek. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoek ter zitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
4 De schuldenaar kan van de uitspraak van het gerechtshof gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad geeft van het beroep in cassatie en van de uitspraak van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
5 Zolang niet op het verzoek bedoeld in artikel 247a, tweede lid, is beslist en, indien de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, hangende het hoger beroep of de cassatie, kan de surseance van betaling niet definitief worden verleend en kan geen raadpleging over een akkoord plaatshebben.
Artikel 247c
Artikel 247c
1 Indien de surseance van betaling wordt ingetrokken onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, gelden de volgende regelen:
a. de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling oefent de bevoegdheid uit, in artikel 228, eerste lid, tweede volzin, aan de bewindvoerder in de surseance toegekend;
b. boedelschulden, gedurende de toepassing van de surseance ontstaan, gelden ook in de toepassing van de schuldsaneringsregeling als boedelschulden;
c. in de surseance ingediende vorderingen gelden als ingediend in de schuldsaneringsregeling.
2 Artikel 249, eerste lid, onder 1° en 4°, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 247d
Artikel 247d
In het geval van een verzoek tot omzetting als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid, zijn, wanneer het de omzetting in een faillissement betreft, de artikelen 242, derde lid, en 243 tot en met 246 dan wel, wanneer het de omzetting in een toepassing van de schuldsaneringsregeling betreft, de artikelen 247a, derde tot en met vijfde lid, 247b, eerste lid, en 247c van overeenkomstige toepassing.
Artikel 248
Artikel 248
1 Gedurende een surseance kan faillietverklaring behoudens de mogelijkheid van artikel 213ar niet rauwelijks worden verzocht.
2 Indien ingevolge een der bepalingen van deze titel een faillietverklaring uitgesproken wordt, vindt artikel 14 overeenkomstige toepassing; wordt ingevolge die bepalingen een faillissement vernietigd, dan vinden de artikelen 13 en 15 overeenkomstige toepassing.
Artikel 249
Artikel 249
1 Indien de faillietverklaring wordt uitgesproken ingevolge een der bepalingen van deze titel of wel binnen één maand na het einde der surseance, gelden de volgende regelen:
1°. het tijdstip, waarop de termijnen vermeld in de artikelen 43 en 45 van deze wet en in de artikelen 138, zesde lid, en 248, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aanvangen, wordt berekend van de aanvang der surseance af;
2°. de curator oefent de bevoegdheid uit, in het eerste lid van artikel 228 aan de bewindvoerders toegekend;
3°. handelingen, door de schuldenaar met medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders verricht, worden beschouwd als handelingen van de curator en boedelschulden, gedurende de surseance ontstaan, zullen ook in het faillissement als boedelschulden gelden;
4°. de boedel is niet aansprakelijk voor verbintenissen van de schuldenaar, zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders gedurende de surseance ontstaan, dan voorzover deze ten gevolge daarvan gebaat is.
2 Is opnieuw surseance verzocht, binnen een maand na afloop van een vroeger verleende, dan geldt hetgeen in het eerste lid is bepaald mede voor het tijdvak der eerstvolgende surseance.
Artikel 249a
Artikel 249a
Indien de faillietverklaring van een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, van een financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 van die wet heeft, of van een persoon die een vergunning heeft ingevolge artikel 3:4, eerste lid van die wet, wordt uitgesproken ingevolge een bepaling van deze titel of binnen een maand na het einde van een surseance van betaling die aan een dergelijke onderneming is verleend, wordt de uitvoering van de vangnetregeling die werd uitgevoerd tijdens de surseance van betaling voortgezet tijdens het faillissement op de voet van afdeling 3.5.6 van die wet.
Artikel 250
Artikel 250
1 Het loon van de deskundigen, benoemd ingevolge de bepaling van artikel 226, en van de bewindvoerders wordt bepaald door de rechtbank en bij voorrang voldaan.
2 Dit laatste is ook van toepassing op hun verschotten en op die, door de griffier ten gevolge van de bepalingen van deze titel gedaan.
3 De rechtbank stelt het loon van de bewindvoerder vast aan de hand van uitgangspunten waarin het belang van een efficiënte behandeling van de surseance tot uitdrukking komt. Overweegt de rechtbank om af te wijken van een voorstel van de bewindvoerder tot vaststelling van zijn loon of stemt de rechter-commissaris niet met een dergelijk voorstel in, dan beslist de rechtbank niet over het loon van de bewindvoerder dan nadat zij de bewindvoerder op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.
Artikel 250a
Artikel 250a [Vervallen per 01-01-2007]
[Vervallen]
Artikel 251
Artikel 251
De bepalingen van internationaal recht van de artikelen 203-205 vinden bij surseance overeenkomstige toepassing.
Titel 3 Eigendom van onroerende zaken
Titel 3 Eigendom van onroerende zaken
Titel 5 Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
Titel 5 Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
Tweede afdeling Van de gevolgen der faillietverklaring
Tweede afdeling Van de gevolgen der faillietverklaring
Vijfde titel A Van koop en verkoop op afbetaling
Vijfde titel A Van koop en verkoop op afbetaling
§ 2.3 Verscherpt cliëntenonderzoek
§ 2.3 Verscherpt cliëntenonderzoek
Hoofdstuk 2 Raamwerk (hoofdstuk 2 van de wet)
Hoofdstuk 2 Raamwerk (hoofdstuk 2 van de wet)
Artikel 20
Artikel 20
1 De eigendom van de grond omvat, voor zover de wet niet anders bepaalt:
a. de bovengrond;
b. de daaronder zich bevindende aardlagen;
c. het grondwater dat door een bron, put of pomp aan de oppervlakte is gekomen;
d. het water dat zich op de grond bevindt en niet in open gemeenschap met water op eens anders erf staat;
e. gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak;
f. met de grond verenigde beplantingen.
2 In afwijking van lid 1 behoort de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toe aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger.
Artikel 20
Artikel 20
Het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft.
Artikel 8
Artikel 8
1 Een instelling verricht, in aanvulling op artikel 3, tweede tot en met vierde lid, verscherpt cliëntenonderzoek in ten minste de volgende gevallen:
a. indien de zakelijke relatie of transactie naar haar aard een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengt;
b. indien de staat waar de cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft op grond van artikel 9 van de vierde anti-witwasrichtlijn door de Europese Commissie is aangewezen als staat met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme.
2 Een instelling houdt ten minste rekening met de risicofactoren, bedoeld in bijlage III bij de vierde anti-witwasrichtlijn, om vast te stellen of het eerste lid, onderdeel a, van toepassing is.
3 Een instelling neemt redelijke maatregelen om de achtergrond en het doel van complexe of ongebruikelijk grote transacties, van transacties met een ongebruikelijk patroon of zonder duidelijk economisch of rechtmatig doel te onderzoeken en onderwerpt de gehele zakelijke relatie met de cliënt in dat geval aan een verscherpte controle.
4 Onverminderd het eerste lid draagt een bank of andere financiële onderneming die een correspondentrelatie aangaat of is aangegaan met een respondentinstelling in een staat die geen lidstaat is en waarbij betalingen worden verricht, er bij het aangaan van de zakelijke relatie zorg voor dat:
a. zij voldoende informatie over de betrokken respondentinstelling verzamelt om een volledig beeld te krijgen van de aard van haar bedrijfsactiviteiten, en op basis van openbaar beschikbare informatie de reputatie van de respondentinstelling en de kwaliteit van het toezicht dat op de respondentinstelling wordt uitgeoefend beoordeelt;
b. zij de procedures en maatregelen ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme van de betrokken respondentinstelling beoordeelt;
c. indien het een nieuwe correspondentrelatie betreft, de beslissing tot het aangaan van die relatie wordt genomen of goedgekeurd door het hoger leidinggevend personeel van de bank of andere financiële onderneming;
d. de verantwoordelijkheden van de bank of andere financiële onderneming en van de respondentinstelling worden vastgelegd;
e. de betrokken respondentinstelling de cliënten die rechtstreeks toegang hebben tot transitrekeningen heeft geïdentificeerd, hun identiteit heeft geverifieerd en daarnaast doorlopend toezicht houdt op deze cliënten en dat deze in staat is om haar op verzoek de relevante cliëntgegevens te verstrekken.
5 In aanvulling op de cliëntenonderzoeksmaatregelen, bedoeld in artikel 3:
a. beschikt een instelling over passende risicobeheersystemen, waaronder op risico gebaseerde procedures, om te bepalen of de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende een politiek prominente persoon is;
b. past een instelling de volgende maatregelen toe bij het aangaan of voortzetten van een zakelijke relatie met of het verrichten van een transactie voor een politiek prominente persoon:
1°. voor het aangaan of voortzetten van deze zakelijke relatie of het verrichten van deze transactie, is de toestemming vereist van een persoon die deel uitmaakt van het hoger leidinggevend personeel;
2°. passende maatregelen worden getroffen om de bron van het vermogen en van de middelen die bij deze zakelijke relatie of deze transactie gebruikt worden, vast te stellen;
3°. de zakelijke relatie wordt doorlopend aan verscherpte controle onderworpen.
6 In aanvulling op de cliëntenonderzoeksmaatregelen, bedoeld in artikel 3:
a. neemt een instelling, uiterlijk bij uitbetaling van de polis of bij gehele of gedeeltelijke overdracht van de polis, redelijke maatregelen om te bepalen of de begunstigde dan wel de uiteindelijk belanghebbende van de begunstigde van een levensverzekering, een politiek prominente persoon is;
b. past een instelling de volgende maatregelen toe in geval de persoon, bedoeld in onderdeel a, een politiek prominente persoon is:
1°. een persoon die deel uitmaakt van het hoger leidinggevend personeel wordt geïnformeerd over de uitbetaling van de polisopbrengsten aan de personen, bedoeld in onderdeel a, voorafgaand aan deze uitbetaling;
2°. de gehele zakelijke relatie met de polishouder wordt aan verscherpte controle onderworpen.
7 Indien de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende niet langer een prominente publieke functie bekleedt, past de instelling passende risicogebaseerde maatregelen zo lang als nodig, doch ten minste gedurende 12 maanden toe, totdat deze persoon niet langer het hoger risico met zich brengt dat hoort bij politiek prominente personen.
8 De maatregelen, bedoeld in het vijfde tot en met het zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op familieleden van politiek prominente personen en personen bekend als naaste geassocieerden van politiek prominente personen.
9 Indien de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende gedurende de zakelijke relatie een politiek prominente persoon wordt of blijkt te zijn, voldoet de instelling onverwijld nadat hiervan is gebleken aan het vijfde lid, het zesde lid, onderdeel b, en het zevende en achtste lid.
10 Indien een cliënt een bijkantoor of meerderheidsdochteronderneming met zetel of vestiging in een staat als bedoeld in het eerste lid is van een in een lidstaat gevestigde instelling, en het betreffende bijkantoor of de betreffende meerderheidsdochteronderneming volledig voldoet aan de voor de groep geldende gedragslijnen en procedures overeenkomstig artikel 2f, tweede lid, kan in plaats van een verscherpt cliëntenonderzoek, cliëntenonderzoek worden verricht dat is afgestemd op de risico’s op witwassen of financieren van terrorisme die met deze cliënt gepaard gaan.
11 Een instelling neemt redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens, die ingevolge het derde tot en met zesde, achtste en tiende lid zijn verzameld, actueel gehouden worden.
Artikel 3 Woonplaatsfictie; aanwijzing mogendheid
Artikel 3 Woonplaatsfictie; aanwijzing mogendheid
Voor de toepassing van artikel 2.2, eerste lid, van de wet, worden, voorzover het niet gaat om lidstaten van de Europese Unie, als de in die bepaling bedoelde mogendheden aangewezen alle mogendheden waarmee Nederland een regeling ter voorkoming van dubbele belasting is overeengekomen, waarvan de bepalingen van toepassing zijn.
Artikel 21
Artikel 21
1 De bevoegdheid van de eigenaar van de grond om deze te gebruiken, omvat de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte.
2 Het gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte is aan anderen toegestaan, indien dit zo hoog boven of zo diep onder de oppervlakte plaats vindt, dat de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten.
3 De vorige leden zijn niet van toepassing op de bevoegdheid tot vliegen.
Artikel 21
Artikel 21
Niettemin blijven buiten het faillissement:
1°. de niet-bovenmatige roerende zaken en gezelschapsdieren vermeld in artikel 447 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, tenzij in het faillissement schuldeisers opkomen wegens vorderingen vermeld in artikel 448 van genoemd Wetboek, alsmede het auteursrecht in de gevallen waarin het niet vatbaar is voor beslag;
2°. hetgeen de gefailleerde door persoonlijke werkzaamheid, of als bezoldiging wegens een ambt of bediening, of als soldij, gagement, pensioen of onderstand, gedurende het faillissement verkrijgt, indien en voorzover de rechter-commissaris zulks bepaalt;
3°. de gelden, die aan de gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan een wettelijke onderhoudsplicht;
4°. een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in artikel 253l, derde lid van Boek 1 van dat wetboek vermelde lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.
5°. het ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de kas der gerechtelijke consignaties gestorte bedrag;
6°. de goederen bedoeld in artikel 60a, derde lid;
7°. een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor zover de ter zake ingelegde bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning.
Artikel 9
Artikel 9
1 Onverminderd artikel 8, eerste lid, verricht een instelling met betrekking tot transacties, zakelijke relaties en correspondentbankrelaties gerelateerd aan staten die op grond van artikel 9 van de vierde anti-witwasrichtlijn in gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie zijn aangewezen als staten met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme de volgende verscherpte onderzoeksmaatregelen:
a. verzamelen van aanvullende informatie over die cliënten en uiteindelijk belanghebbenden;
b. verzamelen van aanvullende informatie met betrekking tot het doel en de aard van die zakelijke relatie;
c. verzamelen van informatie over de herkomst van de fondsen die bij die zakelijke relatie of transactie gebruikt worden en de bron van het vermogen van die cliënten en van die uiteindelijk belanghebbenden;
d. verzamelen van informatie over de achtergrond van en beweegredenen voor de voorgenomen of verrichte transacties van die cliënten;
e. verkrijgen van goedkeuring van het hoger leidinggevend personeel voor het aangaan of voortzetten van die zakelijke relatie;
f. verrichten van verscherpte controle op die zakelijke relatie met en de transacties van die cliënten, door het aantal controles en de frequentie van actualiseringen van gegevens over die cliënten en die uiteindelijk belanghebbenden te verhogen en door transactiepatronen te selecteren die nader onderzocht moeten worden.
2 In aanvulling op het eerste lid kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat een instelling tevens één of meer van de volgende aanvullende risicobeperkende maatregelen toepast met betrekking tot cliënten die transacties uitvoeren die verband houden met staten als bedoeld in het eerste lid:
a. toepassen van aanvullende elementen van verscherpt cliëntenonderzoek;
b. invoeren van verscherpte meldmechanismen of het systematisch melden van financiële transacties;
c. beperken van die transacties, zakelijke relaties of correspondentbankrelaties;
d. niet uitvoeren van die transacties en beëindiging van die zakelijke relaties en correspondentbankrelaties;
e. overige bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen maatregelen.
3 In aanvulling op het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling ten aanzien van de in het eerste lid aangewezen staten tevens één of meer van de volgende maatregelen worden bepaald:
a. vestigingsverbod voor dochterondernemingen of bijkantoren van instellingen afkomstig uit die staten;
b. vestigingsverbod voor dochterondernemingen of bijkantoren van instellingen in die staten;
c. uitvoeren van verscherpte controle op of toepassen van verscherpte eisen aan de uitvoering van een externe audit voor in die staten gevestigde dochterondernemingen of bijkantoren door een instelling;
d. toepassen van hogere eisen aan de uitvoering van een externe audit voor groepen ten aanzien van in die staten gevestigde dochterondernemingen of bijkantoren door een instelling;
e. herzien, wijzigen of beëindigen van zakelijke relaties en correspondentrelaties in die staten door banken en andere financiële ondernemingen;
f. overige bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen maatregelen.
4 In de regeling bedoeld in het tweede en derde lid, kan worden bepaald dat bij die regeling aangewezen instellingen één of meer van de maatregelen genoemd in het tweede en derde lid verrichten. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar categorie instelling.
Artikel 4 Tijdsevenredige vermindering heffingskorting
Artikel 4 Tijdsevenredige vermindering heffingskorting
Bij de tijdsevenredige vermindering, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de wet, van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting wordt:
a. een kalenderjaar op 360 dagen gesteld;
b. een kalendermaand op 30 dagen gesteld;
c. de dag waarop het tijdvak aanvangt als een gehele dag in aanmerking genomen;
d. de dag waarop het tijdvak eindigt niet in aanmerking genomen.
Artikel 22
Artikel 22
Wanneer een erf niet is afgesloten, mag ieder er zich op begeven, tenzij de eigenaar schade of hinder hiervan kan ondervinden of op duidelijke wijze kenbaar heeft gemaakt, dat het verboden is zonder zijn toestemming zich op het erf te bevinden, een en ander onverminderd hetgeen omtrent openbare wegen is bepaald.
Artikel 22
Artikel 22
In het vorige artikel wordt onder «gefailleerde» mede begrepen de echtgenoot of de geregistreerde partner van de in enige gemeenschap van goederen gehuwde onderscheidenlijk als partner geregistreerde.
Artikel 9a
Artikel 9a
Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk stellen een lijst met de functies vast die in Nederland kwalificeren als prominente publieke functies. Deze lijst wordt actueel gehouden.
Artikel 4a Toerekening afgezonderd particulier vermogen
Artikel 4a Toerekening afgezonderd particulier vermogen
1 Degene die als begunstigde een juridisch afdwingbaar recht heeft ten laste van een afgezonderd particulier vermogen, wordt in zoverre in de belastingheffing betrokken.
2 Indien aan twee of meer personen de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven van een afgezonderd particulier vermogen worden toegerekend, wordt bij deze toerekening aangesloten bij de waarde van hetgeen ten tijde van de afzondering door ieder van de bedoelde personen of hun rechtsvoorgangers is afgezonderd in de zin van artikel 2.14a, derde lid, van de wet. Met uitkeringen uit het vermogen van het afgezonderd particulier vermogen wordt op overeenkomstige wijze rekening gehouden.
3 Ingeval bij een afzondering van vermogen in een afgezonderd particulier vermogen niet bekend is welk vermogen door iemand is afgezonderd, vindt toerekening van dit vermogen plaats naar rato van het aantal personen dat vermogen daarin heeft afgezonderd.
4 Onder het onder in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke voorwaarden rechtens dan wel in feite, direct of indirect, afzonderen van vermogensbestanddelen in een afgezonderd particulier vermogen, bedoeld in artikel 2.14a, derde lid, onderdeel a, van de wet, wordt mede verstaan:
a. het vervreemden van vermogensbestanddelen aan een afgezonderd particulier vermogen tegen een prijs die afwijkt van de waarde in het economische verkeer;
b. het bedingen van voorwaarden bij het vervreemden van vermogensbestanddelen aan een afgezonderd particulier vermogen die niet overeenkomen met voorwaarden die in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk zijn;
c. het inbrengen van vermogensbestanddelen in een afgezonderd particulier vermogen waarbij de inbreng en daarmee samenhangende rechtshandelingen gericht zijn op of direct of indirect verband houden met het ontgaan of uitstellen van de toerekening, bedoeld in artikel 2.14a, eerste lid, van de wet.
5 Bezittingen en schulden van een afgezonderd particulier vermogen worden in aanmerking genomen naar de waarde in het economisch verkeer die zou gelden als deze bezittingen en schulden deel zouden uitmaken van het vermogen van degene aan wie de bezittingen en schulden van het afgezonderd particulier vermogen worden toegerekend.
6 De erfgenaam die gebruik wil maken van de tegenbewijsregeling, bedoeld in artikel 2.14a, zesde lid, van de wet, dient ten minste de volgende gegevens aan de inspecteur over te leggen:
a. een beschrijving van het soort afgezonderd particulier vermogen en land van vestiging;
b. de oprichtingsakte van het afgezonderd particulier vermogen inclusief bijlagen (zoals instructies, reglementen, letter of wishes, statuten);
c. de meest actuele jaarstukken van het afgezonderd particulier vermogen over minimaal drie jaren;
d. naam- en adresgegevens van de inbrenger van het vermogen en van de overige erfgenamen;
e. alle overige stukken waaruit blijkt dat de bedoelde erfgenaam geen begunstigde is van het afgezonderd particulier vermogen en dit in de toekomst ook nooit kan worden.
Artikel 23
Artikel 23
1 Is een voorwerp of een dier anders dan door opzet of grove nalatigheid van de eigenaar op de grond van een ander terecht gekomen, dan moet de eigenaar van de grond hem op zijn verzoek toestaan het voorwerp of het dier op te sporen en weg te voeren.
2 De bij de opsporing en wegvoering aangerichte schade moet door de eigenaar van het voorwerp of het dier aan de eigenaar van de grond worden vergoed. Voor deze vordering heeft laatstgenoemde een retentierecht op het voorwerp of het dier.
Artikel 22a
Artikel 22a
1 Ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering vallen voorts buiten de boedel:
a. het recht op het doen afkopen van een levensverzekering voorzover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;
b. het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld wordt;
c. het recht om de verzekering te belenen.
2 Voor de uitoefening van het recht op het doen afkopen en het recht om de begunstiging te wijzigen, behoeft de curator de toestemming van de rechter-commissaris, die daarbij zonodig vaststelt tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend. Slechts met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer is de curator bevoegd tot overdracht van de verzekering.
3 Indien de curator de begunstiging heeft gewijzigd, vervalt deze wijziging met de beëindiging van het faillissement.
4 Indien de begunstiging na de faillietverklaring onherroepelijk wordt, kan deze onherroepelijkheid niet aan de boedel worden tegengeworpen. De verzekeraar is verplicht een uitkering, waarop de begunstiging betrekking heeft, onder zich te houden. Voor zover vaststaat dat de begunstiging niet zal worden gewijzigd, blijven de eerste en de tweede volzin buiten toepassing. Ten aanzien van de begunstigde is artikel 69 van overeenkomstige toepassing.
5 In afwijking van het vierde lid, tweede zin, kan de verzekeraar een betaling aan de begunstigde tegenwerpen aan de boedel, voorzover de curator niet bewijst dat de verzekeraar op het tijdstip van betaling op de hoogte was van het faillissement of van een daaraan voorafgegaan beslag ten laste van de verzekeringnemer. In dat geval heeft de curator verhaal op de begunstigde.
Artikel 24
Artikel 24
Aan de Staat behoren onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben.
Artikel 23
Artikel 23
Door de faillietverklaring verliest de schuldenaar van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorend vermogen, te rekenen van de dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen.
Artikel 25
Artikel 25
De bodem van de territoriale zee en van de Waddenzee is eigendom van de Staat.
Artikel 24
Artikel 24
Voor verbintenissen van de schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, is de boedel niet aansprakelijk dan voorzover deze ten gevolge daarvan is gebaat.
Artikel 26
Artikel 26
De stranden der zee tot aan de duinvoet worden vermoed eigendom van de Staat te zijn.
Artikel 25
Artikel 25
1 Rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, worden zowel tegen als door de curator ingesteld.
2 Indien zij, door of tegen de gefailleerde ingesteld of voortgezet, een veroordeling van de gefailleerde ten gevolge hebben, heeft die veroordeling tegenover de failliete boedel geen rechtskracht.
Artikel 27
Artikel 27
1 De grond waarop zich openbare vaarwateren bevinden, wordt vermoed eigendom van de Staat te zijn.
2 Dit vermoeden werkt niet tegenover een openbaar lichaam:
a. dat die wateren onderhoudt en het onderhoud niet van de Staat heeft overgenomen;
b. dat die wateren onderhield en waarvan dit onderhoud door de Staat of door een ander openbaar lichaam is overgenomen.
Artikel 26
Artikel 26
Rechtsvorderingen, die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere dan een in artikel 110 bepaalde wijze worden ingesteld.
Artikel 28
Artikel 28
1 Onroerende zaken die openbaar zijn, met uitzondering van de stranden der zee, worden, wanneer zij door een openbaar lichaam worden onderhouden, vermoed eigendom van dat openbare lichaam te zijn.
2 Dit vermoeden werkt niet tegenover hem aan wie het onderhoud is overgenomen.
Artikel 27
Artikel 27
1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door de schuldenaar ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van de verweerder geschorst, ten einde deze gelegenheid te geven, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator tot overneming van het geding op te roepen.
2 Zo deze aan die oproeping geen gevolg geeft, heeft de verweerder het recht ontslag van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tussen de gefailleerde en de verweerder worden voortgezet, buiten bezwaar van de boedel.
3 Ook zonder opgeroepen te zijn, is de curator bevoegd het proces te allen tijde over te nemen en de gefailleerde buiten het geding te doen stellen.
Artikel 29
Artikel 29
De grens van een langs een water liggend erf verplaatst zich met de oeverlijn, behalve in geval van opzettelijke drooglegging of tijdelijke overstroming. Een overstroming is niet tijdelijk, indien tien jaren na de overstroming het land nog door het water wordt overspoeld en de drooglegging niet is begonnen.
Artikel 28
Artikel 28
1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en tegen de schuldenaar ingesteld is, is de eiser bevoegd schorsing te verzoeken, ten einde, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator in het geding te roepen.
2 Door zijn verschijning neemt deze het proces over en is de gefailleerde van rechtswege buiten het geding.
3 Indien de curator verschijnende dadelijk in de eis toestemt, zijn de proceskosten van de tegenpartij geen boedelschuld.
4 Zo de curator niet verschijnt, is op het tegen de gefailleerde te verkrijgen vonnis de bepaling van het tweede lid van artikel 25 niet toepasselijk.
Artikel 30
Artikel 30
1 Een verplaatsing van de oeverlijn wijzigt de grens niet meer, nadat deze is vastgelegd, hetzij door de eigenaars van land en water overeenkomstig artikel 31, hetzij door de rechter op vordering van een hunner tegen de ander overeenkomstig artikel 32. De vastlegging geldt jegens een ieder.
2 Indien bij de vastlegging in plaats van de werkelijke eigenaar van een erf iemand die als zodanig in de openbare registers was ingeschreven, partij is geweest, is niettemin het vorige lid van toepassing, tenzij de werkelijke eigenaar tegen inschrijving van de akte of het vonnis verzet heeft gedaan voordat zij is geschied.
Artikel 29
Artikel 29
Voorzover tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening ener verbintenis uit de boedel ten doel hebben, wordt het geding na de faillietverklaring geschorst, om alleen dan voortgezet te worden, indien de verificatie der vordering betwist wordt. In dit geval wordt hij, die de betwisting doet, in de plaats van de gefailleerde, partij in het geding.
Artikel 31
Artikel 31
1 De vastlegging van de grens door de eigenaars van land en water geschiedt bij een daartoe bestemde notariële akte, binnen veertien dagen gevolgd door de inschrijving daarvan in de openbare registers.
2 De bewaarder der registers is bevoegd van de inschrijving kennis te geven aan ieder die als rechthebbende of beslaglegger op een der erven staat ingeschreven.
3 Voor zover de in de akte beschreven grens van de toenmalige oeverlijn afwijkt, kan een derde die op het ogenblik van de inschrijving een recht op een der erven heeft, daarvan huurder of pachter is of daarop een beslag heeft doen inschrijven, de toenmalige oeverlijn als vastgelegde grens aanmerken.
Artikel 30
Artikel 30
1 Indien vóór de faillietverklaring de stukken van het geding tot het geven van een beslissing aan de rechter zijn overgelegd, zijn het tweede lid van artikel 25 en de artikelen 27-29 niet toepasselijk.
2 De artikelen 27-29 worden weer toepasselijk, indien het geding voor de rechter, bij wie het aanhangig is, ten gevolge van zijn beslissing wordt voortgezet.
Artikel 32
Artikel 32
1 Een vordering tot vastlegging van de grens wordt slechts toegewezen, indien de instelling ervan in de openbare registers is ingeschreven en allen die toen als rechthebbende of beslaglegger op een der erven stonden ingeschreven, tijdig in het geding zijn geroepen.
2 De rechter bepaalt de grens overeenkomstig de oeverlijn op het tijdstip van de inschrijving van de vordering. Alvorens de eis toe te wijzen, kan hij de maatregelen bevelen en de bewijsopdrachten doen, die hij in het belang van niet-verschenen belanghebbenden nuttig oordeelt.
3 De kosten van de vordering komen ten laste van de eiser.
4 Verzet, hoger beroep en cassatie moeten op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in de registers, bedoeld in artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In afwijking van artikel 143 van dat wetboek begint de verzettermijn te lopen vanaf de betekening van het vonnis aan de ingeschrevene, ook als de betekening niet aan hem in persoon geschiedt, tenzij de rechter hiertoe nadere maatregelen heeft bevolen en aan dat bevel niet is voldaan.
5 De vastlegging treedt in op het tijdstip dat het vonnis waarbij de vordering is toegewezen, in de openbare registers wordt ingeschreven. Deze inschrijving geschiedt niet voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 31
Artikel 31
Indien een geding door of tegen de curator, of ook in het geval van artikel 29 tegen een schuldeiser wordt voortgezet, kan door de curator of door die schuldeiser de nietigheid worden ingeroepen van handelingen, door de schuldenaar vóór zijn faillietverklaring in het geding verricht, zo bewezen wordt dat deze door die handelingen de schuldeisers desbewust heeft benadeeld en dat dit aan zijn tegenpartij bekend was.
Artikel 33
Artikel 33
1 Verplaatst zich, nadat de grens is vastgelegd, de oeverlijn van een openbaar water landinwaarts, dan moet de eigenaar van het overspoelde erf het gebruik van het water overeenkomstig de aan dat water op grond van de Omgevingswet toegekende functies dulden.
2 Verplaatst zich, nadat de grens is vastgelegd, de oeverlijn van een water dat de eigenaar van het aanliggende erf voor enig doel mag gebruiken, in de richting van het water, dan kan de eigenaar van dat erf vorderen dat hem op de drooggekomen grond een of meer erfdienstbaarheden worden verleend, waardoor hij zijn bevoegdheden ten aanzien van het water kan blijven uitoefenen.
3 Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing ten behoeve van hem die het water voor enig doel mag gebruiken en daartoe een erfdienstbaarheid op het aan het water liggende erf heeft.
4 In geval van grensvastlegging overeenkomstig artikel 32 zijn de vorige leden reeds van toepassing, wanneer de oeverlijn zich na de inschrijving van de vordering verplaatst.
Artikel 32
Artikel 32
De artikelen 27 tot en met 31 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot rechtsvorderingen betreffende een goed of recht waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren door de opening van een in Nederland op grond van artikel 19 van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid, te erkennen insolventieprocedure.
Artikel 34
Artikel 34
De oeverlijn in de zin van de vorige vijf artikelen wordt bepaald door de normale waterstand, of, bij wateren waarvan het peil periodiek wisselt, door de normale hoogwaterstand. Grond, met andere dan gewoonlijk in het water levende planten begroeid, wordt echter gerekend aan de landzijde van de oeverlijn te liggen, ook al wordt die grond bij hoogwater overstroomd.
Artikel 33
Artikel 33
1 Het vonnis van faillietverklaring heeft ten gevolge, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging op enig deel van het vermogen van de schuldenaar, vóór het faillissement aangevangen, dadelijk een einde neemt, en dat, ook van hetzelfde ogenblik af, geen vonnis bij lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd.
2 Gelegde beslagen vervallen; de inschrijving van een desbetreffende verklaring van de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling. Het beslag herleeft, zodra het faillissement een einde neemt ten gevolge van vernietiging of opheffing van het faillissement, mits het goed dan nog tot de boedel behoort. Indien de inschrijving van het beslag in de openbare registers is doorgehaald, vervalt de herleving, indien niet binnen veertien dagen na de herleving een exploot is ingeschreven, waarbij van de herleving mededeling aan de schuldenaar is gedaan.
3 Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt hij ontslagen, zodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens toepassing van artikel 87.
4 Het bepaalde bij dit artikel geldt niet voor lijfsdwang bij vonnissen, beschikkingen en authentieke akten, waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd van een en twintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen, waarbij een uitkering, krachtens artikel 85 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene partner aan de andere partner verschuldigd, is bevolen, alsmede besluiten op grond van paragraaf 6.5 van de Participatiewet.
Artikel 35
Artikel 35
1 Nieuw duin dat zich op het strand vormt, behoort aan de eigenaar van het aan het strand grenzende duin, wanneer beide duinen een geheel zijn geworden, zodanig dat zij niet meer van elkander kunnen worden onderscheiden.
2 Daarentegen verliest deze eigenaar de grond welke door afneming van het duin deel van het strand wordt.
3 Uitbreiding of afneming van een duin als bedoeld in de leden 1 en 2 brengt geen wijziging meer in de eigendom nadat de grens is vastgesteld, hetzij door de eigenaars van strand en duin, hetzij door de rechter op vordering van een hunner tegen de ander. De artikelen 30-32 zijn van overeenkomstige toepassing.
4 Buiten het geval van de leden 1 en 2 brengt uitbreiding of afneming van een duin geen wijziging in de eigendom.
Artikel 33a
Artikel 33a [Vervallen per 01-01-1978]
[Vervallen]
Artikel 36
Artikel 36
Dient een muur, hek, heg of greppel, dan wel een niet bevaarbaar stromend water, een sloot, gracht of dergelijke watergang als afscheiding van twee erven, dan wordt het midden van deze afscheiding vermoed de grens tussen deze erven te zijn. Dit vermoeden geldt niet, indien een muur slechts aan één zijde een gebouw of werk steunt.
Artikel 34
Artikel 34
Indien vóór het faillissement van de schuldenaar de uitwinning zijner goederen zo ver was gevorderd, dat de dag van de verkoop reeds was bepaald, kan de curator, op machtiging van de rechter-commissaris, de verkoop voor rekening van de boedel laten voortgaan.
Artikel 35
Artikel 35
1 Indien op de dag van de faillietverklaring nog niet alle handelingen die voor een levering door de schuldenaar nodig zijn, hebben plaatsgevonden, kan de levering niet geldig meer geschieden.
2 Heeft de schuldenaar voor de dag van de faillietverklaring een toekomstig goed bij voorbaat geleverd, dan valt dit goed, indien het eerst na de aanvang van die dag door hem is verkregen, in de boedel, tenzij het gaat om nog te velde staande vruchten of beplantingen die reeds voor de faillietverklaring uit hoofde van een zakelijk recht of een huur- of pachtovereenkomst aan de schuldenaar toekwamen.
3 Voor de toepassing van de artikelen 86 en 238 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt degene die van de schuldenaar heeft verkregen, geacht na de bekendmaking van de faillietverklaring, bedoeld in artikel 14, derde lid, diens onbevoegdheid te hebben gekend.
Artikel 35a
Artikel 35a
Indien een beding als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek op de dag van de faillietverklaring nog niet in de openbare registers was ingeschreven, kan de curator het registergoed ten aanzien waarvan het is gemaakt, vrij van het beding overeenkomstig de artikelen 101 of 176 verkopen.
Artikel 35b
Artikel 35b
Aan een gift, door de schuldenaar gedaan onder een opschortende voorwaarde of een opschortende tijdsbepaling, die op de dag van de faillietverklaring nog niet was vervuld of verschenen, kan de begiftigde generlei recht tegen de boedel ontlenen.
Artikel 36
Artikel 36
1 Wanneer een verjaringstermijn betreffende een rechtsvordering, als bedoeld in artikel 26, zou aflopen gedurende het faillissement of binnen zes maanden na het einde daarvan, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het einde van het faillissement zijn verstreken.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op van rechtswege aanvangende vervaltermijnen.
Artikel 36a
Artikel 36a
Wanneer een termijn die vóór de faillietverklaring uit hoofde van artikel 55, tweede lid, van Boek 3 of artikel 88 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aan de schuldenaar was gesteld, ten tijde van de faillietverklaring nog niet was verstreken, loopt de termijn voort voorzover dit redelijkerwijze noodzakelijk is om de curator in staat te stellen zijn standpunt te bepalen. De wederpartij kan de curator daartoe een nieuwe redelijke termijn stellen.
Artikel 37
Artikel 37
1 Indien een wederkerige overeenkomst ten tijde van de faillietverklaring zowel door de schuldenaar als door zijn wederpartij in het geheel niet of slechts gedeeltelijk is nagekomen en de curator zich niet binnen een hem daartoe schriftelijk door de wederpartij gestelde redelijke termijn bereid verklaart de overeenkomst gestand te doen, verliest de curator het recht zijnerzijds nakoming van de overeenkomst te vorderen.
2 Indien de curator zich wel tot nakoming van de overeenkomst bereid verklaart, is hij verplicht bij die verklaring voor deze nakoming zekerheid te stellen.
3 De vorige leden zijn niet van toepassing op overeenkomsten waarbij de gefailleerde slechts verbintenissen op zich heeft genomen tot door hem persoonlijk te verrichten handelingen.
Artikel 37a
Artikel 37a
Voor vorderingen die de wederpartij uit hoofde van ontbinding of vernietiging van een vóór de faillietverklaring met de schuldenaar gesloten overeenkomst op deze heeft verkregen, of die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten in de nakoming van een vóór de faillietverklaring op deze verkregen vordering, kan zij als concurrent schuldeiser in het faillissement opkomen.
Artikel 37b
Artikel 37b
1 Een wederpartij is niet bevoegd de nakoming van zijn verbintenis die voortvloeit uit een overeenkomst tot het geregeld afleveren van gas, water, elektriciteit of verwarming, benodigd voor de eerste levensbehoeften of voor het voortzetten van de door de schuldenaar gedreven onderneming, jegens de schuldenaar op te schorten wegens het door de schuldenaar niet nakomen van een vóór de faillietverklaring ontstane verbintenis tot betaling van een geldsom.
2 Een tekortkoming door de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis als in het eerste lid bedoeld, die plaatsvond vóór de faillietverklaring, levert geen grond op voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.
3 Een beroep door de wederpartij op een beding dat het faillissement, de aanvraag van het faillissement of het leggen van beslag door een derde grond oplevert voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, dan wel dat die overeenkomst daardoor van rechtswege zal zijn ontbonden, is slechts toegelaten met goedvinden van de curator.
Artikel 38
Artikel 38
Indien in het geval van artikel 37 de levering van waren, die ter beurze op termijn worden verhandeld, bedongen is tegen een vastgesteld tijdstip of binnen een bepaalde termijn, en dit tijdstip invalt of die termijn verstrijkt na de faillietverklaring, wordt de overeenkomst door de faillietverklaring ontbonden en kan de wederpartij van de gefailleerde zonder meer voor schadevergoeding als concurrent schuldeiser opkomen. Lijdt de boedel door de ontbinding schade, dan is de wederpartij verplicht deze te vergoeden.
Artikel 38a
Artikel 38a
1 Indien de gefailleerde huurkoper is, kan zowel de curator als de verkoper de huurkoop dan wel scheepshuurkoop ontbonden verklaren.
2 Deze ontbinding heeft dezelfde gevolgen als ontbinding der overeenkomst wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen.
3 De verkoper kan voor het hem verschuldigde bedrag als concurrent schuldeiser opkomen.
Artikel 39
Artikel 39
1 Indien de gefailleerde huurder is, kan zowel de curator als de verhuurder de huur tussentijds doen eindigen, mits de opzegging geschiede tegen een tijdstip, waarop dergelijke overeenkomsten naar plaatselijk gebruik eindigen. Bovendien moet bij de opzegging de daarvoor overeengekomen of gebruikelijke termijn in acht genomen worden, met dien verstande echter, dat een termijn van drie maanden in elk geval voldoende zal zijn. Zijn er huurpenningen vooruitbetaald, dan kan de huur niet eerder opgezegd worden, dan tegen de dag, waarop de termijn, waarvoor vooruitbetaling heeft plaats gehad, eindigt. Van de dag der faillietverklaring af is de huurprijs boedelschuld.
2 Indien de gefailleerde pachter is, vindt het bovenstaande overeenkomstige toepassing.
Artikel 40
Artikel 40
1 Werknemers in dienst van de gefailleerde kunnen de arbeidsovereenkomst opzeggen en hun kan wederkerig door de curator de arbeidsovereenkomst worden opgezegd, en wel met inachtneming van de overeengekomen of wettelijke termijnen, met dien verstande echter dat in elk geval de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd met een termijn van zes weken.
2 Van de dag der faillietverklaring af zijn het loon en de met de arbeidsovereenkomst samenhangende premieschulden boedelschuld.
3 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op agentuurovereenkomsten.
Artikel 41
Artikel 41
1 Erfenissen, gedurende het faillissement aan de gefailleerde opkomende, worden door de curator niet anders aanvaard dan onder voorrecht van boedelbeschrijving.
2 Tot het verwerpen ener nalatenschap behoeft de curator machtiging van de rechter-commissaris.
Artikel 42
Artikel 42
1 De curator kan ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen. Artikel 50, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
2 Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
3 Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging ten aanzien van de bevoordeelde, die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voorzover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
Artikel 42a
Artikel 42a
1 Een rechtshandeling die is verricht nadat de schuldenaar ter griffie van de rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd als bedoeld in artikel 370, derde lid, of nadat er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, kan niet met een beroep op het vorige artikel worden vernietigd, als de rechter op verzoek van de schuldenaar voor die rechtshandeling een machtiging heeft afgegeven. De rechter honoreert dit verzoek als op het moment dat de machtiging wordt verstrekt redelijkerwijs valt aan te nemen dat:
a. het verrichten van de rechtshandeling noodzakelijk is om:
1° de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord als bedoeld in de artikelen genoemd in de aanhef te kunnen blijven voortzetten, of
2° een akkoord als bedoeld in de artikelen genoemd in de aanhef te kunnen voorbereiden, in stemming te kunnen brengen of overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank te kunnen laten homologeren, en
b. de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar bij deze rechtshandeling gediend zijn, terwijl geen van de individuele schuldeisers daardoor wezenlijk in zijn belangen wordt geschaad.
2 De artikelen 369, zevende tot en met tiende lid, en 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, en veertiende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 43
Artikel 43
1 Indien de rechtshandeling waardoor de schuldeisers zijn benadeeld, is verricht binnen een jaar voor de faillietverklaring en de schuldenaar zich niet reeds voor de aanvang van die termijn daartoe had verplicht, wordt de aan het slot van artikel 42, eerste lid, eerste zin, bedoelde wetenschap, behoudens tegenbewijs, vermoed aan beide zijden te bestaan:
1°. bij overeenkomsten, waarbij de waarde der verbintenis aan de zijde van de schuldenaar aanmerkelijk die der verbintenis aan de andere zijde overtreft;
2°. bij rechtshandelingen ter voldoening van of zekerheidstelling voor een niet opeisbare schuld;
3°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die een natuurlijk persoon is, verricht met of jegens:
a. zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad;
b. een rechtspersoon waarin hij, zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad bestuurder of commissaris is, dan wel waarin deze personen, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
4°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een natuurlijk persoon,
a. die bestuurder of commissaris van de rechtspersoon is, dan wel met of jegens diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad:
b. die al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt;
c. wiens echtgenoot, pleegkinderen of bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor tenminste de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
5°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een andere rechtspersoon, indien
a. een van deze rechtspersonen bestuurder is van de andere;
b. een bestuurder, natuurlijk persoon, van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, bestuurder is van de andere;
c. een bestuurder, natuurlijk persoon, of een commissaris van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt in de andere;
d. in beide rechtspersonen voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal rechtstreeks of middellijk wordt deelgenomen door dezelfde rechtspersoon, dan wel dezelfde natuurlijke persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of aanverwanten tot in de derde graad;
6°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een groepsmaatschappij.
2 Met een echtgenoot wordt een geregistreerde partner of een andere levensgezel gelijkgesteld.
3 Onder pleegkind wordt verstaan hij die duurzaam als eigen kind is verzorgd en opgevoed.
4 Onder bestuurder, commissaris of aandeelhouder wordt mede verstaan hij die minder dan een jaar vóór de rechtshandeling bestuurder, commissaris of aandeelhouder is geweest.
5 Indien de bestuurder van een rechtspersoon-bestuurder zelf een rechtspersoon is, wordt deze rechtspersoon met de rechtspersoon-bestuurder gelijkgesteld.
6 Artikel 138, tiende lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing ingeval de schuldenaar een rechtspersoon is.
Artikel 45
Artikel 45
In geval van benadeling door een rechtshandeling om niet, die de schuldenaar heeft verricht binnen één jaar vóór de faillietverklaring, wordt vermoed dat hij wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers het gevolg van de rechtshandeling zou zijn.
Artikel 47
Artikel 47
De voldoening door de schuldenaar aan een opeisbare schuld kan alleen dan worden vernietigd, wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij die de betaling ontving, wist dat het faillissement van de schuldenaar reeds aangevraagd was, en er geen sprake was van een schorsing van de behandeling van die aanvraag overeenkomstig de artikelen 3d, tweede lid, en 376, tweede lid, onder c hetzij dat de betaling het gevolg was van overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser, dat ten doel had laatstgenoemde door die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen.
Artikel 48
Artikel 48
1 Krachtens het vorige artikel kan geen terugvordering geschieden van hem, die als houder van een papier aan order of toonder, uit hoofde zijner rechtsverhouding tot vroegere houders, tot aanneming der betaling verplicht was.
2 In dit geval is hij, te wiens bate het papier is uitgegeven, verplicht de door de schuldenaar betaalde som aan de boedel terug te geven, wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij bij de uitgifte van het papier de in het vorige artikel genoemde wetenschap bezat, hetzij dat de uitgifte het gevolg was van een overleg als in dat artikel bedoeld.
Artikel 49
Artikel 49
1 Rechtsvorderingen, gegrond op de bepalingen der artikelen 42-48, worden ingesteld door de curator.
2 Niettemin kunnen de schuldeisers op gronden, aan die bepalingen ontleend, de toelating ener vordering bestrijden.
Artikel 50
Artikel 50
Beëindiging van het faillissement door de homologatie van een akkoord doet de rechtsvorderingen in het vorige artikel bedoeld vervallen, tenzij het akkoord boedelafstand inhoudt, in welk geval zij ten behoeve van de schuldeisers vervolgd of ingesteld kunnen worden door de vereffenaars.
Artikel 51
Artikel 51
1 Hetgeen door de vernietigde rechtshandeling uit het vermogen van de schuldenaar gegaan is, moet door hen jegens wie de vernietiging werkt, aan de curator worden teruggegeven met inachtneming van afdeling 2 van titel 4 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet op de terug te geven goederen verkregen, worden geëerbiedigd. Tegen een derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft geen terugvordering plaats voorzover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
3 Het door de schuldenaar uit hoofde van de vernietigde rechtshandeling ontvangene of de waarde daarvan, wordt door de curator teruggegeven, voorzover de boedel erdoor is gebaat. Voor het tekortkomende kunnen zij jegens wie de vernietiging werkt, als concurrent schuldeiser opkomen.
Artikel 52
Artikel 52
1 Voldoening na de faillietverklaring doch vóór de bekendmaking daarvan, aan de gefailleerde gedaan, tot nakoming van verbintenissen jegens deze vóór de faillietverklaring ontstaan, bevrijdt hem, die haar deed, tegenover de boedel, zolang zijn bekendheid met de faillietverklaring niet bewezen wordt.
2 Voldoening, als in het vorig lid bedoeld, na de bekendmaking der faillietverklaring aan de gefailleerde gedaan, bevrijdt tegenover de boedel alleen dan, wanneer hij, die haar deed, bewijst dat de faillietverklaring te zijner woonplaats langs de weg der wettelijke aankondiging nog niet bekend kon zijn, behoudens het recht van de curator om aan te tonen, dat zij hem toch bekend was.
3 In elk geval bevrijdt voldoening aan de gefailleerde de schuldenaar tegenover de boedel, voorzover hetgeen door hem voldaan werd ten bate van de boedel is gekomen.
Artikel 53
Artikel 53
1 Hij die zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde is, kan zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen, vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht.
2 De vordering op de gefailleerde wordt zonodig berekend naar de regels in de artikelen 130 en 131 gesteld.
3 De curator kan geen beroep doen op artikel 136 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 54
Artikel 54
1 Niettemin is degene die een schuld aan de gefailleerde of een vordering op de gefailleerde vóór de faillietverklaring van een derde heeft overgenomen, niet bevoegd tot verrekening, indien hij bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld.
2 Na de faillietverklaring overgenomen vorderingen of schulden kunnen niet worden verrekend.
3 Degene die een verrekening verricht, is te goeder trouw als bedoeld in het eerste lid als deze verrekening:
a. geschiedt nadat de schuldenaar ter griffie van de rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd als bedoeld in artikel 370, derde lid, of er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, en
b. wordt verricht in het kader van de financiering van de voortzetting van de door de schuldenaar gedreven onderneming en niet strekt tot inperking van die financiering.
Artikel 55
Artikel 55
De schuldenaar van de gefailleerde die zijn schuld wil verrekenen met een vordering aan order of toonder, is gehouden te bewijzen dat hij het papier reeds op het ogenblik der faillietverklaring te goeder trouw had verkregen.
Artikel 56
Artikel 56
Hij die met de gefailleerde deelgenoot is in een gemeenschap waarvan tijdens het faillissement een verdeling plaatsvindt, kan toepassing van artikel 184, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek verlangen, ook als de schuld van de gefailleerde aan de gemeenschap er een is onder een nog niet vervulde opschortende voorwaarde. De artikelen 130 en 131 zijn van toepassing.
Artikel 57
Artikel 57
1 Pand- en hypotheekhouders kunnen hun recht uitoefenen, alsof er geen faillissement was.
2 Bij de verdeling kunnen uit eigen hoofde mede de beperkt gerechtigden opkomen, wier recht vóór de faillietverklaring was gevestigd, maar door de executie door een pand- of hypotheekhouder is vervallen, voor hun recht op schadevergoeding, bedoeld in artikel 282 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3 Bij de verdeling van de opbrengst oefent de curator ten behoeve van de boedel mede de rechten uit, die de wet aan beslagleggers op het goed toekent. Hij is gehouden mede de belangen te behartigen van de bevoorrechte schuldeisers die in rang boven de voormelde pand- en hypotheekhouders en beperkt gerechtigden gaan.
4 Zo een rangregeling nodig is, wordt deze verzocht aan de voorzieningenrechter van de rechtbank waarvan de rechter-commissaris in het faillissement lid is. De verdeling geschiedt ten overstaan van deze rechter-commissaris op de wijze voorgeschreven in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 58
Artikel 58
1 De curator kan de pand- en hypotheekhouders een redelijke termijn stellen om tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig het vorige artikel over te gaan. Heeft de pand- of hypotheekhouder het onderpand niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de curator de goederen opeisen en met toepassing van de artikelen 101 of 176 verkopen, onverminderd het recht van de pand- en hypotheekhouders op de opbrengst. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de pand- of hypotheekhouder een of meer malen te verlengen.
2 De curator kan een met pand of hypotheek bezwaard goed tot op het tijdstip van de verkoop lossen tegen voldoening van hetgeen waarvoor het pand- of hypotheekrecht tot zekerheid strekt, alsmede van de reeds gemaakte kosten van executie.
Artikel 59
Artikel 59
Indien de opbrengst niet toereikend is om een pand- of hypotheekhouder of een dergenen wier beperkt recht door de executie is vervallen, te voldoen, kan hij voor het ontbrekende als concurrent schuldeiser in de boedel opkomen.
Artikel 59a
Artikel 59a
1 De artikelen 57-59 zijn niet van toepassing wanneer de hypotheek rust op een luchtvaartuig dat te boek staat in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, of in een verdragsregister als bedoeld in artikel 1300 onder d van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Hypotheekhouders wier rechten rusten op luchtvaartuigen als bedoeld in het vorige lid, en andere schuldeisers die op grond van artikel 1317 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek een voorrecht op het luchtvaartuig hebben, kunnen hun recht uitoefenen, alsof er geen faillissement was. Artikel 57, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 De curator kan deze schuldeisers een redelijke termijn stellen om tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig het vorige lid over te gaan. Heeft de schuldeiser het luchtvaartuig niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de curator het luchtvaartuig verkopen. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de schuldeiser een of meer malen te verlengen.
4 Op verkoop door de curator zijn de artikelen 584d en 584f-584q van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de curator wordt aangemerkt als beslaglegger uit hoofde van een vordering die niet van enige voorrang is voorzien, en dat met het vonnis van faillietverklaring wordt gehandeld als voorgeschreven voor het proces-verbaal van beslag.
5 De rechter-commissaris in het faillissement kan in dat geval bepalen dat een door hem vast te stellen gedeelte van de algemene faillissementskosten als kosten van de executie in de zin van artikel 584n van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal gelden.
6 De curator kan het luchtvaartuig tot op het tijdstip van de verkoop lossen tegen voldoening van het daarop verschuldigde, alsmede van de reeds gemaakte kosten van executie.
7 Artikel 59 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 60
Artikel 60
1 De schuldeiser die retentierecht heeft op een aan de schuldenaar toebehorende zaak, verliest dit recht niet door de faillietverklaring.
2 De zaak kan door de curator worden opgeëist en met toepassing van artikel 101 of 176 worden verkocht, onverminderd de voorrang, aan de schuldeiser in artikel 292 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekend. De curator kan ook, voorzover dit in het belang is van de boedel, de zaak in de boedel terugbrengen door voldoening van de vordering waarvoor het retentierecht kan worden uitgeoefend.
3 De schuldeiser kan de curator een redelijke termijn stellen om tot toepassing van het vorige lid over te gaan. Heeft de curator de zaak niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de schuldeiser haar verkopen met overeenkomstige toepassing van de bepalingen betreffende parate executie door een pandhouder of, als het een registergoed betreft, die betreffende parate executie door een hypotheekhouder. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de curator een of meer malen te verlengen.
4 Betreft het een registergoed, dan dient de schuldeiser, op straffe van verval van het recht van parate executie, binnen veertien dagen na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn, aan de curator bij exploot aan te zeggen dat hij tot executie overgaat, en dit exploot in de openbare registers te doen inschrijven.
Artikel 60a
Artikel 60a
1 Indien tot het vermogen van de gefailleerde onder bewind staande goederen behoren en zich schuldeisers ter verificatie hebben aangemeld, die deze goederen onbelast met het bewind kunnen uitwinnen, zal de curator deze goederen van de bewindvoerder opeisen, onder zijn beheer nemen en te gelde maken, voorzover dit voor de voldoening van deze schuldeisers uit de opbrengst nodig is. Door de opeising eindigt het bewind over het goed. De opbrengst wordt overeenkomstig deze wet onder deze schuldeisers verdeeld, voorzover zij zijn geverifieerd. De curator draagt hetgeen na deze verdeling van de opbrengst over is, aan de bewindvoerder af, tenzij de andere schuldeisers de onder bewind staande goederen onder de last van het bewind kunnen uitwinnen in welk geval het restant overeenkomstig deze wet onder deze laatste schuldeisers verdeeld wordt.
2 Indien zich slechts schuldeisers ter verificatie hebben aangemeld die de goederen onder de last van het bewind kunnen uitwinnen, worden deze goederen door de curator overeenkomstig de artikelen 101 of 176 onder die last verkocht.
3 Buiten de gevallen, bedoeld in de vorige leden, blijven de onder bewind staande goederen buiten het faillissement en wordt slechts aan de curator uitgekeerd wat de goederen netto aan vruchten hebben opgebracht.
4 De bewindvoerder is te allen tijde, zodra de curator dit verlangt, verplicht aan deze rekening en verantwoording af te leggen.
Artikel 60b
Artikel 60b
1 Zijn krachtens het vorige artikel goederen buiten het faillissement gebleven en heeft de bewindvoerder opgehouden de schuldeisers te betalen die deze goederen onbelast met bewind kunnen uitwinnen, dan kan de rechtbank die de faillietverklaring heeft uitgesproken op verzoek van ieder van deze schuldeisers die niet in het faillissement kan opkomen, de curator opdragen ook het beheer van deze goederen op zich te nemen en voor de vereffening te hunnen behoeve zorg te dragen.
2 De bepalingen betreffende faillietverklaring en faillissement zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 61
Artikel 61
De echtgenoot of geregistreerde partner van de schuldenaar neemt alle goederen die hem toebehoren en niet in de huwelijksgemeenschap onderscheidenlijk de gemeenschap van het geregistreerd partnerschap vallen, terug.
Artikel 62
Artikel 62 [Vervallen per 01-01-2003]
[Vervallen]
Artikel 63
Artikel 63
1 Het faillissement van de persoon die in enige gemeenschap van goederen gehuwd is of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, wordt als faillissement van die gemeenschap behandeld. Het omvat, behoudens de uitzonderingen van artikel 21, alle goederen, die in de gemeenschap vallen, en strekt ten behoeve van alle schuldeisers, die op de goederen der gemeenschap verhaal hebben. Goederen die de gefailleerde buiten de gemeenschap heeft, strekken slechts tot verhaal van schulden die daarop verhaald zouden kunnen worden, indien er generlei gemeenschap was.
2 Bij het faillissement van een schuldenaar die in gemeenschap van goederen gehuwd is of die in gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, zijn de bepalingen van deze wet omtrent handelingen door de schuldenaar verricht, toepasselijk op de handelingen waardoor de gemeenschap wettig verbonden is, onverschillig wie van de echtgenoten onderscheidenlijk van de geregistreerde partners deze verrichtte.
Artikel 63a
Artikel 63a
1 De rechter-commissaris kan op verzoek van elke belanghebbende of ambtshalve bij schriftelijke beschikking een afkoelingsperiode afkondigen, waarin elke bevoegdheid van derden, met uitzondering van boedelschuldeisers, tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot de opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerde of de curator bevinden, voor een periode van ten hoogste twee maanden niet dan met zijn machtiging kan worden uitgeoefend. De rechter-commissaris kan deze periode eenmaal verlengen met een periode van ten hoogste twee maanden.
2 De rechter-commissaris kan zijn beschikking beperken tot bepaalde derden en voorwaarden verbinden zowel aan zijn beschikking als aan de machtiging van een derde tot uitoefening van een aan deze toekomende bevoegdheid.
3 Indien een derde ter zake van zijn bevoegdheid een redelijke termijn aan de curator stelt, wordt deze termijn geschorst tijdens de afkoelingsperiode.
4 De afkoelingsperiode kan ook op verlangen van de aanvrager van het faillissement of van de schuldenaar worden afgekondigd door de rechter die de faillietverklaring uitspreekt. De afkoelingsperiode die tegelijkertijd wordt afgekondigd met de faillietverklaring heeft gevolgen vanaf de dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen.
Artikel 63b
Artikel 63b
1 Ingeval de schuldenaar overeenkomstig artikel 239, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een pandrecht heeft gevestigd op een vordering op naam of op het vruchtgebruik van een zodanige vordering, blijft de pandhouder tijdens de afkoelingsperiode bevoegd de mededeling, bedoeld in artikel 239, derde lid, van dat Boek te doen en betalingen in ontvangst te nemen.
2 Artikel 490b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de pandhouder het volledige bedrag bij de bewaarder stort.
Artikel 63c
Artikel 63c
1 Tijdens de afkoelingsperiode kan de ontvanger die een beslag heeft gelegd als bedoeld in artikel 22, derde lid, Invorderingswet 1990, niet tot uitwinning overgaan, tenzij de rechter-commissaris anders beslist.
2 Een beslag als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990 dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak die zich op de bodem van de gefailleerde bevindt en die niet aan hem toebehoort, kan niet worden tegengeworpen aan de eigenaar van de zaak of, als daarop een pandrecht van een ander rust, aan die ander, indien deze voordat het beslag was gelegd bij deurwaardersexploot aanspraak heeft gemaakt op afgifte van de zaak.
Artikel 63d
Artikel 63d
Van de goederen als bedoeld in artikel 63a, eerste lid, zijn uitgezonderd de goederen die uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn verpand.
Artikel 63e
Artikel 63e
1 In afwijking van de artikelen 23 en 35 werkt de faillietverklaring van een schuldenaar uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet terug tot aan het begin van de dag waarop zij wordt uitgesproken, ten aanzien van een door de schuldenaar voor het tijdstip van faillietverklaring gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst of een overdracht, vestiging van een pandrecht of een opdracht tot verrekening op grond daarvan.
2 De artikelen 23, 24, 35, 53, eerste lid, 54, tweede lid, van deze wet, alsmede artikel 72, aanhef en onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen niet aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een schuldenaar na het tijdstip van faillietverklaring gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, een overdracht of vestiging van een pandrecht op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst, alsmede elke rechtshandeling op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst vanwege verbintenissen van de schuldenaar die na het tijdstip van faillietverklaring zijn ontstaan, mits de betreffende rechtshandeling plaatsvindt op de dag van faillietverklaring en de wederpartij kan aantonen dat deze ten tijde van de rechtshandeling de faillietverklaring niet kende of behoorde te kennen.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Hoofdstuk 3 Heffingsgrondslag bij werk en woning
Hoofdstuk 3 Heffingsgrondslag bij werk en woning
Hoofdstuk IIIb Verkrijging blote eigendom van een eigen woning
Hoofdstuk IIIb Verkrijging blote eigendom van een eigen woning
Afdeling 1A Elektronisch vermogensrechtelijk rechtsverkeer
Afdeling 1A Elektronisch vermogensrechtelijk rechtsverkeer
Afdeling 1 Belastbaar feit
Afdeling 1 Belastbaar feit
Artikel 36
Artikel 36
De rechtsgeldigheid van een privaatrechtelijke rechtshandeling van een instelling als bedoeld in artikel 1a, tweede lid, welke is verricht in strijd met de bij of krachtens deze wet gestelde regels is niet uit dien hoofde aantastbaar.
Artikel 1
Artikel 1
1 De bepalingen van deze wet gelden in Nederland bij de heffing van rijksbelastingen, de heffing van belastingrente, revisierente en bestuurlijke boeten welke ingevolge de belastingwet kunnen worden vastgesteld of opgelegd, alsmede bij de uitvoering van de basisregistratie inkomen, een en ander met uitzondering van de belastingen voor zover voor een belanghebbende na een door de inspecteur gedane uitspraak op bezwaar met betrekking tot deze belastingen beroep openstaat bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, bedoeld in hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES.
2 Onder rijksbelastingen worden verstaan belastingen welke van rijkswege door de rijksbelastingdienst worden geheven.
3 Met betrekking tot de heffing van rijksbelastingen blijven titel 5.2 en afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.
Artikel 35g
Artikel 35g
1 Indien krachtens erfrecht de blote eigendom wordt verkregen van een woning die voor de vruchtgebruiker een eigen woning is als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt, met het oog op de toepassing van artikel 25, twintigste lid, van de Invorderingswet 1990, op verzoek van de verkrijger de waarde van de blote eigendom aangemerkt als geconserveerde waarde, voor zover het deel van de verkrijging dat niet bestaat uit de blote eigendom van de woning wordt overschreden door het bedrag van de verschuldigde erfbelasting.
2 De belasting over de geconserveerde waarde wordt bepaald op het verschil tussen de belasting over de belaste verkrijging en de belasting over de belaste verkrijging verminderd met deze geconserveerde waarde.
3 Indien de verkrijging omvat zowel blote eigendom als bedoeld in het eerste lid als ondernemingsvermogen als bedoeld in artikel 35b, tweede lid, wordt voor de bepaling van de belasting over de geconserveerde waarde van de blote eigendom de verkrijging van het ondernemingsvermogen genegeerd.
4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de verkrijging van een krachtens erfrecht verkregen onderbedelingsvordering.
Artikel 15a
Artikel 15a
Evenals een elektronische gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronisch transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257) hebben een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 11, en een andere elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 10, van artikel 3 van deze verordening dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, indien voor deze beide elektronische handtekeningen de methode voor ondertekening die gebruikt is voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval.
Artikel 2
Artikel 2
1 Onder de naam 'overdrachtsbelasting' wordt een belasting geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen.
2 Voor de toepassing van deze wet wordt onder verkrijging mede begrepen de verkrijging van de economische eigendom. Onder economische eigendom wordt verstaan een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen, dat een belang bij die zaken of rechten vertegenwoordigt. Het belang omvat ten minste enig risico van waardeverandering en komt toe aan een ander dan de eigenaar of beperkt gerechtigde. Onder de verkrijging van de economische eigendom van onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen wordt mede verstaan de verkrijging van een samenstel van rechten en verplichtingen dat een belang als hiervoor bedoeld vertegenwoordigt bij een bestanddeel van een onroerende zaak dat zelfstandig aan een recht kan worden onderworpen, dan wel bij een recht waaraan een onroerende zaak kan worden onderworpen. De verkrijging van uitsluitend het recht op levering wordt niet aangemerkt als verkrijging van economische eigendom.
3 Het tweede lid is niet van toepassing bij verkrijging van rechten van deelneming in:
a. een beleggingsfonds;
b. een fonds voor collectieve belegging in effecten;
als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
4 Het derde lid is niet van toepassing indien:
a. de verkrijger, al dan niet tezamen met een verbonden lichaam als bedoeld in artikel 4, zesde of zevende lid, of een verbonden natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 4, achtste lid;
b. de verkrijger een natuurlijk persoon is tezamen met zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie;
als gevolg van de verkrijging met inbegrip van de reeds aan hem toebehorende rechten van deelneming en ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst nog te verkrijgen rechten, voor ten minste een derde gedeelte belang in het beleggingsfonds of het fonds voor collectieve belegging in effecten heeft.
5 Voor toepassing van het derde lid worden verkrijgingen binnen een tijdsverloop van twee jaren door:
a. een natuurlijk persoon, zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en door een lichaam waarin hij, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie, een geheel of nagenoeg geheel belang heeft;
b. een rechtspersoon en door een tot hetzelfde concern als gedefinieerd krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel h, behorend lichaam;
beschouwd als te hebben plaatsgehad ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst.
6 Onder verkrijging van rechten als bedoeld in het derde lid wordt mede begrepen de verkrijging van de economische eigendom door bestaande deelnemers in een beleggingsfonds of fonds voor collectieve beleggingen in effecten als gevolg van de intrekking van bewijzen van deelgerechtigdheid na gehele of gedeeltelijke uittreding door een andere deelnemer.
7 Voor de toepassing van dit artikel worden onder lichamen verstaan verenigingen, andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen en doelvermogens.
Artikel 37
Artikel 37 [Vervallen per 25-07-2018]
[Vervallen]
Artikel 2
Artikel 2
1 Deze wet verstaat onder:
a. belastingwet: zowel deze wet als andere wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de onder artikel 1 vallende belastingen;
b. lichamen: verenigingen en andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens.
2 Waar in de belastingwet wordt gesproken:
a. van vereniging, is daaronder begrepen de samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid die met een vereniging maatschappelijk gelijk kan worden gesteld;
b. met betrekking tot een lichaam van bestuurder, zijn daaronder begrepen de beherende vennoot van een maat- of vennootschap en de binnenlandse vertegenwoordiger van een niet in Nederland gevestigd lichaam, alsmede in geval van ontbinding hij die met de vereffening is belast;
c. van Mogendheid, wordt daaronder mede begrepen een daarmee gelijk te stellen bestuurlijke eenheid;
d. van staat, wordt daaronder mede begrepen Mogendheid;
e. van verdrag, wordt daaronder mede begrepen een regeling ter voorkoming van dubbele belasting die is overeengekomen met een in onderdeel c bedoelde bestuurlijke eenheid, alsmede een regeling ter voorkoming van dubbele belasting die is getroffen voor de relatie met een of meer landen binnen het Koninkrijk;
f. van regeling ter voorkoming van dubbele belasting, wordt daaronder mede begrepen regelen ter voorkoming van dubbele belasting die zijn overeengekomen met een in onderdeel c bedoelde bestuurlijke eenheid.
3 De belastingwet verstaat onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
b. directeur, inspecteur of ontvanger: de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen;
c. open commanditaire vennootschap: de commanditaire vennootschap waarbij, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan plaats hebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire;
d. 1°. Koninkrijk: Koninkrijk der Nederlanden;
2°. Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden;
3°. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, met dien verstande dat voor de heffing van de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting, de assurantiebelasting en de minimumbelasting Nederland tevens omvat de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voorzover deze grenst aan de territoriale zee in Nederland;
4°. BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op, of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;
e. belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag, alsmede de voorlopige conserverende aanslag, de conserverende aanslag en de conserverende navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting, de schenk- en erfbelasting;
f. aandeel: mede de deelgerechtigdheid van een commanditaire vennoot in een open commanditaire vennootschap en het stemrecht, kapitaalbelang of winstrecht in een lichaam als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, indien de houder van het stemrecht, kapitaalbelang of winstrecht woonachtig of gevestigd is in een staat die dat lichaam als een belastingplichtige voor een naar de winst geheven belasting beschouwt;
g. Douanewetboek van de Unie: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
h. Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343);
ha. Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343);
i. kind: eerstegraads bloedverwant en aanverwant in de neergaande lijn;
j. burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
k. vennootschap: mede een lichaam als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
l. partner: persoon als bedoeld in artikel 5a;
m. algemeen nut beogende instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5b;
n. culturele instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5b, vierde lid;
o. sociaal belang behartigende instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5c;
p. steunstichting SBBI: een stichting als bedoeld in artikel 5d.
4 Het in de belastingwet genoemde bestuur van ’s Rijks belastingen wordt uitgeoefend door de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.
5 Hetgeen bij of krachtens deze wet wordt bepaald inzake de in het derde lid, onderdeel e, bedoelde voorlopige aanslag, aanslag of navorderingsaanslag, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de in dat onderdeel bedoelde voorlopige conserverende aanslag, onderscheidenlijk conserverende aanslag of conserverende navorderingsaanslag, met dien verstande dat:
a. een voorlopige aanslag en in de belastingwet daartoe aangewezen voorheffingen niet worden verrekend met een conserverende aanslag en een voorlopige conserverende aanslag niet wordt verrekend met een aanslag;
b. een voorlopige conserverende aanslag niet wordt verrekend met een conserverende aanslag doch vervalt tegelijk met de vaststelling van de conserverende aanslag onder toerekening van het ter zake van de voorlopige conserverende aanslag verleende uitstel van betaling, de daaromtrent gestelde zekerheid, alsmede van de betalingen die op die conserverende voorlopige aanslag mochten zijn verricht, aan de conserverende aanslag.
6 Bepalingen van de belastingwet die rechtsgevolgen verbinden aan het aangaan, het bestaan, de beëindiging of het beëindigd zijn van een huwelijk zijn van overeenkomstige toepassing op het aangaan, het bestaan, de beëindiging onderscheidenlijk het beëindigd zijn van een geregistreerd partnerschap.
7 Voor de toepassing van de belastingwet en de daarop berustende bepalingen wordt een Europese coöperatieve vennootschap gelijkgesteld met een Europese naamloze vennootschap met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur voor de toepassing van de in die algemene maatregel van bestuur genoemde bepalingen de rechtsvorm gelijkgesteld kan worden met een coöperatie.
Artikel 15b
Artikel 15b [Vervallen per 10-03-2017]
[Vervallen]
Artikel 38
Artikel 38
1 Ten aanzien van cliënten waarnaar reeds cliëntenonderzoek is verricht op grond van deze wet, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn, verricht een instelling het cliëntenonderzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bij eerste gelegenheid.
2 Onder eerste gelegenheid in de zin van het eerste lid wordt verstaan het eerste moment dat door de cliënt contact wordt opgenomen met de instelling of het eerste moment dat de instelling, met inachtneming van de risicogevoeligheid voor witwassen of financieren van terrorisme van het type cliënt, zakelijke relatie, product of transactie, aanleiding vindt om het cliëntenonderzoek te doen plaatsvinden.
3 In afwijking van het eerste lid verricht een bank of andere financiële onderneming in geval van een zakelijke relatie met betrekking tot een levensverzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, die is aangegaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn, het cliëntenonderzoek, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 3a, zodra een geldelijke uitkering plaatsvindt aan de cliënt of begunstigde.
4 De artikelen 3a, 6, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing op een cliëntenonderzoek dat op grond van het eerste of derde lid wordt verricht.
Artikel 3
Artikel 3
1 Als verkrijging wordt niet aangemerkt die krachtens:
a. boedelmenging, erfrecht of verjaring;
b. verdeling van een huwelijksgemeenschap of nalatenschap, waarin de verkrijger was gerechtigd als rechtverkrijgende onder algemene titel;
c. natrekking van een zaak op het tijdstip waarop die zaak wordt aangebracht op, aan of in een onroerende zaak, tenzij van die zaak omzetbelasting wordt geheven ter zake van de levering en de vergoeding, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, tezamen met de verschuldigde omzetbelasting, lager is dan de waarde, bedoeld in artikel 9, en de verkrijger die omzetbelasting op grond van artikel 15 van die wet niet of niet nagenoeg geheel in aftrek kan brengen.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt de waarde ten minste gesteld op de kostprijs van de zaak, met inbegrip van de omzetbelasting, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de natrekking.
2 Als verkrijging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, wordt niet aangemerkt hetgeen wordt verkregen krachtens de uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 3
Artikel 3
1 De bevoegdheid van een directeur, inspecteur of ontvanger is niet bepaald naar een geografische indeling van het Rijk.
2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de hoofdlijnen van de inrichting van de rijksbelastingdienst alsmede omtrent de functionaris, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder wie een belastingplichtige ressorteert.
Artikel 39
Artikel 39
1 Op overtredingen die hebben plaatsgevonden of zijn aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn, zijn de artikelen 32e tot en met 32j niet van toepassing.
2 In afwijking van het eerste lid wordt in het geval van een overtreding, begaan door een instelling als bedoeld in artikel 1a, tweede lid of derde lid, onderdeel c, en waarop artikel 28a van deze wet, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn, van toepassing is, een besluit tot het publiceren van een waarschuwing of verklaring na het tijdstip van inwerkingtreding van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn genomen met inachtneming van de artikelen 32h, 32i en 32j.
Artikel 15c
Artikel 15c
Buiten het vermogensrecht vindt artikel 15a overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de rechtshandeling of van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Artikel 4
Artikel 4
1 Als zaken als bedoeld in artikel 2 worden mede aangemerkt (fictieve onroerende zaken):
a. aandelen in een rechtspersoon, waarvan de bezittingen op het tijdstip van de verkrijging of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar grotendeels bestaan of hebben bestaan uit onroerende zaken en tegelijkertijd ten minste 30% van de bezittingen bestaat of heeft bestaan uit in Nederland gelegen onroerende zaken, mits de onroerende zaken, als geheel genomen, op dat tijdstip geheel of hoofdzakelijk dienstbaar zijn of waren aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende zaken;
b. rechten van lidmaatschap van verenigingen of coöperaties, indien in die rechten is begrepen het recht op uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gebruik van een in Nederland gelegen gebouw of van een gedeelte daarvan dat blijkens zijn inrichting is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.
2 Voor de toepassing van het eerste lid worden onder onroerende zaken mede verstaan fictieve onroerende zaken, rechten waaraan onroerende zaken of fictieve onroerende zaken zijn onderworpen, alsmede de economische eigendom van deze zaken of rechten.
3 Bij toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt ter zake van de verkrijging van aandelen alleen belasting geheven wanneer de verkrijger met inbegrip van de reeds aan hem toebehorende aandelen en ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst nog te verkrijgen aandelen:
a. als natuurlijk persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie of een verbonden lichaam, voor ten minste een derde gedeelte, en, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, voor meer dan zeven percent belang in de rechtspersoon heeft;
b. als rechtspersoon, al dan niet tezamen met een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon, voor ten minste een derde gedeelte belang in de rechtspersoon heeft.
4 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a:
a. heeft, wanneer een rechtspersoon, al dan niet tezamen met een tot hetzelfde concern als gedefinieerd krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel h, behorend lichaam, of met een natuurlijk persoon die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie, een geheel of nagenoeg geheel belang heeft in de rechtspersoon, voor ten minste een derde gedeelte een belang bezit of heeft bezeten in een ander lichaam, bij het bepalen van zijn bezittingen naar evenredigheid toerekening plaats van de bezittingen en schulden van het andere lichaam;
b. worden, na toepassing van de toerekening uit onderdeel a, vorderingen van de rechtspersoon op de verkrijger of op met de rechtspersoon of de verkrijger verbonden lichamen en verbonden natuurlijke personen als bedoeld in het derde, zesde, zevende of achtste lid van dit artikel, niet tot de bezittingen gerekend, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat deze vorderingen voortvloeien of voortvloeiden uit een bij de aard en omvang van de rechtspersoon en de verkrijger, of daarmee verbonden lichamen of natuurlijke personen, passende normale bedrijfsuitoefening;
c. worden, na toepassing van de toerekening uit onderdeel a, bezittingen van de rechtspersoon, andere dan onroerende zaken en de vorderingen bedoeld in onderdeel b, bij aanwezigheid van schulden van de rechtspersoon aan de verkrijger of aan met de rechtspersoon of de verkrijger verbonden lichamen of verbonden natuurlijke personen als bedoeld in het derde, zesde, zevende of achtste lid van dit artikel, geacht te zijn gefinancierd door die schulden en worden die bezittingen in zoverre niet in aanmerking genomen, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat deze bezittingen voortvloeien of voortvloeiden uit een bij de aard en omvang van de rechtspersoon en de verkrijger, of daarmee verbonden lichamen of natuurlijke personen, passende normale bedrijfsuitoefening.
5 Voor de toepassing van het derde en vierde lid:
a. wordt onder degene die een belang heeft mede verstaan degene die, anders dan als pandhouder, rechthebbende is op rechten waaraan het in dat lid bedoelde belang is onderworpen, alsmede degene die rechthebbende is op de economische eigendom van dat belang. Deze rechten en economische eigendom worden geacht een belang in de rechtspersoon te vertegenwoordigen dat overeenstemt met het belang dat kan worden toegekend aan de aandelen waarop ze betrekking hebben;
b. worden de volgende verkrijgingen beschouwd als te hebben plaatsgehad ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst:
1°. verkrijgingen binnen een tijdsverloop van twee jaren door dezelfde verkrijger als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en door een lichaam waarin hij, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie, een geheel of nagenoeg geheel belang heeft;
2°. verkrijgingen binnen een tijdsverloop van twee jaren door dezelfde verkrijger als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, en door een tot hetzelfde concern als gedefinieerd krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel h, behorend lichaam;
c. wordt ter vaststelling van het belang van de verkrijger, bij:
– samenloop van middellijk belang via een verbonden lichaam met het belang van het verbonden lichaam, uitsluitend het belang van het verbonden lichaam in aanmerking genomen;
– samenloop van middellijk belang van een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon via de verkrijger met het belang van de verkrijger, uitsluitend het belang van de verkrijger in aanmerking genomen; en
– samenloop van belang bij wege van economische eigendom met belang bij wege van juridische eigendom, dan wel van blote eigendom met vruchtgebruik, het belang slechts eenmaal in aanmerking genomen.
6 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, wordt als een met de verkrijger verbonden lichaam aangemerkt een lichaam waarin de verkrijger, zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie, al dan niet tezamen, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft.
7 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt als een met de verkrijger verbonden lichaam aangemerkt:
a. een lichaam waarin de verkrijger voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;
b. een lichaam dat voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de verkrijger;
c. een lichaam waarin een derde, zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie, al dan niet tezamen, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde al dan niet tezamen met zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de verkrijger.
8 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt als een met de verkrijger verbonden natuurlijk persoon aangemerkt een natuurlijk persoon die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de verkrijger of in een met de verkrijger verbonden lichaam, alsmede de echtgenoot van deze persoon en de bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie van deze persoon.
9 De rechtspersonen, bedoeld in het eerste lid, zijn gehouden met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels bij aangifte de gegevens te verstrekken waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de heffing van de belasting. Met betrekking tot deze verplichtingen blijft artikel 53, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen buiten toepassing.
10 Voor de toepassing van dit artikel is artikel 2, zevende lid, van overeenkomstige toepassing.
11 Onder aandelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid worden mede verstaan rechten uit bestaande aandelen.
Artikel 3a
Artikel 3a
1 In afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt in het verkeer tussen belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen en de inspecteur of het bestuur van ’s Rijks belastingen een bericht uitsluitend elektronisch verzonden.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop het elektronische berichtenverkeer plaatsvindt.
3 Bij ministeriële regeling kunnen berichten en groepen van belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen worden aangewezen waarvoor, alsmede omstandigheden worden aangewezen waaronder, het berichtenverkeer kan plaatsvinden anders dan langs elektronische weg.
Artikel 40
Artikel 40
Een wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn, de richtlijn betaaldiensten of de richtlijn kapitaalvereisten gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij besluit van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 15d
Artikel 15d
1 Degene die een dienst van de informatiemaatschappij verleent, maakt de volgende gegevens gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk voor degenen die gebruik maken van deze dienst, in het bijzonder om informatie te verkrijgen of toegankelijk te maken:
a. zijn identiteit en adres van vestiging;
b. gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met hem mogelijk maken, met inbegrip van zijn elektronische postadres;
c. voor zover hij in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven: het register waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer, of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dat register;
d. voor zover een activiteit aan een vergunningsstelsel is onderworpen: de gegevens over de bevoegde toezichthoudende autoriteit;
e. voor zover hij een gereglementeerd beroep uitoefent:
– de beroepsvereniging of -organisatie waarbij hij is ingeschreven,
– de beroepstitel en de lidstaat van de Europese Unie of andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte waar die is toegekend,
– een verwijzing naar de beroepsregels die in Nederland van toepassing zijn en de wijze van toegang daartoe;
f. voor zover hij een aan de BTW onderworpen activiteit uitoefent: het btw-identificatienummer zoals bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onder g, van de Wet op de Omzetbelasting 1968.
2 De dienstverlener geeft aanduidingen van prijzen in een dienst van de informatiemaatschappij duidelijk en ondubbelzinnig aan, met de uitdrukkelijke vermelding of, en zo mogelijk welke, belasting en leveringskosten daarbij inbegrepen zijn.
3 Onder dienst van de informatiemaatschappij wordt verstaan elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van de afnemer van de dienst wordt verricht zonder dat partijen gelijktijdig op dezelfde plaats aanwezig zijn. Een dienst wordt langs elektronische weg verricht indien deze geheel per draad, per radio, of door middel van optische of andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen met behulp van elektronische apparatuur voor de verwerking, met inbegrip van digitale compressie, en de opslag van gegevens.
Artikel 5
Artikel 5
Als rechten waaraan zaken zijn onderworpen worden niet aangemerkt de rechten van grondrente, pand en hypotheek.
Artikel 41
Artikel 41 [Vervallen per 25-07-2018]
[Vervallen]
Artikel 3b
Artikel 3b
[Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden]
Artikel 15e
Artikel 15e
1 Indien commerciële communicatie deel uitmaakt van een dienst van de informatiemaatschappij of een dergelijke dienst vormt, zorgt degene in wiens opdracht de commerciële communicatie geschiedt dat:
a. de commerciële communicatie duidelijk als zodanig herkenbaar is;
b. de commerciële communicatie zijn identiteit vermeldt;
c. de commerciële communicatie, indien deze verkoopbevorderende aanbiedingen, wedstrijden of spelen omvat, een duidelijke en ondubbelzinnige vermelding bevat van de aard en de voorwaarden van de aanbieding of de deelneming;
d. ongevraagde commerciële communicatie door middel van elektronische post reeds bij de ontvangst duidelijk en ondubbelzinnig als zodanig herkenbaar is.
2 [vervallen.]
3 Onder commerciële communicatie als bedoeld in dit artikel wordt verstaan elke vorm van communicatie bestemd voor het aanprijzen van de goederen, diensten of het imago van een onderneming, instelling of persoon die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een gereglementeerd beroep uitoefent, met uitzondering van informatie die rechtstreeks toegang geeft tot de activiteit van de onderneming, instelling of persoon, in het bijzonder een domeinnaam of een elektronisch postadres. Mededelingen over goederen of diensten of het imago van een onderneming, instelling of persoon die onafhankelijk van deze en in het bijzonder zonder financiële tegenprestatie zijn samengesteld, zijn geen commerciële communicatie.
Artikel 42
Artikel 42 [Vervallen per 25-07-2018]
[Vervallen]
Artikel 6
Artikel 6
1 Opzegging van een beperkt recht wordt beschouwd als verkrijging van dat recht door degene ten behoeve van wie de opzegging plaats heeft.
2 Wijziging van een beperkt recht wordt beschouwd als afstand van dat recht tegen verkrijging van een nieuw beperkt recht.
3 Indien bij het einde van een beperkt recht tot gebruik van een onroerende zaak door de gebruiker daarop aangebrachte zaken ten goede komen aan een andere gerechtigde tot die onroerende zaak, worden die zaken geacht door die gerechtigde te zijn verkregen.
Artikel 4
Artikel 4
1 Waar iemand woont en waar een lichaam gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
2 Voor de toepassing van het eerste lid worden schepen en luchtvaartuigen welke in Nederland hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van Nederland beschouwd.
3 Voor de toepassing van de wettelijke bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat (PbEU 2009, L 310), Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PbEU 2011, L 345) of Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PbEU 2003, L 157) wordt, in afwijking in zoverre van het eerste lid en voor zover dat voortvloeit uit de genoemde richtlijnen, een lichaam geacht te zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie indien dat lichaam volgens de fiscale wetgeving van die lidstaat aldaar is gevestigd.
4 Een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 2009/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEU 2009, L 302), wordt geacht te zijn gevestigd in de lidstaat of staat waarvan de bevoegde autoriteit de instelling overeenkomstig artikel 5 van die richtlijn heeft toegelaten.
5 Een alternatieve beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel k, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174) wordt geacht te zijn gevestigd in de lidstaat van herkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel p, van die richtlijn, indien:
a. het lichaam is opgericht of aangegaan naar het recht van die lidstaat, en
b. het doel en de feitelijke werkzaamheid van het lichaam uitsluitend bestaan in het beleggen van vermogen, bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Artikel 42a
Artikel 42a
De artikelen 19, 20, 22, 23 en 33 tot en met 35 zijn van overeenkomstige toepassing op een platform voor de veiling van emissierechten.
Artikel 15f
Artikel 15f
1 Degenen die diensten van de informatiemaatschappij verlenen of gebruiken kunnen zich richten tot een door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken aan te wijzen rechtspersoon teneinde:
a. algemene informatie te verkrijgen over hun contractuele rechten en plichten alsmede over klachtenprocedures en rechtsmiddelen in het geval van een geschil;
b. nadere gegevens te verkrijgen over de autoriteiten of organisaties waar zij nadere informatie of praktische bijstand kunnen krijgen.
2 De rechtspersoon, bedoeld in lid 1, werkt bij de uitoefening van zijn taken samen met de overeenkomstige organisaties in andere lidstaten van de Europese Unie en de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
3 De controleurs van de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst – Economische Controle Dienst (Belastingdienst/FIOD-ECD) worden aangewezen als ambtenaren, belast met de opsporing van overtredingen van de voorschriften gesteld bij de artikelen 15d en 15e lid 1.
Artikel 5
Artikel 5
1 De vaststelling van een belastingaanslag geschiedt door het ter zake daarvan opmaken van een aanslagbiljet door de inspecteur. De dagtekening van het aanslagbiljet geldt als dagtekening van de vaststelling van de belastingaanslag. De inspecteur stelt het aanslagbiljet ter invordering van de daaruit blijkende belastingaanslag aan de ontvanger ter hand.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het door de inspecteur nemen van een beschikking of het doen van uitspraak strekkende tot - al dan niet nadere - vaststelling van een ingevolge de belastingwet verschuldigd of terug te geven bedrag.
Artikel 7
Artikel 7
Hetgeen bij een verdeling wordt toegedeeld, wordt geacht voor het geheel te zijn verkregen.
Artikel 43
Artikel 43
[Wijzigt de Wet inzake de geldtransactiekantoren.]
Artikel 5a
Artikel 5a
1 Als partner wordt aangemerkt:
a. de echtgenoot;
b. de ongehuwde meerderjarige persoon waarmee de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige een notarieel samenlevingscontract is aangegaan en met wie hij staat ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland.
2 Degene die ingevolge het eerste lid voor een deel van het kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, wordt ook als partner aangemerkt in de andere perioden van het kalenderjaar, voor zover hij in die perioden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt een persoon die van tafel en bed is gescheiden, aangemerkt als ongehuwd. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid.
4 In afwijking van het eerste lid wordt een persoon niet meer als partner aangemerkt ingeval:
a. een verzoek, zoals bedoeld in artikel 150, respectievelijk 169 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek tot echtscheiding, respectievelijk tot scheiding van tafel en bed is ingediend, en
b. hij niet meer op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland staat ingeschreven als de belastingplichtige.
5 Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben. Ingeval een persoon meer dan één echtgenoot heeft, wordt alleen de echtgenoot uit de oudste verbintenis als partner aangemerkt. Bij meer dan één notarieel samenlevingscontract, wordt alleen het oudste samenlevingscontract in aanmerking genomen. Een notarieel samenlevingscontract met meer dan één persoon, wordt niet in aanmerking genomen.
6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op basis waarvan iemand die niet in Nederland woont, geacht wordt op zijn woonadres te zijn ingeschreven in een naar aard en strekking met de basisregistratie personen overeenkomende registratie buiten Nederland.
7 Personen die partners waren op grond van het eerste lid, onderdeel b, blijven als partners aangemerkt nadat de in dat onderdeel bedoelde inschrijving op hetzelfde woonadres niet langer mogelijk is als gevolg van opname in een verpleeghuis of verzorgingshuis vanwege medische redenen of ouderdom van een van hen, zolang na het einde van die inschrijving op hetzelfde woonadres ten aanzien van geen van beiden een derde persoon als partner wordt aangemerkt. De eerste volzin vindt geen toepassing meer indien één van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur laat weten dat zij niet langer als partners willen worden aangemerkt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid.
Artikel 8
Artikel 8
1 Indien voor de verkrijging van een goed als bedoeld in artikel 2 een akte in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, moet worden ingeschreven, vindt de verkrijging plaats op het tijdstip waarop de akte wordt opgemaakt.
2 Een verkrijging krachtens een rechtshandeling die onder opschortende voorwaarde is verricht, komt tot stand op het tijdstip waarop de voorwaarde wordt vervuld.
3 Nietigheid van een verkrijging wordt buiten beschouwing gelaten.
Artikel 44
Artikel 44
[Wijzigt de Wet op de economische delicten.]
Artikel 5b
Artikel 5b
1 Een algemeen nut beogende instelling is een instelling – niet zijnde een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven – die:
a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
b. haar gegevens op elektronische wijze via internet openbaar maakt;
c. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden; en
d. als zodanig is aangemerkt door:
1°. de inspecteur ingeval de instelling is gevestigd in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat; of
2°. Onze Minister ingeval de instelling niet is gevestigd in het Koninkrijk, een andere lidstaat van de Europese Unie en een bij ministeriële regeling aangewezen staat waarbij aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld.
2 Algemeen nut beogende instellingen zijn in ieder geval:
a. de Staat, de provincies, de gemeenten en de waterschappen in Nederland alsmede daarmee vergelijkbare lichamen in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
b. de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede de gemeenten, waterschappen en daarmee vergelijkbare publiekrechtelijke lichamen in die landen of openbare lichamen.
3 Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:
a. welzijn;
b. cultuur;
c. onderwijs, wetenschap en onderzoek;
d. bescherming van natuur en milieu, daaronder begrepen bevordering van duurzaamheid;
e. gezondheidszorg;
f. jeugd- en ouderenzorg;
g. ontwikkelingssamenwerking;
h. dierenwelzijn;
i. religie, levensbeschouwing en spiritualiteit;
j. de bevordering van de democratische rechtsorde;
k. volkshuisvesting;
l. een combinatie van de bovengenoemde doelen, alsmede
m. het financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling.
4 Een algemeen nut beogende instelling die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend richt op cultuur, kan verzoeken tevens te worden aangemerkt als culturele instelling.
5 Een instelling die werkzaamheden verricht die gericht zijn op het bieden van volkshuisvesting als bedoeld in het derde lid, onderdeel k, kan slechts worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling, indien zij op de voet van artikel 19 van de Woningwet bij koninklijk besluit is toegelaten als instelling die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is.
6 Het aanmerken als een algemeen nut beogende instelling of als culturele instelling geschiedt op verzoek van de instelling. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking eventueel onder door hem te stellen voorwaarden. In afwijking van de eerste volzin kan de inspecteur een categorie instellingen dan wel een groep met elkaar verbonden instellingen bij één voor bezwaar vatbare beschikking aanmerken als instellingen als bedoeld in het eerste lid, ook zonder dat een daartoe strekkend verzoek is gedaan door die instellingen.
7 Een instelling als bedoeld in het eerste lid, wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop deze instelling niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen nut beogend karakter heeft, niet meer voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden dan wel niet meer is gevestigd als aangegeven in het eerste lid. Een instelling als bedoeld in het vierde lid wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop deze instelling zich niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend richt op cultuur. Het tijdstip van intrekking kan liggen voor de datum van de dagtekening van de beschikking.
8 Een instelling als bedoeld in het eerste lid wordt eveneens door de inspecteur niet, of niet langer, als algemeen nut beogende instelling aangemerkt indien de instelling, een bestuurder van die instelling, een persoon die feitelijk leiding geeft aan die instelling of een voor die instelling gezichtsbepalende persoon door een Nederlandse rechter onherroepelijk is veroordeeld wegens het opzettelijk plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 137c, eerste lid, 137d, eerste lid, en 266 van het Wetboek van Strafrecht, mits:
a. het misdrijf is gepleegd in de hoedanigheid van bestuurder, feitelijk leidinggevende of gezichtsbepalend persoon van de instelling;
b. nog geen vier kalenderjaren zijn verstreken sinds de veroordeling, en
c. het misdrijf gezien zijn aard of de samenhang met andere door de algemeen nut beogende instelling of genoemde personen begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
9 Een instelling als bedoeld in het eerste lid wordt eveneens door de inspecteur niet, of niet langer, als algemeen nut beogende instelling aangemerkt indien de inspecteur gerede twijfel heeft over de integriteit van de instelling, een bestuurder van die instelling, een persoon die feitelijk leiding geeft aan die instelling of een voor die instelling gezichtsbepalende persoon, en die instelling, onderscheidenlijk persoon, ondanks een verzoek daartoe van de inspecteur, niet binnen een termijn van zestien weken nadat dit verzoek is gedaan een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens overlegt.
10 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, die openbaar worden gemaakt, alsmede met betrekking tot de wijze waarop deze gegevens via internet openbaar worden gemaakt, waarbij door grotere instellingen een verplicht standaardformulier wordt gebruikt.
11 Voor de toepassing van het vierde en het zesde tot en met negende lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.
Artikel 45
Artikel 45
[Wijzigt de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.]
Artikel 5c
Artikel 5c
Een sociaal belang behartigende instelling is een instelling:
a. die in overeenstemming met haar regelgeving een sociaal belang behartigt;
b. die niet aan een winstbelasting is onderworpen dan wel daarvan is vrijgesteld;
c. die aan de leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt ter zake van de door die leden voor de instelling verrichte werkzaamheden geen andere beloning toekent dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet bovenmatig vacatiegeld;
d. die is gevestigd in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat.
Artikel 46
Artikel 46
[Wijzigt de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek.]
Artikel 47
Artikel 47
[Wijzigt de Wet toezicht trustkantoren.]
Artikel 5d
Artikel 5d
1 Een steunstichting SBBI is een stichting die voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en die is opgericht uitsluitend met het doel geld in te zamelen ter ondersteuning van een sociaal belang behartigende instelling ten behoeve van een bij ministeriële regeling aan te wijzen doel.
2 Het ontwerp van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt ten minste vier weken voordat de regeling wordt vastgesteld, overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Artikel 48
Artikel 48
[Wijzigt de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.]
Artikel 5e
Artikel 5e
1 Indien tussen echtgenoten of gewezen echtgenoten een recht op of een plicht tot vergoeding bestaat op grond van artikel 87 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt bij de echtgenoot, onderscheidenlijk de gewezen echtgenoot, met het vergoedingsrecht ter zake hiervan geen voor de belastingwet relevant belang bij het onderliggende goed of een bestanddeel daarvan aanwezig geacht.
2 Onder een recht op of een plicht tot vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt mede begrepen een recht op of een plicht tot vergoeding waarvan het verloop op grond van de artikelen 95 en 96 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstig artikel 87 van Boek 1 van dat wetboek wordt bepaald.
3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien bij overeenkomst wordt afgeweken van artikel 87, eerste tot en met derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 48a
Artikel 48a
[Wijzigt deze wet.]
Artikel 48b
Artikel 48b
[Wijzigt de Algemene wet inzake rijksbelastingen.]
Artikel 48c
Artikel 48c
[Wijzigt de Invorderingswet 1990.]
Artikel 48d
Artikel 48d
[Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]
Artikel 48e
Artikel 48e
[Wijzigt de Arbeidsomstandighedenwet.]
Artikel 48f
Artikel 48f
[Wijzigt de Wet arbeid vreemdelingen.]
Artikel 49
Artikel 49
De Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties worden ingetrokken.
Artikel 50
Artikel 50
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 51
Artikel 51
Deze wet wordt aangehaald als: Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
Algemene informatie
Titel 1aa Overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten tussen handelaren en consumenten
Titel 1aa Overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten tussen handelaren en consumenten
Titel 4 Uiterste willen
Titel 4 Uiterste willen
Titel 5A Het geregistreerd partnerschap
Titel 5A Het geregistreerd partnerschap
Eerste titel Van kooplieden en van daden van koophandel
Eerste titel Van kooplieden en van daden van koophandel
Hoofdstuk I Veilingen
Hoofdstuk I Veilingen
Hoofdstuk 1 Algemene bepaling
Hoofdstuk 1 Algemene bepaling
Afdeling 1 Algemene bepalingen
Afdeling 1 Algemene bepalingen
Opschrift
Besluit van 3 juli 2018, houdende regels over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de uitoefening van taken en bevoegdheden (Besluit kwaliteit leefomgeving)
Artikel 80a
Artikel 80a
1 Een persoon kan tegelijkertijd slechts met één andere persoon van hetzelfde of andere geslacht een geregistreerd partnerschap aangaan.
2 Zij die een geregistreerd partnerschap aangaan, mogen niet tegelijkertijd gehuwd zijn.
3 Registratie van partnerschap geschiedt bij een akte van registratie van partnerschap opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand.
4 Een partnerschapsregistratie kan worden gestuit, indien partijen niet de vereisten in zich verenigen om de registratie aan te gaan, of wanneer partijen niet beiden hun toestemming tot het geregistreerd partnerschap vrijelijk zullen geven, dan wel wanneer het oogmerk van de aanstaande geregistreerde partners, of één hunner, niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de partnerschapsregistratie verbonden plichten, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland. Op een stuiting zijn de artikelen 51, 52, 53, tweede tot en met vierde lid, en 54 tot en met 56 van overeenkomstige toepassing. Het openbaar ministerie is verplicht een partnerschapsregistratie te stuiten, indien het met een van de in de artikelen 31, 32, 41 en in het eerste en tweede lid van dit artikel omschreven beletselen bekend is. Indien aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een van de in de vorige zin genoemde beletselen bekend is, of wanneer partijen niet beiden hun toestemming tot het geregistreerd partnerschap vrijelijk zullen geven, mag hij niet meewerken aan een registratie of daaraan voorafgaande formaliteiten verrichten, ook al zou geen stuiting hebben plaatsgehad.
5 Ter zake van de partnerschapsregistratie zijn de artikelen 31, 32, 37 tot en met 39, 41, 41a, 44 tot en met 49, 58 en 62 tot en met 66 van overeenkomstige toepassing.
6 Op de nietigverklaring van een partnerschapsregistratie zijn van overeenkomstige toepassing de artikelen 69 tot en met 77.
7 Op het bewijs van het bestaan van de partnerschapsregistratie zijn de artikelen 78, 79 en 80 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2
Artikel 2 [Vervallen per 01-01-1935]
[Vervallen]
Artikel 2
Artikel 2 [Vervallen per 01-01-1969]
[Vervallen]
Artikel 1
Artikel 1
1 2 Dit besluit verstaat onder:
a. b. uitvoerder van aangenomen werk: degene, die, anders dan in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, en anders dan als thuiswerker, ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk als bedoeld in artikel 750 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die niet rechtstreeks is aangegaan met een natuurlijke persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden, persoonlijk een werk tot stand brengt;
c. loon in geld: het loon voor de loonbelasting, voor zover dit in geld wordt verstrekt;
d. tabelloon: het loon waarop de loonbelastingtabel wordt toegepast;
e. bruto-inkomen: het loon in de zin van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
f. belasting, ingeval artikel 27b, eerste lid, van de wet van toepassing is: het gezamenlijke bedrag van de belasting en de premie voor de volksverzekeringen;
g. gage: gage als bedoeld in artikel 35 van de wet;
h. gezelschap: een groep van natuurlijke personen of lichamen waarbij de leden van de groep individueel of gezamenlijk ingevolge een overeenkomst van korte duur als artiest in Nederland optreden of als beroep een tak van sport in Nederland beoefenen.
Artikel 53
Artikel 53
1 De coöperatie is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging. Zij moet zich blijkens de statuten ten doel stellen in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten, anders dan van verzekering, met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde te hunnen behoeve uitoefent of doet uitoefenen.
2 De onderlinge waarborgmaatschappij is een bij notariële akte als onderlinge waarborgmaatschappij opgerichte vereniging. Zij moet zich blijkens de statuten ten doel stellen met haar leden verzekeringsovereenkomsten te sluiten, een en ander in het verzekeringsbedrijf dat zij te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent.
3 De statuten van een coöperatie kunnen haar veroorloven overeenkomsten als die welke zij met haar leden sluit, ook met anderen aan te gaan; hetzelfde geldt voor de statuten van een onderlinge waarborgmaatschappij waarbij iedere verplichting van leden of oud-leden om in de tekorten bij te dragen is uitgesloten.
4 Indien een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid uitoefent, mag zij dat niet in een zodanige mate doen, dat de overeenkomsten met de leden slechts van ondergeschikte betekenis zijn.
Besluit van 3 juli 2018, houdende regels over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de uitoefening van taken en bevoegdheden (Besluit kwaliteit leefomgeving)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 30 juni 2017, nr. IenM/BSK-2017/167239, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op het biodiversiteitsverdrag, het Europees landschapsverdrag, de grondwaterrichtlijn, de habitatrichtlijn, de kaderrichtlijn afvalstoffen, de kaderrichtlijn mariene strategie, de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning, de kaderrichtlijn water, het Londen-protocol, de monitoringsmechanisme-verordening, de nec-richtlijn, het Ospar-verdrag, het PRTR-Protocol, de PRTR-verordening, de richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht, de richtlijn industriële emissies, de richtlijn luchtkwaliteit, de richtlijn omgevingslawaai, de richtlijn overstromingsrisico’s, de richtlijn prioritaire stoffen, de richtlijn stedelijk afvalwater, de richtlijn storten afvalstoffen, de richtlijn toegang tot milieu-informatie, de richtlijn winningsafval, de Seveso-richtlijn, het verdrag van Aarhus, het verdrag van Granada, het verdrag van Valletta, het VN-gehandicaptenverdrag, het VN-Zeerechtverdrag, de vogelrichtlijn, het werelderfgoedverdrag, de zwemwaterrichtlijn, en de artikelen 1.5, tweede lid, 2.11, tweede lid, 2.12, tweede lid, 2.15, eerste lid, aanhef en onder a, b, en c, 2.24, eerste lid, 2.26, eerste lid en derde lid, aanhef en onder a tot en met h, 2.27, aanhef en onder a tot en met d en onder e, onder 1°, 2.28, aanhef en onder a, b, c, e en f, 2.30, aanhef en onder a, b en c, 2.31, eerste en tweede lid, 2.32, tweede lid, 2.39, vierde lid, 2.41, tweede lid, 2.42, eerste en tweede lid, 3.10, tweede lid, aanhef en onder b, 5.18, eerste lid, 5.22, 5.23, 5.24, eerste tot en met vierde lid, 5.26, eerste lid, 5.27, 5.28, 5.31, eerste lid, 5.34, eerste en tweede lid, 5.38, derde lid, 5.40, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, aanhef en onder a, 5.42, eerste en derde lid, 16.88, eerste lid, 19.14, eerste lid, 20.1, derde lid, 20.2, eerste en derde lid, 20.6, eerste lid, onder a, onder 1° en 2°, en onder b, 20.7, aanhef en onder a tot en met d, 20.10, eerste lid, aanhef en onder a, 20.11, aanhef en onder a tot en met c, 20.14, derde lid, aanhef en onder b, 20.16, eerste lid, en 20.17, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Omgevingswet en de artikelen 8.48, derde lid, en 17.5a, tweede lid, van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 december 2017, nr. W14.17.0199/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 juni 2018, nr. 2018-0000524061, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 80b
Artikel 80b
Op een geregistreerd partnerschap zijn de titels 6, 7 en 8 van overeenkomstige toepassing met uitzondering van het omtrent scheiding van tafel en bed bepaalde.
Artikel 3
Artikel 3 [Vervallen per 01-01-1935]
[Vervallen]
Artikel 53a
Artikel 53a
1 De bepalingen van de vorige titel zijn, met uitzondering van de artikelen 26 lid 3 en 44 lid 2, op de coöperatie en de onderlinge waarborgmaatschappij van toepassing, voor zover daarvan in deze titel niet wordt afgeweken.
2 Voor een coöperatie die een bank is in de zin van artikel 415 waarop geen vrijstelling als bedoeld in artikel 3:111 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is en een onderlinge waarborgmaatschappij die een verzekeringsmaatschappij is in de zin van artikel 427 is artikel 135 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 80c
Artikel 80c
1 Het geregistreerd partnerschap eindigt:
a. door de dood;
b. indien degene ten aanzien van wie, overeenkomstig de bepalingen van de tweede afdeling van de achttiende titel van dit boek de vermissing is vastgesteld, dan wel overeenkomstig de bepalingen van de derde afdeling van de achttiende titel van dit boek het overlijden is vastgesteld, nog in leven is op de dag waarop de achtergebleven geregistreerde partner een nieuw geregistreerd partnerschap of huwelijk is aangegaan: door de voltrekking van dit geregistreerd partnerschap of huwelijk;
c. met wederzijds goedvinden door inschrijving door de ambtenaar van de burgerlijke stand van een door beide partners en een of meer advocaten of notarissen ondertekende en gedateerde verklaring waaruit blijkt dat en op welk tijdstip de partners omtrent de beëindiging van het geregistreerd partnerschap een overeenkomst hebben gesloten.
d. door ontbinding op verzoek van de partners of een van hen;
e. door omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk.
2 Tot inschrijving van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onder c, is de ambtenaar van de burgerlijke stand steeds bevoegd indien het geregistreerd partnerschap in Nederland is aangegaan. Indien het partnerschap buiten Nederland is aangegaan, is de ambtenaar van de burgerlijke stand tot inschrijving van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onder c, bevoegd indien voldaan is aan de voorwaarden van artikel 4, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de bevoegdheid van de rechter in geval van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
3 Een geregistreerd partnerschap kan niet met wederzijds goedvinden als bedoeld in het eerste lid, onder c, worden beëindigd indien de partners:
a. al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen over een of meer van hun gezamenlijke kinderen;
b. ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag gezamenlijk uitoefenen over een of meer kinderen.
Artikel 4
Artikel 4 [Vervallen per 01-01-1935]
[Vervallen]
Artikel 54
Artikel 54
1 Een coöperatie en een onderlinge waarborgmaatschappij worden opgericht door een meerzijdige rechtshandeling bij notariële akte.
2 De naam van een coöperatie moet het woord "coöperatief" bevatten, die van een onderlinge waarborgmaatschappij het woord "onderling" of "wederkerig". De naam van de rechtspersoon moet aan het slot de letters W.A., B.A. of U.A. overeenkomstig artikel 56 dragen.
Artikel 80d
Artikel 80d
1 De in artikel 80c, eerste lid, onder c, bedoelde overeenkomst betreft ten minste de verklaring van beide partners dat hun geregistreerd partnerschap duurzaam ontwricht is en dat zij het willen beëindigen. Voorts betreft de overeenkomst, evenwel niet op straffe van nietigheid:
a. de uitkering tot levensonderhoud ten behoeve van de geregistreerde partner die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven;
b. wie van de geregistreerde partners huurder van de woonruimte die hun tot hoofdverblijf dient, zal zijn of wie van de geregistreerde partners gedurende een bij de overeenkomst te bepalen termijn het gebruik zal hebben van de woning en de inboedel die een van hen of hun beiden toebehoren dan wel ten gebruike toekomen;
c. de verdeling van enige gemeenschap waarin de partners de registratie zijn aangegaan dan wel de verrekening die bij voorwaarden als bedoeld in titel 8 is overeengekomen;
d. de verevening of verrekening van pensioenrechten.
2 Op een beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden zijn de artikelen 155, 157, eerste tot en met zesde lid, 158, 159, eerste en derde lid, 159a, 160 en 164 van overeenkomstige toepassing.
3 De verklaring, bedoeld in artikel 80c, eerste lid, onder c, wordt slechts ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, indien zij de ambtenaar van de burgerlijke stand uiterlijk drie maanden na het sluiten van de overeenkomst heeft bereikt.
Artikel 5
Artikel 5 [Vervallen per 01-01-1935]
[Vervallen]
Artikel 54a
Artikel 54a [Vervallen per 25-11-1988]
[Vervallen]
Artikel 80e
Artikel 80e
1 Op een ontbinding van een geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 80c, eerste lid, onder d, zijn de artikelen 151, 153 tot en met 160, 164 en 165 van overeenkomstige toepassing.
2 De ontbinding komt tot stand door inschrijving van een rechterlijke uitspraak op verzoek van partijen of van één van hen in de registers van de burgerlijke stand. Artikel 163, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 55
Artikel 55
1 Zij die bij de ontbinding leden waren, of minder dan een jaar te voren hebben opgehouden leden te zijn, zijn tegenover de rechtspersoon naar de in de statuten aangegeven maatstaf voor een tekort aansprakelijk; wordt een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij ontbonden door haar insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard, dan wordt de termijn van een jaar niet van de dag der ontbinding, maar van de dag der faillietverklaring gerekend. De statuten kunnen een langere termijn dan een jaar vaststellen.
2 Bevatten de statuten niet een maatstaf voor ieders aansprakelijkheid, dan zijn allen voor gelijke delen aansprakelijk.
3 Kan op een of meer van de leden of oud-leden het bedrag van zijn aandeel in het tekort niet worden verhaald, dan zijn voor het ontbrekende de overige leden en oud-leden, ieder naar evenredigheid van zijn aandeel, aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid bestaat ook, indien de vereffenaars afzien van verhaal op een of meer leden of oud-leden, op grond dat door de uitoefening van het verhaalsrecht een bate voor de boedel niet zou worden verkregen. Indien de vereffening geschiedt onder toezicht van personen, door de wet met dat toezicht belast, kunnen de vereffenaars van dat verhaal slechts afzien met machtiging van deze personen.
4 De aansprakelijke leden en oud-leden zijn gehouden tot onmiddellijke betaling van hun aandeel in een geraamd tekort, vermeerderd met 50 ten honderd, of zoveel minder als de vereffenaars voldoende achten, tot voorlopige dekking van een nadere omslag voor de kosten van invordering en van het aandeel van hen, die in gebreke mochten blijven aan hun verplichting te voldoen.
5 Een lid of oud-lid is niet bevoegd tot verrekening van zijn schuld uit hoofde van dit artikel.
Artikel 80f
Artikel 80f
Indien de partijen wier geregistreerd partnerschap is beëindigd, opnieuw een geregistreerd partnerschap met elkaar aangaan dan wel met elkaar in het huwelijk treden, worden alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap geacht steeds te hebben bestaan alsof er geen beëindiging heeft plaats gehad. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die tussen de inschrijving van de beëindiging en de nieuwe registratie of het huwelijk zijn verricht, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.
Artikel 56
Artikel 56
1 Een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij kan in afwijking van het in het vorige artikel bepaalde in haar statuten iedere verplichting van haar leden of oud-leden om in een tekort bij te dragen, uitsluiten of tot een maximum beperken. De leden kunnen hierop slechts een beroep doen, indien de rechtspersoon aan het slot van zijn naam in het eerste geval de letters U.A. (uitsluiting van aansprakelijkheid), en in het tweede geval de letters B.A. (beperkte aansprakelijkheid) heeft geplaatst. Een rechtspersoon waarop de eerste zin niet is toegepast, plaatst de letters W.A. (wettelijke aansprakelijkheid) aan het slot van zijn naam.
2 De genoemde rechtspersonen zijn, behoudens in telegrammen en reclames, verplicht haar naam volledig te voeren.
Artikel 80g
Artikel 80g
1 Indien twee personen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand kenbaar maken dat zij het geregistreerd partnerschap dat zij zijn aangegaan, omgezet wensen te zien in een huwelijk, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand ter zake een akte van omzetting opmaken. Indien de geregistreerde partners van wie ten minste één de Nederlandse nationaliteit bezit, buiten Nederland woonplaats hebben en in Nederland hun geregistreerd partnerschap in een huwelijk willen omzetten, geschiedt de omzetting bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage.
2 De artikelen 65 en 66 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Een omzetting doet het geregistreerd partnerschap eindigen en het huwelijk aanvangen op het tijdstip dat de akte van omzetting in het register van huwelijken is opgemaakt. De omzetting brengt geen wijziging in de al dan niet bestaande familierechtelijke betrekkingen met kinderen die voor de omzetting zijn geboren.
Artikel 57
Artikel 57 [Vervallen per 01-07-2021]
[Vervallen]
Artikel 57a
Artikel 57a [Vervallen per 01-07-2021]
[Vervallen]
Artikel 58
Artikel 58
1 Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vier maanden door de algemene vergadering op grond van bijzondere omstandigheden, maakt het bestuur een jaarrekening op en legt het deze voor de leden ter inzage ten kantore van de rechtspersoon. Binnen deze termijn legt het bestuur ook het bestuursverslag ter inzage voor de leden, tenzij de artikelen 396 lid 7, of 403 voor de rechtspersoon gelden. De jaarrekening wordt vastgesteld door de algemene vergadering die het bestuur uiterlijk een maand na afloop van de termijn doet houden. Artikel 48 lid 2 is van overeenkomstige toepassing. Vaststelling van de jaarrekening strekt niet tot kwijting aan een bestuurder onderscheidenlijk commissaris.
2 De opgemaakte jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurders en door de commissarissen; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.
3 De rechtspersoon zorgt dat de opgemaakte jaarrekening, het bestuursverslag en de krachtens artikel 392 lid 1 toe te voegen gegevens vanaf de oproep voor de algemene vergadering, bestemd tot behandeling van de jaarrekening, te zijnen kantore aanwezig zijn. De leden kunnen de stukken aldaar inzien en er kosteloos een afschrift van verkrijgen.
4 Ten laste van de door de wet voorgeschreven reserves mag een tekort slechts worden gedelgd voor zover de wet dat toestaat.
5 Onze Minister van Economische Zaken kan desverzocht om gewichtige redenen ontheffing verlenen van de verplichting tot het opmaken, het overleggen en het vaststellen van de jaarrekening. Afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op deze verzoeken tot ontheffing.
Artikel 59
Artikel 59
1 Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen zijn niet bevoegd door een besluit wijzigingen in de met haar leden in de uitoefening van haar bedrijf aangegane overeenkomsten aan te brengen, tenzij zij zich deze bevoegdheid in de overeenkomst op duidelijke wijze hebben voorbehouden. Een verwijzing naar statuten, reglementen, algemene voorwaarden of dergelijke, is daartoe niet voldoende.
2 Op een wijziging als in het vorige lid bedoeld kan de rechtspersoon zich tegenover een lid slechts beroepen indien de wijziging schriftelijk aan het lid was medegedeeld.
Artikel 60
Artikel 60
Voor de coöperatie geldt voorts dat, met behoud der vrijheid van uittreding uit de coöperatie, daaraan bij de statuten voorwaarden, in overeenstemming met haar doel en strekking, kunnen worden verbonden. Een voorwaarde welke verder gaat dan geoorloofd is, wordt in zoverre voor niet geschreven gehouden.
Slotformulier en ondertekening
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Wassenaar 3 juli 2018 Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Uitgegeven de eenendertigste augustus 2018 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Artikel 61
Artikel 61
Voor een coöperatie, die in haar statuten niet iedere verplichting van haar leden of oud-leden om in een tekort bij te dragen heeft uitgesloten, gelden bovendien de volgende bepalingen:
a. Het lidmaatschap wordt schriftelijk aangevraagd. Aan de aanvrager wordt eveneens schriftelijk bericht, dat hij als lid is toegelaten of geweigerd. Wanneer hij is toegelaten, wordt hem tevens medegedeeld onder welk nummer hij als lid in de administratie der coöperatie is ingeschreven. Niettemin behoeft, ten bewijze van de verkrijging van het lidmaatschap, van een schriftelijke aanvrage en een schriftelijk bericht als hiervoor bedoeld, niet te blijken.
b. De geschriften, waarbij het lidmaatschap wordt aangevraagd, worden gedurende ten minste tien jaren door het bestuur bewaard. Echter behoeven de hierbedoelde geschriften niet te worden bewaard voor zover het betreft diegenen, van wie het lidmaatschap kan blijken uit een door hen ondertekende, gedagtekende verklaring in de administratie van de coöperatie.
c. De opzegging van het lidmaatschap kan slechts geschieden, hetzij bij een afzonderlijk geschrift, hetzij door een door het lid ondertekende, gedagtekende verklaring in de administratie van de coöperatie. Het lid dat de opzegging doet, ontvangt daarvan een schriftelijke erkenning van het bestuur. Wordt de schriftelijke erkenning niet binnen veertien dagen gegeven, dan is het lid bevoegd de opzegging op kosten van de coöperatie bij deurwaardersexploot te herhalen.
d. Een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de ledenlijst wordt ten kantore van het handelsregister neergelegd bij de inschrijving van de coöperatie. Binnen een maand na het einde van ieder boekjaar wordt door het bestuur een schriftelijke opgave van de wijzigingen die de ledenlijst in de loop van het boekjaar heeft ondergaan, aan de ten kantore van het handelsregister neergelegde lijst toegevoegd of wordt, indien de Kamer van Koophandel dit nodig oordeelt, een nieuwe lijst neergelegd.
Bijlage I bij artikel 1.1 van dit besluit (begrippen)
Bijlage I bij artikel 1.1 van dit besluit (begrippen)
A Begrippen
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
24-uurszorg: 24-uurszorg als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten: op basis van archeologische, bodemkundige of historische informatie op een locatie te verwachten archeologische monumenten;
aardgas: aardgas als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
ADR-klasse: ADR-klasse als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
basisgeluidemissie: basisgeluidemissie als bedoeld in artikel 3.27;
basisnet: basisnet als bedoeld in artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;
BBT-conclusies: document met de conclusies over beste beschikbare technieken, vastgesteld in overeenstemming met artikel 13, vijfde lid en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies;
bebouwingscontour geur: bebouwingscontour geur als bedoeld in artikel 5.97, of de bebouwde kom, bedoeld in artikel 12.14;
bedgebied: bedgebied als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
beheerder van het oppervlaktewaterlichaam:
a. het dagelijks bestuur van het waterschap als het gaat om regionale wateren; of
b. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat als het gaat om rijkswateren;
beperkt kwetsbaar gebouw: gebouw als bedoeld in bijlage VI, onder A;
beperkt kwetsbare locatie: locatie als bedoeld in bijlage VI, onder B;
bewaarplaats voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik: bewaarplaats voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
bijeenkomstfunctie: bijeenkomstfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
bijeenkomstfunctie voor kinderopvang: bijeenkomstfunctie voor kinderopvang als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
biociden: biociden als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
bodemfunctieklasse: bodemfunctieklasse als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
bouwland: bouwland als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
bovengrondse opslagtank: bovengrondse opslagtank als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
brandaandachtsgebied: brandaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid;
brandcompartiment: brandcompartiment als bedoeld in bijlage I bij in het Besluit bouwwerken leefomgeving;
brandvoorschriftengebied: brandvoorschriftengebied als bedoeld in artikel 5.14, eerste, tweede of vijfde lid, of 12.27b;
bruto-vloeroppervlakte: bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
bufferbewaarplaats voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik: bufferbewaarplaats voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
buisleiding van nationaal belang: buisleiding als bedoeld in artikel 5.135; bunkerstation: bunkerstation als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
CAS-nummer: CAS-nummer als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
continue trillingen: trilling die ten opzichte van de grootste trillingstijd gedurende een lange tijd aanwezig is;
dierenverblijf: dierenverblijf als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
digestaat: digestaat als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
dijktraject: deel van een waterkering waarop een omgevingswaarde van toepassing is;
dikke fractie: dikke fractie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
drijfmest: drijfmest als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
dunne fractie: dunne fractie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
emissiegrenswaarde: emissiegrenswaarde als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
explosieaandachtsgebied: explosieaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, tweede lid;
explosievoorschriftengebied: explosievoorschriftengebied bedoeld in artikel 5.14, eerste of tweede lid, of 12.27b;
gebruiksfunctie: gebruiksfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
gecumuleerd geluid: gecumuleerd geluid als bedoeld in artikel 3.38;
geluid Bs, dan: schietgeluid op een plaats over alle dag-, avond- en nachtperioden van een jaar, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
geluidaandachtsgebied: geluidaandachtsgebied als bedoeld in artikel 3.20;
geluidbelastingkaart: geluidbelastingkaart als bedoeld in artikel 20.17, eerste lid, van de wet;
geluidbeperkende maatregel: maatregel die het geluid op een geluidgevoelig gebouw verlaagt;
geluidbrongegevens: bij ministeriële regeling aangewezen gegevens, benodigd voor het bepalen van het geluid door een geluidbronsoort;
geluidbronsoort: het geheel van geluidbronnen, bestaande uit:
a. gemeentewegen;
b. lokale spoorwegen die bij omgevingsverordening zijn aangewezen;
c. lokale spoorwegen die niet bij omgevingsverordening zijn aangewezen;
d. waterschapswegen;
e. provinciale wegen;
f. rijkswegen;
g. hoofdspoorwegen; of
h. industrieterreinen;
geluidgevoelig gebouw: geluidgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 3.21;
geluidgevoelige ruimte: geluidgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 3.22;
geluidluwe gevel: gevel die ten opzichte van de andere gevels van een geluidgevoelig gebouw relatief weinig wordt belast door geluid;
geluidreferentiepunt: locatie waar een geluidproductieplafond geldt;
geluidwerende maatregel: maatregel aan een geluidgevoelig gebouw ter beperking van het geluid in dat gebouw;
gemeenteweg: weg in beheer bij een gemeente;
geurgevoelig gebouw: geurgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 5.91;
gewasbeschermingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
gezamenlijk geluid: gezamenlijk geluid als bedoeld in artikel 3.39;
gezondheidszorgfunctie: gezondheidszorgfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
gifwolkaandachtsgebied: gifwolkaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, derde lid;
goed ecologisch potentieel: goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2, onder 23, van de kaderrichtlijn water;
goede ecologische toestand: goede ecologische toestand als bedoeld in artikel 2, onder 22, van de kaderrichtlijn water;
goede kwantitatieve toestand: goede kwantitatieve toestand als bedoeld in artikel 2, onder 28, van de kaderrichtlijn water;
grasland: grasland als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
grondwatersanering: grondwatersanering als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitat: staat van instandhouding van een natuurlijke habitat waarvoor geldt dat:
a. het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen;
b. de voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan; en
c. de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is;
gunstige staat van instandhouding van een soort: staat van instandhouding van een soort waarvoor geldt dat:
a. uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven;
b. het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; en
c. er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden;
herhaald voorkomende trilling: kortdurende trilling met een repeterend karakter;
huiskavel: kavel met een woning;
hyperscale datacentrum: hyperscale datacentrum als bedoeld in artikel 5.161ba;
inerte winningsafvalstoffen: onbrandbare winningsafvalstoffen die geen significante fysische, chemische of biologische veranderingen ondergaan en die voldoen aan de criteria, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van Beschikking nr. 2009/359/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 april 2009 tot aanvulling van de definitie van inert afval ter uitvoering van artikel 22, lid 1, onder f, van Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (PbEU 2009, L 110);
interventiepunt: interventiepunt als bedoeld in artikel 8.57a;
kantoorfunctie: kantoorfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
krw-oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, onder 10, van de kaderrichtlijn water;
krw-verontreinigende stof: verontreinigende stof als bedoeld in artikel 2, onder 31, van de kaderrichtlijn water, met name de stoffen, bedoeld in bijlage VIII bij die richtlijn;
krw-verontreiniging: verontreiniging als bedoeld in artikel 2, onder 33, van de kaderrichtlijn water;
kunstmatig krw-oppervlaktewaterlichaam: een door menselijke activiteiten tot stand gekomen krw-oppervlaktewaterlichaam;
kwetsbaar gebouw: gebouw als bedoeld in bijlage VI, onder C;
kwetsbare locatie: locatie als bedoeld in bijlage VI, onder D;
landbodem: landbodem als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
landbouwbedrijfskavel: kavel met een gebouw of een complex van gebouwen voor agrarische activiteiten;
landbouwgronden: landbouwgronden als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
landbouwhuisdier: landbouwhuisdier als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
langtijdgemiddelde beoordelingsniveau: LAr, LT: het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
Lday: maat ter bepaling van het geluid op een locatie over alle perioden van 7.00 tot 19.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onder 1, bij de richtlijn omgevingslawaai;
Lde: maat ter bepaling van het geluid op een locatie over alle perioden van 7.00 tot 19.00 en 19.00 tot 23.00 uur van een jaar door optelling van Lday en Levening, waarbij op dezelfde wijze als bij bepaling van de Lden wordt gewogen over de lengte van de perioden en Levening met 5 dB is verhoogd;
Lden: maat ter bepaling van het geluid op een locatie over alle perioden van 07.00 tot 19.00 uur, van 19.00 tot 23.00 uur en van 23.00 tot 07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onder 1, bij de richtlijn omgevingslawaai;
Levening: maat ter bepaling van het geluid op een locatie over alle perioden van 19.00 tot 23.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onder 1, bij de richtlijn omgevingslawaai;
Lnight: maat ter bepaling van het geluid op een locatie over alle perioden van 23.00 tot 7.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onder 1, bij de richtlijn omgevingslawaai;
maritiem ruimtelijk plan: plan als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning;
maritieme ruimtelijke planning: proces in het kader waarvan menselijke activiteiten in mariene gebieden worden geanalyseerd en georganiseerd om ecologische, economische en sociale doelstellingen te bereiken;
maximaal geluidniveau LAmax: maximaal geluidniveau gemeten in de meterstand «F» of «fast» als vastgesteld en beoordeeld volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
mestbassin: mestbassin als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
mijnsteen: mijnsteen als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
milieuverontreiniging: directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen, trillingen, warmte of geluid in lucht, water of bodem die de gezondheid van de mens of de kwaliteit van het milieu kan aantasten, schade kan toebrengen aan materiële goederen, of de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik kan aantasten of in de weg kan staan;
motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
nationaal waterprogramma: nationaal waterprogramma als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder e, van de wet;
nevengebruiksfunctie: nevengebruiksfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
NEM: NEM als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
NEN-EN-ISO/IEC: NEN-EN die door de International Organization for Standardization en de International Electrotechnical Commission is vastgesteld;
niet-geluidgevoelige gevel: gevel die in het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit met toepassing van artikel 5.78y, tweede lid, 5.78aa, tweede lid, 12.13f of 12.13g als zodanig is aangemerkt;
niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen: niet-geluidgevoelige gevel die met toepassing van artikel 5.78y, tweede lid, 12.13f, of 12.13g, eerste lid, als zodanig is aangemerkt;
OUE: hoeveelheid geurstoffen die, bij verdamping in 1 m3 neutraal gas onder standaardcondities, een fysiologische reactie oproept bij een panel die gelijk is aan de reactie die optreedt bij 123 μg n-butanol, verdampt in 1 m3 neutraal gas onder standaardcondities;
onderwijsfunctie: onderwijsfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
ondergrondse opslagtank: ondergrondse opslagtank als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
percolaat: vloeistof die uit gestorte vaste afvalstoffen of andere vaste stoffen komt of daarmee in contact is geweest;
PGS: PGS als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
plaatsgebonden risico: risico als bedoeld in artikel 5.6;
PM10: fijnstofdeeltjes met een aerodynamische diameter van ten hoogste 10 μm;
PM2,5: fijnstofdeeltjes met een aerodynamische diameter van ten hoogste 2,5 μm;
prioritair type natuurlijke habitat: type natuurlijke habitat dat in bijlage I bij de habitatrichtlijn als zodanig is aangeduid;
prioritaire soort: soort die in bijlage II bij de habitatrichtlijn als zodanig is aangeduid;
programma stikstofreductie en natuurverbetering: programma als bedoeld in art. 3.9, vierde lid, van de wet;
programma van maatregelen mariene strategie: programma van maatregelen mariene strategie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 13, tweede lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie;
provinciale weg: weg in beheer bij een provincie;
PRTR: register als bedoeld in artikel 20.11, aanhef en onder a, van de wet;
PRTR-verslag: verslag als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
pyrotechnisch artikel voor theatergebruik: pyrotechnisch artikel voor theatergebruik als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
pyrotechnisch artikel voor theatergebruik van categorie T1: pyrotechnisch artikel voor theatergebruik van categorie T1 als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
pyrotechnisch artikel voor theatergebruik van categorie T2: pyrotechnisch artikel voor theatergebruik van categorie T2 als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
regionaal waterprogramma: regionaal waterprogramma als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, van de wet;
rijbaan: rijbaan als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
rijksweg: weg in beheer bij het Rijk;
rijstrook: rijstrook als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Seveso-inrichting: Seveso-inrichting als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
slagschaduwgevoelig gebouw: slagschaduwgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 5.89b;
stedelijk gebied: op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit toegelaten stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen en infrastructuur, met uitzondering van stedelijk groen aan de rand van die bebouwing en lintbebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen;
steekvast zuiveringsslib: steekvast zuiveringsslib als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam: krw-oppervlaktewaterlichaam dat door fysische wijzigingen als gevolg van menselijke activiteiten wezenlijk van aard is veranderd;
stikstofoxiden: stikstofoxiden als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
stroomgebiedsbeheerplan: stroomgebiedsbeheerplan als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder a, van de wet;
substraatmateriaal: substraatmateriaal als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
trillinggevoelig gebouw: trillinggevoelig gebouw als bedoeld in artikel 5.80;
trillinggevoelige ruimte: trillinggevoelige ruimte als bedoeld in artikel 5.81;
trillingssterkte Vmax: maximale trillingssterkte zoals vastgesteld volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
trillingssterkte Vper: gemiddelde trillingssterkte over een beoordelingsperiode zoals vastgesteld volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
type natuurlijk krw-oppervlaktewaterlichaam: rivier, meer, overgangswater of kustwateren als bedoeld in bijlage II, onder punt 1.2, bij de kaderrichtlijn water;
uitwendige scheidingsconstructie: uitwendige scheidingsconstructie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
UN-nummer: UN-nummer als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
vaste bijvoedermiddelen: vaste bijvoedermiddelen als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
vaste mest: vaste mest als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
veldkavel: kavel die geen huis- of landbouwbedrijfskavel is;
verblijfsgebied: verblijfsgebied als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
verblijfsruimte: verblijfsruimte als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
vermengde mijnsteen: vermengde mijnsteen als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
verpakkingsgroep: verpakkingsgroep als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
vloeibaar zuiveringsslib: vloeibaar zuiveringsslib als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
vluchtige organische stof: vluchtige organische stof als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
Voorlopige Lijst werelderfgoed: lijst met erfgoederen die door Nederland bij Unesco worden voorgedragen voor plaatsing op de Lijst van het Werelderfgoed;
vuurwerk: vuurwerk als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
vuurwerk van categorie F1: vuurwerk van categorie F1 als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
vuurwerk van categorie F2: vuurwerk van categorie F2 als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
vuurwerk van categorie F3: vuurwerk van categorie F3 als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
vuurwerk van categorie F4: vuurwerk van categorie F4 als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
waterbeheerprogramma: waterbeheerprogramma als bedoeld in artikel 3.7 van de wet;
waterbodem: waterbodem als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
waterschapsweg: weg in beheer bij een waterschap;
waterwinlocatie: onttrekkingspunt van water dat wordt gebruikt voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water, of een samenstel van die onttrekkingspunten;
wet: Omgevingswet;
winningsafvalvoorziening categorie A: winningsafvalvoorziening, die door het bevoegd gezag is ingedeeld in categorie A, in overeenstemming met de criteria gesteld in bijlage III bij de richtlijn winningsafval en de criteria, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 9 van Beschikking nr. 2009/337/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 april 2009 tot vaststelling van de criteria voor de indeling van afvalvoorzieningen in overeenstemming met bijlage III bij Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (PbEU 2009, L 102);
woonfunctie: woonfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
woongebouw: woongebouw als bedoeld in
bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
woonwagen: woonwagen als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
zeer kwetsbaar gebouw: gebouw als bedoeld in bijlage VI, onder E;
zuiveringsslib: zuiveringsslib als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
zwaar ongeval: zwaar ongeval als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
zwemwaterbeheersmaatregelen: maatregelen als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de zwemwaterrichtlijn die voor zwemlocaties worden genomen;
zwemwaterverontreiniging: aanwezigheid van microbiologische besmetting of van andere organismen of afval die de zwemwaterkwaliteit aantast en een risico voor de gezondheid van zwemmers inhoudt als bedoeld in de artikelen 3.7, 3.8, en 11.44 en in bijlage I, kolom A, bij de zwemwaterrichtlijn.
B Verordeningen, richtlijnen en besluiten
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
cites-uitvoeringsverordening: verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 6 mei 2006, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEU 2006, L 166);
CLP-verordening: Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU 2008, L 353);
PRTR-protocol: op 21 mei 2003 tot stand gekomen Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (Trb. 2007, 95).
Artikel 62
Artikel 62
Voor een onderlinge waarborgmaatschappij gelden voorts de volgende bepalingen:
a. Zij die als verzekeringnemer bij een onderlinge waarborgmaatschappij een overeenkomst van verzekering lopende hebben, zijn van rechtswege lid van de waarborgmaatschappij. Bij de onderlinge waarborgmaatschappij die krachtens haar statuten ook verzekeringnemers die geen lid zijn mag verzekeren, kan van deze bepaling worden afgeweken.
b. Tenzij de statuten anders bepalen, duurt het lidmaatschap dat uit een verzekeringsovereenkomst ontstaat, voort totdat alle door het lid met de waarborgmaatschappij gesloten verzekeringsovereenkomsten zijn geëindigd. Bij overdracht of overgang van de rechten en verplichtingen uit zodanige overeenkomst gaat het lidmaatschap, voor zover uit die overeenkomst voortvloeiende, op de nieuwe verkrijger of de nieuwe verkrijgers over, een en ander behoudens afwijkende bepalingen in de statuten.
c. Indien het waarborgkapitaal van een onderlinge waarborgmaatschappij in aandelen is verdeeld, zijn de artikelen 79-89, 90-92, 95, 96 lid 1, 98 leden 1 en 6, en 98c leden 1 en 2 van dit boek van overeenkomstige toepassing.
Bijlage II bij de artikelen 2.0b, 2.0c en 11.11, eerste lid, van dit besluit (veiligheid waterkeringen)
Bijlage II bij de artikelen 2.0b, 2.0c en 11.11, eerste lid, van dit besluit (veiligheid waterkeringen)
A Landkaarten primaire waterkeringen en dijktrajecten als bedoeld in artikel 2.0b
A.1. Kaart Noord-Nederland
A.2. Kaart Midden-Nederland
A.3. Kaart Zuid-West Nederland
A.4. Kaart Limburg
B Omgevingswaarden en andere parameters voor signalering veiligheid primaire waterkeringen als bedoeld in de de artikelen 2.0c en 11.11, eerste lid
Kolom 1 |
Kolom 2 |
Kolom 3 |
Kolom 4 |
Kolom 5 |
Kolom 6 |
Kolom 7 |
|
Dijktraject |
Omgevingswaarden |
Andere parameters voor signalering |
|||||
Kans als bedoeld in artikel 2.0c, eerste lid (overstromingskans per jaar) |
Kans als bedoeld in artikel 2.0c, tweede lid (faalkans per jaar) |
Kans als bedoeld in artikel 2.0c, derde lid (overstromingskans per keer dat het dijktraject hydraulische belasting ondervindt) |
Kans als bedoeld in artikel 2.0c, vierde lid (overstromingskans per keer dat de afvoer- of bergingscapaciteit van een watersysteem wordt vergroot) |
Kans als bedoeld in artikel 2.0c, vijfde lid (kans op niet-sluiten per keer dat sluiting noodzakelijk is) |
Kans als bedoeld in artikel 11.11, eerste lid, onder a |
Kans als bedoeld in artikel 11.11, eerste lid, onder b |
|
1-1 |
1:1.000 |
1:1.000 |
|||||
1-2 |
1:1.000 |
1:1.000 |
|||||
2-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
2-2 |
1:1.000 |
1:1.000 |
|||||
3-1 |
1:3.000 |
1:3.000 |
|||||
3-2 |
1:1.000 |
1:1.000 |
|||||
4-1 |
1:300 |
1:300 |
|||||
4-2 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
5-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
5-2 |
1:3.000 |
1:3.000 |
|||||
6-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
6-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
6-3 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
6-4 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
6-5 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
6-6 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
6-7 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
7-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
7-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
8-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
8-2 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
8-3 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
8-4 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
8-5 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
8-6 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
8-7 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
9-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
9-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
10-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
10-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
10-3 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
11-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
11-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
11-3 |
1:100 |
1:300 |
|||||
12-1 |
1:1.000 |
1:1.000 |
|||||
12-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13-2 |
1:3.000 |
1:3.000 |
|||||
13-3 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13-4 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13-5 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13-6 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13-7 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13-8 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13-9 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
13a-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
13b-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
14-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
14-2 |
1:30.000 |
1:100.000 |
|||||
14-3 |
1:10.000 |
1:10.000 |
|||||
14-4 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
14-5 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
14-6 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
14-7 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
14-8 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
14-9 |
1:30.000 |
1:30.000 |
|||||
14-10 |
1:30.000 |
1:30.000 |
|||||
15-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
15-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
15-3 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
16-1 |
1:30.000 |
1:100.000 |
|||||
16-2 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
16-3 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
16-4 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
16-5 |
1:10 |
||||||
17-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
17-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
17-3 |
1:30.000 |
1:100.000 |
|||||
18-1 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
19-1 |
1:30.000 |
1:100.000 |
|||||
20-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
20-2 |
1:10.000 |
1:10.000 |
|||||
20-3 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
20-4 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
21-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
21-2 |
1:100 |
1:300 |
|||||
22-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
22-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
23-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
24-1 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
24-2 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
24-3 |
1:10.000 |
1:10.000 |
|||||
25-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
25-2 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
25-3 |
1:100 |
1:10 |
1:300 |
||||
25-4 |
1:300 |
1:300 |
|||||
26-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
26-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
26-3 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
26-4 |
1:1.000 |
1:1.000 |
|||||
27-1 |
1:3.000 |
1:3.000 |
|||||
27-2 |
1:10.000 |
1:10.000 |
|||||
27-3 |
1:1.000 |
1:10 |
1:3.000 |
||||
27-4 |
1:300 |
1:10 |
1:1.000 |
||||
28-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
29-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
29-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
29-3 |
1:30.000 |
1:100.000 |
|||||
29-4 |
1:1.000 |
1:1.000 |
|||||
30-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
30-2 |
1:100.000 |
1:100.000 |
|||||
30-3 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
30-4 |
1:1.000.000 |
1:1.000.000 |
|||||
31-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
31-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
31-3 |
1:100 |
1:10 |
1:300 |
||||
32-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
32-2 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
32-3 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
32-4 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
33-1 |
1:100 |
1:10 |
1:300 |
||||
34-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
34-2 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
34-3 |
1:1.000 |
1:10 |
1:3.000 |
||||
34-4 |
1:300 |
1:10 |
1:1.000 |
||||
34-5 |
1:100 |
1:10 |
1:300 |
||||
34a-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
35-1 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
35-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
36-1 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
36-2 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
36-3 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
36-4 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
36-5 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
36a-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
37-1 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
38-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
38-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
39-1 |
1:3.000 |
1:3.000 |
|||||
40-1 |
1:30.000 |
1:30.000 |
|||||
40-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
41-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
41-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
41-3 |
1:3.000 |
1:3.000 |
|||||
41-4 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
42-1 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
43-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
43-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
43-3 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
43-4 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
43-5 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
43-6 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
44-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
44-2 |
1:100 |
1:300 |
|||||
44-3 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
45-1 |
1:30.000 |
1:100.000 |
|||||
45-2 |
1:100 |
1:300 |
|||||
45-3 |
1:100 |
1:300 |
|||||
46-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
47-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
48-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
48-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
48-3 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
49-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
49-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
50-1 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
50-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
51-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
52-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
52-2 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
52-3 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
52-4 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
52a-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
53-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
53-2 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
53-3 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
54-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
55-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
56-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
57-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
58-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
59-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
60-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
61-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
62-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
63-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
64-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
65-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
66-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
67-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
68-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
68-2 |
1:100 |
1:300 |
|||||
69-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
70-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
71-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
72-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
73-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
74-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
75-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
76-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
76-2 |
1:100 |
1:300 |
|||||
76a-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
77-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
78-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
78a-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
79-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
80-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
81-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
82-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
83-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
84-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
85-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
86-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
87-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
88-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
89-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
90-1 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
91-1 |
1:300 |
1:300 |
|||||
92-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
93-1 |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
94-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
95-1 |
1:100 |
1:300 |
|||||
201 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
202 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
204a |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
204b |
1:300 |
1:1.000 |
|||||
205 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
206 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
208 |
1:30.000 |
1:100 |
1:100.000 |
||||
209 |
1:30.000 |
1:10 |
1:100.000 |
||||
210 |
1:30.000 |
1:200 |
1:100.000 |
||||
211 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
212 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
213 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
214 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
215 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
216 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
217 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
218 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
219 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
221 |
1:3.000 |
1:10.000 |
|||||
222 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
223 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
224 |
1:10.000 |
1:30.000 |
|||||
225 |
1:10.000 |
1:100 |
1:30.000 |
||||
226 |
1:1.000 |
1:3.000 |
|||||
227 |
1:1.000 |
1:3.000 |
Artikel 63
Artikel 63
1 Het is aan een persoon die geen coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij is, verboden zaken te doen met gebruik van de aanduiding "coöperatief", "onderling" of "wederkerig".
2 Ingeval van overtreding van dit verbod kan iedere coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij vorderen, dat de overtreder zich op straffe van een door de rechter te bepalen dwangsom onthoudt het gewraakte woord bij het doen van zaken te gebruiken.
Bijlage IIa bij de artikelen 2.0h en 2.0i, eerste lid, van dit besluit (veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
Bijlage IIa bij de artikelen 2.0h en 2.0i, eerste lid, van dit besluit (veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
A Landkaarten dijktrajecten en ingegraven delen als bedoeld in artikel 2.0h
B Omgevingswaarden als bedoeld in artikel 2.0i, eerste lid
Dijktraject |
Omgevingswaarde |
301 |
1:1.000 |
302 |
1:1.000 |
303 |
1:300 |
304 |
1:1.000 |
305 |
1:100 |
306 |
1:300 |
307 |
1:100 |
308 |
1:300 |
309 |
1:300 |
310 |
1:100 |
311 |
1:100 |
312 |
1:100 |
313 |
1:100 |
314 |
1:100 |
315 |
1:100 |
316 |
1:100 |
317 |
1:100 |
318 |
1:100 |
319 |
1:100 |
320 |
1:100 |
321 |
1:100 |
322 |
1:100 |
323 |
1:100 |
324 |
1:100 |
325 |
1:100 |
326 |
1:100 |
327 |
1:100 |
328 |
1:100 |
329 |
1:100 |
330 |
1:100 |
331 |
1:100 |
332 |
1:100 |
333 |
1:100 |
334 |
1:100 |
335 |
1:100 |
336 |
1:100 |
337 |
1:100 |
338 |
1:100 |
339 |
1:100 |
340 |
1:100 |
341 |
1:100 |
342 |
1:100 |
343 |
1:100 |
344 |
1:100 |
345 |
1:100 |
346 |
1:100 |
347 |
1:100 |
348 |
1:100 |
349 |
1:100 |
350 |
1:100 |
351 |
1:150 |
352 |
1:150 |
353 |
1:150 |
354 |
1:150 |
355 |
1:150 |
356 |
1:150 |
357 |
1:100 |
358 |
1:100 |
359 |
1:150 |
360 |
1:100 |
361 |
1:150 |
362 |
1:100 |
363 |
1:150 |
364 |
1:100 |
365 |
1:100 |
366 |
1:100 |
367 |
1:100 |
368 |
1:100 |
369 |
1:100 |
370 |
1:100 |
371 |
1:100 |
372 |
1:100 |
373 |
1:100 |
374 |
1:100 |
375 |
1:100 |
376 |
1:100 |
377 |
1:100 |
378 |
1:100 |
379 |
1:100 |
380 |
1:100 |
381 |
1:100 |
382 |
1:100 |
383 |
1:100 |
384 |
1:100 |
385 |
1:100 |
386 |
1:100 |
387 |
1:100 |
388 |
1:100 |
389 |
1:100 |
390 |
1:100 |
391 |
1:100 |
392 |
1:100 |
393 |
1:100 |
394 |
1:100 |
395 |
1:100 |
396 |
1:100 |
397 |
1:100 |
398 |
1:100 |
399 |
1:100 |
400 |
1:100 |
401 |
1:100 |
402 |
1:100 |
403 |
1:100 |
404 |
1:300 |
405 |
1:100 |
406 |
1:300 |
407 |
1:100 |
408 |
1:150 |
409 |
1:100 |
410 |
1:1.000 |
411 |
1:100 |
412 |
1:300 |
413 |
1:1.000 |
414 |
1:300 |
415 |
1:1.000 |
416 |
1:300 |
417 |
1:1.000 |
418 |
1:100 |
419 |
1:100 |
420 |
1:150 |
421 |
1:100 |
Bijlage III bij de artikelen 2.10, eerste en derde lid, 4.13, tweede lid, en 4.15, derde lid, van dit besluit (omgevingswaarden voor prioritaire stoffen en bepaalde krw-verontreinigende stoffen voor de goede chemische toestand van een krw-oppervlaktewaterlichaam)
Bijlage III bij de artikelen 2.10, eerste en derde lid, 4.13, tweede lid, en 4.15, derde lid, van dit besluit (omgevingswaarden voor prioritaire stoffen en bepaalde krw-verontreinigende stoffen voor de goede chemische toestand van een krw-oppervlaktewaterlichaam)
Omgevingswaarden voor prioritaire stoffen en bepaalde krw-verontreinigende stoffen voor de goede chemische toestand van een krw-oppervlaktewaterlichaam
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
Nr. |
CAS-nummer |
EU-nummer1 |
Naam van de prioritaire stof (X) = ook aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof |
JG-OGW Landoppervlakte wateren (μg/l)2 |
JG-OGW Andere oppervlaktewateren (μg/l)2 |
MAC-OGW Landoppervlakte wateren (μg/l)2 |
MAC-OGW Andere oppervlaktewater en (μg/l)2 |
OGW Biota (μg/kg nat gewicht) |
22 december 2021 |
22 december 2027 |
1 |
15972-60-8 |
240-110-8 |
Alachloor |
0,3 |
0,3 |
0,7 |
0,7 |
|||
2 |
120-12-7 |
204-371-1 |
Anthraceen (X) |
0,1 |
0,1 |
0,4 |
0,4 |
|||
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
X |
||||||
3 |
1912-24-9 |
217-617-8 |
Atrazine |
0,6 |
0,6 |
2,0 |
2,0 |
|||
4 |
71-43-2 |
200-753-7 |
Benzeen |
10 |
8 |
50 |
50 |
|||
5 |
32534-81-9 |
Gebromeerde diphenylethers4 (X)3 |
0,0005 |
0,0002 |
n.v.t. |
n.v.t. |
||||
0,14 |
0,014 |
0,0085 |
X |
|||||||
6 |
7440-43-9 |
231-152-8 |
Cadmium en cadmiumverbindingen (afhankelijk van de waterhardheidsklasse)5 (X) |
≤ 0,08 (Klasse 1) 0,08 (Klasse 2) 0,09 (Klasse 3) 0,15 (Klasse 4) 0,25 (Klasse 5) |
0,2 |
≤ 0,45 (Klasse 1) 0,45 (Klasse 2) 0,6 (Klasse 3) 0,9 (Klasse 4) 1,5 (Klasse 5) |
≤ 0,45 (Klasse 1) 0,45 (Klasse 2) 0,6 (Klasse 3) 0,9 (Klasse 4) 1,5 (Klasse 5) |
|||
6a |
56-23-5 |
Tetrachloorkoolstof6 |
12 |
12 |
n.v.t. |
n.v.t. |
||||
7 |
85535-84-8 |
287-476-5 |
C-1013-Chlooralkanen7 (X) |
0,4 |
0,4 |
1,4 |
1,4 |
|||
8 |
470-90-6 |
207-432-0 |
Chlorfenvinfos |
0,1 |
0,1 |
0,3 |
0,3 |
|||
9 |
2921-88-2 |
220-864-4 |
Chlooryrifos (Chloorpyrifos-ethyl) |
0,03 |
0,03 |
0,1 |
0,1 |
|||
9a |
309-00-2 60-57-1 72-20-8 465-73-6 |
Cyclodieen pesticiden: Aldrin6 Dieldrin6 Endrin6 Isodrin6 |
Σ = 0,01 |
Σ = 0,005 |
n.v.t. |
n.v.t. |
||||
9b |
n.v.t. |
DDT totaal68 |
0,025 |
0,025 |
n.v.t. |
n.v.t. |
||||
9b |
50-29-3 |
Para-para-DDT6 |
0,01 |
0,01 |
n.v.t. |
n.v.t. |
||||
10 |
107-06-2 |
203-458-1 |
1,2-dichloorethaan |
10 |
10 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
11 |
75-09-2 |
200-838-9 |
Dichloormethaan |
20 |
20 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
12 |
117-81-7 |
204-211-0 |
Di(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) (X)18 |
1,3 |
1,3 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
13 |
330-54-1 |
206-354-4 |
Diuron |
0,2 |
0,2 |
1,8 |
1,8 |
|||
14 |
115-29-7 |
204-079-4 |
Endosulfan (X) |
0,005 |
0,0005 |
0,01 |
0,004 |
|||
15 |
206-44-0 |
205-912-4 |
Fluoranteen |
0,1 |
0,1 |
1 |
1 |
|||
0,0063 |
0,0063 |
0,12 |
0,12 |
30 |
X |
|||||
16 |
118-74-1 |
204-273-9 |
Hexachloorbenzeen (X) |
0,00002620 |
0,00002620 |
0,05 |
0,05 |
10 |
||
17 |
87-68-3 |
201-765-5 |
Hexachloorbutadieen (X) |
0,0005520 |
0,0005520 |
0,6 |
0,6 |
55 |
||
18 |
608-73-1 |
210-168-9 |
Hexachloorcyclohexaan (X) |
0,02 |
0,002 |
0,04 |
0,02 |
|||
19 |
34123-59-6 |
251-835-4 |
Isoproturon |
0,3 |
0,3 |
1,0 |
1,0 |
|||
20 |
7439-92-1 |
231-100-4 |
Lood en loodverbindingen |
7,2 |
7,2 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
1,212 |
1,3 |
14 |
14 |
X |
||||||
21 |
7439-97-6 |
231-106-7 |
Kwik en kwikverbindingen (X) |
0,0000720 |
0,0000720 |
0,07 |
0,07 |
20 |
||
22 |
91-20-3 |
202-049-5 |
Naftaleen |
2,4 |
1,2 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
2 |
2 |
130 |
130 |
X |
||||||
23 |
7440-02-0 |
231-111-4 |
Nikkel en nikkelverbindingen |
20 |
20 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
412 |
8,6 |
34 |
34 |
X |
||||||
24 |
84852-15-3 |
n.v.t. |
Nonylfenolen (X)21 |
0,3 |
0,3 |
2,0 |
2,0 |
|||
25 |
104-66-9 |
n.v.t. |
Octylfenolen (4-(1,1′,3,3′-tetramethylbutyl)-fenol)14 |
0,1 |
0,01 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
26 |
608-93-5 |
210-172-0 |
Pentachloorbenzeen (X) |
0,007 |
0,0007 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
27 |
87-86-5 |
201-778-6 |
Pentachloorfenol |
0,4 |
0,4 |
1 |
1 |
|||
28 |
n.v.t. |
n.v.t. |
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK)1015 (X) |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
28 |
50-32-8 |
Benzo(a)pyreen (X) |
1,7 × 10-4 |
1,7 × 10-4 |
0,27 |
0,027 |
5 |
X |
||
28 |
205-99-2 |
Benzo(b) fluoranteen (X) |
10 |
10 |
0,017 |
0,017 |
10 |
X |
||
28 |
207-08-9 |
Benzo(k) fluoranteen (X) |
10 |
10 |
0,017 |
0,017 |
10 |
X |
||
28 |
191-24-2 |
Benzo(g,h,i)-peryleen (X) |
10 |
10 |
8,2 × 10-3 |
8,2 × 10-4 |
10 |
X |
||
28 |
193-39-5 |
Indeno(1,2,3- cd)pyreen (X) |
10 |
10 |
n.v.t. |
n.v.t. |
10 |
X |
||
29 |
122-34-9 |
204-535-2 |
Simazine |
1 |
1 |
4 |
4 |
|||
29a |
127-18-4 |
Tetrachloorethyleen6 |
10 |
10 |
n.v.t. |
n.v.t. |
||||
29b |
79-01-6 |
Trichloorethyleen6 |
10 |
10 |
n.v.t. |
n.v.t. |
||||
30 |
36643-28-4 |
n.v.t. |
Tributyltin verbindingen (X)16 |
0,0002 |
0,0002 |
0,0015 |
0,0015 |
|||
31 |
12002-48-1 |
234-413-4 |
Trichloorbenzenen |
0,4 |
0,4 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
32 |
67-66-3 |
200-663-8 |
Trichloormethaan (chloroform) |
2,5 |
2,5 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
33 |
1582-09-8 |
216-428-8 |
Trifluralin (X)18 |
0,03 |
0,03 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|||
34 |
115-32-2 |
204-082-0 |
Dicofol (X)18 |
1,3 10-3 |
3,2 10-5 |
n.v.t.9 |
n.v.t.9 |
33 |
X |
|
35 |
1763-23-1 |
217-179-8 |
Perfluoroctaan sulfonzuur en zijn derivaten (PFOS) (X)18 |
6,5 10-4 |
1,3 10-4 |
36 |
7,2 |
9,1 |
X |
|
36 |
124495-18-7 |
n.v.t. |
Quinoxyfen (X)18 |
0,15 |
0,015 |
2,7 |
0,54 |
X |
||
37 |
18 |
n.v.t. |
Dioxinen en dioxineachtige verbindingen (X) |
n.v.t. |
n.v.t. |
Som van PCDD+PCDF+PCB-DL 0,0065 μg.kg-1 TEQ13 |
X |
|||
38 |
74070-46-5 |
277-704-1 |
Aclonifen |
0,12 |
0,012 |
0,12 |
0,012 |
X |
||
39 |
42576-02-3 |
255-894-7 |
Bifenox |
0,012 |
0,0012 |
0,04 |
0,004 |
X |
||
40 |
28159-98-0 |
248-872-3 |
Cybutryne |
0,0025 |
0,0025 |
0,016 |
0,016 |
X |
||
41 |
52315-07-8 |
257-842-9 |
Cypermethrin22 |
8 10-5 |
8 10-6 |
6 10-4 |
6 10-5 |
X |
||
42 |
62-73-7 |
200-547-7 |
Dichloorvos |
6 10-4 |
6 10-5 |
7 10-4 |
7 10-5 |
X |
||
43 |
n.v.t. |
Hexabroomcyclododecaan (HBCDD) (X)1819 |
0,0016 |
0,0008 |
0,5 |
0,05 |
167 |
X |
||
44 |
76-44-8 / 1024-57-3 |
200-962-3 / 213-831-0 |
Heptachloor en heptachloorepoxide (X)18 |
2 10-7 |
1 10-8 |
3 10-4 |
3 10-5 |
6,7 10-3 |
X |
|
45 |
886-50-0 |
212-950-5 |
Terbutryn |
0,065 |
0,0065 |
0,34 |
0,034 |
X |
1 EU-nummer: Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (EINECS) of de Europese lijst van chemische stoffen waarvan kennisgeving is gedaan (ELINCS).
2 Landoppervlaktewateren omvatten rivieren en meren en de bijbehorende kunstmatige of sterk veranderde waterlichamen. Andere oppervlaktewateren omvatten kust- en overgangswateren, met inbegrip van hiervan afgeleide kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen.
3 Alleen tetra-, penta-, hexa- en heptabroomdifenylether (respectievelijk CAS-nummers 40088-47-9, 32534-81-9, 36483-60-0 en 68928-80-3).
4 Voor de groep prioritaire stoffen die vallen onder gebromeerde difenylethers (nr. 5) verwijst de OGW naar de som van de concentraties voor de congeneren nr. 28, 47, 99, 100, 153 en 154.
5 Voor cadmium en zijn verbindingen (nr. 6) hebben de JG-OGW en MAC-OGW betrekking op de opgeloste concentraties en zijn de OGW-waarden afhankelijk van de hardheid van het water, ingedeeld in vijf klassen (klasse 1: < 40 mg CaCO3 /l, klasse 2: 40 tot < 50 mg CaCO3 /l, klasse 3: 50 tot < 100 mg CaCO3 /l, klasse 4: 100 tot < 200 mg CaCO3 /l en klasse 5: ≥ 200 mg CaCO3 /l).
6 Deze stof is geen prioritaire stof, maar een van de andere krw-verontreinigende stoffen waarvoor de eisen identiek zijn aan de eisen die zijn vastgelegd in de wetgeving die voor 13 januari 2009 van toepassing was.
7 Er wordt geen indicatieve parameter opgegeven voor deze groep van stoffen. De indicatieve parameters moeten worden bepaald door de analysemethoden.
8 DDT totaal omvat de som van de isomeren 1,1,1-trichloor2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 50-29-3; EU-nummer 200- 024-3); 1,1,1-trichloor-2-(o-chloorfenyl)-2-(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 789-02-6; EU-nummer 212-332-5); 1,1-dichloor2,2- bis(p-chloorfenyl)ethyleen (CAS-nummer 72-55-9; EU-nummer 200-784-6) en 1,1-dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 72-54-8; EU-nummer 200-783-0).
9 Er is onvoldoende informatie beschikbaar om een MAC-OGW vast te stellen voor deze stoffen.
10 Voor de groep prioritaire stoffen die onder polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) vallen, is de vermelde biota-OGW en de overeenkomstige JG-OGW voor water de concentratie van benzo(a)pyreen; beide OGW zijn op de toxiciteit van benzo(a)pyreen gebaseerd. Benzo(a)pyreen kan worden beschouwd als een marker voor andere PAK en daarom dient voor de vergelijking met biota-OGW en de overeenkomstige JG-OGW in water alleen benzo(a)pyreen te worden gemeten.
11 Tenzij anders vermeld, gelden de biota-OGW voor vissen. In plaats daarvan kan een alternatieve biotataxon als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn prioritaire stoffen of een andere matrix als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de richtlijn prioritaire stoffen worden gemeten, voor zover de toegepaste OGW een gelijkwaardig beschermingsniveau biedt. Voor de stoffen met nummer 15 (fluorantheen) en 28 (PAK’s), gelden de biota-OGW voor schelp- en weekdieren. Voor de beoordeling van de chemische toestand is de meting van fluoranteen en PAK in vissen niet geschikt. Voor stof nummer 37 (dioxinen en dioxineachtige verbindingen) gelden de biota-OGW voor vissen, schelp- en weekdieren; zie afdeling 5.3 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1259/2011 van de Commissie van 2 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 als het gaat om de maximumgehalten voor dioxinen, dioxineachtige pcb’s en niet-dioxineachtige pcb’s in levensmiddelen (PbEU 2011, L 320, blz. 18).
12 Deze eisen hebben betrekking op de biologisch beschikbare concentraties van de stoffen.
13 PCDD’s: polychloordibenzo-p-dioxinen; PCDF’s: polychloordibenzofuranen; PCB-DL: dioxineachtige polychloorbifenylen; TEQ’s: toxische equivalenten, volgens de toxische-equivalentiefactoren (2005) van de Wereldgezondheidsorganisatie.
14 Octylfenol (CAS 1806-26-4, EU 217-302-5) met inbegrip van isomeer 4-(1,1’,3,3’-tetramethylbutyl)-fenol (CAS 140-66-9, EU 205- 426-2).
15 Met inbegrip van benzo(a)pyreen (CAS 50-32-8, EU 200-028-5), benzo(b)fluoranteen (CAS 205-99-2, EU 205-911-9), benzo(g,h,i)peryleen (CAS 191-24-2, EU 205-883-8), benzo(k)fluoranteen (CAS 207-08-9, EU 205-916-6), indeno(1,2,3-cd)pyreen (CAS 193-39-5, EU 205-893-2) en met uitzondering van antraceen, fluoranteen en naftaleen, die afzonderlijk worden vermeld.
16 Met inbegrip van tributyltin-kation (CAS 36643-28-4).
17 Dit gaat om de volgende verbindingen: 7 polychloordibenzo-p-dioxinen (PCDD’s): 2,3,7,8-T4CDD (CAS 1746-01-6); 1,2,3,7,8-P5CDD (CAS 40321-76-4); 1,2,3,4,7,8- H6CDD (CAS 39227-28-6); 1,2,3,6,7,8-H6CDD (CAS 57653-85-7); 1,2,3,7,8,9-H6CDD (CAS 19408-74-3); 1,2,3,4,6,7,8-H7CDD (CAS 35822-46-9); 1,2,3,4,6,7,8,9-O8CDD (CAS 3268-87-9); 10 polychloordibenzofuranen (PCDF’s): 2,3,7,8-T4CDF (CAS 51207-31-9); 1,2,3,7,8-P5CDF (CAS 57117-41-6); 2,3,4,7,8-P5CDF (CAS 57117-31-4); 1,2,3,4,7,8-H6CDF (CAS 70648-26-9); 1,2,3,6,7,8-H6CDF (CAS 57117-44-9); 1,2,3,7,8,9-H6CDF (CAS 72918- 21-9); 2,3,4,6,7,8-H6CDF (CAS 60851-34-5); 1,2,3,4,6,7,8-H7CDF (CAS 67562-39-4); 1,2,3,4,7,8,9-H7CDF (CAS 55673-89-7); 1,2,3,4,6,7,8,9-O8CDF (CAS 39001-02-0); 12 dioxineachtige polychloorbifenylen (DL-PCB): 3,3’,4,4’-T4CB (PCB 77, CAS 32598-13-3); 3,3’,4’,5-T4CB (PCB 81, CAS 70362- 50-4); 2,3,3’,4,4’-P5CB (PCB 105, CAS 32598-14-4); 2,3,4,4’,5-P5CB (PCB 114, CAS 74472-37-0); 2,3’,4,4’,5-P5CB (PCB 118, CAS 31508-00-6); 2,3’,4,4’,5’-P5CB (PCB 123, CAS 65510-44-3); 3,3’,4,4’,5-P5CB (PCB 126, CAS 57465-28-8); 2,3,3’,4,4’,5-H6CB (PCB 156, CAS 38380-08-4); 2,3,3’,4,4’,5’-H6CB (PCB 157, CAS 69782-90-7); 2,3’,4,4’,5,5’-H6CB (PCB 167, CAS 52663 72-6); 3,3’,4,4’,5,5’-H6CB (PCB 169, CAS 32774-16-6); 2,3,3’,4,4’,5,5’-H7CB (PCB 189, CAS 39635-31-9).
18 Deze stoffen zijn met ingang van 22 december 2015 voor het eerst aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof.
19 Dit gaat om 1,3,5,7,9,11-hexabroomcyclododecaan (CAS 25637-99-4), 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan (CAS 3194-55-6), α-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-50-6), β-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-51-7) en γ-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-52-8).
20 Voor deze stof heeft Nederland vanwege het toezicht op het voldoen aan de omgevingswaarde voor biota, met inachtneming van artikel 3, derde lid, van de richtlijn prioritaire stoffen, een waarde voor de concentratie van de stof in oppervlaktewater afgeleid, waarmee hetzelfde niveau van bescherming wordt geboden dat is beoogd met de biota-OGW. Voor kwik en zijn verbindingen (21) hebben de JG-OGW en MAC-OGW betrekking op de opgeloste concentraties. Op de in de tabel opgenomen JG-MKE mag geen correctie voor de natuurlijke achtergrondconcentratie worden toegepast.
21 Nonylfenol (CAS 25154-52-3, EU 246-672-0) met inbegrip van isomeren 4-nonylfenol (CAS 104-40-5, EU 203-199-4) en 4-nonylfenol (vertakt) (CAS 84852-15-3, EU 284-325-5).
22 CAS 52315-07-8 betreft een mengsel van isomeren van cypermethrin, alpha-cypermethrin (CAS 67375-30-8), bèta-cypermethrin (CAS 65731-84-2), theta-cypermethrin (CAS 71697-59-1) en zèta-cypermethrin (52315-07-8).
In de kolommen zijn achtereenvolgens aangegeven:
1. het nummer van de prioritaire stof in de kaderrichtlijn water en de richtlijn prioritaire stoffen.
2. het CAS-nummer.
3. het EU-nummer (zie noot 1).
4. de naam van de prioritaire stof en de aanwijzing van prioritaire stoffen als prioritaire gevaarlijke stof (voor die stof aangeduid met (X)). Wanneer groepen van stoffen zijn geselecteerd, worden, tenzij anders vermeld, typische voorbeelden daarvan gebruikt bij het bepalen of wordt voldaan aan de omgevingswaarden.
5 en 6. JG-OGW: Omgevingswaarde voor water, uitgedrukt als jaargemiddelde (JG) in de eenheid [μg/l]. Deze is van toepassing op de totale concentratie van alle isomeren. Bij de toepassing van de JG-OGW geldt dat op elk representatief te meten punt voor het waterlichaam het rekenkundig gemiddelde van de op verschillende tijdstippen in de loop van het jaar gemeten concentraties niet boven de norm ligt. De JG-OGW wordt uitgedrukt als de totale concentratie in het volledige watermonster. De berekening van het rekenkundig gemiddelde, de te gebruiken analysemethode en de wijze waarop een JG-OGW wordt toegepast als geen passende analysemethode bestaat die voldoet aan de minimale prestatiekenmerken, geschieden in overeenstemming met uitvoeringsinstrumenten met technische specificaties voor de chemische controle en kwaliteit van analytische resultaten volgens de kaderrichtlijn water.
In afwijking van het voorgaande hebben de JG-OGW voor cadmium, lood, kwik en nikkel (metalen) betrekking op de opgeloste concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 μm of een gelijkwaardige voorbehandeling. Bij toetsing van de resultaten aan de JG-MKE kan een correctie worden toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met:
a) natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun verbindingen, als deze het voldoen aan de omgevingswaarden beletten, en
b) de hardheid, de pH of andere waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden, waarbij de biobeschikbare concentratie wordt bepaald met behulp van passende biobeschikbaarheidsmodellen.
7 en 8. MAC-OGW: Omgevingswaarde voor water, uitgedrukt als maximaal aanvaardbare concentratie (MAC) in de eenheid [μg/l]. Bij de toepassing van de MAC-OGW geldt dat voor elk representatief te meten punt voor het waterlichaam geen enkele gemeten concentratie boven de norm ligt. Wanneer voor de MAC-OGW «n.v.t.» (niet van toepassing) wordt aangegeven, worden de JG-OGW verondersteld bescherming te bieden tegen kortdurende verontreinigingspieken in continue lozingen, aangezien deze aanzienlijk lager zijn dan de op basis van de acute toxiciteit afgeleide waarde. De MAC-OGW wordt uitgedrukt als de totale concentratie in het volledige watermonster. In afwijking van het voorgaande hebben de MAC-OGW voor cadmium, lood, kwik en nikkel (metalen) betrekking op de opgeloste concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 μm of een gelijkwaardige voorbehandeling. Bepaald kan worden dat bij toetsing van de resultaten aan de MAC-OGW een correctie kan worden toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met:
a) natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun verbindingen, als deze het voldoen aan de omgevingswaarden beletten, en
b) de hardheid, de pH of andere waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden, waarbij de biobeschikbare concentratie wordt bepaald met behulp van passende biobeschikbaarheidsmodellen.
9. OGW Biota: omgevingswaarde voor water voor biota, uitgedrukt in de eenheid [μg/kg nat gewicht].
10. datum van het voldoen aan de omgevingswaarde voor water voor de prioritaire stof: 22 december 2021 (voor de stof aangeduid met X).
11. datum van het voldoen aan de omgevingswaarde voor water voor de prioritaire stof: 22 december 2027 (voor de stof aangeduid met X).
Bijlage IIIa bij artikel 2.11 van dit besluit (indicatoren voor de goede ecologische kwaliteit)
Bijlage IIIa bij artikel 2.11 van dit besluit (indicatoren voor de goede ecologische kwaliteit)
Deze bijlage heeft betrekking op de kwaliteitselementen van de ecologische toestand of het ecologische potentieel, die in bijlage V, paragraaf 1.1, bij de kaderrichtlijn water zijn opgenomen als «specifieke synthetische verontreinigende stoffen» en «specifieke niet-synthetische verontreinigende stoffen». De in de tabel opgenomen concentratiewaarden voor specifieke krw-verontreinigende stoffen zijn vastgesteld in overeenstemming met de procedure, die is beschreven in bijlage V, paragraaf 1.2.6, bij de kaderrichtlijn water, waarbij bij de toepassing van deze procedure ook rekening is gehouden met de toxiciteit van chemische stoffen voor mensen en dieren via het aquatische milieu en de lijst van stoffen die is opgenomen in bijlage VIII bij de kaderrichtlijn water. De indeling van een oppervlaktewaterlichaam in een van de toestandsklassen waarin de ecologische toestand of het ecologisch potentieel is onderverdeeld, vindt plaats in overeenstemming met het monitoringsprogramma, aan de hand van de omschrijvingen die zijn opgenomen in bijlage V, paragraaf 1.2, de tabellen 1.2.1 tot en met 1.2.5, bij de kaderrichtlijn water.
Indicatoren voor de goede ecologische kwaliteit krw-oppervlaktewaterlichamen (stoffen)
EG-nr |
CAS |
Stofnaam |
Kalenderjaargemiddelde waarde van de concentratie voor landoppervlaktewateren (μg/l) |
Uitgedrukt als* |
Kalenderjaargemiddelde waarde van de concentratie voor andere oppervlaktewateren (μg/l)** |
Uitgedrukt als* |
Maximaal aanvaardbare waarde van de concentratie voor landoppervlaktewateren (μg/l)** |
Uitgedrukt als* |
Maximaal aanvaard-bare waarde van de concentratie voor andere oppervlaktewateren (μg/l)** |
Uitgedrukt als* |
4 |
7440-38-2 |
Arseen (en anorganische verbindingen daarvan) |
0,5 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
0,6 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
8 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
1,1 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
5 |
2642-71-9 |
Azinfos-ethyl |
0,0011 |
totaal |
0,00011 |
totaal |
0,011 |
totaal |
0,0011 |
totaal |
6 |
86-50-0 |
Azinfos-methyl |
0,0065 |
totaal |
0,0013 |
totaal |
0,014 |
totaal |
0,0028 |
totaal |
9 |
100-44-7 |
Benzylchloride (alfa-chloortolueen) |
0,02 |
totaal |
0,02 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
||
10 |
98-87-3 |
Benzylideenchloride (alfa, alfa-dichloortolueen) |
0,0034 |
totaal |
0,0034 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
||
19 |
106-47-8 |
4-Chlooraniline |
0,22 |
totaal |
0,057 |
totaal |
1,2 |
totaal |
0,12 |
totaal |
49, 50, 51 |
14488-53-0 |
Dibutyltin (kation) |
0,13 |
totaal |
0,09 |
totaal |
0,28 |
totaal |
0,21 |
totaal |
65 |
78-87-5 |
1,2-Dichloorpropaan |
280 |
totaal |
28 |
totaal |
1.300 |
totaal |
130 |
totaal |
69 |
15165-67-0 |
Dichloorprop-P |
1,0 |
totaal |
0,13 |
totaal |
7,6 |
totaal |
0,76 |
totaal |
73 |
60-51-5 |
Dimethoaat |
0,07 |
totaal |
0,07 |
totaal |
0,7 |
totaal |
0,7 |
totaal |
79 |
100-41-4 |
Ethylbenzeen |
65 |
totaal |
10 |
totaal |
220 |
totaal |
22 |
totaal |
80 |
122-14-5 |
Fenitrothion |
0,009 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
81 |
55-38-9 |
Fenthion |
0,003 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
88 |
330-55-2 |
Linuron |
0,17 |
totaal |
n.a. |
0,29 |
totaal |
n.a. |
||
89 |
121-75-5 |
Malathion |
0,013 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
90 |
94-74-6 |
MCPA |
1,4 |
totaal |
0,14 |
totaal |
15 |
totaal |
1,5 |
totaal |
91 |
16484-77-8 |
Mecoprop-P |
18 |
totaal |
1,8 |
totaal |
160 |
totaal |
16 |
totaal |
94 |
7786-34-7 |
Mevinfos |
0,00017 |
totaal |
0,000017 |
totaal |
0,017 |
totaal |
0,0017 |
totaal |
95 |
1746-81-2 |
Monolinuron |
0,15 |
totaal |
n.a. |
0,15 |
totaal |
n.a. |
||
97 |
1113-02-6 |
Omethoate |
1,2 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
–99 |
56-55-3 |
Benz(a)anthraceen |
0,00064 |
totaal |
0,00027 |
totaal |
0,28 |
totaal |
0,012 |
totaal |
3 μg/kg |
concentratie in biota |
3 μg/kg |
concentratie in biota |
|||||||
–99 |
218-01-9 |
Chryseen |
0,0029 |
totaal |
0,0014 |
totaal |
0,17 |
totaal |
0,008 |
totaal |
30 μg/kg |
concentratie in biota |
30 μg/kg |
concentratie in biota |
|||||||
–99 |
85-01-8 |
Fenantreen |
1,2 |
totaal |
1,1 |
totaal |
7,2 |
totaal |
6,7 |
totaal |
100 |
56-38-2 |
Parathion |
0,005 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
–100 |
298-00-0 |
Parathion-methyl |
0,011 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
105 |
1698-60-8 |
Pyrazon (Chloridazon) |
27 |
totaal |
n.a. |
190 |
n.a. |
|||
113 |
24017-47-8 |
Triazophos |
0,001 |
totaal |
0,0001 |
0,02 |
0,002 |
totaal |
||
114 |
126-73-8 |
Tributylfosfaat |
66 |
totaal |
6,6 |
170 |
17 |
totaal |
||
116 |
52-68-6 |
Trichloorfon |
0,001 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
125, 126, 127 |
668-34-8 |
Trifenyltin (kation) |
0,00024 |
totaal |
0,00023 |
totaal |
0,49 |
totaal |
0,47 |
totaal |
129 |
95-47-6,108-38-3, 106-42-3 |
Xylenen |
17 |
totaal; geldt voor de som van de isomeren |
1,7 |
totaal; geldt voor de som van de isomeren |
244 |
totaal; geldt voor de som van de isomeren |
49 |
totaal; geldt voor de som van de isomeren |
132 |
25057-89-0 |
Bentazon |
73 |
totaal |
7,3 |
totaal |
450 |
totaal |
45 |
totaal |
A |
7440-32-6 |
Titaan |
20 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
B |
7440-42-8 |
Borium |
180 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
450 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
||
C |
7440-61-1 |
Uranium |
0,17 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
8,6 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
||
D |
13494-80-9 |
Tellurium |
100 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
|||
E |
7440-22-4 |
Zilver |
0,01 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
0,081 |
opgelost, AC correctie mogelijk (zie noot 1) |
0,01 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
0,081 |
opgelost, AC correctie mogelijk (zie noot 1) |
F |
556-67-2 |
Octamethylcyclotetrasiloxaan |
0,2 |
totaal |
0,044 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
||
7,9 mg/kg |
concentratie in biota |
7,9 mg/kg |
concentratie in biota |
|||||||
71751-41-2 |
Abamectine |
0,001 |
totaal |
0,0000035 |
totaal |
0,018 |
totaal |
0,0009 |
totaal |
|
14798-03-9 |
Ammonium-N |
0,304 (zie noot 2) |
n.a. |
0,608 (zie noot 2) |
n.a. |
|||||
7440-36-0 |
Antimoon |
5,6 |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
n.a. |
200 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
|||
7440-39-3 |
Barium |
93 |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
n.a. |
1.100 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
|||
7440-41-7 |
Beryllium |
0,08 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
0,813 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
|||
133-06-2 |
Captan |
0,34 |
totaal |
n.a. |
0,34 |
totaal |
n.a. |
|||
10605-21-7 |
Carbendazim |
0,6 |
totaal |
n.a. |
0,6 |
totaal |
n.a. |
|||
101-21-3 |
Chloorprofam |
4,0 |
totaal |
0,8 |
totaal |
43 |
totaal |
4,3 |
totaal |
|
15545-48-9 |
Chloortoluron |
0,4 |
totaal |
0,04 |
totaal |
2,3 |
0,23 |
totaal |
||
7440-47-3 |
Chroom |
3,4 |
som van chroom(III) en chroom(VI); opgelost, AC correctie mogelijk |
0,6 |
som van chroom(III) en chroom(VI); opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
n.a. |
|||
52918-63-5 |
Deltamethrin |
0,0000031 |
totaal |
n.a. |
0,00031 |
totaal |
n.a. |
|||
333-41-5 |
Diazinon |
0,037 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
||||
163515-14-8 |
Dimethanamid-P |
0,13 |
totaal |
n.a. |
1,6 |
totaal |
n.a. |
|||
66230-04-4 |
Esfenvaleraat |
0,00019 |
totaal |
n.a. |
0,0017 |
totaal |
n.a. |
|||
22224-92-6 |
Fenamiphos |
0,012 |
totaal |
n.a. |
0,027 |
totaal |
n.a. |
|||
72490-01-8 |
Fenoxycarb |
0,0003 |
totaal |
n.a. |
0,026 |
totaal |
n.a. |
|||
23560-59-0 |
Heptenofos |
0,002 |
totaal |
0,0002 |
totaal |
0,02 |
totaal |
0,002 |
totaal |
|
138261-41-3 |
Imidacloprid |
0,0083 |
totaal |
0,00083 |
totaal |
0,2 |
totaal |
0,02 |
totaal |
|
91465-08-6 |
Lambda-cyhalothrin |
0,00002 |
totaal |
n.a. |
0,00047 |
totaal |
n.a. |
|||
74223-64-6 |
Metsulfuron-methyl |
0,01 |
totaal |
n.a. |
0,03 |
totaal |
n.a. |
|||
7440-48-4 |
Kobalt |
0,2 |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
n.a. |
1,36 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
0,21 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
||
7440-50-8 |
Koper |
2,4 (zie noot 3) |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
3,5 (zie noot 4) |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
n.a. |
4,5 (zie noot 4) |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
||
67129-08-2 |
Metazachloor |
0,08 |
totaal |
0,008 |
0,48 |
totaal |
0,048 |
totaal |
||
18691-97-9 |
Methabenzthiazuron |
1,8 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
||||
51218-45-2 |
Metolachloor |
0,4 |
totaal; waarde is van toepassing op S-metolachloor en het racemisch mengsel |
n.a. |
2,2 |
totaal; waarde is van toepassing op S-metolachloor en het racemisch mengsel |
n.a. |
|||
7439-98-7 |
Molybdeen |
136 |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
n.a. |
340 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
|||
23103-98-2 |
Pirimicarb |
0,09 |
totaal |
n.a. |
1,8 |
totaal |
n.a. |
|||
29232-93-7 |
Pirimifos-methyl |
0,0005 |
totaal |
n.a. |
0,0016 |
totaal |
n.a. |
|||
114-26-1 |
Propoxur |
0,01 |
totaal |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
||||
96489-71-3 |
Pyridaben |
0,0017 |
totaal |
0,00094 |
totaal |
0,0062 |
totaal |
0,0012 |
totaal (=opgelost) |
|
95737-68-1 |
Pyriproxyfen |
0,00003 |
totaal |
n.a. |
0,026 |
totaal |
n.a. |
|||
7782-49-2 |
Selenium |
0,052 |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
n.a. |
24,6 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
2,6 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
||
83121-18-0 |
Teflubenzuron |
0,0012 |
totaal |
n.a. |
0,0017 |
totaal |
n.a. |
|||
5915-41-3 |
Terbutylazine |
0,32 |
totaal |
0,032 |
totaal |
1,8 |
totaal |
0,18 |
totaal |
|
7440-28-0 |
Thallium |
0,05 |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
n.a. |
0,76 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
0,34 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
||
7440-31-5 |
Tin |
0,6 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
36 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
|||
57018-04-9 |
Tolclofos-methyl |
1,2 |
totaal |
n.a. |
7,1 |
n.a. |
||||
7440-62-2 |
Vanadium |
3,5 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
||||
7440-66-6 |
Zink |
7,8 (zie noot 3) |
opgelost, geen AC correctie mogelijk |
3 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
15,6 |
opgelost, AC correctie mogelijk |
n.a. |
1 Deze waarde geldt bij saliniteit van 34‰, overeenkomend met de saliniteit in de Noordzee. Bij toetsing wordt rekening gehouden met de actuele saliniteit in het krw-oppervlaktewaterlichaam.
2 Deze waarde is uitgedrukt in mg N (NH4-N + NH3-N)/l en geldt bij een pH van 7,7 en een temperatuur van 15°C. In het monitoringsprogramma wordt bepaald dat bij toetsing van de resultaten van de monitoring voor deze waarde een correctie wordt toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met de actuele pH en temperatuur.
3 In het monitoringsprogramma, bedoeld in artikel 11.28, wordt bepaald dat bij toetsing van de resultaten een correctie wordt toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden.
4 Deze waarden voor koper gelden voor de concentratie na filtratie en bij een DOC-gehalte van 1,4 mg DOC/l, waarbij DOC staat voor opgeloste organische koolstof. In het monitoringprogramma, bedoeld in artikel 11.28, is de wijze van omrekenen voor andere DOC-concentraties geregeld.
* Voor deze stof mag bij toetsing als dit in de tabel is aangegeven een correctie voor de lokale achtergrondconcentratie (AC correctie) worden uitgevoerd.
** In deze kolom staat de afkorting n.a. voor niet afgeleid, geen/onvoldoende gegevens.
Bijlage IV bij de artikelen 2.14, eerste lid, en 4.17, derde lid, van dit besluit (omgevingswaarden voor de goede chemische toestand van grondwaterlichamen)
Bijlage IV bij de artikelen 2.14, eerste lid, en 4.17, derde lid, van dit besluit (omgevingswaarden voor de goede chemische toestand van grondwaterlichamen)
A Omgevingswaarden voor de goede chemische toestand van grondwaterlichamen (grondwaterrichtlijn)
De volgende omgevingswaarden voor grondwaterlichamen zijn vastgesteld ter implementatie van de grondwaterkwaliteitseisen die zijn opgenomen in bijlage I bij de grondwaterrichtlijn.
Krw-verontreinigende stof |
Omgevingswaarde |
Nitraten |
50 mg/l |
Werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de relevante omzettings-, afbraak- en reactieproducten daarvan |
0,1 μg/l 0,5 μg/l (totaal)1 |
1Voor afbraakproducten van gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt onderscheid gemaakt op basis van humaantoxicologische relevantie. De Europese milieukwaliteitseis voor water van 0,1 μg/l geldt alleen voor humaantoxicologisch relevante afbraakproducten.
B Omgevingswaarden voor de goede chemische toestand van grondwaterlichamen (nationaal)
De volgende omgevingswaarden voor grondwaterlichamen zijn door Nederland ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder b, en zesde lid, van de grondwaterrichtlijn vastgesteld, rekening houdend met bijlage VIII bij de kaderrichtlijn water, met inachtneming van de richtsnoeren, bedoeld in bijlage II, onder A, bij de grondwaterrichtlijn, en rekening houdend met de minimumlijsten, bedoeld onder B van die bijlage.
Grondwaterlichamen |
Omgevingswaarde voor krw-verontreinigende stoffen |
||||||||
Code |
Omschrijving |
Type |
Cl mg/l |
Ni μg/l |
As μg/l |
Cd μg/l |
Pb μg/l |
P-tot mg/l |
|
NLGW0001 |
Zand Eems |
Zand |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0008 |
Zout Eems |
Zout |
Brak&zout |
20 |
18,7 |
0,35 |
7,4 |
6,9 |
|
NLGW0002 |
Zand Rijn-Noord |
Zand |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0007 |
Zout Rijn-Noord |
Zout |
Brak&zout |
20 |
18,7 |
0,35 |
7,4 |
6,9 |
|
NLGW0009 |
Deklaag Rijn-Noord |
Deklaag |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0015 |
Wadden Rijn-Noord |
Duin |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0004 |
Zand Rijn-Midden |
Zand |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0003 |
Zand Rijn-Oost |
Zand |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0010 |
Deklaag Rijn-Oost |
Deklaag |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0005 |
Zand Rijn-West |
Zand |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0011 |
Zout Rijn-West |
Zout |
Brak&zout |
20 |
18,7 |
0,35 |
7,4 |
6,9 |
|
NLGW0012 |
Deklaag Rijn-West |
Deklaag |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0016 |
Duin Rijn-West |
Duin |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0006 |
Zand Maas |
Zand |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0013 |
Zout Maas |
Zout |
Brak&zout |
20 |
18,7 |
0,35 |
7,4 |
6,9 |
|
NLGW0017 |
Duin Maas |
Duin |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGW0018 |
Maas-Slenk-diep |
n.v.t. |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
|
NLGW0019 |
Krijt Zuid-Limburg |
n.v.t. |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGWSC0001 |
Zoet grondwater duingebieden |
Duin |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGWSC0002 |
Zoet grondwater dekzand |
Zand |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGWSC0003 |
Zoet grondwater kreekgebieden |
n.v.t. |
Zoet |
160 |
20 |
13,2 |
0,35 |
7,4 |
2,0 |
NLGWSC0004 |
Zout grondwater in ondiepe zandlagen |
Zout |
Brak&zout |
20 |
18,7 |
0,35 |
7,4 |
6,9 |
|
NLGWSC0005 |
Grondwater diepe zandlagen |
n.v.t. |
Brak&zout |
20 |
18,7 |
0,35 |
7,4 |
Bijlage V bij artikel 2.15, eerste lid, van dit besluit (omgevingswaarden voor water onttrokken op een waterwinlocatie gelegen in een krw-oppervlaktewaterlichaam)
Bijlage V bij artikel 2.15, eerste lid, van dit besluit (omgevingswaarden voor water onttrokken op een waterwinlocatie gelegen in een krw-oppervlaktewaterlichaam)
Omgevingswaarden voor water onttrokken op een waterwinlocatie voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water
Parameter |
Omgevingswaarde |
Eenheid |
Noten |
Zuurgraad |
7,0-9,0 |
pH |
|
Kleurintensiteit |
50 |
mg/l |
|
Gesuspendeerde stoffen |
50 |
mg/l |
|
Temperatuur |
25 |
°C |
|
Geleidingsvermogen voor elektriciteit |
80 |
mS/m bij 20°C |
|
Chloride |
150 |
mg/l Cl |
|
Sulfaat |
100 |
mg/l SO4 |
|
Fluoride |
1 |
mg/l F |
|
Ammonium |
1,5 |
mg/l NH4 |
|
Nitraat |
50 |
mg/l NO3 |
|
Fosfaat |
0,9 |
mg/l PO4 |
|
Zuurstof opgelost |
≥ 5 |
mg/l O2 |
|
Natrium |
120 |
mg/l |
|
IJzer opgelost |
0,3 |
mg/l |
|
Mangaan |
500 |
μg/l |
|
Koper |
50 |
μg/l |
|
Zink |
200 |
μg/l |
|
Boor |
1.000 |
μg/l |
|
Arseen |
20 |
μg/l |
|
Cadmium |
1,5 |
μg/l |
|
Chroom (totaal) |
20 |
μg/l |
|
Lood |
30 |
μg/l |
|
Seleen |
10 |
μg/l |
|
Kwik |
0,3 |
μg/l |
|
Barium |
200 |
μg/l |
|
Cyanide |
50 |
μg/l CN |
|
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen |
1 |
μg/l |
|
Gewasbeschermingsmiddelen, biociden en hun humaantoxicologisch relevante afbraakproducten per afzonderlijke stof |
0,1 |
μg/l |
1 |
Bacteriën van de coligroep (totaal) |
2.000 |
aantal per 100 ml |
|
Escherichia coli |
2.000 |
aantal per 100 ml |
|
Enterococcen |
1.000 |
aantal per 100 ml |
1 Voor afbraakproducten van gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt onderscheid gemaakt op basis van humaantoxicologische relevantie. De omgevingswaarde van 0,1 μg/l geldt alleen voor humaantoxicologisch relevante afbraakproducten.
Bijlage Va bij artikel 3.51 van dit besluit (reductiepunten financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen)
Bijlage Va bij artikel 3.51 van dit besluit (reductiepunten financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen)
Geluid op een geluidgevoelig gebouw door een weg in situatie zonder maatregelen (Lden) |
Geluid op een geluidgevoelig gebouw door een spoorweg in situatie zonder maatregelen (Lden) |
Reductiepunten van een geluidgevoelig gebouw |
50 |
55 |
0 |
51 |
56 |
1.000 |
52 |
57 |
1.300 |
53 |
58 |
1.600 |
54 |
59 |
1.900 |
55 |
60 |
2.100 |
56 |
61 |
2.400 |
57 |
62 |
2.700 |
58 |
63 |
3.000 |
59 |
64 |
3.300 |
60 |
65 |
3.600 |
61 |
66 |
3.900 |
62 |
67 |
4.100 |
63 |
68 |
4.400 |
64 |
69 |
4.700 |
65 |
70 |
5.000 |
66 |
71 |
7.800 |
67 |
72 |
8.100 |
68 |
73 |
8.300 |
69 |
74 |
8.600 |
70 |
75 |
8.900 |
71 |
76 |
9.200 |
72 |
77 |
9.500 |
73 |
78 |
9.800 |
74 |
79 |
10.100 |
75 |
80 |
10.300 |
76 |
81 |
10.600 |
77 |
82 |
10.900 |
78 |
83 |
11.200 |
79 |
84 |
11.500 |
Bijlage Vb bij de artikelen 3.55 en 5.89j, tweede lid, van dit besluit (MTR)
Bijlage Vb bij de artikelen 3.55 en 5.89j, tweede lid, van dit besluit (MTR)
MTRhumaan = het humane Maximaal Toelaatbare Risiconiveau in microgram per kilogram lichaamsgewicht per dag. Voor niet-carcinogene stoffen komt het overeen met de «Tolerable Daily Intake (TDI)». Voor carcinogene stoffen is het gebaseerd op een extra kans op een tumorincidentie van 1 op 10.000 bij levenslange blootstelling (CRoral).
Stof |
CAS-nummer |
MTRhumaan (μg/kg lg/d) |
1. Metalen |
||
Antimoon |
7440-36-0 |
0,9 |
Arseen |
7440-38-2 |
1,0 |
Barium (oplosbaar) |
7440-39-3 |
20 |
Cadmium |
7440-43-9 |
0,5 |
Chroom III |
5 |
|
Chroom VI |
5 |
|
Kobalt |
7440-48-4 |
1,4 |
Koper |
7440-50-8 |
140 |
Kwik (organisch) |
0,1 |
|
Kwik (anorganisch) |
2,0 |
|
Lood |
7439-92-1 |
2,8 |
Molybdeen |
7439-98-7 |
10 |
Nikkel |
7440-02-0 |
50 |
Zink |
7440-66-6 |
500 |
2. Overige anorganische stoffen |
||
Cyanide (vrij) |
57-12-5 |
50 |
Cyanide (complex) |
800 |
|
Thiocyanaat |
11 |
|
3. Aromatische verbindingen |
||
Benzeen |
71-43-2 |
3,3 |
Ethylbenzeen |
100-41-4 |
100 |
Tolueen |
108-88-3 |
223 |
Xylenen (som)1 |
150 |
|
Fenol |
108-95-2 |
40 |
Cresolen (som)1 |
50 |
|
Catechol (o-dihydroxybenzeen) |
120-80-9 |
40 |
Resorcinol (m-dihydroxybenzeen) |
108-46-3 |
20 |
Hydrochinon (p-dihydroxybenzeen) |
123-31-9 |
25 |
Styreen (vinylbenzeen) |
100-42-5 |
120 |
4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) |
||
Naftaleen |
91-20-3 |
40 |
Antraceen |
120-12-7 |
40 |
Fenanthreen |
85-01-8 |
40 |
Fluorantheen |
206-44-0 |
50 |
Benzo(a)anthraceen |
56-55-3 |
5,0 |
Chryseen |
218-01-9 |
50 |
Benzo(a)pyreen |
50-32-8 |
0,5 |
Benzo(ghi)peryleen |
191-24-2 |
30 |
Benzo(k)fluorantheen |
207-08-9 |
5,0 |
Indeno(1,2,3cd)pyreen |
193-39-5 |
5,0 |
5. Gechloreerde koolwaterstoffen |
||
a. Vluchtige chloorkoolwaterstoffen |
||
Monochlooretheen (Vinylchloride) |
75-01-4 |
0,6 |
Dichloormethaan |
75-09-2 |
60 |
1,1-dichloorethaan |
75-34-3 |
80 |
1,2-dichloorethaan |
107-06-2 |
14 |
1,1-dichlooretheen |
75-35-4 |
3 |
1,2-dichlooretheen(Cis) |
156-59-2 |
6,0 |
1,2-dichlooretheen(Trans) |
156-60-5 |
17 |
Dichloorpropaan (1,2) |
78-87-5 |
70 |
Dichloorpropaan (1,3) |
142-28-9 |
50 |
Trichloormethaan (Chloroform) |
67-66-3;75-62-7 |
30 |
1,1,1-trichloorethaan |
71-55-6 |
80 |
1,1,2-trichloorethaan |
79-00-5 |
4 |
Trichlooretheen (Tri) |
79-01-6 |
50 |
Tetrachloormethaan (Tetra) |
56-23-5 |
4,0 |
Tetrachlooretheen (Per) |
127-18-4 |
16 |
b. Chloorbenzenen |
||
Monochloorbenzeen |
108-90-7 |
200 |
1,2 dichloorbenzeen |
95-50-1 |
430 |
1,4 dichloorbenzeen |
106-46-7 |
100 |
Trichloorbenzenen (indiv) |
12002-48-1 |
8,0 |
Tetrachloorbenzenen (som)1 |
12408-10-5 |
0,5 |
Pentachloorbenzeen |
608-93-5 |
0,5 |
Hexachloorbenzeen |
118-74-1 |
0,16 |
c. Chloorfenolen |
||
Monochloorfenolen (som)1 |
25167-80-0 |
3 |
Dichloorfenolen (som)1 |
3 |
|
Trichloorfenolen (som)1 |
3 |
|
Tetrachloorfenolen (som)1 |
3 |
|
Pentachloorfenol |
87-86-5 |
3 |
d. Polychloorbifenylen (PCB’s) |
||
PCB's (som 7)1 |
0,01 |
|
e. Overige gechloreerde koolwaterstoffen |
||
Monochlooranilinen (som)1 |
0,9 |
|
Trichloorbifenyl (2,5,2) |
7012-37-5 |
0,09 |
Hexachloorbifenyl (2,2',4,4',5,5') |
35065-27-1 |
0,09 |
Dioxine (som TEQ)2 |
0,000002 |
|
Chloornaftaleen (som)1 |
25586-43-0 |
80 |
6. Bestrijdingsmiddelen |
||
a. Organochloor-bestrijdingsmiddelen |
||
DDT/DDE/DDD (som)1 |
0,5 |
|
Drins (som)1 |
0,1 |
|
Aldrin |
309-00-2 |
0,1 |
Dieldrin |
60-57-1 |
0,1 |
Endrin |
72-20-8 |
0,2 |
HCH(som)1 |
1 |
|
α-HCH |
319-84-6 |
1,0 |
β-HCH |
319-85-7 |
0,02 |
γ-HCH |
58-89-9 |
0,04 |
Chloordaan (som)1 |
57-74-9 |
0,5 |
Endosulfan |
115-29-7 |
6 |
Heptachloor |
76-44-8 |
0,3 |
Heptachloorepoxide (som)1 |
1024-57-3 |
0,4 |
Maneb |
12427-38-2 |
50 |
b. Organotinbestrijdingsmiddelen |
||
Organotinverbindingen (som)1 |
0,4 |
|
Tributyltin |
688-73-3 |
0,4 |
Trifenyltin |
892-20-6 |
0,4 |
c. Chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden |
||
MCPA |
94-74-6 |
1,5 |
d. Overige bestrijdingsmiddelen |
||
Atrazine |
1912-24-9 |
5,0 |
Carbaryl |
63-25-2 |
3,0 |
Carbofuran |
1563-66-2 |
2,0 |
7. Overige stoffen |
||
a. Minerale olie |
||
TPH alifaten >EC10-EC12 |
0,1 |
|
TPH alifaten >EC12-EC16 |
0,1 |
|
TPH alifaten >EC16-EC21 |
2 |
|
TPH alifaten >EC5-EC6 |
2 |
|
TPH alifaten >EC6-EC8 |
2 |
|
TPH alifaten >EC8-EC10 |
0,1 |
|
TPH aromaten >EC10-EC12 |
0,04 |
|
TPH aromaten >EC12-EC16 |
0,04 |
|
TPH aromaten >EC16-EC21 |
0,03 |
|
TPH aromaten >EC21-EC35 |
0,03 |
|
TPH aromaten >EC5-EC7 |
0,2 |
|
TPH aromaten >EC7-EC8 |
0,2 |
|
TPH aromaten >EC8-EC10 |
0,04 |
|
b. Overige organische verbindingen |
||
Cyclohexanon |
108-94-1 |
4,6 |
Benzylbutylftalaat |
85-68-7 |
500 |
Di(2-ethylhexyl)ftalaat |
117-81-7 |
25 |
Ftalaten(som)1 |
4,0 |
|
Pyridine |
110-86-1 |
1 |
Tetrahydrofuran |
109-99-9 |
10 |
Tetrahydrothiofeen |
110-01-0 |
180 |
Tribroommethaan (bromoform) |
75-25-2 |
20 |
1 Deze stoffen maken onderdeel uit van een somparameter. Op de samenstelling van de somparameters zijn de regels krachtens artikel 25g, negende lid, onder j, van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
2 Op het berekenen van de som TEQ voor dioxine zijn de regels krachtens artikel 25g, negende lid, onder j, van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
Bijlage Vc bij artikel 3.67 van dit besluit (soorten invasieve exoten waartegen provinciebestuur maatregelen neemt)
Bijlage Vc bij artikel 3.67 van dit besluit (soorten invasieve exoten waartegen provinciebestuur maatregelen neemt)
NEDERLANDSE NAAM |
WETENSCHAPPELIJKE NAAM |
Zoogdieren |
|
Amerikaanse voseekhoorn |
Sciurus niger |
Grijze eekhoorn |
Sciurus carolinensis |
Indische mangoeste |
Herpestes javanicus |
Muntjak |
Muntiacus reevesi |
Pallas’ eekhoorn |
Callosciurus erythraeus |
Rode neusbeer |
Nasua nasua |
Siberische grondeekhoorn |
Tamias sibiricus |
Wasbeer |
Procyon lotor |
Wasbeerhond |
Nyctereutes procyonoides |
Vogels |
|
Heilige ibis |
Threskiornis aethiopicus |
Huiskraai |
Corvus splendens |
Nijlgans |
Alopochen aegyptiacus |
Rosse stekelstaart |
Oxyura jamaicensis |
Treurmaina |
Acridotheres tristis |
Vissen |
|
Amoergrondel |
Percottus glenii |
Blauwband |
Pseudorasbora parva |
Zonnebaars |
Lepomis gibbosus |
Reptielen / amfibieën |
|
Amerikaanse brulkikker |
Rana catesbeiana |
Lettersierschildpad |
Trachemys scripta |
Insecten |
|
Aziatische hoornaar |
Vespa velutina |
Platwormen |
|
Nieuw-Zeelandse landplatworm |
Arthurdendyus triangulatus |
Terrestrische planten |
|
Amerikaans bezemgras |
Andropogon virginicus |
Ballonrank |
Cardiospermum grandiflorum |
Chinese struikklaver |
Lespedeza cuneata |
Fraai lampenpoetsergras |
Pennisetum setaceum |
Gestekelde duizendknoop |
Persicaria perfoliata |
Gewone gunnera |
Gunnera tinctoria |
Hemelboom |
Ailanthus altissima |
Hoog pampagras |
Cortaderia jubata |
Japanse klimvaren |
Lygodium japonicum |
Japans steltgras |
Microstegium vimineum |
Kudzu |
Pueraria montana var. Lobata |
Mesquite |
Prosopis juliflora |
Oosterse hop |
Humulus scandens |
Perzische berenklauw |
Heracleum persicum |
Reuzenbalsemien |
Impatiens glandulifera |
Reuzenberenklauw |
Heracleum mantegazzianum |
Roze rimpelgras |
Ehrharta calycina |
Schijnambrosia |
Parthenium hysterophorus |
Sosnowsky’s berenklauw |
Heracleum sosnowskyi |
Struikaster |
Baccharis halimifolia |
Talgboom |
Triadica sebifera |
Wilgacacia |
Acacia saligna |
Zijdeplant |
Asclepias syriaca |
Water- en oeverplanten |
|
Alligatorkruid |
Alternanthera philoxeroides |
Grote vlotvaren |
Salvinia molesta |
Grote waternavel |
Hydrocotyle ranunculoides |
Kleine waterteunisbloem |
Ludwigia peploides |
Moeraslantaarn |
Lysichiton americanus |
Ongelijkbladig vederkruid |
Myriophyllum heterophyllum |
Parelvederkruid |
Myriophyllum aquaticum |
Smalle theeplant |
Gymnocoronis spilanthoides |
Smalle waterpest |
Elodea nuttallii |
Verspreidbladige waterpest |
Lagarosiphon major |
Waterhyacint |
Eichhornia crassipes |
Waterteunisbloem |
Ludwigia grandiflora |
Waterwaaier |
Cabomba caroliniana |
Bijlage Vd bij artikel 4.12a van dit besluit (signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering)
Bijlage Vd bij artikel 4.12a van dit besluit (signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering)
Stofnaam |
Signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering (μg/l)1 |
1. Metalen |
|
Antimoon |
20 |
Arseen |
60 |
Barium |
625 |
Cadmium |
6 |
Chroom |
30 |
Kobalt |
100 |
Koper |
75 |
Kwik |
0,3 |
Lood |
75 |
Molybdeen |
300 |
Nikkel |
75 |
Zink |
800 |
2. Overige anorganische stoffen |
|
Cyanide (vrij) |
1.500 |
Cyanide (complex) |
1.500 |
Thiocyanaat |
1.500 |
3. Aromatische verbindingen |
|
Benzeen |
30 |
Ethylbenzeen |
150 |
Tolueen |
1.000 |
Xylenen (som)2 |
70 |
Styreen (vinylbenzeen) |
300 |
Fenol |
2.000 |
Cresolen (som)2 |
200 |
4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)3 |
|
Naftaleen |
70 |
Fenantreen |
5 |
Antraceen |
5 |
Fluorantheen |
1 |
Chryseen |
0,2 |
Benzo(a)antraceen |
0,5 |
Benzo(a)pyreen |
0,05 |
Benzo(k)fluorantheen |
0,05 |
Indeno(1,2,3cd)pyreen |
0,05 |
Benzo(ghi)peryleen |
0,05 |
5. Gechloreerde koolwaterstoffen |
|
a. (Vluchtige) koolwaterstoffen |
|
Monochlooretheen (vinylchloride) |
5 |
Dichloormethaan |
1.000 |
1,1-dichloorethaan |
900 |
1,2-dichloorethaan |
400 |
1,1-dichlooretheen |
10 |
1,2-dichlooretheen (som)2 |
20 |
Dichloorpropanen (som)2 |
80 |
Trichloormethaan (Chloroform) |
400 |
1,1,1-trichloorethaan |
300 |
1,1,2-trichloorethaan |
130 |
Trichlooretheen (Tri) |
500 |
Tetrachloormethaan (Tetra) |
10 |
Tetrachlooretheen (Per) |
40 |
b. Chloorbenzenen4 |
|
Monochloorbenzeen |
180 |
Dichloorbenzenen (som)2 |
50 |
Trichloorbenzenen (som)2 |
10 |
Tetrachloorbenzenen (som)2 |
2,5 |
Pentachloorbenzenen |
1 |
Hexachloorbenzeen |
0,5 |
c. Chloorfenolen4 |
|
Monochloorfenolen(som)2 |
100 |
Dichloorfenolen(som)2 |
30 |
Trichloorfenolen(som)2 |
10 |
Tetrachloorfenolen(som)2 |
10 |
Pentachloorfenol |
3 |
d. Polychloorbifenylen (PCB’s) |
|
PCB’s (som 7)2 |
0,01 |
e. Overige gechloreerde koolwaterstoffen |
|
Monochlooranilinen (som)2 |
30 |
Chloornaftaleen (som)2 |
6 |
6. Bestrijdingsmiddelen |
|
a. Organochloor-bestrijdingsmiddelen |
|
Chloordaan (som)2 |
0,2 |
DDT/DDE/DDD (som)2 |
0,01 |
Drins (som)2 |
0,1 |
α-endosulfan |
5 |
HCH-verbindingen (som)2 |
1 |
Heptachloor |
0,3 |
Heptachloorepoxide (som)2 |
3 |
b. Organofosforpesticiden |
|
c. Organotinbestrijdingsmiddelen |
|
Organotinverbindingen (som)2 |
0,7 |
d. Chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden |
|
MCPA |
50 |
e. Overige bestrijdingsmiddelen |
|
Atrazine |
150 |
Carbaryl |
60 |
Carbofuran |
100 |
7. Overige organische stoffen |
|
Cyclohexanon |
15.000 |
Ftalaten (som)2 |
5 |
Minerale olie4 |
600 |
Pyridine |
30 |
Tetrahydrofuran |
300 |
Tetrahydrothiofeen |
5.000 |
Tribroommethaan (bromoform) |
630 |
1 Op het omgaan met meetwaarden beneden de bepalingsgrens van het laboratorium zijn de regels krachtens artikel 25g, negende lid, onder i en j, van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
2 Deze stoffen maken onderdeel uit van een somparameter. Op de samenstelling van de somparameters zijn de regels krachtens artikel 25g, negende lid, onder j, van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
3 Voor grondwater zijn effecten van PAK’s, chloorbenzenen en chloorfenolen indirect, als fractie van de individuele parameters, optelbaar (dat wil zeggen 0,5 x parameter stof A heeft evenveel effect als 0,5 x parameter stof B). Dit betekent dat een somformule moet worden gebruikt om te beoordelen of van overschrijding van de parameter sprake is. Er is sprake van overschrijding van de parameter voor de som van een groep stoffen indien Σ(Ci/Ii) >1, waarbij Ci = gemeten concentratie van een stof uit de betreffende groep en Ii = parameter voor de betreffende stof uit de betreffende groep.
4 De definitie van minerale olie wordt beschreven bij de analysenorm. Als sprake is van verontreiniging met mengsels (bijvoorbeeld benzine of huisbrandolie) dan dient naast het alkaangehalte ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen te worden bepaald. Met deze somparameter is om praktische redenen volstaan. Nadere toxicologische en chemische differentiatie wordt bestudeerd.
Bijlage VI bij artikel 5.3, tweede en derde lid, van dit besluit (beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en locaties en zeer kwetsbare gebouwen)
Bijlage VI bij artikel 5.3, tweede en derde lid, van dit besluit (beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en locaties en zeer kwetsbare gebouwen)
A Beperkt kwetsbare gebouwen
Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie:
a. een woonfunctie, met uitzondering van een woonfunctie in een woongebouw en een woonfunctie voor 24-uurszorg, als het gaat om een woonfunctie:
1°. op een locatie met een dichtheid van ten hoogste twee woningen, woonschepen of woonwagens per ha;
2°. om te worden gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf; of
3°. die onderdeel is van lintbebouwing die loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op een buisleiding als bedoeld in artikel 3.101, eerste lid, onder a tot en met d, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het risico op een ongewoon voorval veroorzaakt door die activiteit;
b. een bijeenkomstfunctie, met uitzondering van een bijeenkomstfunctie:
1°. voor kinderopvang;
2°. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
3°. waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of
4°. die een nevengebruiksfunctie is van een gebruiksfunctie als bedoeld onder E;
c. een industriefunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is;
d. een kantoorfunctie met een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m2;
e. een logiesfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving:
1°. op een locatie met een dichtheid van ten hoogste twee logiesfuncties per ha, en met ten hoogste 5 logiesverblijven als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving per gebouw; of
2°. met een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m2;
f. een onderwijsfunctie voor volwassenenonderwijs, met uitzondering van een onderwijsfunctie waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is;
g. een sportfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van een sportfunctie:
1°. waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of
2°. die een nevengebruiksfunctie is van een gebruiksfunctie als bedoeld onder E; of
h. een winkelfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van een winkelfunctie in een gebouw waarin een supermarkt of warenhuis is gevestigd, als het gaat om een winkelfunctie:
1°. met meer dan vijf winkels en met een totale bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2; of
2°. met een winkel met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2.
B Beperkt kwetsbare locaties
Een locatie voor:
a. recreatief nachtverblijf voor ten hoogste 50 personen;
b. sport, spel of recreatief dagverblijf, met uitzondering van locaties waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of
c. evenementen in de openlucht voor minder dan 5.000 personen.
C Kwetsbare gebouwen
Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie en voor zover het niet gaat om een beperkt kwetsbaar gebouw of een zeer kwetsbaar gebouw:
a. een woonfunctie;
b. een bijeenkomstfunctie;
c. een industriefunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
d. een gezondheidszorgfunctie;
e. een kantoorfunctie;
f. een logiesfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
g. een onderwijsfunctie;
h. een sportfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving; of
i. een winkelfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.
D Kwetsbare locaties
Een locatie voor:
a. recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen;
b. sport, spel of recreatief dagverblijf, waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of
c. evenementen in de openlucht voor ten minste 5.000 personen.
E Zeer kwetsbare gebouwen
Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan:
a. een woonfunctie voor 24-uurszorg;
b. een bijeenkomstfunctie:
1°. voor kinderopvang; of
2°. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
c. een celfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
d. een gezondheidszorgfunctie met bedgebied; of
e. een onderwijsfunctie:
1°. voor basisonderwijs; of
2°. voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking.
Bijlage VII bij de artikelen 5.4, 5.8, eerste en tweede lid, 5.9, tweede lid, 5.13, eerste, tweede en vierde lid, 5.14, vijfde lid, 5.16, eerste en derde lid, 8.12, eerste lid, en 11.1 tot en met 11.5 van dit besluit (opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines)
Bijlage VII bij de artikelen 5.4, 5.8, eerste en tweede lid, 5.9, tweede lid, 5.13, eerste, tweede en vierde lid, 5.14, vijfde lid, 5.16, eerste en derde lid, 8.12, eerste lid, en 11.1 tot en met 11.5 van dit besluit (opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines)
A Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico zonder vergunningplicht
1 Behandelen, regelen en meten van aardgas
Activiteit Het behandelen van aardgas, het regelen van aardgasdruk of het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas, als de werkdruk aan de inlaatzijde ten hoogste 10.000 kPa is en de gastoevoerleiding een diameter heeft van ten hoogste 50,8 cm, bedoeld in artikel 3.97, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstanden, bedoeld in artikel 4.421, eerste lid, onder b, en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, onder b, van dat artikel geldt. |
1a Tanken van LPG
Activiteit Het tanken van voertuigen of werktuigen met LPG, bedoeld in artikel 4.472 van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstanden, bedoeld in artikel 4.472c, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, geldt. |
Afstand aandachtsgebieden Voor het: a. brandaandachtsgebied: 60 m vanaf het vulpunt, de bovengrondse vloeistofvoerende leiding en pomp en het aansluitpunt van die leiding; en b. explosieaandachtsgebied: 160 m vanaf het vulpunt en de bovengrondse opslagtank. |
2 Tanken van CNG
Activiteit Het tanken van voertuigen, vaartuigen of werktuigen met CNG met een installatie die een nominale druk heeft van ten minste 20.000 kPa, bedoeld in artikel 4.481 van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.484, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, geldt. |
3 Opslaan van brandstoffen in bunkerstations
Activiteit Het opslaan van vloeibare brandstoffen in een bunkerstation, bedoeld in artikel 4.522 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van bunkerstations die zijn geïnstalleerd voor 1 januari 2011. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.524, eerste en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het derde lid van dat artikel, geldt. |
4 Kleinschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen
Activiteit Het met een handpomp of elektrische pomp tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen, als niet meer dan 25 m3 vloeibare brandstoffen per jaar wordt getankt, bedoeld in artikel 4.529 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het tanken van: a. vloeibare brandstoffen die niet behoren tot ADR-klasse 3; b. gasolie, diesel of huisbrandolie met een vlampunt van 55 °C of hoger; of c. vloeibare brandstoffen vanaf bunkerstations of met op land geplaatste vaste tankzuilen die zijn geïnstalleerd voor 1 januari 2011. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.532, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, geldt. |
5 Grootschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen
Activiteit Het tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen, als meer dan 25 m3 vloeibare brandstoffen per jaar wordt getankt, bedoeld in artikel 4.539 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van het tanken van: a. vloeibare brandstoffen die niet behoren tot ADR-klasse 3; b. gasolie, diesel of huisbrandolie met een vlampunt van 55 °C of hoger; of c. vloeibare brandstoffen vanaf bunkerstations of met op land geplaatste vaste tankzuilen die zijn geïnstalleerd voor 1 januari 2011. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.542, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, geldt. |
6 Mestvergistingsinstallatie
Activiteit Het vergisten van dierlijke meststoffen in een installatie die bestaat uit een vergistingstank en een gaszak of opslagtank voor de opslag van vergistingsgas, bedoeld in artikel 4.864, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.866, eerste en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het derde lid van dat artikel, geldt. |
7 Opslaan van propaan of propeen in opslagtanks
Activiteit Het opslaan van propaan of propeen in een opslagtank, bedoeld in artikel 4.896 van het Besluit activiteiten leefomgeving, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.22, eerste lid, van dat besluit. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.899, eerste lid, aanhef en onder b, tweede en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, of het tweede lid van dat artikel, geldt. |
Afstand aandachtsgebieden De afstanden, bedoeld in tabel A.7. |
Tabel A.7
Brandaandachtsgebied in m |
Explosieaandachtsgebied in m |
||
Ondergrondse opslagtank: vanaf bovengrondse vloeistofvoerende leiding, aansluitpunten van die leiding en pomp |
20 |
geen |
|
Bovengrondse opslagtank: vanaf opslagtank |
Inhoud ≤ 5 m3 |
20 |
30 |
Inhoud > 5 m3 |
20 |
50 |
|
> 5 bevoorradingen per jaar: vanaf vulpunt |
60 |
160 |
8 Opslaan van oxiderende en verstikkende gassen in opslagtanks
Activiteit Het opslaan van zuurstof, stikstof, argon, kooldioxide, helium of lachgas in een opslagtank, bedoeld in artikel 4.902 van het Besluit activiteiten leefomgeving, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.22, eerste lid, van dat besluit. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.905, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, of derde lid van dat artikel, geldt. |
9 Opslaan van brandbare vloeistoffen anders dan diesel in bovengrondse opslagtanks
Activiteit Het opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 in een bovengrondse opslagtank, bedoeld in artikel 4.910 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het opslaan van polyesterhars, met uitzondering van opslagtanks die zijn geïnstalleerd voor 1 januari 2013. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.914, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, of tweede lid van dat artikel, geldt. |
10 Opslaan van brandbare vloeistoffen anders dan diesel in ondergrondse opslagtanks
Activiteit Het opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 in een ondergrondse opslagtank, bedoeld in artikel 4.958 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om: a. het opslaan van vloeibare brandstoffen, met uitzondering van gasolie, diesel of huisbrandolie met een vlampunt van 55 °C of hoger, voor het tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen vanaf de wal, met uitzondering van opslagtanks die zijn geïnstalleerd voor 1 januari 2011; of b. het opslaan van organische oplosmiddelen. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in: a. artikel 4.962, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, of tweede lid van dat artikel, geldt; en b. artikel 4.963, eerste lid, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, of tweede lid van dat artikel, geldt. |
11 Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking
Activiteit Het opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking, met uitzondering van gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 5.2, bedoeld in artikel 4.1004 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het opslaan in een opslagplaats waar meer dan: a. 2.500 kg gevaarlijke stoffen in verpakking, met uitzondering van gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 2 in gasflessen, wordt opgeslagen, als in de opslagplaats brandbare stoffen van ADR-klasse 3, 4.1, 4.2 of 4.3 worden opgeslagen; of b. 1.000 l brandbare gassen van ADR-klasse 2 in gasflessen wordt opgeslagen in een opslagplaats in de buitenlucht. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.1008, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, of tweede lid, aanhef en onder b, of derde lid van dat artikel, geldt. |
12 Opstellen van voertuigen, opleggers of aanhangers met gevaarlijke stoffen
Activiteit Het tegelijkertijd voor minder dan 24 uur opstellen van niet meer dan drie voertuigen, opleggers of aanhangers die zijn geladen met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedoeld in artikel 4.1099 van dat besluit, met uitzondering van het opstellen van voertuigen, opleggers of aanhangers voor het verrichten van formaliteiten, laden of lossen. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand, bedoeld in artikel 4.1101, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, of tweede lid van dat artikel, geldt. |
B Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht
1 Koelinstallatie met ammoniak
Activiteit Het exploiteren van een koelinstallatie met meer dan 1.500 kg ammoniak, bedoeld in artikel 3.16, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om: a. minder dan 10.000 kg ammoniak; en b. een binnendiameter van de vloeistofleiding naar de verdamper van ten hoogste 80 mm. |
Afstand plaatsgebonden risico Voor: a. één koelinstallatie in een machinekamer: de afstanden, bedoeld in tabel B.1.1; en b. meer dan een koelinstallatie in een machinekamer: de afstanden, bedoeld in tabel B.1.2. |
Tabel B.1.1
Afstand in m |
||||||
Werktemperatuur1 installatie met pompbeveiliging 2 |
Hoeveelheidsklasse ammoniak3 in kg |
Opstellings uitvoering 45 6 |
Bij binnendiameter vloeistofleiding7 naar verdamper |
|||
Vanaf machinekamer |
Vanaf vloeistofleiding |
|||||
≤ 50 mm |
50 tot en met 80 mm |
≤ 50 mm |
50 tot en met 80 mm |
|||
< -25 °C |
1.500 tot 3.500 |
1 |
geen |
geen |
geen |
geen |
2 |
geen |
geen |
geen |
geen |
||
3 |
35 |
35 |
geen |
geen |
||
3.500 tot 6.000 |
1 |
geen |
geen |
geen |
geen |
|
2 |
30 |
40 |
25 |
40 |
||
3 |
65 |
65 |
25 |
40 |
||
6.000 tot 8.000 |
1 |
geen |
geen |
geen |
geen |
|
2 |
30 |
45 |
30 |
40 |
||
3 |
75 |
75 |
30 |
40 |
||
8.000 tot 10.000 |
1 |
geen |
geen |
geen |
geen |
|
2 |
30 |
45 |
30 |
45 |
||
3 |
85 |
85 |
30 |
45 |
||
–25 tot en met 5 °C |
1.500 tot 3.500 |
1 |
geen |
geen |
geen |
geen |
2 |
geen |
geen |
geen |
geen |
||
3 |
45 |
45 |
geen |
geen |
||
3.500 tot 6.000 |
1 |
geen |
50 |
geen |
geen |
|
2 |
60 |
75 |
55 |
70 |
||
3 |
75 |
90 |
55 |
70 |
||
6.000 tot 8.000 |
1 |
geen |
50 |
geen |
geen |
|
2 |
65 |
85 |
60 |
80 |
||
3 |
85 |
100 |
60 |
80 |
||
8.000 tot 10.000 |
1 |
geen |
50 |
geen |
geen |
|
2 |
70 |
85 |
65 |
85 |
||
3 |
95 |
105 |
65 |
85 |
||
> -5 °C |
1.500 tot 3.500 |
1 |
geen |
geen |
geen |
geen |
2 |
geen |
geen |
geen |
geen |
||
3 |
45 |
45 |
geen |
geen |
||
3.500 tot 6.000 |
1 |
geen |
60 |
geen |
geen |
|
2 |
70 |
85 |
55 |
75 |
||
3 |
85 |
95 |
55 |
75 |
||
6.000 tot 8.000 |
1 |
geen |
65 |
geen |
geen |
|
2 |
80 |
95 |
60 |
85 |
||
3 |
90 |
105 |
60 |
85 |
||
8.000 tot 10.000 |
1 |
50 |
65 |
geen |
geen |
|
2 |
85 |
105 |
65 |
90 |
||
3 |
95 |
110 |
65 |
90 |
1 Werktemperatuur is de afscheider- of verdampingstemperatuur.
2 Pompbeveiliging is een combinatie van elementen en voorzieningen per koudemiddelpomp, waardoor bij een breuk van de afvoerleiding van de pomp die pomp onverwijld buiten werking wordt gesteld en de toevoer van ammoniak naar de leiding wordt afgesneden. Als een installatie in opstellingsuitvoering 2 of 3 niet is uitgerust met een pompbeveiliging, wordt de afstand vermeerderd met 30 m.
3 Hoeveelheidsklasse ammoniak is de totale hoeveelheid ammoniak die in de installatie aanwezig is, met inbegrip van de hoeveelheid in een afscheidervat met minder dan 400 kg ammoniak.
4 Opstellingsuitvoering 1 is een opstelling waarbij alle ammoniakvoerende onderdelen zijn opgesteld in de machinekamer of in de productieruimte, eventueel met uitzondering van de condensor met verbindend leidingwerk, waarbij die laatste onderdelen buiten opgesteld kunnen zijn.
5 Opstellingsuitvoering 2 is een opstelling als bij opstellingsuitvoering 1, waarbij de leidingen naar en van de verdamper of verdampers met de buitenlucht in verbinding staan.
6 Opstellingsuitvoering 3 is een opstelling als bij opstellingsuitvoering 2, waarbij het afscheidervat of vloeistofvat buiten opgesteld zijn.
7 Vloeistofleiding is een met de buitenlucht in verbinding staande ammoniakvoerende leiding naar de verdamper of verdampers.
Tabel B.1.2
Hoeveelheidsklasse ammoniak 1 in koelinstallatie 1: koelinstallatie waarvoor de grootste afstand, bedoeld in tabel B.1.1, geldt in kg |
|||
≤ 6.000 |
6.000 tot en met 8.000 |
> 8.000 |
|
Hoeveelheidsklasse ammoniak 1 in koelinstallatie 2: koelinstallatie met de grootste inhoud, met uitzondering van koelinstallatie 1 (in kg) |
≤ 3.500 |
De afstand, bepaald voor eenzelfde installatie 2 als installatie 1, maar bij de eerstvolgende hogere hoeveelheidsklasse, bedoeld in tabel B.1.1 |
De afstand, bepaald voor eenzelfde installatie 2 als installatie 1, bedoeld in tabel B.1.1, vermeerderd met 10 m |
> 3.500 |
De afstand, bepaald voor eenzelfde installatie 2 als installatie 1, maar met een hoeveelheid die behoort tot de tweede hogere hoeveelheidsklasse, bedoeld in tabel B.1.1 |
De afstand, bepaald voor eenzelfde installatie 2 als installatie 1, bedoeld in tabel B.1.1., vermeerderd met 20 m |
1 Hoeveelheidsklasse ammoniak is de totale hoeveelheid ammoniak die in de installatie aanwezig is, met inbegrip van de hoeveelheid in een afscheidervat met minder dan 400 kg ammoniak.
2 Eenzelfde installatie is een installatie met dezelfde werktemperatuur, dezelfde opstellingsuitvoering en een vloeistofleiding met dezelfde binnendiameter.
2 Opslagtank voor gassen
Activiteit Het opslaan van meer dan 13 m3 propaan of propeen in een opslagtank, bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het opslaan van ten hoogste 50 m3 met een jaarlijkse doorzet van ten hoogste 600 m3. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstanden, bedoeld in tabel B.2. |
Afstand aandachtsgebieden Voor het: a. brandaandachtsgebied: 60 m vanaf het vulpunt, de bovengrondse vloeistofvoerende leiding, de aansluitpunten van die leiding en pomp; en b. explosieaandachtsgebied: 160 m vanaf het vulpunt en de bovengrondse opslagtank. |
Tabel B.2
Jaarlijkse doorzet in m3 |
Ondergrondse opslagtank: vanaf vulpunt, bovengrondse vloeistofvoerende leiding, aansluitpunten van die leiding en pomp (in m) |
Bovengrondse opslagtank: vanaf vulpunt en opslagtank |
|
Inhoud 13 m3 tot en met 20 m3 (in m) |
Inhoud 20 m3 tot en met 50 m3 (in m) |
||
≤ 100 |
25 |
25 |
25 |
100 tot en met 300 |
30 |
35 |
35 |
> 300 |
40 |
45 |
55 |
3 Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking
Activiteit Het in een opslagplaats opslaan van 10.000 kg of meer in totaal van de gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedoeld in artikel 3.28, aanhef en onder h, van dat besluit, voor zover het opslaan geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op brandbare gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, broom-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen, of zowel brandbare gevaarlijke stoffen als gevaarlijke stoffen met die verbindingen, met uitzondering van het opslaan van verpakkingseenheden van meer dan 100 kg met een stof van ADR-klasse 6.1, verpakkingsgroep I, die in de openlucht worden gelost of geladen, en voor zover het gaat om: a. het opslaan van ten hoogste 30.000 kg per opslagplaats, voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger; b. in een opslagplaats met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2; of c. in een opslagplaats met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en ten hoogste 2.500 m2, en voor zover het gaat om het in tabel B.3 bedoelde: 1°. stikstofgehalte van de totale hoeveelheid gevaarlijke stoffen in de opslagplaats, met uitzondering van minerale anorganische meststoffen, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels; of 2°. blussysteem. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand vanaf de opslagplaats: a. voor zover het gaat om het opslaan van ten hoogste 30.000 kg per opslagplaats, gedurende korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger: 20 m; en b. voor zover het gaat om het opslaan op andere wijze: de afstanden, bedoeld in tabel B.3. |
Tabel B.3
Afstanden in m |
||||||
Oppervlakte opslagplaats (m2) |
≤ 100 |
100 tot en met 300 |
300 tot en met 600 |
600 tot en met 900 |
900 tot en met 1.500 |
1.500 tot en met 2.500 |
Beschermingsniveau volgens PGS 15, blussysteem en stikstofgehalte |
||||||
Beschermingsniveau 1 |
||||||
Automatische blusgasinstallatie |
20 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Automatische hi-ex inside-air installatie |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
(Semi-) automatische monitorinstallatie |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
Bedrijfsbrandweer met handbediende deluge-installatie |
20 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Handbediende deluge-installatie met watervoorziening door bedrijfsbrandweer |
20 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Handbediende deluge-installatie met watervoorziening door lokale brandweer |
20 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Automatische sprinklerinstallatie of sprinkler in rekken |
30 |
30 |
40 |
50 |
50 |
50 |
Automatische deluge installatie |
30 |
30 |
40 |
50 |
50 |
50 |
Automatische hi-ex outside-air installatie, stikstofgehalte < 5% |
40 |
45 |
50 |
55 |
55 |
55 |
Automatische hi-ex outside-air installatie, stikstofgehalte 5 ≤ 10% |
40 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Automatische hi-ex outside-air installatie, stikstofgehalte > 10% |
50 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Bedrijfsbrandweer met ter plaatse blussen, stikstofgehalte < 5% |
260 |
490 |
570 |
630 |
630 |
niet van toepassing |
Bedrijfsbrandweer met ter plaatse blussen, stikstofgehalte 5 ≤ 10% |
260 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Bedrijfsbrandweer met ter plaatse blussen, stikstofgehalte > 10% |
310 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Beschermingsniveau 2a, stikstofgehalte < 5 % |
||||||
ADR-klasse 3 in kunststof |
290 |
360 |
190 |
220 |
n.v.t. |
n.v.t. |
ADR-klasse 3 niet in kunststof |
270 |
270 |
160 |
210 |
210 |
n.v.t. |
Geen ADR-klasse 3 |
45 |
120 |
160 |
210 |
210 |
210 |
Beschermingsniveau 2a, stikstofgehalte 5 ≤ 10% |
||||||
ADR-klasse 3 in kunststof |
290 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
ADR-klasse 3 niet in kunststof |
270 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Geen ADR-klasse 3 |
120 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Beschermingsniveau 2a, stikstofgehalte > 10 % |
||||||
ADR-klasse 3 in kunststof |
340 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
ADR-klasse 3 niet in kunststof |
310 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Geen ADR-klasse 3 |
190 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Beschermingsniveau 3 |
||||||
Stikstofgehalte < 5% |
30 |
75 |
80 |
85 |
85 |
85 |
Stikstofgehalte 5 ≤ 10% |
65 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Stikstofgehalte > 10% |
90 |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
te berekenen |
Alle beschermingsniveaus |
||||||
Gasflessen |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
4 Opslaan van vaste minerale anorganische meststoffen
Activiteit Het opslaan van meer dan 100.000 kg vaste minerale anorganische meststoffen van meststoffengroep 2 van PGS 7, bedoeld in artikel 3.37, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico 60 m vanaf de opslagplaats. |
5 Waterstof: opslag- en transportbedrijf, groothandel en containeroverslag en tankstation
Activiteit Het tanken van voertuigen of werktuigen met waterstof, bedoeld in artikel 3.286, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het bieden van gelegenheid voor het tanken van voertuigen of werktuigen met waterstof, bedoeld in artikel 3.297, aanhef en onder b, van dat besluit. |
Afstand plaatsgebonden risico a. 30 m vanaf de tussenopslag, voor zover de waterstof wordt aangevoerd via een buisleiding of op de locatie wordt geproduceerd; en b. 35 m vanaf het vulpunt, voor zover de waterstof wordt aangevoerd met tanks. |
Afstand aandachtsgebieden Voor het brandaandachtsgebied: 55 m vanaf de opslagtank. |
C Activiteiten met bij ministeriële regeling vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico
Basisnet
Activiteit Het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen over het basisnet. |
Afstand plaatsgebonden risico De afstand tot de locaties, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De afstand geldt vanaf de locaties die bij ministeriële regeling zijn aangewezen. |
Afstand aandachtsgebieden Voor de wegen, spoorwegen en binnenwateren die bij ministeriële regeling zijn aangewezen voor het: a. brandaandachtsgebied: 30 m; en b. explosieaandachtsgebied: 200 m. De afstand geldt vanaf de locaties die bij ministeriële regeling zijn aangewezen. |
D Activiteiten met te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico zonder vergunningplicht
1 Windturbine
Activiteit Het opwekken van elektriciteit met een windturbine met een rotordiameter van meer dan 2 m, bedoeld in artikel 3.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het niet gaat om een windpark met drie of meer windturbines. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
2 Buisleiding met gevaarlijke stoffen
Activiteit Het exploiteren van een buisleiding, bedoeld in artikel 3.101, eerste lid, onder a tot en met d, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
E Activiteiten met te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht
1 Windturbine
Activiteit Het opwekken van elektriciteit met een windturbine met een rotordiameter van meer dan 2 m, voor zover het gaat om een windpark met 3 of meer windturbines, bedoeld in artikel 3.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
2 Koelinstallatie met ammoniak
Activiteit Het exploiteren van een koelinstallatie met meer dan 1.500 kg ammoniak, bedoeld in artikel 3.16, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om: a. ten minste 10.000 kg ammoniak; of b. een binnendiameter van de vloeistofleiding naar de verdamper van meer dan 80 mm. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand, tenzij de berekende afstand kleiner is dan de afstand die volgens tabel B.1.1 geldt voor een installatie met dezelfde werktemperatuur en dezelfde opstellingsuitvoering. In dat geval geldt de afstand uit tabel B.1.1. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
3 Opslagtank voor gassen
Activiteit 3.1. Het opslaan in een opslagtank van giftige of bijtende gassen van ADR-klasse 2, bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om: a. meer dan 1.500 kg ammoniak; of b. meer dan 1 m3 andere giftige of bijtende gassen. 3.2. Het opslaan in een opslagtank van gassen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om meer dan 1 m3. 3.3. Het opslaan in een opslagtank van meer dan 13 m3 propaan of propeen, bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het opslaan van: a. ten hoogste 50 m3 met een jaarlijkse doorzet van meer dan 600 m3; of b. meer dan 50 m3. 3.4. Het opslaan in een opslagtank van brandbare gassen van ADR-klasse 2, bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om meer dan 13 m3 acetyleen. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
4 Opslagtank voor vloeistoffen en tankcontainer of verpakking die wordt gebruikt als opslagtank voor vloeistoffen
Activiteit 4.1. Het opslaan in een opslagtank met een inhoud van meer dan 250 l of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank wordt gebruikt en een inhoud heeft van meer dan 250 l, van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 6.1, bedoeld in artikel 3.25, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om meer dan 1 m3. 4.2. Het opslaan in een opslagtank met een inhoud van meer dan 250 l of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank wordt gebruikt en een inhoud heeft van meer dan 250 l, van vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1 of 2, of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, bedoeld in artikel 3.25, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om: a. meer dan 1 m3; en b. vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1 of 2, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening; of c. vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, als die: 1°. bij inademing acuut toxisch zijn; of 2°. bij opname door de mond acuut toxisch zijn, voor zover die stoffen niet kunnen worden ingedeeld in die klasse bij inademing of blootstelling aan de huid. 4.3. Het opslaan in een opslagtank met een inhoud van meer dan 150 m3 of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank wordt gebruikt en een inhoud heeft van meer dan 150 m3, bedoeld in artikel 3.25, eerste lid, aanhef en onder h, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om: a. vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3, verpakkingsgroep I of II; en b. een bovengrondse opslagtank of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank wordt gebruikt. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
5 Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking
Activiteit 5.1. Het in een opslagplaats opslaan van meer dan 1.500 l giftige of bijtende gassen van ADR-klasse 2 in gasflessen, bedoeld in artikel 3.28, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving. 5.2. Het in een opslagplaats opslaan van meer dan 1.500 l tot vloeistof verdichte gassen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, in gasflessen, bedoeld in artikel 3.28, aanhef en onder g, van het Besluit activiteiten leefomgeving. 5.3. Het in een opslagplaats opslaan van 10.000 kg of meer in totaal van de gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedoeld in artikel 3.28, aanhef en onder h, van dat besluit, voor zover het opslaan geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op brandbare gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, broom-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen, of zowel brandbare gevaarlijke stoffen als gevaarlijke stoffen met die verbindingen, met uitzondering van het opslaan van ten hoogste 30.000 kg per opslagplaats, voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger, en voor zover het gaat om: a. een opslagplaats met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en minder dan 2.500 m2 en voor zover het niet gaat om een geval waarvoor afstanden zijn vastgesteld in tabel B.3; b. een opslagplaats met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2; of c. verpakkingseenheden van meer dan 100 kg met een stof van ADR-klasse 6.1, verpakkingsgroep I, die in de open lucht worden gelost of geladen. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
6 Seveso-inrichting
Activiteit Het exploiteren van een Seveso-inrichting, bedoeld in de artikelen 3.50 en 3.51, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
7 Behandelen, regelen en meten van aardgas
Activiteit Het behandelen van aardgas, het regelen van aardgasdruk of het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas, voor zover die activiteiten worden verricht in een installatie met een gastoevoerleiding met een diameter van meer dan 50,8 cm, bedoeld in de artikelen 3.97 en 3.98, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
8 Metaalproductenindustrie: bad met giftige gevaarlijke stoffen
Activiteit 8.1. Het aanbrengen van metaallagen met een cyanidehoudend bad met een inhoud van ten minste 100 l, bedoeld in artikel 3.105, onder d, van het Besluit activiteiten leefomgeving. 8.2. Het behandelen van het oppervlak van metalen met een bad met een inhoud van ten minste 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 6.1 of vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, bedoeld in artikel 3.105, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
9 Opslag- en transportbedrijf, groothandel en containeroverslag: Seveso-hoeveelheid
Activiteit Het buiten een Seveso-inrichting opslaan van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn, in een hoeveelheid van ten minste de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I, deel 1, kolom 2 of deel 2, kolom 2, bij de Seveso-richtlijn, met inachtneming van de aantekeningen bij die bijlage, voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger, bedoeld in artikel 3.286, eerste lid, aanhef en onder k, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Voor de volgende aandachtsgebieden, waarvoor de daarbij aangegeven giftige gassen van categorie GT5 en de giftige vloeistoffen van categorie LT3 en LT4 zijn aangewezen in tabel E.9: a. voor zover het gaat om het opslaan van verpakte gevaarlijke stoffen, met uitzondering van giftige gassen van categorie GT5, of giftige vloeistoffen van categorie LT3 of LT4 vanaf de opslaglocatie: 1°. brandaandachtsgebied: 30 m; 2°. explosieaandachtsgebied: 200 m; en 3°. gifwolkaandachtsgebied: 300 m; en b. voor zover het gaat om het opslaan van verpakte giftige gassen van categorie GT5 of giftige vloeistoffen van categorie LT3 of LT4: een te berekenen afstand. |
Tabel E.9
Tkrit 1 (in K) |
Tkook 2 (in K) |
LC50 3 (in ppm) |
|||
< 100 |
100 tot 1.000 |
1.000 tot 10.000 |
|||
> 440 |
> 273 |
GT5 |
|||
400 tot en met 440 |
253 tot en met 273 |
GT5 |
GT5 |
||
293 tot en met 400 |
182 tot en met 253 |
GT5 |
GT5 |
GT5 |
|
P20 4 (in mbar) |
Tkook (in K) |
LC50 (in ppm) |
|||
< 10 |
10 tot 100 |
100 tot 1.000 |
1.000 tot 5.000 |
||
10 tot en met 50 |
353 tot 373 |
LT3 |
|||
50 tot en met 200 |
323 tot 353 |
LT4 |
LT3 |
||
200 tot en met 700 |
303 tot 323 |
LT4 |
LT3 |
||
> 700 |
< 303 |
LT4 |
LT3 |
1 Tkrit is kritische temperatuur.
2 Tkook is kooktemperatuur.
3 LC50 is mediaan letale concentratie, dat is de concentratie van een stof waarbij 50% van de testorganismen overlijdt na 1 uur.
4 P20 is dampspanning bij 20 °C.
10 LNG: opslag- en transportbedrijf, groothandel en containeroverslag en tankstation
Activiteit Het tanken van voertuigen of werktuigen met LNG, bedoeld in artikel 3.286, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het bieden van gelegenheid voor het tanken van voertuigen of werktuigen met LNG, bedoeld in artikel 3.297, aanhef en onder a, van dat besluit. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Voor het brandaandachtsgebied: de afstanden, bedoeld in tabel E.10, vanaf het vulpunt. |
Tabel E.10
Reactietijd noodstop-voorziening ≤ 5 sec |
Bovenvulling |
Verlading pomp |
Voordruk < 420 kPa |
Afstand in m |
ja |
ja |
ja |
ja |
50 |
ja |
ja |
ja |
nee |
75 |
nee |
ja |
ja |
ja |
|
ja |
nee |
ja |
ja |
|
ja |
nee |
ja |
nee |
|
nee |
ja |
ja |
nee |
125 |
ja |
ja |
nee |
n.v.t. |
|
ja |
nee |
nee |
n.v.t. |
|
nee |
nee |
ja |
ja |
150 |
nee |
nee |
ja |
nee |
|
nee |
ja |
nee |
n.v.t. |
200 |
nee |
nee |
nee |
n.v.t. |
11 Mijnbouwwerk
Activiteit 11.1. Het exploiteren van een mijnbouwwerk, bedoeld in de artikelen 3.320 en 3.321, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het exploiteren van een mijnbouwwerk, anders dan het aanpassen van een boorgat, voor zover het gaat om het winnen, opslaan, bewerken of gereedmaken voor transport van: a. gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse: 1°. ontvlambare gassen, categorie 1 of 2, bedoeld in bijlage I, deel 2, bij de CLP-verordening; 2°. ontvlambare vloeistoffen, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 2, bij de CLP-verordening; of 3°. acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening; b. ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1; of c. gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 2, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1 of 8. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
Activiteit 11.2. Het aanleggen of aanpassen van een boorgat met een verplaatsbaar mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 4.1116, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
12 Andere insluitsystemen
Activiteit Elke andere milieubelastende activiteit die in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving als vergunningplichtig is aangewezen, als van die activiteit onderdeel is het aanwezig hebben van een insluitsysteem, anders dan een koelinstallatie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, een opslagtank als bedoeld in bijlage I bij dat besluit of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank als bedoeld in bijlage I bij dat besluit wordt gebruikt, met: a. meer dan 1.500 kg ammoniak; b. meer dan 13 m3 en ten hoogste 50 m3 propaan of propeen met een jaarlijkse doorzet van meer dan 600 m3; c. meer dan 50 m3 propaan of propeen; d. meer dan 13 m3 acetyleen; e. meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 6.1; f. meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, voor zover het gaat om: 1°. vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1 of 2, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening; of 2°. vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, als die: i. bij inademing acuut toxisch zijn; of ii. bij opname door de mond acuut toxisch zijn, voor zover die stoffen niet kunnen worden ingedeeld in die klasse bij inademing of blootstelling aan de huid; of g. meer dan 150 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3, verpakkingsgroep I of II, voor zover het gaat om een bovengronds insluitsysteem. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstand aandachtsgebieden Te berekenen afstand. |
13 Spoorwegemplacementen
Activiteit Het exploiteren van een spoorwegemplacement, bedoeld in artikel 3.295b van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om een spoorwegemplacement als bedoeld in tabel E.13. |
Afstand plaatsgebonden risico Te berekenen afstand. |
Afstanden aandachtsgebieden Voor het: a. brandaandachtsgebied: 30 m vanaf de locaties waar mag worden gerangeerd met gevaarlijke stoffen die bij een ongewoon voorval tot een plasbrand of fakkelbrand kunnen leiden; en b. explosieaandachtsgebied: 200 m vanaf de locaties waar mag worden gerangeerd met gevaarlijke stoffen die bij een ongewoon voorval tot een explosie kunnen leiden. |
Tabel E.13
Locatie |
Gemeente |
Amersfoort Goederen |
Amersfoort |
Amsterdam Aziëhaven |
Amsterdam |
Amsterdam Westhaven |
Amsterdam |
Sloe |
Borssele |
Delfzijl Oosterhorn |
Delfzijl |
Deventer Goederen |
Deventer |
Dordrecht |
Dordrecht |
Lage Zwaluwe |
Drimmelen |
Emmen |
Emmen |
Onnen |
Haren |
Hengelo |
Hengelo |
Moerdijk |
Moerdijk |
Valburg |
Overbetuwe |
Roosendaal |
Roosendaal |
Botlek |
Rotterdam |
Europoort |
Rotterdam |
Maasvlakte |
Rotterdam |
Pernis |
Rotterdam |
Waalhaven |
Rotterdam |
Sittard |
Sittard-Geleen |
Axel aansluiting |
Terneuzen |
Sas van Gent |
Terneuzen |
Terneuzen aansluiting |
Terneuzen |
Blerick |
Venlo |
Trade Port Noord Venlo |
Venlo |
Venlo |
Venlo |
Kijfhoek |
Zwijndrecht |
Bijlage VIII bij artikel 5.23 van dit besluit (explosieaandachtsgebieden vuurwerk)
Bijlage VIII bij artikel 5.23 van dit besluit (explosieaandachtsgebieden vuurwerk)
A Explosieaandachtsgebied vuurwerk voor opslag van categorie F4
Hoeveelheid vuurwerk (NEM in kg) |
Afstand vanaf bewaarplaats en bewerkingsruimte (in m) |
0 tot en met 750 |
400 |
750 tot en met 6.000 |
800 |
B Explosieaandachtsgebied vuurwerk voor opslag van vuuwerk van categorie F1, F2 of F3 of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik van categorie T1 of T2
Ruimte |
Grootte deuropening |
Afstand (in m) |
||
voorwaartsa |
zijwaartsb |
achterwaartsc |
||
Bewaarplaats |
≤ 4 m2 |
20 |
geen |
geen |
4 m2 tot en met 6 m2 |
25 |
geen |
geen |
|
6 m2 tot en met 8 m2 |
30 |
geen |
geen |
|
Bufferbewaarplaats ≤ 500 kg |
alle |
20 |
20 |
4 |
Bufferbewaarplaats 500 tot en met 1.000 kg |
alle |
25 |
20 |
5 |
Bufferbewaarplaats 1.000 tot en met 2.000 kg |
alle |
33 |
25 |
6 |
Bufferbewaarplaats 2.000 tot en met 3.500 kg |
alle |
42 |
31 |
8 |
Bufferbewaarplaats 3.500 tot en met 5.000 kg |
alle |
48 |
36 |
9 |
a Afstand voorwaarts is de afstand in zowel horizontale als verticale richting, gemeten in bolvorm vanaf het middelpunt van de deuropening van een ruimte in de richting, zoals aangegeven in onderstaande figuur, onder a.
b en c Afstand zijwaarts en afstand achterwaarts zijn de afstanden in zowel horizontale als verticale richting, gemeten in blokvorm vanaf het middelpunt van de deuropening van een ruimte in de richting, zoals aangegeven in onderstaande figuur, onder b respectievelijk c, waarbij de afstand in verticale richting gelijk is aan de afstand in (horizontale) zijwaartse richting.
Bijlage IX bij artikel 5.28 van dit besluit (civiele explosieaandachtsgebieden)
Bijlage IX bij artikel 5.28 van dit besluit (civiele explosieaandachtsgebieden)
A Civiele explosieaandachtsgebieden voor opslag van stoffen van ADR-klasse 1.1
NEM tot en met (in kg) |
Afstanden (in m) |
||
Civiel explosieaan- dachtsgebied A |
Civiel explosieaan- dachtsgebied B |
Civiel explosieaan- dachtsgebied C |
|
14,1 |
41 |
62 |
124 |
25 |
87 |
130 |
260 |
50 |
141 |
212 |
424 |
75 |
173 |
260 |
520 |
100 |
196 |
294 |
588 |
125 |
214 |
321 |
642 |
150 |
228 |
342 |
684 |
175 |
240 |
360 |
720 |
200 |
251 |
376 |
752 |
5.000 |
254 |
381 |
762 |
6.000 |
270 |
405 |
810 |
B Civiele explosieaandachtsgebieden voor opslag van stoffen van ADR-klasse 1.3
NEM tot en met (in kg) |
Afstanden (in m) |
|
Civiel explosieaan- dachtsgebied A |
Civiel explosieaan- dachtsgebied B |
|
50 |
16 |
24 |
100 |
20 |
30 |
150 |
23 |
34 |
200 |
25 |
37 |
250 |
27 |
40 |
300 |
29 |
43 |
350 |
30 |
45 |
400 |
31 |
47 |
450 |
33 |
49 |
500 |
34 |
51 |
550 |
35 |
52 |
600 |
36 |
54 |
650 |
37 |
55 |
700 |
38 |
57 |
750 |
39 |
58 |
800 |
39 |
59 |
850 |
41 |
61 |
900 |
41 |
62 |
950 |
42 |
63 |
1.000 |
43 |
64 |
C Civiele explosieaandachtsgebieden voor opslag van stoffen van ADR-klasse 1.4
Eenheid |
Afstand civiel explosieaan- dachtsgebied B (in m) |
> 50 kg NEM noodsignalen > 250.000 munitiepatronen of hagelpatronen voor vuurwapens > 250.000 patronen voor schiethamers |
20 |
D Vastgestelde civiele explosieaandachtsgebieden
Locatie |
Gemeente |
Civiel explosie- aandachtsgebied A |
Civiel explosie- aandachtsgebied B |
Civiel explosie- aandachtsgebied C |
Complex TNO Rijswijk |
Rijswijk |
ja |
ja |
nee |
Complex TNO Ypenburg |
’s-Gravenhage |
ja |
ja |
ja |
Complex Ulicoten |
Baarle-Nassau |
ja |
ja |
ja |
Bijlage X bij artikel 5.32 van dit besluit (militaire explosieaandachtsgebieden)
Bijlage X bij artikel 5.32 van dit besluit (militaire explosieaandachtsgebieden)
Locatie |
Gemeente |
Militair explosie-aandachtsgebied A |
Militair explosie- aandachts- gebied B |
Militair explosie-aandachts- gebied C |
Complex Nieuwe Haven |
Den Helder |
ja |
ja |
ja |
Genm de R V S Kazerne |
Oirschot |
ja |
ja |
ja |
Johannes Postkazerne |
Westerveld |
ja |
ja |
nee |
Kamp Alphen |
Alphen-Chaam |
ja |
ja |
ja |
LC Maartensdijk |
De Bilt |
ja |
ja |
ja |
Legerplaats bij Oldebroek |
Elburg |
nee |
ja |
ja |
Luitenant-Generaal Bestkazerne |
Venray |
ja |
ja |
ja |
Lunettenkazerne |
Vught |
ja |
ja |
nee |
Marinekazerne Erfprins |
Den Helder |
nee |
ja |
nee |
MC Duivelsberg |
Arnhem |
ja |
ja |
ja |
MMC Beetgumermolen |
Leeuwarden |
ja |
ja |
ja |
MMC Coevorden |
Coevorden |
ja |
ja |
ja |
MMC De Kom |
Wassenaar |
ja |
ja |
ja |
MMC Hoenderloo II |
Ede |
nee |
nee |
ja |
MMC Ritthem |
Vlissingen |
ja |
ja |
ja |
MMC Ruinen |
De Wolden |
ja |
ja |
ja |
MMC Staphorst |
Staphorst |
ja |
ja |
ja |
MMC Veenhuizen |
Noordenveld |
ja |
ja |
ja |
MVK De Kooy |
Den Helder |
ja |
ja |
nee |
Prinses Margrietkazerne |
Oldebroek |
nee |
nee |
ja |
Sergeant-Majoor Scheickkazerne |
Soest |
ja |
ja |
ja |
Springterrein Schaijk |
Landerd |
nee |
nee |
ja |
Van Ghentkazerne |
Rotterdam |
ja |
ja |
nee |
Vliegbasis Eindhoven |
Eindhoven |
ja |
ja |
ja |
Vliegbasis Gilze-Rijen |
Gilze en Rijen |
ja |
ja |
ja |
Vliegbasis Leeuwarden |
Leeuwarden |
ja |
ja |
ja |
Vliegbasis Volkel |
Uden |
ja |
ja |
ja |
Vliegbasis Woensdrecht |
Woensdrecht |
ja |
ja |
ja |
Willem L V Nassaukazerne |
De Marne |
ja |
ja |
ja |
Bijlage XI bij artikel 5.39 van dit besluit (kustfundament)
Bijlage XI bij artikel 5.39 van dit besluit (kustfundament)
Bijlage XII bij artikel 5.41, eerste lid, van dit besluit (grote rivieren)
Bijlage XII bij artikel 5.41, eerste lid, van dit besluit (grote rivieren)
Bijlage XIII bij de artikelen 5.76, 8.19 en 8.42 van dit besluit (militaire terreinen met militaire schietbanen en militaire springterreinen waarvoor in het omgevingsplan de standaardwaarde voor het toelaatbare geluid op een geluidgevoelig gebouw moet worden opgenomen)
Bijlage XIII bij de artikelen 5.76, 8.19 en 8.42 van dit besluit (militaire terreinen met militaire schietbanen en militaire springterreinen waarvoor in het omgevingsplan de standaardwaarde voor het toelaatbare geluid op een geluidgevoelig gebouw moet worden opgenomen)
Locatie |
Gemeente |
AOCS Nieuw Milligen |
Apeldoorn |
Artillerie Schietkamp |
Oldebroek |
Complex Nieuwe Haven |
Den Helder |
Genm de R V S Kazerne |
Oirschot |
Infanterie Schietkamp |
Ede |
Johannes Postkazerne |
Westerveld |
Kamp De Kiek |
Goirle |
Kruispeel en Achterbroek |
Weert |
Marinekazerne Erfprins |
Den Helder |
OT Arnhemse Heide |
Arnhem |
OT Havelte West |
Steenwijkerland |
OT Vlakte Van Waalsdorp |
’s-Gravenhage |
Sb Breezanddijk |
Súdwest-Fryslân |
Sb Harderwijk |
Harderwijk |
Sb Marnewaard |
De Marne |
Sb Petten |
Schagen |
Sb Weert |
Weert |
Sb Witten |
Assen |
Schietbaan Heumensoord |
Heumen |
Schietrange Vliehors |
Vlieland |
Schietterrein Petten |
Schagen |
Springterrein Schaijk |
Landerd |
Vliegbasis Gilze-Rijen |
Gilze en Rijen |
Vliegbasis Volkel |
Uden |
Vliegbasis Woensdrecht |
Woensdrecht |
Bijlage XIIIa bij artikel 5.89i, eerste lid, van dit besluit (stoffenlijst toelaatbare kwaliteit bodem)
Bijlage XIIIa bij artikel 5.89i, eerste lid, van dit besluit (stoffenlijst toelaatbare kwaliteit bodem)
Stofnaam |
CAS-nummer |
1. Metalen |
|
Antimoon |
7440-36-0 |
Arseen |
7440-38-2 |
Barium |
7440-39-3 |
Cadmium |
7440-39-3 |
Chroom III |
7440-43-9 |
Chroom VI |
18540-29-9 |
Kobalt |
7440-48-4 |
Koper |
7440-50-8 |
Kwik (anorganisch) |
7440-97-6 |
Kwik (organisch) |
|
Lood |
7439-92-1 |
Molybdeen |
7439-98-7 |
Nikkel |
7440-02-0 |
Zink |
7440-66-6 |
2. Overige anorganische stoffen |
|
Cyanide (vrij) |
57-12-5 |
Cyanide (complex) |
|
Thiocyanaat |
|
3. Aromatische verbindingen |
|
Benzeen |
71-43-2 |
Ethylbenzeen |
100-41-4 |
Tolueen |
108-88-3 |
Xylenen (som)1 |
|
Styreen (vinylbenzeen) |
100-42-5 |
Fenol |
108-95-2 |
Cresolen (som)1 |
|
4. Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s) |
|
PAK’s (totaal) (som 10)1 |
|
5. Gechloreerde koolwaterstoffen |
|
a. (Vluchtige) koolwaterstoffen |
|
Monochlooretheen (Vinylchloride) |
75-01-4 |
Dichloormethaan |
75-09-2 |
1,1-dichloorethaan |
75-34-3 |
1,2-dichloorethaan |
107-06-2 |
1,1-dichlooretheen |
75-35-4 |
1,2-dichlooretheen (som)1 |
540-59-0 |
Dichloorpropanen (som)1 |
|
Trichloormethaan (Chloroform) |
67-66-3;75-62-7 |
1,1,1-trichloorethaan |
71-55-6 |
1,1,2-trichloorethaan |
79-00-5 |
Trichlooretheen (Tri) |
79-01-6 |
Tetrachloormethaan (Tetra) |
56-23-5 |
Tetrachlooretheen (Per) |
127-18-4 |
b. Chloorbenzenen |
|
Monochloorbenzeen |
108-90-7 |
Dichloorbenzenen (som)1 |
25321-22-6 |
Trichloorbenzenen (som)1 |
|
Tetrachloorbenzenen (som)1 |
12408-10-5 |
Pentachloorbenzenen |
608-93-5 |
Hexachloorbenzeen |
118-74-1 |
c. Chloorfenolen |
|
Monochloorfenolen (som)1 |
25167-80-0 |
Dichloorfenolen (som)1 |
|
Trichloorfenolen (som)1 |
|
Tetrachloorfenolen (som)1 |
|
Pentachloorfenol |
87-86-5 |
d. Polychloorbifenylen (PCB’s) |
|
PCB’s (som 7)1 |
|
e. Overige gechloreerde koolwaterstoffen |
|
Monochlooranilinen (som)1 |
|
Dioxine (som TEQ)2 |
|
Chloornaftaleen (som)1 |
25586-43-0 |
6. Bestrijdingsmiddelen |
|
a. organochloor-bestrijdingsmiddelen |
|
Chloordaan (som)1 |
57-74-9 |
DDT (som)1 |
|
DDE (som)1 |
|
DDD (som)1 |
|
Aldrin |
309-00-2 |
Drins (som)1 |
|
α-endosulfan |
959-98-8 |
α-HCH |
319-84-6 |
β-HCH |
319-85-7 |
γ-HCH (lindaan) |
58-89-9 |
Heptachloor |
76-44-8 |
Heptachloorepoxide (som)1 |
1024-57-3 |
b. organotinbestrijdingsmiddelen |
|
Organotinverbindingen (som)1 |
|
c. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden |
|
MCPA |
94-74-6 |
d. overige bestrijdingsmiddelen |
|
Atrazine |
1912-24-9 |
Carbaryl |
63-25-2 |
Carbofuran |
1563-66-2 |
7. Overige stoffen |
|
Asbest |
1332-21-4 |
Cyclohexanon |
108-94-1 |
Dimethyl ftalaat |
131-11-3 |
Diethyl ftalaat |
84-66-2 |
Di-isobutyl ftalaat |
84-69-5 |
Dibutyl ftalaat |
84-74-2 |
Benzylbutylftalaat |
85-68-7 |
Dihexyl ftalaat |
84-75-3 |
Di(2-ethylhexyl)ftalaat |
117-81-7 |
Minerale olie |
8042-47-5 |
Pyridine |
110-86-1 |
Tetrahydrofuran |
109-99-9 |
Tetrahydrothiofeen |
110-01-0 |
Tribroommethaan (bromoform) |
75-25-2 |
1 Deze stoffen maken onderdeel uit van een somparameter. Op de samenstelling van de somparameters zijn de regels krachtens artikel 25g, negende lid, onder j, van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
2 Op het berekenen van de som TEQ voor dioxine zijn de regels krachtens artikel 25g, negende lid, onder j, van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
Bijlage XIIIb bij artikel 5.89j, tweede lid, van dit besluit (TCL en geurdrempel)
Bijlage XIIIb bij artikel 5.89j, tweede lid, van dit besluit (TCL en geurdrempel)
TCL = toxicologisch maximaal Toelaatbare Concentratie in Lucht in microgram per kubieke meter lucht.
Geurdrempel = de geurdrempel van een gasvormige stof is de laagste concentratie van die stof in lucht waarbij de geur ervan nog waarneembaar is door de mens, uitgedrukt in microgram per kubieke meter.
TCL eenheid (μg/m3 ) |
Geurdrempel laagste eenheid (μg/m3 ) |
Geurdrempel mediaan (μg/m3 ) |
|
1. Metalen |
|||
Arseen |
1,0 |
– |
– |
Barium (niet oplosbaar) |
1,0 |
– |
– |
Chroom III |
60 |
– |
– |
Chroom VI |
0,0025 |
– |
– |
Kobalt |
0,5 |
– |
– |
Koper |
1,0 |
– |
– |
Kwik (metallisch) |
0,2 |
– |
– |
Molybdeen |
12 |
– |
– |
Nikkel |
0,05 |
– |
– |
2. Overige anorganische stoffen |
|||
Cyanide (vrij) |
25 |
2.000 |
900 |
3. Aromatische verbindingen |
|||
Benzeen |
20 |
80.000 |
5.000 |
Ethylbenzeen |
770 |
90.000 |
9.000 |
Tolueen |
400 |
20.000 |
600 |
Xylenen (som)1 |
870 |
8.000 |
400 |
Fenol |
20 |
700 |
20 |
Cresolen (som)1 |
170 |
– |
– |
Styreen (vinylbenzeen) |
900 |
3.000 |
70 |
4. Polycyclische aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s) |
|||
Naftaleen |
– |
800 |
50 |
5. Gechloreerde koolwaterstoffen |
|||
a. Vluchtige chloorkoolwaterstoffen |
|||
Monochlooretheen (Vinylchloride) |
3,6 |
40.000 |
30.000 |
Dichloormethaan |
3.000 |
300.000 |
5.000 |
1,1-dichloorethaan |
370 |
600.000 |
200.000 |
1,2-dichloorethaan |
48 |
100.000 |
20.000 |
1,1-dichlooretheen |
14 |
– |
– |
1,2-dichlooretheen (Cis) |
30 |
– |
– |
1,2-dichlooretheen (Trans) |
60 |
– |
– |
Dichloorpropaan (1,2) |
12 |
10.000 |
1.000 |
Dichloorpropaan (1,3) |
12 |
10.000 |
1.000 |
Trichloormethaan (Chloroform) |
100 |
700.000 |
300.000 |
1,1,1-trichloorethaan |
380 |
900.000 |
90.000 |
1,1,2-trichloorethaan |
17 |
– |
– |
Trichlooretheen (Tri) |
200 |
50.000 |
1.000 |
Tetrachloormethaan (Tetra) |
60 |
1.000.000 |
300.000 |
Tetrachlooretheen (Per) |
250 |
100.000 |
10.000 |
b. Chloorbenzenen |
|||
Chloorbenzenen (som)1 |
– |
7.000 |
400 |
Monochloorbenzeen |
500 |
– |
– |
1,2 dichloorbenzeen |
600 |
– |
– |
1,4 dichloorbenzeen |
670 |
– |
– |
Trichloorbenzenen(indiv) |
50 |
– |
– |
Tetrachloorbenzenen (som)1 |
600 |
– |
– |
Pentachloorbenzeen |
600 |
– |
– |
Hexachloorbenzeen |
0,75 |
– |
– |
c. Chloorfenolen |
|||
Chloorfenolen (som)1 |
– |
400 |
20 |
d. Polychloorbifenylen (PCB’s) |
|||
PCB's (som 7)1 |
0,5 |
– |
– |
e. Overige gechloreerde koolwaterstoffen |
|||
Monochlooranilinen (som)1 |
4 |
– |
– |
Chloornaftaleen (som)1 |
1 |
– |
– |
6. Bestrijdingsmiddelen |
|||
a. Organochloor-bestrijdingsmiddelen |
|||
Aldrin |
0,35 |
– |
– |
Dieldrin |
0,35 |
– |
– |
Endrin |
0,7 |
– |
– |
HCH(som)1 |
0,25 |
– |
– |
α -HCH |
0,25 |
– |
– |
β -HCH |
0,25 |
– |
– |
γ -HCH |
0,14 |
– |
– |
Heptachloor |
0,5 |
– |
– |
Heptachloorepoxide (som)1 |
0,5 |
– |
– |
Maneb |
18 |
– |
– |
b. Organotinverbindingen |
|||
Tributyltin |
0,02 |
– |
– |
c. Chloorfenoxy-azijnzuur-herbiciden |
|||
MCPA |
7 |
– |
– |
d. Overige bestrijdingsmiddelen |
|||
Carbaryl |
10 |
– |
– |
Chloordaan (som)1 |
0,02 |
– |
– |
7. Overige organische verbindingen |
|||
Cyclohexanon |
136 |
10.000 |
500 |
Pyridine |
120 |
900 |
9 |
Tetrahydrofuran |
35 |
20.000 |
300 |
Tetrahydrothiofeen |
650 |
3 |
3 |
Tribroommethaan (bromoform) |
100 |
– |
– |
1 Deze stoffen maken onderdeel uit van een somparameter. Op de samenstelling van de somparameters zijn de regels krachtens artikel 25g, negende lid, onder j, van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
– Geen TCL of geurdrempel beschikbaar
Bijlage XIIIc bij artikel 5.129a van dit besluit (PKB-Waddenzee en Waddengebied)
Bijlage XIIIc bij artikel 5.129a van dit besluit (PKB-Waddenzee en Waddengebied)
Bijlage XIV bij de artikelen 5.150, 5.155, eerste lid, en 7.6, tweede lid, van dit besluit (locaties van militaire terreinen en terreinen met militaire objecten en maximale hoogtes van bouwwerken in radarverstoringsgebieden)
Bijlage XIV bij de artikelen 5.150, 5.155, eerste lid, en 7.6, tweede lid, van dit besluit (locaties van militaire terreinen en terreinen met militaire objecten en maximale hoogtes van bouwwerken in radarverstoringsgebieden)
A Militaire terreinen en terreinen met een militair object als bedoeld in de artikelen 5.150, eerste lid, en 7.6, tweede lid
Locatie |
Gemeente |
ADP Schiphol (Rijk1) |
Haarlemmermeer |
Afsluiter Europoort |
Rotterdam |
Afsluiter Veldhoven |
Veldhoven |
Afsluiter Wittem |
Gulpen-Wittem |
Afsluiter Zevenhuizen |
Zuidplas |
Afsluiter Best |
Best |
Afsluiter Linne |
Roerdalen |
Afsluiter Klaaswaal |
Cromstrijen |
Antennelocatie Huisduinen |
Den Helder |
Antennelocatie IJmuiden |
Velsen |
Antennelocatie Scheveningen |
’s-Gravenhage |
Antennelocatie Westkapelle |
Veere |
Antennelocatie Woensdrecht |
Woensdrecht |
Antennepark Appingedam |
Appingedam |
Antennepark Eemnes |
Eemnes |
Antennepark Eibergen |
Berkelland |
Antennepark Hoorn |
Hoorn |
Antennepark Huisduinen |
Den Helder |
Antennepark Julianadorp |
Den Helder |
Antennepark Kornwerderzand |
Súdwest-Fryslân |
Antennepark Noordwijk |
Noordwijk |
Antennepark Ouddorp |
Goeree-Overflakkee |
Antennepark Scharendijke |
Schouwen-Duiveland |
Antennepark Schiermonnikoog |
Schiermonnikoog |
Antennepark Schoorl |
Bergen (NH) |
Antennepark Terschelling |
Terschelling |
Antennepark Zeewolde |
Zeewolde |
AOCS Nieuw Milligen |
Apeldoorn |
Artillerie Schietkamp |
Oldebroek |
BLP Leeuwarden |
Menameradiel |
Bos- en Heideterrein Schinveld |
Onderbanken |
Brigade Scheldestromen |
Woensdrecht |
Brigade Utrecht |
Baarn |
Camp New Amsterdam |
Zeist |
Centrum Mens en Luchtvaart |
Haarlemmermeer |
Complex Badhoevedorp |
Haarlemmermeer |
Complex Groot Heidekamp |
Arnhem |
Complex Klein Heidekamp |
Arnhem |
Complex Nieuw Milligen |
Apeldoorn |
Complex Nieuwe Haven |
Den Helder |
Complex Twente |
Enschede |
Depot Best |
Best |
Depot Klaphek |
Lopik |
Depot Leeuwarden |
Menameradiel |
Depot Markelo |
Hof van Twente |
Depot Pernis |
Albrandswaard |
Du Moulinkazerne |
Soest |
Engelbrecht van Nassaukazerne |
Roosendaal |
Engelense Gat |
's-Hertogenbosch |
Fort Crevecoeur |
's-Hertogenbosch |
Frederikkazerne |
’s-Gravenhage |
Genm de R V S Kazerne |
Oirschot |
HV Nassau Ouwerkerkkamp |
Brunssum |
Infanterie Schietkamp |
Ede |
Instandhoudingsbedrijf Landsystemen |
Leusden |
Johan Willem Frisokazerne |
Assen |
Johannes Postkazerne |
Westerveld |
Joost Dourlein kazerne |
Texel |
Kamp Alphen |
Alphen-Chaam |
Kamp De Kiek |
Goirle |
Kamp Holterhoek |
Berkelland |
Kamp Letteboer |
Berkelland |
Kamp Nieuw Milligen |
Uddel |
Kasteel van Breda |
Breda |
Koning Willem III Kazerne |
Apeldoorn |
Koningin Beatrixkazerne |
’s-Gravenhage |
Koningin Máximakazerne |
Haarlemmermeer |
Korp. Van Oudheusden kazerne |
Hilversum |
Kruispeel en Achterbroek |
Weert |
LC Bathmen |
Deventer |
LC Harskamp |
Ede |
LC Kamp Soesterberg |
Soest |
LC Lettele |
Deventer |
LC Maaldrift |
Wassenaar |
LC Maartensdijk |
De Bilt |
Legerplaats bij Oldebroek |
Elburg |
Legerplaats Ermelo |
Ermelo |
Legerplaats Harskamp (GWK) |
Ede |
Legerplaats Stroe |
Barneveld |
Lkol Tonnetkazerne |
Elburg |
Luitenant-Generaal Bestkazerne |
Venray |
Lunettenkazerne |
Vught |
Manifold Pernis |
Rotterdam |
Marinekazerne Erfprins |
Den Helder |
Marinekazerne Vlissingen |
Vlissingen |
Mass-Radarcomplex Soesterberg |
Soest |
Mass-Radarcomplex Twente |
Enschede |
MC Duivelsberg |
Arnhem |
MC Genie Basis Depot |
Gilze en Rijen |
MC Lieshout |
Laarbeek |
MC Rucphen |
Rucphen |
MC Vlissingen |
Vlissingen |
Michiel A De Ruyterkazerne |
Vlissingen |
MLT Deelen |
Arnhem |
MMC Beetgumermolen |
Leeuwarden |
MMC Coevorden |
Coevorden |
MMC de Kom |
Wassenaar |
MMC Hoenderloo II |
Ede |
MMC Ritthem |
Vlissingen |
MMC Ruinen |
De Wolden |
MMC Staphorst |
Staphorst |
MMC Veenhuizen |
Noordenveld |
MVK De Kooy |
Den Helder |
NCIA |
’s-Gravenhage |
NIC Brunssum |
Brunssum |
Oranjekazerne |
Arnhem |
OT Arnhemse Heide |
Arnhem |
OT Baggelhuizen |
Assen |
OT Beekhuizerzand |
Harderwijk |
OT Crayelheide |
Venlo |
OT De Dellen |
Meerssen |
OT De Haar |
Assen |
OT De Kamp |
Vught |
OT De Vijf Eiken |
Gilze en Rijen |
OT De Vlasakkers |
Amersfoort |
OT De Zande |
Kampen |
OT Ederheide |
Ede |
OT Ermelose Heide |
Ermelo |
OT Galderse Heide |
Breda |
OT Garderenseveld |
Apeldoorn |
OT Ginkelse Heide |
Ede |
OT Gorsselse Heide |
Lochem |
OT Havelte Oost |
Westerveld |
OT Havelte West |
Steenwijkerland |
OT Het Groote Veld 7 |
Lochem |
OT Joost Dourleinkazerne |
Texel |
OT Langenboom |
Mill en Sint Hubert |
OT Leusderheide |
Leusden |
OT Marnewaard |
De Marne |
OT Oirschotse Heide |
Oirschot |
OT Olst-Welsum |
Olst-Wijhe |
OT Ossendrechtse Heide |
Woensdrecht |
OT Oude Kamp |
Soest |
OT Rucphense Heide |
Rucphen |
OT Scherpenberg |
Apeldoorn |
OT Stroese Zand |
Barneveld |
OT 't Harde |
Elburg |
OT Vlakte Van Waalsdorp |
’s-Gravenhage |
OT Vrachelse Heide |
Oosterhout |
OT Vughtse Heide |
Vught |
OT Weerterheide |
Cranendonck |
OT Wezeperberg |
Oldebroek |
OT Woensdrechtse Heide |
Woensdrecht |
OT Woldberg/Vliegstrip |
Epe |
Overdiepsepolder |
Geertruidenberg |
Prinses Margrietkazerne |
Oldebroek |
POMS Eygelshoven |
Kerkrade |
Radarlocatie Herwijnen |
Lingewaal |
Radarpost Noord te Wier |
het Bildt |
Radarstation Wemeldinge |
Kapelle |
Radiopeilgebouw |
Berkelland |
Sb Breezanddijk |
Súdwest-Fryslân |
Sb Harderwijk |
Harderwijk |
Sb Marnewaard |
De Marne |
Sb Petten |
Schagen |
Sb Weert |
Weert |
Sb Witten |
Assen |
Schietbaan Heumensoord |
Heumen |
Schietrange Vliehors |
Vlieland |
Schietterrein Petten |
Schagen |
Sergeant-Majoor Scheickkazerne |
Soest |
Soldaat Ketting Olivierkazerne |
Soest |
Springterrein Schaijk |
Landerd |
Straalzender Nieuw Milligen |
Apeldoorn |
Tentenkamp |
Rucphen |
TLP Markelo |
Hof van Twente |
Trip van Zoudtlandtkazerne |
Breda |
Uitbreiding ASK |
Epe |
US Army Garrison Schinnen |
Schinnen |
UTC Marnehuizen |
De Marne |
Van Braam Houckgeestkazerne |
Utrechtse Heuvelrug |
Van Brederodekazerne |
Vught |
Van Ghentkazerne |
Rotterdam |
Vliegbasis Eindhoven |
Eindhoven |
Vliegbasis Gilze-Rijen |
Gilze en Rijen |
Vliegbasis Leeuwarden |
Leeuwarden |
Vliegbasis Volkel |
Uden |
Vliegbasis Woensdrecht |
Woensdrecht |
Willem L V Nassaukazerne |
De Marne |
Zendercomplex Burum |
Kollumerland en Nieuwkruisland |
Zendercomplex LVL/GL Twente |
Enschede |
Zendercomplex te Ried |
Franekeradeel |
B Onveilige gebieden bij militaire schietbanen als bedoeld in artikel 5.150, tweede lid
Onveilige gebieden bij militaire schietbanen als bedoeld in artikel 5.150, tweede lid, zijn de gebieden in de nabijheid van de volgende militaire terreinen en terreinen met een militair object:
Locatie |
Gemeente |
Marinekazerne Erfprins |
Den Helder |
Sb Breezanddijk |
Súdwest-Fryslân |
Sb Marnewaard |
De Marne |
Sb Petten |
Schagen |
Schietrange Vliehors |
Vlieland |
Schietterrein Petten |
Schagen |
C Gebieden waar bouwwerken een militaire zend- en ontvangstinstallatie kunnen verstoren als bedoeld in artikel 5.150, derde lid
Gebieden waar bouwwerken een militaire zend- en ontvangstinstallatie kunnen verstoren als bedoeld in artikel 5.150, derde lid, zijn de gebieden rondom de volgende terreinen met militaire zend- en ontvangstinstallaties:
Locatie |
Gemeente |
Antennelocatie Huisduinen |
Den Helder |
Antennelocatie IJmuiden |
Velsen |
Antennelocatie Scheveningen |
’s-Gravenhage |
Antennelocatie Westkapelle |
Veere |
Antennelocatie Woensdrecht |
Woensdrecht |
Antennepark Appingedam |
Appingedam |
Antennepark Eemnes |
Eemnes |
Antennepark Eibergen |
Berkelland |
Antennepark Hoorn |
Hoorn |
Antennepark Huisduinen |
Den Helder |
Antennepark Julianadorp |
Den Helder |
Antennepark Kornwerderzand |
Súdwest-Fryslân |
Antennepark Noordwijk |
Noordwijk |
Antennepark Ouddorp |
Groeree-Overflakkee |
Antennepark Scharendijke |
Schouwen-Duiveland |
Antennepark Schiermonnikoog |
Schiermonnikoog |
Antennepark Schoorl |
Bergen (NH) |
Antennepark Terschelling |
Terschelling |
Antennepark Zeewolde |
Zeewolde |
Complex Nieuw Milligen |
Apeldoorn |
Complex Nieuwe Haven |
Den Helder |
Complex Twente |
Enschede |
Prinses Margrietkazerne |
Oldebroek |
Willem L V Nassaukazerne |
De Marne |
Zendercomplex Burum |
Kollumerland en Nieuwkruisland |
Zendercomplex LVL/GL Twente |
Enschede |
Zendercomplex te Ried |
Franekeradeel |
D Gebied waar zich een militaire laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen bevindt als bedoeld in artikel 5.150, vierde lid
Gebied waar zich een militaire laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen bevindt, is:
Laagvliegroute 10, die loopt van de Duitse grens nabij Eibergen noordelijk via Almelo richting Slagharen en ten noorden van Emmen richting de Duitse grens nabij Bourtange.
E Gebieden waar bouwwerken het militaire radarbeeld kunnen verstoren als bedoeld in artikel 5.150, vijfde lid, en maximale hoogtes van bouwwerken als bedoeld in artikel 5.155, eerste lid
Gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren zijn de locaties rondom de volgende radarstations: |
Hoogte antenne ten opzichte van NAP in m |
Maximale hoogte van bouwwerken ten opzichte van NAP binnen een straal van 15 km rondom het radarstation in m |
Maximale hoogte van de tippen van windturbines ten opzichte van NAP buiten een straal van 15 km tot 75 km rondom het radarstation in m |
AOCS Nieuw Milligen |
53 |
De maximale hoogte van een bouwwerk, bedoeld in artikel 5.151, eerste lid, is de hoogte van de antenne, vermeerderd met 0,004363 keer de afstand van de locatie waar het bouwwerk wordt toegelaten tot de locatie van de radar. |
118 |
Mass-Radarcomplex Soesterberg |
63 |
128 |
|
Mass-Radarcomplex Twente |
71 |
136 |
|
Radarpost Noord te Wier |
24 |
89 |
|
Radarstation Herwijnen |
25 |
90 |
|
Radarstation Wemeldinge |
30 |
95 |
|
Vliegbasis De Kooy |
27 |
92 |
|
Vliegbasis Leeuwarden |
30 |
95 |
|
Vliegbasis Volkel |
49 |
114 |
|
Vliegbasis Woensdrecht |
48 |
113 |
F Gebieden waar bouwwerken het civiele radarbeeld kunnen verstoren als bedoeld in artikel 5.161a, vijfde lid, en maximale hoogtes van bouwwerken als bedoeld in artikel 5.155, eerste lid
Gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren zijn de locaties rondom de volgende radarstations: |
Hoogte antenne ten opzichte van NAP in m |
Maximale hoogte van bouwwerken ten opzichte van NAP binnen een straal van 15 km rondom het radarstation in m |
Maximale hoogte van de tippen van windturbines ten opzichte van NAP buiten een straal van 15 km tot 75 km rondom het radarstation in m |
Luchthaven Schiphol Centrum |
19 |
De maximale hoogte van een bouwwerk, bedoeld in artikel 5.151, eerste lid, is de hoogte van de antenne, vermeerderd met 0,004363 keer de afstand van de locatie waar het bouwwerk wordt toegelaten tot de locatie van de radar. |
n.v.t. |
Luchthaven Schiphol TAR West |
37 |
102 |
Bijlage XV bij artikel 5.156 van dit besluit (locaties elektriciteitsvoorziening)
Bijlage XV bij artikel 5.156 van dit besluit (locaties elektriciteitsvoorziening)
A Locaties voor grootschalige elektriciteitsopwekking
Locatie |
Gemeente |
Amer Geertruidenberg |
Geertruidenberg |
Amsterdams Havengebied/Noordzeekanaal |
Amsterdam |
Borssele/Vlissingen |
Borsele en Vlissingen |
Buggenum |
Leudal |
Burgum |
Tytsjerksteradiel |
Delfzijl |
Delfzijl |
Diemen |
Diemen |
Eemshaven |
Het Hogeland |
Flevo |
Lelystad |
Geleen |
Sittard-Geleen |
Harculo |
Zwolle |
Hemweg |
Amsterdam |
Maasbracht |
Maasgouw |
Maasvlakte I |
Rotterdam |
Maasvlakte II |
Rotterdam |
Moerdijk |
Moerdijk |
Nijmegen |
Nijmegen |
Rijnmond/Rotterdams Havengebied |
Rotterdam |
Terneuzen/Sas van Gent |
Terneuzen |
Utrecht |
Utrecht |
Velsen |
Velsen |
B Locaties voor een kernenergiecentrale
Locatie |
Gemeente |
Borssele/Vlissingen |
Borsele en Vlissingen |
Eemshaven |
Het Hogeland |
Maasvlakte I |
Rotterdam |
C Locaties voor een hoogspanningsverbinding
Locaties voor een hoogspanningsverbinding zijn de tracés tussen de locaties:
Beverwijk – Oostzaan – Diemen;
Beverwijk – Oterleek – Afsluitdijk – Bergum;
Beverwijk – Vijfhuizen – Bleiswijk;
Bleiswijk – Krimpen a/d IJssel;
Borssele – Rilland – Tilburg;
Boxmeer – Duitsland;
Boxmeer – Uden – ’s Hertogenbosch;
Diemen – Utrecht – Dodewaard;
Doetichem – Niederrhein (Duitsland);
Eemshaven – Eemshaven-Oudeschip;
Eemshaven – Meeden;
Eemshaven – Feda (Noorwegen);
Eemshaven – Robbenplaat;
Eemshaven – Vierverlaten;
Eemshaven-Oudeschip – Endrup (Denemarken);
Ens – Hessenweg;
Geertruidenberg – Krimpen of Geertruidenberg – Crayestein of Geertruidenberg – Moerdijk – lijn Maasvlakte – Crayestein;
Hengelo (O) – Gronau (Duitsland);
Rilland – Zandvliet (België);
Lelystad – lijn Beverwijk – Diemen;
Maasbracht – Graetheide;
Maasbracht – Van Eyck (België);
Maasbracht – Rommerskirchen/Siersdorf (Duitsland);
Maasvlakte – Simonshaven – Crayestein – Krimpen a/d IJssel;
Maasvlakte – Grain (Groot-Brittannië);
Maasvlakte – Hoek van Holland – Westerlee;
Meeden – Diele (Duitsland);
Meeden – Zwolle;
Oterleek – lijn Diemen – Ens;
Platformen Borssele Alpha en Beta – Borssele;
Platformen Hollandse Kust (zuid) Alpha en Beta – Maasvlakte;
Robbenplaat – Vierverlaten;
Vierverlaten – Bergum – Louwsmeer – Oudehaske – Ens;
Vierverlaten – Zeyerveen – Hessenweg;
Wateringen – Westerlee;
Wateringen – Bleiswijk;
Weiwerd – lijn Eemshaven-Meeden (knooppunt Schildmeer); en
Zwolle – Hengelo (O) – Doetinchem – Dodewaard – Boxmeer – Maasbracht – Eindhoven – Geertruidenberg – Krimpen a/d IJssel – Breukelen/Kortrijk – Diemen – Lelystad – Ens – Zwolle.
Bijlage XVa bij artikel 5.161a van dit besluit (locaties van communicatie-, navigatie- en radarapparatuur buiten Schiphol of overige luchthavens van nationale en regionale betekenis en maximale hoogte van bouwwerken in gebieden waar deze de werking van die apparatuur kunnen verstoren)
Bijlage XVa bij artikel 5.161a van dit besluit (locaties van communicatie-, navigatie- en radarapparatuur buiten Schiphol of overige luchthavens van nationale en regionale betekenis en maximale hoogte van bouwwerken in gebieden waar deze de werking van die apparatuur kunnen verstoren)
Gebieden waar bouwwerken communicatie-, navigatie- en radarapparatuur kunnen verstoren zijn de locaties rondom de volgende apparatuur |
Bouwwerken (met inbegrip van windturbines) |
Windturbines |
||||||
Straal r vanaf de apparatuur in m |
Maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken en windturbines ten opzichte van NAP tot straal r vanaf de apparatuur in m |
Straal R vanaf de apparatuur in m |
Beginhoogte op straal r in m |
Maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken en windturbines ten opzichte van NAP vanaf straal r tot straal R vanaf de apparatuur in m |
Straal j vanaf de apparatuur in km |
Maximale hoogte voor windturbines ten opzichte van NAP vanaf straal R tot straal j vanaf de apparatuur in m |
||
Locatie |
Gemeente |
|||||||
ASS (VDF Assendelft) |
Zaanstad |
500 |
–1,7 |
3.000 |
7,03 |
De maximaal toelaatbare hoogte is de beginhoogte, vermeerderd met 0,01746 keer de afstand van straal r tot de locatie waar het bouwwerk wordt toegelaten. |
10 |
50,66 |
FRT DME (Haastrecht) |
Krimpenerwaard |
300 |
–1,4 |
3.000 |
3,84 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
HDR (VOR DME Den Helder) |
Den Helder |
600 |
0,1 |
3.000 |
10,57 |
15 |
52,46 |
|
HSD (VOR Haamstede) |
Schouwen-Duiveland |
600 |
–1,1 |
3.000 |
9,37 |
15 |
51,26 |
|
MAS (VOR DME Maastricht) |
Maastricht |
600 |
76,3 |
3.000 |
86,77 |
15 |
128,66 |
|
MSL (VDF Maasland) |
Midden-Delfland |
500 |
–1,7 |
3.000 |
7,03 |
10 |
50,66 |
|
NYK (VDF Nijkerk) |
Nijkerk |
500 |
–0,3 |
3.000 |
8,43 |
10 |
52,06 |
|
Ontvangstation Mariekerke |
Veere |
300 |
–0,7 |
2.000 |
4,74 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
PAM (VOR DME Pampus) |
Gooise Meren |
600 |
–0,8 |
3.000 |
9,67 |
10 |
51,56 |
|
RKN (DME Rekken) |
Berkelland |
300 |
33,1 |
3.000 |
38,34 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
SPY (VOR DME Spijkerboor) |
Wormerland |
600 |
–3,4 |
3.000 |
7,07 |
10 |
48,96 |
|
TEX (VDF Texel) |
Texel |
500 |
0,5 |
3.000 |
9,23 |
10 |
52,86 |
|
VHN (VDF Veldhoven) |
Veldhoven |
500 |
19,2 |
3.000 |
27,93 |
10 |
71,56 |
|
Zendstation Domburg |
Veere |
300 |
–0,2 |
2.000 |
4,84 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
CH (Locator 06 Haarlemmermeer) |
Haarlemmermeer |
200 |
–3,8 |
1.000 |
13,70 |
De maximaal toelaatbare hoogte is de beginhoogte, vermeerderd met 0,08749 keer de afstand van straal r tot de locatie waar het bouwwerk wordt toegelaten. |
n.v.t. |
n.v.t. |
EHN (NDB Eindhoven) |
Eindhoven |
200 |
19,0 |
1.000 |
36,50 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
NW (Locator 21 Nieuwstadt) |
Echt-Susteren |
200 |
39,0 |
1.000 |
56,50 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
NV (L 36R Nieuwkoop) |
Nieuwkoop |
200 |
–5,6 |
1.000 |
11,90 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
OA (Locator 18C Assendelft) |
Zaanstad |
200 |
–3,0 |
1.000 |
14,50 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
PS (Locator 06 Heenvliet) |
Nissewaard |
200 |
–1,7 |
1.000 |
15,80 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
ROT (NDB Rotterdam) |
Rotterdam |
200 |
–0,8 |
1.000 |
16,70 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
RR (Locator 24 Haastrecht) |
Krimpenerwaard |
200 |
–1,4 |
1.000 |
16,10 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
SO (Locator 23 Slochteren) |
Midden-Groningen |
200 |
–0,1 |
1.000 |
17,40 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
STD (NDB Stad) |
Goeree-Overflakkee |
200 |
2,3 |
1.000 |
19,80 |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
VZ (Locator 05 Veenhuizen) |
Noordenveld |
200 |
7,1 |
1.000 |
24,60 |
n.v.t. |
n.v.t. |
Bijlage XVI bij artikel 5.161b van dit besluit (landelijke fiets- en wandelroutes)
Bijlage XVI bij artikel 5.161b van dit besluit (landelijke fiets- en wandelroutes)
A Landelijke fietsroutes
Route |
Naam |
Tussen |
LF 1 |
Noordzeeroute |
Den Helder – Sluis (– B; De Panne) |
LF 2 |
Stedenroute |
Amsterdam – Roosendaal (– B; Brussel) |
LF 3 |
Rietlandroute |
Holwerd – Kampen |
Hanzeroute |
Kampen – Millingen |
|
Maasroute |
Arnhem – Maastricht |
|
LF 4 |
Midden-Nederlandroute |
Den Haag – Enschede |
LF 5 |
(België –) Thorn – Roermond |
|
LF 6 |
(België –) Maastricht – Vaals (– D) |
|
LF 7 |
Oeverlandroute |
Schoorl – Thorn (– België) – Maastricht |
LF 8 |
Ommen – Winterswijk |
|
LF 9 |
NAP-route |
Bad Nieuweschans – Breda (– België) |
LF 10 |
Waddenzeeroute |
Callantsoog – Bad Nieuweschans |
LF 11 |
Prinsenroute |
Den Haag – Breda |
LF 12 |
Maas- en Vestingroute |
Hoek van Holland – Nijmegen |
LF 13 |
Schelde-Rheinroute |
Vlissingen – Venlo |
LF 14 |
Saksenroute |
Lauwersoog – Enschede |
LF 15 |
Boerenlandroute |
Alkmaar – Enschede |
LF 16 |
Vechtdalroute |
Zwolle – Darfeld (D) |
LF 17 |
Gorinchem – Wijk bij Duurstede |
|
LF 19 |
Deventer – Holten |
|
LF 20 |
Flevoroute |
Haarlem – Groningen |
LF 21 |
Zuiderzeeroute |
Amsterdam – Afsluitdijk/Friesland |
LF 22 |
Zuiderzeeroute |
Afsluitdijk/Friesland – Kampen |
LF 23 |
Zuiderzeeroute |
Kampen – Amsterdam |
LF 30 |
Breskens – Sas van Gent (– Brugge; B) |
|
LF 51 |
Kempenroute |
(B; Antwerpen –) Postel – Eindhoven |
B Landelijke wandelroutes
Route |
Naam |
Tussen |
LAW 1-3 |
Floris V-pad |
Muiden-Schoonhoven-Bergen op Zoom |
LAW 2 |
Trekvogelpad |
Bergen aan Zee-Enschede |
LAW 3 |
Marskramerpad |
Bad Bentheim-Den Haag |
LAW 4 |
Maarten van Rossumpad |
’s-Hertogenbosch-Steenwijk |
LAW 5-1 |
Nederlands Kustpad deel 1 |
Zeeland-Zuid-Holland, Sluis-Hoek van Holland |
LAW 5-2 |
Nederlands Kustpad deel 2 |
Zuid-Holland-Noord-Holland, Hoek van Holland-Den Oever |
LAW 5-3 |
Nederlands Kustpad deel 3 |
Friesland-Groningen, Stavoren-Bad Nieuweschans |
LAW 6 |
Grote Rivierenpad |
Hoek van Holland-Kleef (D) |
LAW 7-1 |
Pelgrimspad deel 1 |
Amsterdam-’s-Hertogenbosch |
LAW 7-2 |
Pelgrimspad deel 2 |
’s-Hertogenbosch-Maastricht |
LAW 8 |
Zuiderzeepad |
Enkhuizen-Amsterdam-Kampen-Stavoren-Enkhuizen |
LAW 9-1 |
Pieterpad deel 1 |
Pieterburen-Vorden |
LAW 9-2 |
Pieterpad deel 2 |
Vorden-Sint Pietersberg |
LAW 10 |
Noaberpad |
Bad Nieuweschans-Kleef (D) |
LAW 11 |
Grenslandpad |
Sluis-Thorn |
LAW 12 |
Overijssels Havezatenpad |
Oldenzaal-Steenwijk |
LAW 13 |
Hertogenpad |
Breda-Roermond |
LAW 14 |
Groot-Frieslandpad |
Bergen aan Zee-Leer (D) |
LAW 15 |
Westerborkpad |
Amsterdam-Hooghalen |
LAW 16 |
Limes |
Katwijk aan Zee-Nijmegen |
Streekpad nr. 1 |
Scholtenpad |
Achterhoek, Gelderland |
Streekpad nr. 2 |
Twentepad |
Twente, Overijssel |
Streekpad nr. 3 |
Streekpad Nijmegen |
Rijk van Nijmegen, Gelderland |
Streekpad nr. 4 |
Streekpad WaddenWandelen |
Waddeneilanden, Noord-Holland en Friesland |
Streekpad nr. 5 |
Brabants Vennenpad |
rondom Eindhoven, Noord-Brabant |
Streekpad nr. 6 |
Drenthepad |
Drenthe |
Streekpad nr. 7 |
Krijtlandpad |
Zuid-Limburg |
Streekpad nr. 8 |
Graafschapspad |
Achterhoek, Gelderland |
Streekpad nr. 9 |
Stelling van Amsterdam |
rondom Amsterdam, Noord-Holland |
Streekpad nr. 10 |
Maas-Niederrheinpad |
Maasduinen, noord- en midden-Limburg |
Streekpad nr. 11 |
Hanzestedenpad |
langs de IJssel, Gelderland en Overijssel |
Streekpad nr. 12 |
Groene Hartpad |
Groene Hart, Zuid-Holland en Utrecht |
Streekpad nr. 13 |
Utrechtpad |
rondom de stad en in de provincie Utrecht |
Streekpad nr. 14 |
Maas- en Peelliniepad |
Noordelijke Peel, Noord-Brabant |
Streekpad nr. 15 |
Oosterscheldepad |
rondom de Oosterschelde, Zeeland |
Streekpad nr. 16 |
Veluwe Zwerfpad |
Veluwe, Gelderland |
Streekpad nr. 17 |
Brabantse Wal |
Brabantse Wal, Noord-Brabant |
Streekpad nr. 18 |
Waterliniepad |
langs de Nieuwe Hollands Waterlinie, Noord-Holland, Utrecht, Gelderland, Noord-Brabant en Zuid-Holland |
Streekpad nr. 19 |
Elfstedenpad |
langs het parcours van de Elfstedentocht, Friesland |
Streekpad nr. 20 |
Noardlike Fryske Wâlden |
door Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden, Friesland |
Bijlage XVII bij artikel 7.4, eerste lid, van dit besluit (kernkwaliteiten werelderfgoederen en erfgoederen op de Voorlopige Lijst werelderfgoed)
Bijlage XVII bij artikel 7.4, eerste lid, van dit besluit (kernkwaliteiten werelderfgoederen en erfgoederen op de Voorlopige Lijst werelderfgoed)
A Droogmakerij de Beemster
1. Kernkwaliteiten van de Droogmakerij de Beemster zijn:
a. het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, vroegzeventiende-eeuwse (landschaps)architectonische geheel van de Droogmakerij de Beemster, bestaande uit:
1°. het vierkante gridpatroon van wegen en waterlopen en rechthoekige percelen;
2°. de ringdijk en ringvaart (continuïteit en eenheid in vormgeving);
3°. het centraal gelegen dorp (Middenbeemster) op een assenkruis van wegen;
4°. bebouwing langs de wegen;
5°. de relatief hooggelegen wegen met laanbeplanting;
6°. de monumentale en typerende (stolp)boerderijen en restanten van buitens;
7°. de oude negentiende-eeuwse gemalen en molengangen; en
8°. de structuur en het karakter van het (beschermde) dorpsgezicht van Middenbeemster; en
b. grote openheid.
2. Voor zover het werelderfgoed Droogmakerij de Beemster samenvalt met het werelderfgoed Stelling van Amsterdam, zijn de uitgewerkte universele waarden van het werelderfgoed Stelling van Amsterdam ook van toepassing op het werelderfgoed Droogmakerij de Beemster.
B Stelling van Amsterdam
Kernkwaliteiten van de Stelling van Amsterdam zijn:
a. het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laatnegentiende-eeuwse en vroegtwintigste-eeuwse hydrologische en militair-landschappelijke geheel, bestaande uit:
1°. een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam;
2°. sluizen en voor- en achterkanalen;
3°. de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken;
4°. inundatiegebieden;
5°. voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied); en
6°. de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
b. de relatief grote openheid; en
c. de groene en relatief stille ring rond Amsterdam.
C Nieuwe Hollandse Waterlinie
Kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn:
a. het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militaire verdedigingssysteem, bestaande uit:
1°. inundatiegebieden;
2°. een zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;
3°. voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;
4°. waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers en dijken, functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
5°. overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;
6°. de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten; en
7°. de historische vestingstructuur van de vestingsteden Muiden, Weesp, Naarden, Nieuwersluis, Gorinchem en Woudrichem;
b. de grote openheid; en
c. het groene en overwegend rustige karakter.
D Romeinse Limes
Kernkwaliteiten van de Romeinse Limes zijn:
a. de unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk; en
b. archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Christus langs de toenmalige loop van de Rijn, bestaande uit:
1°. forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;
2°. militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens; en
3°. scheepswrakken.
E Koloniën van Weldadigheid
Kernkwaliteiten van de Koloniën van Weldadigheid zijn het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven cultuurlandschap van een serie van agrarische ontginningen, vanaf 1818 gesticht met het oogmerk van armoedebestrijding, en bestaande uit:
a. de typologie van vrije en onvrije koloniën, als resultante van een alles omvattend systeem gericht op de opvang, disciplinering en vorming van kolonisten;
b. de structuur van het landschap, die representatief is voor het experiment van armoedebestrijding en de doorontwikkeling daarvan, tot uiting komend in:
1°. rechte wegen;
2°. laanstructuren en karakteristieke beplanting;
3°. waterstructuren;
4°. de afwisseling van openheid en beslotenheid;
5°. het toegepaste maatsysteem van de verkaveling;
6°. het grid van de bebouwing; en
7°. kenmerkende monumentale gebouwen en terreinen; en
c. de structuur en het karakter van de beschermde dorpsgezichten Frederiksoord-Wilhelminaoord, Ommerschans en Veenhuizen.
Bijlage XVIII bij de artikelen 8.9, vierde lid, 8.10, 8.33, tweede lid, 8.88, derde lid, 8.93, en 8.98 van dit besluit (informatiedocumenten over milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk)
Bijlage XVIII bij de artikelen 8.9, vierde lid, 8.10, 8.33, tweede lid, 8.88, derde lid, 8.93, en 8.98 van dit besluit (informatiedocumenten over milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk)
A Informatiedocumenten over beste beschikbare technieken
Naam document |
PGS 7 |
PGS 8 |
PGS 9 |
PGS 12 |
PGS 13 |
PGS 15 |
PGS 16 |
PGS 18 |
PGS 19 |
PGS 22 |
PGS 25 |
PGS 26 |
PGS 28 |
PGS 29 |
PGS 30 |
PGS 31 |
PGS 32 |
PGS 33-1 |
PGS 33-2 |
PGS 35 |
Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots |
Riooloverstorten deel 1: Knelpuntcriteria riooloverstorten |
Riooloverstorten deel 2: Eenduidige basisinspanning |
Riooloverstorten deel 3: Model voor vergunningverlening riooloverstorten |
Riooloverstorten deel 4a: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, spoor 1 |
Riooloverstorten deel 4b: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, fase B |
Verwerking waterfractie gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen |
Integrale bedrijfstakstudie tankautoreiniging |
Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen |
B Informatiedocumenten voor de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk
Naam document |
Integrale aanpak van risico's van onvoorziene lozingen |
Algemene BeoordelingsMethodiek |
Handboek Immissietoets |
CIW beoordelingssystematiek warmtelozingen |
Kosteneffectiviteit van maatregelen ter beperking van wateremissies |
C Informatiedocumenten voor het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk
Naam document |
Lozingseisen Wvo-vergunningen |
Bijlage XVIIIa bij de artikelen 8.62c, 8.62l en 8.62m van dit besluit (standaardwaarden voor het grondwater)
Bijlage XVIIIa bij de artikelen 8.62c, 8.62l en 8.62m van dit besluit (standaardwaarden voor het grondwater)
Stof |
Standaardwaarden grondwater in μg/l (opgelost) (tenzij anders aangegeven) |
I Metalen |
|
Antimoon |
0,15 |
Arseen |
7,2 |
Barium |
200 |
Cadmium |
0,06 |
Chroom |
2,5 |
Kobalt |
0,7 |
Koper |
1,3 |
Kwik |
0,01 |
Lood |
1,7 |
Molybdeen |
3,6 |
Nikkel |
2,1 |
Zink |
24 |
II Anorganische verbindingen |
|
Cyaniden-vrij |
5 |
Cyaniden-complex (pH<5)1 |
10 |
Cyaniden-complex (pH >5)2 |
10 |
Bromide |
0,3 mg Br/l |
Chloride |
100 mg Cl/l |
Fluoride |
0,5 mg F/l |
III Aromatische verbindingen |
|
Benzeen |
0,2 |
Ethylbenzeen |
4 |
Tolueen |
7 |
Xylenen |
0,2 |
Styreen (vinylbenzeen) |
6 |
Fenol |
0,2 |
Cresolen (som) |
0,2 |
Catechol(o-dihydroxybenzeen) |
0,2 |
Resorcinol(m-dihydroxybenzeen) |
0,2 |
Hydrochinon(p-dihydroxybenzeen) |
0,2 |
IV Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) |
|
Naftaleen |
0,01 |
Antraceen |
0,0007 |
Fenantreen |
0,003 |
Fluorantheen |
0,003 |
Benzo(a)antraceen |
0,0001 |
Chryseen |
0,003 |
Benzo(a)pyreen |
0,0005 |
Benzo(ghi)peryleen |
0,0003 |
Benzo(k)fluorantheen |
0,0004 |
Indeno(1,2,3-cd)pyreen |
0,0004 |
V Gechloreerde koolwaterstoffen |
|
Vinylchloride |
0,01 |
Dichloormethaan |
0,01 |
1,1-dichloorethaan |
7 |
1,2-dichloorethaan |
7 |
1,1-dichlooretheen |
0,01 |
1,2-dichlooretheen (cis en trans) |
0,01 |
Dichloorpropanen |
0,8 |
Trichloormethaan (chloroform) |
6 |
1,1,1-trichloorethaan |
0,01 |
1,1,2-trichloorethaan |
0,01 |
Trichlooretheen (Tri) |
24 |
Tetrachloormethaan (Tetra) |
0,01 |
Tetrachlooretheen (Per) |
0,01 |
Monochloorbenzeen |
7 |
Dichloorbenzenen |
3 |
Trichloorbenzenen |
0,01 |
Tetrachloorbenzenen |
0,01 |
Pentachloorbenzeen |
0,003 |
Hexachloorbenzeen |
0,00009 |
Monochloorfenolen (som) |
0,3 |
Dichloorfenolen |
0,2 |
Trichloorfenolen |
0,03 |
Tetrachloorfenolen |
0,01 |
Pentachloorfenol |
0,04 |
Polychloorbifenylen (som)3 |
0,01 |
VI Bestrijdingsmiddelen |
|
DDT/DDE/DDD4 |
0,004 ng/l |
Aldrin |
0,009 ng/l |
Dieldrin |
0,1 ng/l |
Endrin |
0,04 ng/l |
HCH-verbindingen5 |
0,05 |
α-HCH |
33 ng/l |
ß-HCH |
8 ng/l |
γ-HCH |
9 ng/l |
Atrazine |
29 ng/l |
Carbaryl |
2 ng/l |
Carbofuran |
9 ng/l |
Chloordaan |
0,02 ng/l |
Endosulfan |
0,2 ng/l |
Heptachloor |
0,005 ng/l |
Heptachloor-epoxide |
0,005 ng/l |
Maneb |
0,05 ng/l |
MCPA |
0,02 |
Organotinverbindingen |
0,05-16 ng/l |
VII Overige verontreinigingen |
|
Cyclohexanon |
0,5 |
Ftalaten (som)6 |
0,5 |
Minerale olie7 |
50 |
Pyridine |
0,5 |
Tetrahydrofuran |
0,5 |
Tetrahydrothiofeen |
0,5 |
1 Zuurgraad: pH (0.01 M CaCl2). Voor de bepaling pH groter dan of gelijk aan 5 en pH kleiner dan 5 geldt het 90-percentiel van de gemeten waarden.
2 Zuurgraad: pH (0.01 M CaCl2). Voor de bepaling pH groter dan of gelijk aan 5 en pH kleiner dan 5 geldt het 90-percentiel van de gemeten waarden.
3 Onder standaardwaarde polychloorbifenylen (som) wordt verstaan: de som van PCB 28, 52, 101, 138, 153, 180. De standaardwaarde bevat niet PCB 118.
4 Onder DDT/DDD/DDE wordt verstaan: de som van DDT, DDD en DDE.
5 Onder HCH-verbindingen wordt verstaan: som van α-HCH, ß-HCH, γ-HCH en δ-HCH.
6 Onder de ftalaten wordt de som van alle ftalaten verstaan.
7 De definitie van minerale olie wordt beschreven bij de analysenorm. Als sprake is van verontreiniging met mengsels (bijvoorbeeld benzine of huisbrandolie) dan moet naast het alkaangehalte ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen worden bepaald.
Bijlage XIX bij artikel 8.89, tweede lid, van dit besluit (toetsingswaarden voor het te infiltreren water)
Bijlage XIX bij artikel 8.89, tweede lid, van dit besluit (toetsingswaarden voor het te infiltreren water)
A Toetsingswaarden voor het te infiltreren water
Nr. |
Stof |
Eenheid |
Toetsingswaarde (opgelost)1 |
MACRO PARAMETERS |
|||
1 |
zuurgraad (pH) |
– |
– 2 |
2 |
zwevende stof |
mg/l |
0,5 3 |
3 |
calcium (Ca ++) |
mg/l |
– 2 |
4 |
chloride (CI-) |
mg/l |
200 23 |
5 |
waterstofcarbonaat (HCO3-) |
mg/l |
– 2 |
6 |
natrium (Na+) |
mg/l |
120 23 |
7 |
ammonium (NH4+) |
mg/l-N |
2,5 |
8 |
nitraat (NO3-) |
mg/l-N |
5,6 23 |
9 |
totaal-fosfaat (PO42-tot) |
mg/l-P |
0,4 |
10 |
sulfaat (SO42-) |
mg/l |
150 2 |
11 |
fluoride (F-) |
mg/l |
1 |
12 |
cyaniden totaal (CN (tot)) |
μg/l |
10 |
ZWARE METALEN |
|||
13 |
arseen (As) |
μg/l |
10 |
14 |
barium (Ba) |
μg/l |
200 3 |
15 |
cadmium (Cd) |
μg/l |
0,4 |
16 |
cobalt (Co) |
μg/l |
20 |
17 |
chroom (Cr) |
μg/l |
2 |
18 |
koper (Cu) |
μg/l |
15 |
19 |
kwik (Hg) |
μg/l |
0,05 |
20 |
nikkel (Ni) |
μg/l |
15 |
21 |
lood (Pb) |
μg/l |
15 |
22 |
zink (Zn) |
μg/l |
65 |
BESTRIJDINGSMIDDELEN |
|||
23 |
som van de bestrijdingsmiddelen |
μg/l |
0,5 4 |
organochloorbestrijdingsmiddelen |
|||
24 |
som van de organochloorbestrijdingsmiddelen |
μg/l |
0,1 |
25 |
endosulfan |
μg/l |
0,05 |
26 |
α-HCH |
μg/l |
0,05 |
27 |
-HCH (lindaan) |
μg/l |
0,05 |
28 |
DDT (met inbegrip van DDD en DDE) |
μg/l |
0,05 |
29 |
dichloorpropeen |
μg/l |
0,05 |
30 |
aldrin |
μg/l |
0,05 |
31 |
dieldrin |
μg/l |
0,05 |
32 |
endrin |
μg/l |
0,05 |
33 |
heptachloor |
μg/l |
0,05 |
34 |
heptachloorepoxide |
μg/l |
0,05 |
35 |
hexachloorbutadieen |
μg/l |
0,05 |
36 |
hexachloorbenzeen |
μg/l |
0,05 |
organofosforbestrijdingsmiddelen |
|||
37 |
azinfos-methyl |
μg/l |
0,1 |
38 |
dichloorvos |
μg/l |
0,1 |
39 |
dimethoaat |
μg/l |
0,1 |
40 |
mevinfos |
μg/l |
0,1 |
41 |
parathion |
μg/l |
0,1 |
triazines/triazinonen/aniliden |
|||
42 |
atrazine |
μg/l |
0,1 |
43 |
simazin |
μg/l |
0,1 |
44 |
metolachloor |
μg/l |
0,1 |
chloorfenoxyherbiciden |
|||
45 |
2-methyl-4-chloorfenoxy-azijnzuur (MCPA) |
μg/l |
0,1 |
46 |
mecoprop |
μg/l |
0,1 |
47 |
2,4-dichloorfenoxy-azijnzuur (2,4 D) |
μg/l |
0,1 |
ureumherbiciden |
|||
48 |
chloortoluron |
μg/l |
0,1 |
49 |
isoproturon |
μg/l |
0,1 |
50 |
metoxuron |
μg/l |
0,1 |
51 |
linuron |
μg/l |
0,1 |
chloorfenolen |
|||
52 |
trichloorfenolen |
μg/l |
0,1 |
53 |
tetrachloorfenol |
μg/l |
0,1 |
54 |
pentachloorfenol |
μg/l |
0,1 |
diversen |
|||
55 |
dinoseb |
μg/l |
0,1 |
56 |
2,4 dinitrofenol |
μg/l |
0,1 |
57 |
bentazon |
μg/l |
0,1 |
OLIE |
|||
58 |
minerale olie |
μg/l |
200 |
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (PAK's) |
|||
59 |
naftaleen |
μg/l |
0,1 |
60 |
anthraceen |
μg/l |
0,02 |
61 |
fenanthreen |
μg/l |
0,02 |
62 |
cryseen |
μg/l |
0,02 |
63 |
fluorantheen |
μg/l |
∑ 0,1 |
64 |
benzo(a)anthraceen |
μg/l |
|
65 |
benzo(k)fluorantheen |
μg/l |
|
66 |
benzo(a)pyreen |
μg/l |
|
67 |
benzo(ghi)peryleen |
μg/l |
|
68 |
indeno(l23cd)pyreen |
μg/l |
|
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN |
|||
69 |
trichlooretheen |
μg/l |
0,5 |
70 |
tetrachlooretheen |
μg/l |
0,5 |
71 |
trihalomethanen (THM's) |
μg/l |
2 |
72 |
dichloorfenolen |
μg/l |
0,5 |
73 |
adsorbeerbare organische halogeenverbindingen (AOX) |
μg/l |
30 |
1 De toetsingswaarde voor zwevende stof gaat over de niet-opgeloste hoeveelheid materiaal.
2 Punt van aandacht bij de vergunningverlening in verband met lokale situatie.
3 In het infiltratiewater mag 70 dagen per jaar een concentratie aanwezig zijn boven de hier bedoelde, waarbij de volgende maxima niet mogen worden overschreden: zwevende stof 2 mg/l, CI- 300 mg/l, Na+ 180 mg/l en NO32- 11,2 mgN/I, Ba 300 μg/l.
4 Dit gaat om de som van de concentraties van de in deze bijlage aangegeven bestrijdingsmiddelen, waarbij aan bepalingen waarvan het meetresultaat< detectiegrens is, een meetresultaat O wordt toegekend.
5 THM te bepalen als som van de concentraties van chloroform, broomdichloormethaan, dibroomchloormethaan en bromoform. Als een transportchloring wordt toegepast, is het toegestane maximum 70 μg/l.
6 Als een transportchloring wordt toegepast, is het toegestane maximum 100 μg/l.
B Families en groepen van stoffen
1. Organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit die verbindingen kunnen ontstaan.
2. Organische fosforverbindingen.
3. Organische tinverbindingen.
4. Stoffen die een kankerverwekkende, mutagene of teratogene werking hebben.
5. Minerale oliën en koolwaterstoffen.
6. Cyaniden.
7. De volgende metaloïden en metalen en verbindingen daarvan:
– kwik;
– cadmium;
– lood;
– arsenicum;
– antimoon;
– tin;
– beryllium;
– uranium;
– thallium;
– tellurium;
– zilver.
8. De volgende metalloïden en metalen en verbindingen daarvan:
– zink;
– koper;
– nikkel;
– chroom;
– selenium;
– molybdeen;
– borium;
– vanadium;
– kobalt;
– barium;
– titaan.
9. Biociden en derivaten daarvan, die niet onder de families en groepen van stoffen, bedoeld onder 1 tot en met 7, vallen.
10. Stoffen met een schadelijke werking op de smaak of geur van het grondwater en verbindingen waaruit die stoffen in het water kunnen ontstaan en die het water ongeschikt maken voor menselijke consumptie.
11. Organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit die verbindingen kunnen ontstaan, met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die snel worden omgezet in onschadelijke stoffen.
12. Anorganische fosforverbindingen en elementair fosfor.
13. Ammoniak, nitrieten en nitraten.
14. Chloriden, bromiden en fluoriden.
15. Sulfaten.
264954.png
264955.png
264956.png
264957.png
264958.png
264959.png
264960.png
264949.png
264950.png
264951.png
264952.png
265040.png
260565.png
260560.png
260561.png
260562.png
260563.png
260564.png
260559.png
Hoofdstuk 1a Bepalingen omtrent authentieke gegevens en de inhoud en inrichting van registraties
Hoofdstuk 1a Bepalingen omtrent authentieke gegevens en de inhoud en inrichting van registraties
Algemene informatie
Eerste titel Van rechtspleging in zaken van verkeersmiddelen en vervoer
Eerste titel Van rechtspleging in zaken van verkeersmiddelen en vervoer
§ 4.1 Toezicht op de naleving en samenwerking
§ 4.1 Toezicht op de naleving en samenwerking
Hoofdstuk II Voorwerp van de belasting
Hoofdstuk II Voorwerp van de belasting
Hoofdstuk III Heffing ter zake van invoer
Hoofdstuk III Heffing ter zake van invoer
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en algemene bepalingen
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en algemene bepalingen
Opschrift
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990
Artikel 24
Artikel 24
1 Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels zijn belast de bij besluit van de toezichthoudende autoriteit aangewezen personen. Van dat besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2 In afwijking van het eerste lid, is de deken, bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Advocatenwet, belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
Artikel 9
Artikel 9
1 De belasting wordt geheven over het belastbare loon.
2 Belastbaar loon is het gezamenlijke bedrag aan loon.
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990
De staatssecretaris van Financiën,
Gelet op de artikelen 5, 31, 35, vijfde lid, 43, 53, derde lid, en 62, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221), alsmede artikel 26 van de Invorderingswet 1990 j° artikel 300 van de gemeentewet (Stb. 1931, 89), artikel 29 van de Bevoegdhedenwet waterschappen (Stb. 1978, 285), artikel 13, veertiende lid, onderdeel a, van de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598), artikel 61s, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Stb. 1988, 133) en artikel 23, vierde lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren (Stb. 1985, 377),
Besluit:
Artikel 25
Artikel 25
1 Indien de medewerkers van een toezichthoudende autoriteit, dan wel de in artikel 24, tweede lid, bedoelde deken, bij de uitoefening van hun taak op grond van deze wet of enige andere wet feiten ontdekken die kunnen duiden op witwassen of financieren van terrorisme, licht de toezichthoudende autoriteit onder wiens verantwoordelijkheid zij hun taak uitoefenen, dan wel de in artikel 24, tweede lid, bedoelde deken, de Financiële inlichtingen eenheid in, zo nodig in afwijking van de toepasselijke wettelijke geheimhoudingsbepalingen, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van de wettelijke taken van de Financiële inlichtingen eenheid.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van medewerkers van De Nederlandsche Bank N.V., voor zover zij betrokken zijn bij de verwisseling, intrekking en aftekening van bankbiljetten als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Bankwet 1998
Artikel 10
Artikel 10
1 Loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking.
2 Tot het loon behoren aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen.
3 Onder aanspraken worden mede verstaan rechten op geheel of gedeeltelijk betaald verlof.
4 Tot het loon behoren uitkeringen en verstrekkingen ingevolge een tot het loon behorende aanspraak voor zover de aanspraak in afwijking van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, bij de bepaling van de verschuldigde belasting niet als loon in aanmerking is genomen.
5 Onverminderd de omstandigheid dat de inhoudingsplichtige ingevolge artikel 32ba of artikel 32bb de aldaar bedoelde belasting is verschuldigd en de bedragen die worden ingehouden als bijdrage ingevolge een in artikel 32ba bedoelde regeling tot het loon behoren, behoren tot het loon:
a. uitkeringen en verstrekkingen uit een voordien niet tot het loon gerekende aanspraak ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding in de zin van artikel 32ba;
b. vertrekvergoedingen als bedoeld in artikel 32bb, met uitzondering van vertrekvergoedingen als bedoeld in artikel 32bb, vijfde lid;
c. hetgeen ingevolge artikel 10a tot het loon behoort ter zake van een aandelenoptierecht als bedoeld in artikel 32bb, vijfde lid.
Artikel 26
Artikel 26
De artikelen 111a, derde lid, van de Wet op het notarisambt en 45a, tweede lid, van de Advocatenwet, zijn van overeenkomstige toepassing op het toezicht op de naleving door de personen die op grond van artikel 24, eerste lid, door de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel c, zijn aangewezen, respectievelijk op het toezicht op de naleving door de deken, bedoeld in artikel 24, tweede lid.
Artikel 10a
Artikel 10a
1 Ingeval in het kader van een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met een werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort niet de waarde van dat recht tot het loon doch:
a. de waarde in het economische verkeer van de bij uitoefening van dat recht verkregen aandelen ten tijde van:
1°. de uitoefening van dat recht ingeval de verkregen aandelen onmiddellijk verhandelbaar zijn; of
2°. het verhandelbaar worden van de verkregen aandelen ingeval deze niet onmiddellijk verhandelbaar zijn; of
b. hetgeen door de werknemer wordt genoten ter zake van de vervreemding van dat recht.
2 Het loon dat ingevolge dit artikel, met uitzondering van het dertiende lid in aanmerking wordt genomen, wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ter zake van het aandelenoptierecht in rekening is gebracht, maar niet verder dan tot nihil.
3 Indien zulks plaatsvindt in het kader van een aandelenfusie, een splitsing van een rechtspersoon, een fusie van een rechtspersoon of een overname van 50% of meer van de aandelen in de inhoudingsplichtige of een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap wordt als uitoefening of vervreemding van een aandelenoptierecht niet beschouwd:
a. het wijzigen van de voorwaarden van het optierecht terzake van het aandeel waarop het optierecht ziet, of
b. het vervangen van het optierecht door een ander aandelenoptierecht waarbij dat andere optierecht ziet op een ander aandeel, tenzij aannemelijk is dat het wijzigen of het vervangen van het aandelenoptierecht, in meer dan betekenende mate plaatsvindt om belastingheffing ter zake van het recht uit te stellen of te ontgaan.
4 Onder vervreemding wordt mede begrepen het formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid worden, het brengen in het vermogen van een onderneming, alsmede het ontvangen van een schadeloosstelling als bedoeld in artikel 334p, eerste lid, of artikel 320, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De overgang onder algemene titel van een aandelenoptierecht wordt niet als een vervreemding aangemerkt.
5 Ingeval bij vervreemding van een aandelenoptierecht de tegenprestatie ontbreekt of is bedongen bij een niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst, wordt als genoten bedrag aangemerkt de waarde in het economische verkeer welke ten tijde van de vervreemding aan het recht kan worden toegekend.
6 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een aandelenoptierecht verstaan een recht om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven in de inhoudingsplichtige vennootschap of in een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, of een daarmee gelijk te stellen recht.
7 Voor de toepassing van deze wet wordt onder een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap verstaan:
a. een vennootschap waarin de inhoudingsplichtige voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;
b. een vennootschap die voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de inhoudingsplichtige;
c. een vennootschap waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de inhoudingsplichtige.
8 Voor de toepassing van dit artikel wordt, indien een inhoudingsplichtige vennootschap of een met de inhoudingsplichtige vennootschap verbonden vennootschap is betrokken bij een splitsing of een fusie op de voet van artikel 334a onderscheidenlijk artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, onder die vennootschap mede verstaan de verkrijgende vennootschap in de zin van die artikelen alsmede de vennootschap die vóór de splitsing onderscheidenlijk fusie werd aangemerkt als een met de inhoudingsplichtige vennootschap verbonden vennootschap.
9 Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid verkregen aandelen op grond van een ter zake van dat aandelenoptierecht op de werknemer van toepassing zijnde contractuele bepaling gedurende een bepaalde periode niet verhandelbaar zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, worden die aandelen voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, en artikel 13a, vierde lid, onderdeel a, uiterlijk na een periode van vijf jaar na beursgang van de vennootschap waarin de aandelen worden gehouden dan wel indien deze vennootschap bij uitoefening van het aandelenoptierecht reeds beursgenoteerd is uiterlijk na een periode van vijf jaar na uitoefening van het aandelenoptierecht geacht verhandelbaar te zijn, met dien verstande dat de aandelen ook na die periode van vijf jaar niet geacht worden verhandelbaar te zijn zolang de aandelen ingevolge een wettelijke bepaling niet verhandelbaar zijn.
10 Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid verkregen aandelen waarop het eerste lid, onderdeel a, nog geen toepassing heeft gevonden worden vervangen door andere aandelen als bedoeld in het derde lid, vindt de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, artikel 13a, vierde lid, onderdeel a, en artikel 32bb, vijfde lid, onderdeel b, plaats met betrekking tot die andere aandelen, met dien verstande dat ingeval die andere aandelen onmiddellijk verhandelbaar zijn de waarde in het economische verkeer van die andere aandelen ten tijde van het vervangen van de verkregen aandelen door die andere aandelen in aanmerking wordt genomen.
11 Indien verkregen aandelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, niet onmiddellijk verhandelbaar zijn als gevolg van een op de werknemer van toepassing zijnde contractuele of wettelijke bepaling en de werknemer in strijd met die bepaling de verkregen aandelen vervreemdt voordat het aandelenoptierecht ingevolge het eerste lid, met inachtneming van de termijn, bedoeld in het negende lid, in de heffing is betrokken, behoort in zoverre in afwijking van het eerste lid tot het loon hetgeen met overeenkomstige toepassing van het vijfde lid door de werknemer wordt genoten ter zake van de vervreemding van de verkregen aandelen. Het loon dat ingevolge de eerste zin in aanmerking wordt genomen, wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ter zake van de schending van de bepaling, bedoeld in de eerste zin, in rekening is gebracht, maar niet verder dan tot nihil.
12 Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid verkregen aandelen niet onmiddellijk verhandelbaar zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt naar keuze van de werknemer in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, tot het loon gerekend de waarde in het economische verkeer van de bij uitoefening van dat recht verkregen aandelen ten tijde van de uitoefening van dat recht. De eerste zin is slechts van toepassing indien de werknemer de keuze, bedoeld in de eerste zin, uiterlijk op het moment van uitoefening van het recht, bedoeld in de eerste zin, schriftelijk kenbaar maakt aan de inhoudingsplichtige. De inhoudingsplichtige bewaart de vastlegging van de keuze van de werknemer bij de loonadministratie.
13 Tot het loon ter zake van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden mede gerekend de voordelen die de werknemer geniet uit de bij uitoefening van dat aandelenoptierecht verkregen aandelen waarop het eerste lid, onderdeel a, en het twaalfde lid nog geen toepassing hebben gevonden, verminderd met de op die voordelen betrekking hebbende kosten, maar niet verder dan tot nihil.
14 Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid verkregen aandelen niet onmiddellijk verhandelbaar zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, en het verhandelbaar worden van die aandelen deels of geheel afhankelijk is van onzekere factoren die grotendeels buiten de invloedsfeer van de werknemer liggen, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot situaties waarin bepaalde aandelen voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, worden geacht niet, deels of geheel verhandelbaar te worden.
Artikel 27
Artikel 27
1 De toezichthoudende autoriteit werkt samen met de toezichthoudende instanties van andere lidstaten, voor zover dat voor de vervulling van haar taak op grond van deze wet of de vervulling van de taken van die instanties nodig is.
2 De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor zover op grond van artikel 1d, eerste lid, onderdeel a en b, belast met de uitvoering en handhaving van deze wet, verstrekken de Europese Bankautoriteit alle informatie die voor de vervulling van de taken van die autoriteiten nodig is.
3 De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten informeren de Europese Bankautoriteit voorts over een maatregel die ingevolge paragraaf 4.2 van deze wet is opgelegd aan een bank of andere financiële onderneming.
Artikel 11
Artikel 11
1 Tot het loon behoren niet:
a. [vervallen;]
b. [vervallen;]
c. aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIB gestelde normeringen en beperkingen;
d. aanspraken ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 32ba;
e. aanspraken ingevolge de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet;
f. aanspraken, die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken als bedoeld in onderdeel e;
g. [vervallen;]
h. aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval;
i. [vervallen;]
j. bedragen die worden ingehouden:
1°. als bijdrage ingevolge een pensioenregeling;
2°. als bijdrage voor aanspraken die ingevolge de onderdelen f en h niet tot het loon behoren;
3°. in plaats van bijdragen als bedoeld onder 2°;
k. uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken;
l. bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen voor militaire oorlogs- of dienstslachtoffers die verband houden met invaliditeit;
m. eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van overlijden van de werknemer, zijn partner in het kalenderjaar of in het voorafgaande kalenderjaar – in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of zijn kinderen en pleegkinderen, voorzover deze uitkeringen en verstrekkingen niet overtreffen driemaal het loon over een maand bepaald met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, alsmede aanspraken op de hiervoor bedoelde uitkeringen en verstrekkingen;
n. uitkeringen en verstrekkingen, andere dan die ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie en overlijden, die de werknemer ontvangt uit een fonds tot welks middelen de inhoudingsplichtige gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers, tenzij die uitkeringen en verstrekkingen geschieden ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort;
o. een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 40 jaar, voor zover de waarde daarvan het loon over een maand niet overtreft, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
p. [vervallen;]
q. [vervallen;]
r. aanspraken:
1°. op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van honderd weken;
2°. op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;
3°. op verlof tijdens rust- en feestdagen.
s. hetgeen wordt genoten ter zake van het verrichten van arbeid in de onderneming van de partner van de werknemer, indien bij het bepalen van de winst uit die onderneming de kosten en lasten die verband houden met de vergoeding voor die arbeid op grond van artikel 3.16, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet in aftrek komen;
t. aanspraken op een transitievergoeding als bedoeld in artikel 673 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Bij of krachtens ministeriële regeling kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, worden bepaald dat eveneens niet tot het loon behoren andere aanspraken dan bedoeld in het eerste lid, indien zulks tot vergemakkelijking van de heffing van de belasting kan leiden.
3 Voorzover de aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof aan het einde van het kalenderjaar in totaal de in het eerste lid, onderdeel r, onder 1°, opgenomen begrenzingen overschrijden, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.
Artikel 11a
Artikel 11a [Vervallen per 01-01-2014]
[Vervallen]
Artikel 11b
Artikel 11b
Tot het loon behoren voorts mede niet:
a. een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet, mits in het jaar waarin de premie is verstrekt geen vergoeding is verstrekt als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, van de Participatiewet;
b. een bij ministeriële regeling, zonodig onder het stellen van voorwaarden, aan te wijzen premie die naar aard en strekking overeenkomt met een premie als bedoeld in onderdeel a.
Artikel 11c
Artikel 11c
Bij de bepaling van de omvang van het loon wordt geen rekening gehouden met de omstandigheid dat met toepassing van artikel 34, tweede lid, of artikel 41 van de Wet financiering sociale verzekeringen bedragen op de werknemer worden verhaald of met de omstandigheid dat met toepassing van artikel 59, achtste lid, van die wet de op de voet van hoofdstuk 3 van die wet verschuldigde premies worden nageheven van de werknemer.
Artikel 11d
Artikel 11d
Bij de bepaling van de omvang van het loon wordt geen rekening gehouden met de ter zake van het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in de Zorgverzekeringswet, en de niet in Nederland verschuldigde bijdragen die naar aard en strekking overeenkomen met ter zake van het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in de Zorgverzekeringswet.
Artikel 11e
Artikel 11e
Bij de bepaling van de omvang van het loon wordt geen rekening gehouden met op de werknemer drukkende:
a. geldboeten opgelegd door een strafrechter, geldsommen betaald aan een staat of een onderdeel daarvan ter voorkoming van strafvervolging, in het kader van een strafbeschikking of daarmee vergelijkbare buitenlandse wijze van bestraffing, dan wel ter voldoening aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten en daarmee vergelijkbare buitenlandse boeten, geldboeten opgelegd op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, geldboeten opgelegd door een instelling van de Europese Unie, alsmede kosten als bedoeld in de artikelen 234, vijfde lid, en 235, derde lid, van de Gemeentewet;
b. dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.
Artikel 12
Artikel 12
Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, regels worden gesteld met betrekking tot het bedrag aan fooien en dergelijke prestaties van derden, dat in bepaalde gevallen of groepen van gevallen geacht wordt te zijn genoten. Daarbij kan worden bepaald, dat een bedrag aan fooien en dergelijke prestaties van derden niet tot het loon behoort.
Artikel 12a
Artikel 12a
1 Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft, wordt het in het kalenderjaar van dat lichaam genoten loon ten minste gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:
a. het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
b. het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van het lichaam, bedoeld in de aanhef, of met het lichaam verbonden lichamen;
c. € 56.000.
2 Indien de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat het hoogste bedrag, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, wordt het loon in afwijking van het eerste lid gesteld op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
3 Indien artikel 32d van toepassing is op het door een of meer lichamen verschuldigde loon, worden het eerste en tweede lid toegepast alsof de ten behoeve van deze andere lichamen verrichte arbeid is verricht ten behoeve van de inhoudingsplichtige die ingevolge artikel 32d geacht wordt het loon te verstrekken.
4 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het bij toepassing van het eerste tot en met derde lid vast te stellen loon voor de arbeid in het lichaam, bedoeld in het eerste lid, en met het lichaam verbonden lichamen in het kalenderjaar niet hoger is dan € 5.000.
5 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a. partner: een in artikel 3.91, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, van de Wet inkomstenbelasting 2001 aangeduide persoon;
b. een aanmerkelijk belang: een aanmerkelijk belang in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001;
c. meest vergelijkbare dienstbetrekking: de dienstbetrekking die van alle dienstbetrekkingen:
1°. waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt;
2°. die bekend zijn bij de inhoudingsplichtige en de inspecteur;
3°. waarvan het loon bekend is of in redelijkheid geschat kan worden; en
4°. waarvan het loon niet op een ander bedrag is vastgesteld dan in het economische verkeer gebruikelijk is;
het meest vergelijkbaar is met de dienstbetrekking van de werknemer, bedoeld in het eerste lid, aanhef;
d. met het lichaam verbonden lichamen: met het lichaam verbonden vennootschappen als bedoeld in artikel 10a, zevende lid.
6 De inspecteur die aannemelijk maakt dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking hoger is dan het bedrag waarop het loon door de inhoudingsplichtige gesteld is, overlegt aan de inhoudingsplichtige ten minste de criteria op basis waarvan de inspecteur heeft vastgesteld dat de door de inspecteur aangedragen dienstbetrekking de meest vergelijkbare dienstbetrekking is.
7 Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt bij het begin van het kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door een ander. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
Artikel 13
Artikel 13
1 Niet in geld genoten loon wordt in aanmerking genomen naar de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend, met dien verstande dat ingeval door een derde, niet zijnde een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, ter zake van het niet in geld genoten loon een bedrag aan de inhoudingsplichtige in rekening wordt gebracht, het door de derde in rekening gebrachte bedrag in aanmerking wordt genomen.
2 Met betrekking tot niet in geld genoten loon in de vorm van verstrekkingen van branche-eigen producten van het bedrijf van de inhoudingsplichtige dan wel van het bedrijf van een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, wordt, in zoverre in afwijking van het eerste lid, steeds de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend in aanmerking genomen.
3 Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld op grond waarvan de waarde van het volgende niet in geld genoten loon op een lager bedrag kan worden gesteld dan het ingevolge de vorige leden in aanmerking te nemen bedrag:
a. voorzieningen die geheel of gedeeltelijk gebruikt of verbruikt worden op een bij die ministeriële regeling aan te wijzen werkplek;
b. het genot van een in het kader van de dienstbetrekking ter beschikking gestelde woning.
4 De waarde van het rentevoordeel van een door de inhoudingsplichtige dan wel door een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap aan de werknemer verstrekte geldlening ter zake van de aanschaf van een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter wordt gesteld op nihil.
5 Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de waardering van aanspraken.
6 De ingevolge de vorige leden in aanmerking te nemen waarde wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ter zake in rekening wordt gebracht, met dien verstande dat de aldus verminderde waarde ten minste op nihil wordt gesteld.
Artikel 13bis
Artikel 13bis
1 Indien ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste:
a. 22% van de waarde van de auto indien de auto niet meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen;
b. 35% van de waarde van de auto indien de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen.
De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
2 Het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, wordt op kalenderjaarbasis verlaagd met 6% van de waarde van de auto indien uit het kentekenregister blijkt dat de CO2-uitstoot 0 gram per kilometer is, met dien verstande dat het bedrag van de verlaging ten hoogste € 1.800 bedraagt tenzij de auto wordt aangedreven door een motor die kan worden gevoed met waterstof of de auto is voorzien van geïntegreerde zonnepanelen waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt opgeslagen in een accupakket dat geen lood bevat en het vermogen van de zonnepanelen in wattpiek gedeeld door het verbruik in wattuur per kilometer ten minste 7 is. Het verbruik in wattuur wordt gemeten overeenkomstig bijlage XXI bij Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PbEU 2017, L 175).
3 Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt woon-werkverkeer geacht niet voor privédoeleinden plaats te vinden. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan een rittenregistratie moet voldoen. Tevens kunnen regels worden gesteld over het anderszins laten blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
4 Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privé-doeleinden is verschuldigd.
5 Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. auto: personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, met uitzondering van een bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met uitzondering van een bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of een bestelauto waarvoor een verbod op privégebruik geldt, waarbij van een dergelijk verbod op privégebruik sprake is indien:
1°. het verbod schriftelijk is vastgelegd;
2°. de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaart;
3°. de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het verbod, en
4°. de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt overtreden;
b. waarde van de auto: catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c van die wet, met dien verstande dat de waarde van een auto die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer.
6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de loontijdvakken waarin het in het eerste lid bedoelde voordeel in aanmerking wordt genomen.
7 Indien de werknemer een verklaring van de inspecteur overlegt waarin is vastgelegd dat de werknemer aan de inspecteur heeft medegedeeld dat de hem ter beschikking gestelde auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt (verklaring geen privé-gebruik), laat de inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste lid bedoelde voordeel achterwege. De eerste volzin is niet van toepassing ingeval de inhoudingsplichtige weet dat de in de eerste volzin bedoelde mededeling niet juist is.
8 De werknemer kan een verzoek om een verklaring geen privé-gebruik bij de inspecteur indienen. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
9 De inspecteur kan de verklaring geen privé-gebruik, al dan niet op verzoek van de werknemer, bij voor bezwaar vatbare beschikking intrekken, waarbij de intrekking voor zover nodig terugwerkende kracht kan hebben. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen de werknemer om intrekking moet verzoeken.
10 In geval van een verklaring geen privé-gebruik kan de inspecteur de werknemer op enig moment verzoeken te doen blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
11 Indien de verklaring geen privé-gebruik wordt ingetrokken of indien de werknemer niet doet blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, wordt de verschuldigde belasting, voorzover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking van de eerste volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval de inhoudingsplichtige wist dat de mededeling, bedoeld in het zevende lid, eerste volzin, niet juist was.
12 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring geen privé-gebruik.
13 Indien een bestelauto als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 door de werknemer uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, kan de werknemer door tussenkomst van de inhoudingsplichtige met betrekking tot deze auto aan de inspecteur een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik afgeven (verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto). De ontvangst van die verklaring wordt door de inspecteur bevestigd. Indien een verklaring als bedoeld in de eerste volzin is afgegeven, laat de inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste lid bedoelde voordeel achterwege. De vorige volzin is niet van toepassing ingeval de inhoudingsplichtige weet dat de in die volzin genoemde verklaring niet juist is.
14 De werknemer kan de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto intrekken. De mededeling van de intrekking wordt door de inspecteur bevestigd.
15 In geval van een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto kan de inspecteur bij het vermoeden van een rit voor privédoeleinden, de inhoudingsplichtige en de werknemer verzoeken te doen blijken dat de betreffende rit zakelijk was. Slagen inhoudingsplichtige en de werknemer niet in dit bewijs, dan wordt de bestelauto geacht op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden te worden gebruikt en wordt de verschuldigde belasting, voor zover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking van de tweede volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval hij wist dat de verklaring niet juist was of ingeval hij niet aanstonds heeft medegedeeld dat de werknemer ten onrechte de verklaring nog niet heeft ingetrokken.
16 Indien de werknemer de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto heeft ingetrokken voordat hij de bestelauto ook voor privédoeleinden heeft gebruikt, wordt de bestelauto tot het moment van de intrekking geacht wel voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, maar niet voor privédoeleinden te zijn gebruikt.
17 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald:
a. op welke wijze de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto wordt afgegeven en ingetrokken;
b. in welke gevallen de werknemer de verklaring in ieder geval moet intrekken;
c. in welke gevallen de inhoudingsplichtige de inspecteur schriftelijk moet mededelen dat de werknemer de verklaring ten onrechte niet heeft ingetrokken en welke gegevens de inhoudingsplichtige bij deze mededeling moet verstrekken;
d. op welke wijze de inspecteur naar aanleiding van een mededeling als bedoeld in onderdeel c bekendmaakt dat de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto geacht wordt te zijn ingetrokken;
e. vanaf welk moment de verklaring bij toepassing van onderdeel d geacht wordt te zijn ingetrokken.
18 Na de eerste wijziging van de CO2-uitstootgrens of het percentage in het tweede lid na de datum van eerste toelating van de auto, is voor een periode van 60 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum van eerste toelating, de verlaging, bedoeld in het tweede lid, van toepassing overeenkomstig de bepalingen die gelden direct voorafgaand aan die wijziging.
19 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot een auto waarvan de datum van de eerste tenaamstelling in het kentekenregister niet overeenkomt met de datum van eerste toelating op de weg van die auto.
Artikel 13ter
Artikel 13ter
1 Indien ook voor privédoeleinden een fiets ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op 7% van de waarde van de fiets. De fiets wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld indien de fiets ook voor woon-werkverkeer ter beschikking is gesteld.
2 Het voordeel wordt in aanmerking genomen voor zover het uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privédoeleinden is verschuldigd.
3 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een fiets mede verstaan een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet 1994, indien deze mede door menselijke spierkracht wordt aangedreven en is uitgerust met een elektromotor.
4 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de waarde van de fiets verstaan de in Nederland door de fabrikant of importeur publiekelijk kenbaar gemaakte consumentenadviesprijs van de fiets. Indien voor de fiets geen consumentenadviesprijs beschikbaar is, wordt aangesloten bij de consumentenadviesprijs van de meest vergelijkbare fiets.
Slotformulier en ondertekening
's-Gravenhage 30 mei 1990
De staatssecretaris van Financiën, M.J.J. van Amelsvoort
Artikel 13a
Artikel 13a
1 Loon wordt beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het:
a. betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel
b. vorderbaar en tevens inbaar wordt.
2 Indien is overeengekomen dat het loon geheel of gedeeltelijk op een ongebruikelijk tijdstip zal worden genoten, wordt daarmee voor de toepassing van het eerste lid geen rekening gehouden.
3 Voor zover ingevolge artikel 12a het loon hoger is dan het werkelijk genoten loon, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.
4 In afwijking van het eerste lid:
a. wordt het bedrag dat als gevolg van de toepassing van artikel 10a, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, of twaalfde lid tot het loon behoort geacht te zijn genoten ten tijde van de uitoefening van het aandelenoptierecht, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel a, onder 1°;
b. wordt het bedrag dat als gevolg van de toepassing van artikel 10a, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, tot het loon behoort geacht te zijn genoten ten tijde van het verhandelbaar worden van de aandelen, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel a, onder 2°;
c. wordt het bedrag dat als gevolg van de toepassing van artikel 10a, elfde lid, tot het loon behoort geacht te zijn genoten ten tijde van de vervreemding van de aandelen, bedoeld in artikel 10a, elfde lid;
d. wordt loon dat ingevolge artikel 27bis is begrepen in de laatste aangifte van het kalenderjaar, geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt;
e. worden vergoedingen ter zake van vervoer in het kader van de dienstbetrekking, waaronder woon-werkverkeer, op andere wijze dan per taxi, luchtvaartuig, schip of vervoer vanwege de inhoudingsplichtige, voor zover deze € 0,23 per kilometer te boven gaan en voor zover deze niet hoger zijn dan de werkelijke kosten, geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of bij het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt, indien in het kalenderjaar ook vergoedingen ter zake van de hiervoor bedoelde wijze van vervoer zijn of naar verwachting zullen worden berekend naar een bedrag van minder dan € 0,23 per kilometer.
5 Het vierde lid, onderdeel e, is niet van toepassing op vergoedingen ter zake van vervoer in het kader van de dienstbetrekking, waaronder woon-werkverkeer, per openbaar vervoer indien deze vergoedingen zijn vastgesteld op basis van de werkelijke kosten.
6 Voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel e, wordt onder vervoer vanwege de inhoudingsplichtige verstaan:
1°. vanwege de inhoudingsplichtige georganiseerd vervoer;
2°. het reizen per openbaar vervoer op basis van door de inhoudingsplichtige aangeschafte en door hem aan de werknemer verstrekte plaatsbewijzen.
7 In afwijking van het eerste lid wordt loon dat door de inhoudingsplichtige overeenkomstig een door hem bestendig gevolgde gedragslijn aan een eerder in het kalenderjaar gelegen tijdvak wordt toegerekend dan het tijdvak waarin het ingevolge het eerste lid wordt genoten, geacht in dat eerdere tijdvak te zijn genoten.
Bijlage behorend bij artikel 1cb
Bijlage behorend bij artikel 1cb
Overeenkomst inzake de overheidsvordering
De ondergetekenden:
– (naam), (adres, postcode en woon- of vestigingsplaats), ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te (plaats) onder nummer (nummer), verder te noemen de bank;
– Onze Minister, voor wie optreedt (naam).
Zijn overeengekomen als volgt:
1. Onze Minister opent hierbij een rekening bij de bank onder nummer (nummer) waarop de bedragen ingevorderd op grond van artikel 19, vierde lid, van de wet worden overgemaakt.
2. De gegevens op grond waarvan overheidsvorderingen worden gedaan worden in digitale vorm en overeenkomstig de Europese systematiek van automatische afschrijving geleverd aan de bank.
3. Onze Minister is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens, te weten het rekeningnummer en het bedrag van de overheidsvordering, die worden geleverd bij het doen van de overheidsvordering.
4. Onze Minister is verantwoordelijk voor de telefonische bereikbaarheid voor belastingschuldigen op een gratis nummer.
5. De bank informeert Onze Minister over de op de rekening betrekking hebbende gegevens.
6. De bepalingen in deze overeenkomst strekken mede ten behoeve van de betaaldienstverlener waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt en indien op die betaalrekening een overheidsvordering is uitgevoerd, en hebben dienovereenkomstig te gelden als een onherroepelijk derdenbeding als bedoeld in artikel 253 en verder van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Aldus overeengekomen en getekend,
te (plaats) op (datum)
Onze Minister,
voor deze:
De bank,
Artikel 14
Artikel 14 [Vervallen per 01-01-2007]
[Vervallen]
123954.png
123955.png
Hoofdstuk 1 Reikwijdte en definities
Hoofdstuk 1 Reikwijdte en definities
Algemene informatie
Titel VA De elektronische notariële akte
Titel VA De elektronische notariële akte
Titel 5 Bezit en houderschap
Titel 5 Bezit en houderschap
Titel 3 Onrechtmatige daad
Titel 3 Onrechtmatige daad
Tweede titel Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn
Tweede titel Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn
Eerste afdeling Het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling
Eerste afdeling Het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling
Hoofdstuk III Kapitaalsbelasting
Hoofdstuk III Kapitaalsbelasting
1 Inleiding
1 Inleiding
I Algemene bepalingen
I Algemene bepalingen
Hoofdstuk 3 De registratie van onderhandse akten bij de Belastingdienst
Hoofdstuk 3 De registratie van onderhandse akten bij de Belastingdienst
Afdeling 1 De ambtenaar van de burgerlijke stand
Afdeling 1 De ambtenaar van de burgerlijke stand
Artikel 1 Reikwijdte
Artikel 1 Reikwijdte
1 Dit besluit is van toepassing voor de heffing van de navolgende belastingen:
a. inkomstenbelasting;
b. loonbelasting;
c. vennootschapsbelasting;
d. erfbelasting;
e. schenkbelasting;
f. kansspelbelasting;
g. bankenbelasting.
2 Dit besluit vindt slechts toepassing voorzover niet op andere wijze in het voorkomen van dubbele belasting is voorzien.
Opschrift
Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 december 2014, houdende regels voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Uitvoeringsregeling Wmo 2015)
Artikel 53a
Artikel 53a
Voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
eidas-verordening: verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257);
elektronisch identificatiemiddel:
a. een elektronisch identificatiemiddel dat is uitgegeven op grond van een stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met betrouwbaarheidsniveau hoog als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel c, van de eidas-verordening; of
b. een elektronisch identificatiemiddel dat is uitgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van een stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met betrouwbaarheidsniveau hoog als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel c, van de eidas-verordening, en dat ten behoeve van de grensoverschrijdende authenticatie is erkend overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van de eidas-verordening;
elektronische notariële akte: de notariële akte, bedoeld in artikel 53b;
richtlijn 2017/1132/EU: richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PbEU 2017, L 169);
richtlijn 2019/1151/EU: richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (PbEU 2019, L 186);
systeem voor gegevensverwerking: het systeem voor gegevensverwerking, bedoeld in artikel 53d.
Artikel 107
Artikel 107
1 Bezit is het houden van een goed voor zichzelf.
2 Bezit is onmiddellijk, wanneer iemand bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt.
3 Bezit is middellijk, wanneer iemand bezit door middel van een ander die het goed voor hem houdt.
4 Houderschap is op overeenkomstige wijze onmiddellijk of middellijk.
Artikel 284
Artikel 284
1 Een natuurlijke persoon kan, indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, verzoeken de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
2 Hij zal zich daartoe bij een door hem of een gevolmachtigde ondertekend verzoekschrift wenden tot de rechtbank, aangewezen in artikel 2. Indien de gevolmachtigde niet als advocaat is ingeschreven, moet een geschrift waaruit de volmacht blijkt, bij het verzoekschrift worden overgelegd. Artikel 4, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Een gehuwde schuldenaar of een schuldenaar die een geregistreerd partnerschap is aangegaan kan het verzoek slechts doen met medewerking van zijn echtgenoot onderscheidenlijk zijn geregistreerde partner, tenzij iedere gemeenschap van goederen tussen de echtgenoten onderscheidenlijk de geregistreerde partners is uitgesloten.
4 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan ten behoeve van een natuurlijke persoon ook worden gedaan door burgemeester en wethouders van de gemeente waar die persoon woon- of verblijfplaats heeft.
5 De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen kan niet van toepassing worden verklaard op een bank als bedoeld in artikel 212g, onderdeel a, noch op een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 212oo, noch op een verzekeraar als bedoeld in artikel 213.
Artikel 10
Artikel 10 [Vervallen per 01-01-2006]
[Vervallen]
Artikel 10
Artikel 10
De registratie door de inspecteur van een in de Friese of in een vreemde taal opgemaakte akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet, geschiedt in de Nederlandse taal.
Artikel 16
Artikel 16
1 In elke gemeente zijn twee, of, naar goedvinden van burgemeester en wethouders, meer ambtenaren van de burgerlijke stand. Daarenboven kunnen een of meer ambtenaren van de burgerlijke stand worden belast met het verrichten van bepaalde taken. Deze dragen de titel van buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. Een ambtenaar van de burgerlijke stand, die niet voldoet aan het in het tweede lid bedoelde vereiste van aanwijsbaarheid, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het in de eerste zin genoemde aantal.
2 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren worden door burgemeester en wethouders aangewezen. Een aanwijzing kan voor een bepaalde tijdsduur geschieden. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum waarop de uitoefening van de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand eindigt. Als ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand is slechts aanwijsbaar de persoon die in de uitoefening van zijn ambt geen onderscheid maakt als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet gelijke behandeling, tenzij het onderscheid is gebaseerd op een wettelijk voorschrift.
3 Ambtenaar van de burgerlijke stand van een gemeente kan slechts zijn een ambtenaar in dienst van die gemeente of een andere gemeente. Buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand kan mede zijn een persoon die geen ambtenaar in gemeentelijke dienst is.
4 De ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand wordt tot zijn betrekking niet toegelaten dan na voor de rechtbank tot wier rechtsgebied de gemeente behoort waar hij voor het eerst wordt benoemd de navolgende eed dan wel belofte te hebben afgelegd:
"Ik zweer (beloof) dat ik de betrekking van ambtenaar van de burgerlijke stand met eerlijkheid en nauwkeurigheid zal vervullen en dat ik de wettelijke voorschriften, de burgerlijke stand betreffende, met de meeste nauwgezetheid zal opvolgen; dat ik voorts, tot het verkrijgen van mijn aanstelling, middellijk noch onmiddellijk, onder enige naam of voorwendsel, aan iemand iets heb gegeven of beloofd, en dat ik, om iets in deze betrekking te doen of te laten, van niemand enige beloften of geschenken zal aannemen, middellijk of onmiddellijk. Zo waarlijk helpe mij God almachtig". ("Dat verklaar en beloof ik").
5 Wanneer de eed dan wel belofte, bedoeld in het vierde lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed dan wel belofte als volgt:
«Ik swar (ûnthjit) dat ik de funksje fan amtner fan de boargerlike stân mei earlikheid en soarchfâldichheid útoefenje sil en dat ik de wetlike foarskriften oangeande de boargerlike stân op ’en sekuersten neikomme sil; dat ik fierders, foar it krijen fan myn oanstelling, streekrjocht noch midlik, ûnder hokker namme of útwynsel dan ek, oan immen eat jûn of tasein haw, en dat ik, om eat yn dizze funksje te dwaan of te litten, fan gjinien tasizzingen of geskinken, likefolle hokker, oannimme sil, midlik of streekrjocht. Sa wier helpe my God almachtich». («Dat ferklearje en ûnthjit ik»).
Artikel 2 Vaste inrichting
Artikel 2 Vaste inrichting
In dit besluit wordt onder vaste inrichting verstaan een vaste inrichting als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, en vijfde tot en met twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 december 2014, houdende regels voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Uitvoeringsregeling Wmo 2015)
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op de artikelen 3 van de Kaderwet VWS-subsidies, 5, derde lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen, 48i, tweede lid, van de Wet Justitie-subsidies, 2.5.1, vierde lid, 4.2.10, derde lid, 4.2.13, 4.2.14, 5.2.9, zesde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, 2.7 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, 107 van de Vreemdelingenwet 2000, 21 van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen, 3.13, eerste lid, 4.3.3, eerste en tweede lid, en 5.3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en artikel 7a, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968;
Besluiten:
Artikel 53b
Artikel 53b
Deze titel is van toepassing op de notariële akte van oprichting van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 175, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien de vennootschap wordt opgericht bij elektronische notariële akte als bedoeld in artikel 175a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 108
Artikel 108
Of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, met inachtneming van de navolgende regels en overigens op grond van uiterlijke feiten.
Artikel 285
Artikel 285
1 In het verzoekschrift of in een daarbij te voegen bijlage worden opgenomen:
a. een staat als bedoeld in artikel 96;
b. een opgave van de goederen van de schuldenaar, met vermelding van eventueel daarop rustende rechten van pand en hypotheek en retentierechten die daarop uitgeoefend kunnen worden;
c. een gespecificeerde opgave van de inkomsten van de schuldenaar, hoe ook genaamd en ongeacht de titel van verkrijging, die de schuldenaar pleegt te verwerven of kan verwerven, onder vermelding van de wijzigingen die daarin over de eerstvolgende drie jaar redelijkerwijs voorzienbaar zijn;
d. een gespecificeerde opgave van de vaste lasten van de schuldenaar;
e. indien de schuldenaar is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, een opgave van de gegevens, bedoeld onder c en d betreffende de echtgenoot onderscheidenlijk de geregistreerde partner;
f. een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden de verzoeker beschikt, afgegeven door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de schuldenaar of een persoon als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op het consumentenkrediet. Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen. Het college kan deze bevoegdheid mandateren aan een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financieel toezicht , aan instellingen als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het consumentenkrediet of aan krachtens het eerste lid, onderdeel d, van dat artikel aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel categorieën daarvan;
g. een opgave van de aard en het bedrag van de vorderingen ter zake waarvan de schuldenaar zich als borg of anderszins als medeschuldenaar heeft verbonden;
h. indien de schuldenaar aan zijn schuldeisers een buitengerechtelijke schuldregeling heeft aangeboden die niet is aanvaard, de inhoud van het ontwerp van de schuldregeling, de reden waarom de schuldregeling niet is aanvaard alsmede met welke middelen, bij aanvaarding van de schuldregeling, bevrediging van schuldeisers zou kunnen plaatsvinden;
i. een opgave van andere gegevens van belang om een zo getrouw mogelijk beeld te bieden van de vermogens- en inkomenspositie van de schuldenaar en van de mogelijkheden voor schuldsanering.
2 De colleges van burgemeester en wethouders, een daartoe gemandateerde kredietbank, een daartoe gemandateerde instelling als bedoeld in artikel 48, onderdeel b, van de Wet op het consumentenkrediet of een daartoe aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de afgifte van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f.
Artikel 11
Artikel 11 [Vervallen per 01-03-1989]
[Vervallen]
Artikel 11
Artikel 11
De registers, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet, worden gehouden door de algemeen directeur van het organisatieonderdeel Belastingdienst/Centrale administratieve processen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.
Artikel 16a
Artikel 16a
1 De ambtenaar van de burgerlijke stand is belast met het opnemen in de onder hem berustende registers van de burgerlijke stand van akten en de daaraan toe te voegen latere vermeldingen, alsmede al datgene wat de instandhouding van de registers en de zorg voor de toegankelijkheid van de daarin neergelegde gegevens betreft.
2 De buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand kan uitsluitend worden belast met de taken omschreven in de artikelen 45, 45a, 58, 63, 64, 65, 67, 80a, derde lid, en 80g.
Artikel 3 Uitbreiding begrip Mogendheid
Artikel 3 Uitbreiding begrip Mogendheid
1 In dit besluit wordt onder Mogendheid mede verstaan: een bestuurlijke eenheid.
2 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden de landen van het Koninkrijk der Nederlanden aangemerkt als afzonderlijke Mogendheden.
Artikel 53c
Artikel 53c
1 Het bestuur van de KNB wijst een model aan als bedoeld in artikel 13 nonies van richtlijn 2017/1132/EU in ten minste een officiële taal van de Unie die zoveel mogelijk grensoverschrijdende gebruikers grotendeels begrijpen.
2 Het model, bedoeld in het eerste lid, wordt ter beschikking gesteld door middel van een openbaar toegankelijk door de KNB beheerd informatieportaal.
Artikel 109
Artikel 109
Wie een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden.
Artikel 286
Artikel 286
Het verzoekschrift met bijbehorende stukken, bedoeld in artikel 285, eerste lid, worden ter griffie van de rechtbank neergelegd en zijn vanaf de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling ter kosteloze inzage van een ieder. De neerlegging geschiedt kosteloos.
Artikel 12
Artikel 12 [Vervallen per 01-03-1989]
[Vervallen]
Artikel 12
Artikel 12
1 De aanbieding ter registratie van akten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet, geschiedt bij de inspecteur, bedoeld in artikel 11, bij het daartoe door de Belastingdienst opengestelde kantoor.
2 Het kantoor, bedoeld in het eerste lid, is voor het aanbieden van de akten ter registratie dagelijks van 9.00 uur tot 17.00 uur geopend, met uitzondering van de zaterdag, de zondag, algemeen erkende feestdagen in de zin van de Algemene termijnenwet en de bij of krachtens artikel 3 van die wet daarmee gelijkgestelde dagen.
Artikel 4 Gebied van een andere Mogendheid
Artikel 4 Gebied van een andere Mogendheid
In dit besluit wordt onder gebied van een andere Mogendheid verstaan: het grondgebied van die Mogendheid, daaronder begrepen het gebied buiten de territoriale zee van die Mogendheid waar deze in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten kan uitoefenen.
Artikel 53d
Artikel 53d
1 De notaris is aangesloten op een door de KNB beheerd systeem voor gegevensverwerking.
2 Het systeem voor gegevensverwerking heeft tot doel de totstandkoming van een elektronische notariële akte mogelijk te maken.
3 Binnen het systeem voor gegevensverwerking worden persoonsgegevens, waaronder het burgerservicenummer verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze wet en op deze wet berustende bepalingen.
4 Het systeem voor gegevensverwerking biedt in ieder geval de mogelijkheid tot:
a. het ondertekenen van de elektronische notariële akte;
b. de identificatie van partijen, getuigen, tolken en gevolmachtigden door middel van een elektronisch identificatiemiddel en de verificatie van hun identiteit;
c. het tot stand brengen van een directe beeld- en geluidverbinding tussen de verschijnende personen, getuigen en de notaris, die een natuurgetrouwe weergave biedt van wat zich op dat moment afspeelt in de ruimtes waarin de verschijnende personen, getuigen en de notaris zich bevinden;
d. het ondertekenen van de elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid;
e. het online betalen door middel van een online betaaldienst die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 13 sexies van richtlijn 2017/1131/EU;
f. het verzamelen van de gegevens, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van richtlijn 2019/1151/EU.
5 Het systeem voor gegevensverwerking:
a. is betrouwbaar;
b. is beveiligd tegen onbevoegd gebruik;
c. voldoet aan de meest recente internationale en nationale standaarden; en
d. stelt de partijen, getuigen, tolken en gevolmachtigden en de notaris in staat te voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen ten aanzien van de elektronische notariële akte en de totstandkoming hiervan.
6 Bij verordening worden nadere regels gesteld ten aanzien van het systeem voor gegevensverwerking, in ieder geval ten aanzien van de vereisten, bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 16b
Artikel 16b
Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand in de uitoefening van zijn ambt op grond van enige bepaling van deze titel of van enige andere titel van dit boek in rechte optreedt, kan hij dit zonder advocaat doen.
Artikel 110
Artikel 110
Bestaat tussen twee personen een rechtsverhouding die de strekking heeft dat hetgeen de ene op bepaalde wijze zal verkrijgen, door hem voor de ander zal worden gehouden, dan houdt de ene het ter uitvoering van die rechtsverhouding door hem verkregene voor de ander.
Artikel 287
Artikel 287
1 De rechtbank zal met de meeste spoed op het verzoek uitspraak doen. De uitspraak geschiedt bij vonnis. Artikel 6, eerste lid, derde zin, en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De toepassing van de schuldsaneringsregeling gaat in bij de aanvang van de dag waarop de rechter die toepassing heeft uitgesproken.
2 Indien in of bij het verzoekschrift gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, kan de rechtbank de schuldenaar een termijn van ten hoogste een maand gunnen om de ontbrekende gegevens te verstrekken. De griffier brengt het orgaan of de persoon, bedoeld in artikel 285, tweede lid, hiervan onverwijld op de hoogte. Indien na deze termijn nog steeds gegevens ontbreken, wordt de schuldenaar niet-ontvankelijk verklaard.
3 Het vonnis, bedoeld in het eerste lid houdt in de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder. De rechtbank benoemt een bewindvoerder die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanstelling:
a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de bewindvoerder; en
b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.
4 De rechtbank is in spoedeisende zaken bevoegd, gelet op de belangen van partijen, een voorlopige voorziening bij voorraad te geven. De voorlopige voorziening wordt gevraagd in het verzoek of, indien dit al is ingediend, door indiening van een afzonderlijk verzoek daartoe. De artikelen 256, 257 en 258 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Op hoger beroep zijn de artikelen 358 tot en met 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
5 De rechtbank geeft in het vonnis, bedoeld in het eerste lid, last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen gedurende een termijn van dertien maanden. De bewindvoerder kan gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling de rechter-commissaris verzoeken om wijziging van de termijn of om een nieuwe last gedurende een bepaalde termijn.
6 Indien het verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend, wordt het verzoek niet toegewezen dan nadat de schuldenaar is opgeroepen om te worden gehoord. Dit geldt niet voor zover het verzoek strekt tot het geven van een voorlopige voorziening bij voorraad.
7 Indien het verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, door burgemeester en wethouders is ingediend en in het verzoek of in een daarbij gevoegde bijlage gegevens als bedoeld in artikel 285, eerste lid, ontbreken, stelt de rechtbank burgemeester en wethouders in de gelegenheid om binnen een termijn van een maand de ontbrekende gegevens te verstrekken.
Artikel 13
Artikel 13 [Vervallen per 01-03-1989]
[Vervallen]
Artikel 13
Artikel 13
1 Akten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden door de inspecteur geregistreerd in het register Registratie Onderhandse Akten.
2 In het register Registratie wordt boven de eerste registratie betreffende de op eenzelfde dag aan de inspecteur aangeboden akten de datum van aanbieding vermeld en wel – met uitzondering van het jaartal – in letters.
Artikel 5 Dividenden, interest en royalty's
Artikel 5 Dividenden, interest en royalty's
In dit besluit wordt:
a. onder dividenden verstaan: voordelen uit aandelen, winstbewijzen of andere rechten, met uitzondering van schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst van vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;
b. onder interest verstaan: voordelen uit overheidsleningen, obligaties of schuldbewijzen en andere schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet aanspraak gevende op een aandeel in de winst;
c. onder royalty's verstaan: vergoedingen van welke aard ook voor:
1°. het gebruik van, of het recht op gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van de wetenschap, een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of werkwijze;
2°. het gebruik van, of het recht van gebruik van, nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting;
3°. inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap, of
4°. het verlenen van technische diensten in een ontwikkelingsland.
Artikel 53e
Artikel 53e
1 De ondertekening, bedoeld in artikel 37, tweede lid, eerste volzin, van een elektronische notariële akte vindt plaats via het systeem voor gegevensverwerking door het gebruik van een elektronische handtekening.
2 Bij verordening worden nadere regels gesteld ten aanzien van de elektronische handtekening, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 16c
Artikel 16c
Burgemeester en wethouders bepalen de uren, waarop elk bureau van de burgerlijke stand dagelijks voor het publiek geopend zal zijn. Daarbij wordt, ten einde de werkzaamheden van de ambtenaren van de burgerlijke stand op die dagen zoveel mogelijk te beperken, een afzonderlijke regeling getroffen voor de zaterdag, de zondag, de algemeen erkende feestdagen en de overige daarvoor door burgemeester en wethouders aan te wijzen dagen, waarop gemeentelijke diensten niet of slechts gedeeltelijk zijn geopend.
Artikel 111
Artikel 111
Wanneer men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor een ander te houden, gaat men daarmede onder dezelfde titel voort, zolang niet blijkt dat hierin verandering is gebracht, hetzij ten gevolge van een handeling van hem voor wie men houdt, hetzij ten gevolge van een tegenspraak van diens recht.
Artikel 287a
Artikel 287a
1 De schuldenaar kan in het verzoekschrift, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken één of meer schuldeisers die weigert of weigeren mee te werken aan een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
2 De rechtbank stelt terstond dag, uur en plaats vast waarop zij de schuldenaar en schuldeiser of schuldeisers op wie het verzoek betrekking heeft, zal horen, onverminderd artikel 287, tweede lid.
3 De oproeping van de schuldenaar en de schuldeiser of schuldeisers geschiedt schriftelijk door de griffier. De rechter kan nader bepalen hoe deze oproeping geschiedt.
4 De rechtbank doet op de dag van de zitting of anders uiterlijk op de achtste dag daarna uitspraak op het verzoek. De uitspraak geschiedt bij vonnis.
5 De rechtbank wijst het verzoek toe indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Artikel 300, lid 1, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
6 Indien de rechtbank het verzoek toewijst, veroordeelt de rechtbank de schuldeiser die instemming met de schuldregeling heeft geweigerd, in de kosten.
7 De rechtbank wijst het verzoek af indien de schuldbemiddeling niet wordt uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet.
8 Indien de rechtbank het verzoek afwijst, beslist zij op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, indien de schuldenaar het verzoek daartoe handhaaft.
Artikel 6 Ontwikkelingsland
Artikel 6 Ontwikkelingsland
1 Voor de toepassing van dit besluit worden als ontwikkelingslanden aangewezen de Mogendheden die zijn opgenomen in de door het «Development Assistance Committee» van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling meest recent vastgestelde «List of Recipients of Official Development Assistance», met uitzondering van de daarin opgenomen hoge middeninkomenslanden. Deze aanwijzing is voor Mogendheden die in de loop van een kalenderjaar worden aangewezen, van kracht met ingang van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van bekendmaking van genoemde lijst.
2 In afwijking van het eerste lid worden eveneens als ontwikkelingsland aangewezen de Mogendheden die:
a. als hoge middeninkomenslanden zijn opgenomen op de lijst, bedoeld in het eerste lid; en
b. als ontwikkelingsland waren aangewezen bij dit artikel zoals dat luidde op 31 december 2016; en
c. worden aangewezen als landen waarop een door Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking krachtens artikel 3 van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken genomen besluit met het oog op het financieren van activiteiten van het midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen, van toepassing is.
De aanwijzing is voor de toepassing van dit besluit voor Mogendheden die in de loop van een kalenderjaar gaan voldoen aan de voorwaarden, genoemd in de onderdelen a, b en c, van kracht met ingang van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin aan de voorwaarden wordt voldaan.
3 Een Mogendheid die ingevolge het eerste en tweede lid in de loop van een kalenderjaar, ten opzichte van het daaraan voorgaande kalenderjaar ingevolge het eerste of tweede lid niet meer als ontwikkelingsland is aangewezen, wordt voor de toepassing van dit besluit nog als ontwikkelingsland aangemerkt gedurende dat jaar en de daaropvolgende twee kalenderjaren.
4 Voorts worden voor de jaren 2017 en 2018 als ontwikkelingsland aangewezen: Belize, Botswana, Costa Rica, Cuba, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, Fiji, Grenada, Iran, Irak, Jamaica, de Malediven, de Marshall eilanden, Namibië, de Palau-eilanden, St. Vincent and the Grenadines en Tonga.
5 De termijn, bedoeld in het derde of vierde lid, kan met betrekking tot een Mogendheid bij regeling van Onze Minister van Financiën, na overleg met Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, worden verlengd.
Artikel 14
Artikel 14 [Vervallen per 01-01-2006]
[Vervallen]
Artikel 53f
Artikel 53f
1 Een volmacht tot medewerking aan een elektronische notariële akte wordt ten overstaan van de notaris die de elektronische notariële akte passeert, via het systeem voor gegevensverwerking verleend aan een onder diens verantwoordelijkheid werkzame persoon. De artikelen 53e en 53g zijn van overeenkomstige toepassing.
2 De elektronische volmacht waaraan verschijnende personen hun bevoegdheid ontlenen als bedoeld in het eerste lid wordt aan de akte gekoppeld.
Artikel 14
Artikel 14
De registratie in het register Registratie, bedoeld in artikel 13, omvat voor elke akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet ten minste de volgende gegevens:
a. een per registerdeel doorlopend volgnummer;
b. de naam van de akte;
c. van ten minste een van de bij de akte optredende partijen:
1°. bij natuurlijke personen: de naam, met inbegrip van de voornamen, en de woonplaats;
2°. bij niet-natuurlijke personen: de statutaire naam en de woonplaats;
d. het aantal exemplaren van de akte dat tegelijk ter registratie is aangeboden;
e. het aantal bladen van de akte;
f. het aantal renvooien en het aantal annexen.
Artikel 16d
Artikel 16d
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de door het college van burgemeester en wethouders te treffen voorzieningen ten behoeve van de taakuitoefening door de ambtenaar van de burgerlijke stand, en voorts ten aanzien van al wat verder de taak van de ambtenaar van de burgerlijke stand betreft.
Artikel 53g
Artikel 53g
1 In afwijking van artikel 39, eerste lid, tweede volzin, stelt de notaris de identiteit van de personen die voor hem verschijnen vast aan de hand van een elektronisch identificatiemiddel via het systeem voor gegevensverwerking. Personen en getuigen kunnen aan de notaris verschijnen door het gebruik van een directe beeld- en geluidverbinding als bedoeld in artikel 53d, vierde lid, onderdeel c.
2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de notaris in een individueel geval om de fysieke aanwezigheid van de partijen bij de akte verzoekt omdat hij redenen heeft om te vermoeden dat identiteitsfraude is gepleegd met het oog op de verificatie van de identiteit, en dit gerechtvaardigd is vanwege redenen van algemeen belang, namelijk het voorkomen van identiteitsmisbruik of – wijziging als bedoeld in artikel 13ter, vierde lid, van richtlijn 2017/1131/EU.
3 Het eerste lid, tweede volzin, is niet van toepassing indien de notaris in een individueel geval om de fysieke aanwezigheid van de partijen bij de akte verzoekt omdat hij redenen heeft om te vermoeden dat de regels inzake handelingsbekwaamheid en vertegenwoordigingsbevoegdheid niet worden nageleefd, en dit gerechtvaardigd is vanwege redenen van algemeen belang, namelijk het waarborgen van de regels inzake de handelingsbekwaamheid van partijen en hun bevoegdheid om een vennootschap te vertegenwoordigen als bedoeld in artikel 13 octies, achtste lid, van richtlijn 2017/1131/EU.
Artikel 112
Artikel 112
Bezit wordt verkregen door inbezitneming, door overdracht of door opvolging onder algemene titel.
Artikel 287b
Artikel 287b
1 Voorafgaand aan de behandeling van het verzoek, bedoeld in artikel 287a, eerste lid, kan de schuldenaar onderscheidenlijk kunnen burgemeester en wethouders indien een verzoek op de voet van artikel 284, vierde lid, is ingediend, in het verzoek, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken een voorlopige voorziening te geven indien er sprake is van een bedreigende situatie.
2 Onder een bedreigende situatie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektra of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.
3 Artikel 287a, tweede, derde, vierde en zevende lid, is van toepassing.
4 De voorlopige voorziening strekt tot het van toepassing verklaren van de artikelen 304 of 305 alsmede tot een verbod tot het opzeggen of ontbinden van de zorgverzekering.
5 De voorlopige voorziening wordt uitgesproken voor de duur van maximaal zes maanden.
6 Een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financieel toezicht of een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet die namens de schuldenaar de buitengerechtelijke schuldregeling uitvoert, brengt na afloop van de voorziening, bedoeld in het eerste lid, verslag uit aan de rechtbank.
Artikel 15
Artikel 15 [Vervallen per 29-03-1976]
[Vervallen]
Artikel 15
Artikel 15
Ingeval een akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet niet of niet door alle daarin als ondertekenaren aangeduide personen is ondertekend, wordt dit bij de registratie vermeld.
Artikel 53h
Artikel 53h
1 De plaats waar de elektronische notariële akte is verleden, bedoeld in artikel 40, tweede lid, onderdeel e, is de plaats op het grondgebied van Nederland waar de notaris voor wie de elektronische notariële akte wordt verleden zich bevindt.
2 De vermelding van het tijdstip van de ondertekening van de akte door de notaris, bedoeld in artikel 40, derde lid, vindt plaats door het gebruik van een gekwalificeerde elektronische tijdstempel als bedoeld in artikel 3, onderdeel 34, van de eidas-verordening.
Artikel 113
Artikel 113
1 Men neemt een goed in bezit door zich daarover de feitelijke macht te verschaffen.
2 Wanneer een goed in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor een inbezitneming onvoldoende.
Artikel 288
Artikel 288
1 Het verzoek, bedoeld in artikel 284, eerste lid, wordt slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is:
a. dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;
b. dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoek is ingediend, te goeder trouw is geweest; en
c. dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
2 Het verzoek wordt evenwel afgewezen:
a. indien de schuldsaneringsregeling reeds op de schuldenaar van toepassing is;
b. indien de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet; of
c. indien de schuldenaar schulden heeft welke voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358, vierde lid, ter zake van een of meer misdrijven, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar voor de dag van indiening van het verzoek, tenzij de rechter aanleiding ziet een langere termijn in acht te nemen.
3 Het verzoek kan in afwijking van het eerste lid, onder b, en het tweede lid, onder c, worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft gekregen.
4 Het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling kan niet worden geweigerd uitsluitend op grond dat er geen of onvoldoende vooruitzicht bestaat dat schuldeisers algehele of gedeeltelijke betaling op hun vorderingen zullen ontvangen.
5 Indien het verzoek wordt afgewezen, kan de schuldenaar niet ambtshalve in staat van faillissement worden verklaard.
Artikel 16
Artikel 16 [Vervallen per 01-01-2006]
[Vervallen]
Artikel 16
Artikel 16
Tegelijk ter registratie aangeboden gelijksoortige akten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet, die door dezelfde persoon zijn aangeboden, kunnen tezamen worden geregistreerd onder een aantal volgnummers dat overeenkomt met het aantal akten. In dat geval worden de gegevens, bedoeld in artikel 14, slechts eenmaal vermeld, voor zover deze voor de verschillende akten gelijk zijn.
Artikel 53i
Artikel 53i
1 In afwijking van artikel 41, tweede lid, wordt de inhoud van de elektronische notariële akte, van de elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en van overige elektronische bijlagen, duurzaam gesteld in een bij verordening aan te wijzen documentstandaard, die de betrouwbaarheid, de uitleesbaarheid en de beschikbaarheid van de inhoud waarborgt en voldoet aan de meest recente nationale of internationale standaarden. De aanwijzing vindt ten minste iedere vijf jaar plaats.
2 Indien conversie van de inhoud van een verleden elektronische notariële akte, van een verleende elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en van overige elektronische bijlagen naar een andere documentstandaard noodzakelijk is om de duurzaamheid hiervan te waarborgen vindt conversie hiervan plaats naar een bij verordening aan te wijzen andere documentstandaard. Bij verordening worden regels gesteld over de wijze waarop deze conversie plaatsvindt. Na conversie is de elektronische notariële akte waarvan de inhoud is gesteld in de daartoe aangewezen documentstandaard de minuut van deze elektronische notariële akte.
3 In afwijking van artikel 12, eerste en tweede lid, bewaart de notaris minuten van elektronische notariële akten die tot zijn protocol behoren, elektronische volmachten bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en overige elektronische bijlagen bij de KNB. De KNB heeft geen inzage in de in de eerste volzin bedoelde minuten van elektronische notariële akten, elektronische volmachten en overige elektronische bijlagen.
4 In afwijking van artikel 12, derde lid, worden bij verordening nadere regels gesteld ten aanzien van het bij de KNB bewaren van minuten van elektronische notariële akten, elektronische volmachten, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en overige elektronische bijlagen, alsmede regels met betrekking tot de wijze waarop de toegang van de notaris tot zijn protocol is gewaarborgd.
Artikel 114
Artikel 114
Een bezitter draagt zijn bezit over door de verkrijger in staat te stellen die macht uit te oefenen, die hij zelf over het goed kon uitoefenen.
Artikel 289
Artikel 289
1 Het vonnis waarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt uitgesproken, kan tevens de vaststelling inhouden van de dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden gehouden.
2 Indien de dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden gehouden niet in het vonnis, bedoeld in het eerste lid, zijn vastgesteld, kunnen deze op een later tijdstip door de rechter-commissaris worden vastgesteld, ambtshalve, of op verzoek van de schuldenaar of van de bewindvoerder.
3 Indien de rechtbank of de rechter-commissaris de verificatievergadering bepaalt, wordt daarbij tevens de dag vastgesteld waarop uiterlijk de schuldvorderingen bij de bewindvoerder moeten worden ingediend.
4 Tussen de in het derde lid bedoelde dag en de dag van de verificatievergadering moeten ten minste veertien dagen verlopen.
5 De verificatievergadering zal niet eerder worden gehouden dan twee maanden na de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Artikel 17
Artikel 17
Bij de registratie van een akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden door de inspecteur:
a. de in de akte aangebrachte renvooien gewaarmerkt;
b. genummerd en gewaarmerkt:
1°. de bladen van uit meer bladen bestaande akten;
2°. de annexen.
Artikel 53j
Artikel 53j
1 Artikel 43, derde lid, tweede volzin en vierde lid, derde volzin en artikel 45, eerste lid zijn niet van toepassing op de elektronische notariële akte.
2 Ten aanzien van artikel 43, vierde lid, vijfde volzin, geldt dat met het aanbrengen van het uur en de minuut van die ondertekening wordt gelezen het aanbrengen van het gekwalificeerde elektronische tijdstempel als bedoeld in artikel 53h, tweede lid.
3 Artikel 45, tweede lid, is van toepassing, met dien verstande dat ten aanzien van de tweede volzin de notaris niet een aantekening op de oorspronkelijke akte stelt, maar een aantekening aan de oorspronkelijke akte koppelt onder vermelding van datum en repertoriumnummer van dit proces-verbaal.
4 Artikel 52, tweede en derde lid, is niet van toepassing op de elektronische handtekening, bedoeld in artikel 53e, eerste lid.
Artikel 115
Artikel 115
Voor de overdracht van het bezit is een tweezijdige verklaring zonder feitelijke handeling voldoende:
a. wanneer de vervreemder de zaak bezit en hij haar krachtens een bij de levering gemaakt beding voortaan voor de verkrijger houdt;
b. wanneer de verkrijger houder van de zaak voor de vervreemder was;
c. wanneer een derde voor de vervreemder de zaak hield, en haar na de overdracht voor de ontvanger houdt. In dit geval gaat het bezit niet over voordat de derde de overdracht heeft erkend, dan wel de vervreemder of de verkrijger de overdracht aan hem heeft medegedeeld.
Artikel 290
Artikel 290
1 De rechter die de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitspreekt, kan in deze uitspraak tevens voorzieningen treffen die hij ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers nodig oordeelt.
2 De rechter-commissaris kan dit ook terwijl de schuldsaneringsregeling van toepassing is op verzoek van de bewindvoerder of van één of meer schuldeisers dan wel ambtshalve.
Artikel 18
Artikel 18
1 De inspecteur stelt ten blijke van de registratie van een akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet op het eerste blad van de akte of, indien meer exemplaren van de akte tegelijk ter registratie zijn aangeboden, op de eerste bladen van alle exemplaren een door hem ondertekende verklaring van registratie.
2 In de verklaring worden vermeld:
a. de plaats en dagtekening van de registratie;
b. het nummer van het registerdeel waarin, alsmede het volgnummer waaronder de registratie heeft plaatsgehad;
c. het aantal exemplaren van de akte dat tegelijk ter registratie is aangeboden, indien dat aantal meer dan een bedraagt;
d. het aantal renvooien en het aantal annexen;
e. de omstandigheid, bedoeld in artikel 15.
3 De dagtekening van de registratie wordt – met uitzondering van de eeuw – in letters gesteld.
4 Voor zover voor het stellen van de verklaring op de akte geen voldoende open ruimte is, wordt zij gesteld op een aan de akte te hechten vel papier.
Artikel 53k
Artikel 53k
Onverminderd artikel 55, eerste lid, worden de vergoedingen voor de oprichting van een besloten vennootschap langs elektronische weg als bedoeld in artikel 175a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van artikel 13 quinquies van richtlijn 2017/1132/EU, op niet discriminerende wijze toegepast.
Artikel 116
Artikel 116
Hij die onder een algemene titel een ander opvolgt, volgt daarmede die ander op in diens bezit en houderschap, met alle hoedanigheden en gebreken daarvan.
Artikel 291
Artikel 291
1 De rechter kan in de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling één of meer deskundigen benoemen ten einde binnen een door hem te bepalen termijn, die zo nodig kan worden verlengd, een onderzoek naar de staat van de boedel in te stellen en een beredeneerd verslag van hun bevindingen uit te brengen. Het tweede lid van artikel 290 vindt overeenkomstige toepassing.
2 Het verslag bevat een met redenen omkleed oordeel over de betrouwbaarheid van de door de schuldenaar overgelegde staat en bescheiden.
Artikel 117
Artikel 117
1 Een bezitter van een goed verliest het bezit, wanneer hij het goed kennelijk prijsgeeft, of wanneer een ander het bezit van het goed verkrijgt.
2 Zolang niet een der in het vorige lid genoemde gronden van bezitsverlies zich heeft voorgedaan, duurt een aangevangen bezit voort.
Artikel 292
Artikel 292
1 Tegen de uitspraak tot toewijzing van het verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling, bedoeld in artikel 287a, eerste lid, kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen.
2 Tegen de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden verzet, hoger beroep of cassatie worden ingesteld, onverminderd overeenkomstige toepassing van artikel 215a.
3 Tegen de uitspraak tot afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen. Wanneer het verzoek tevens een verzoek inhield als bedoeld in het eerste lid, wordt dit verzoek eveneens aan het gerechtshof voorgelegd.
4 Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoek. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoek ter zitting.
5 Van het arrest, waarbij het verzoek van de schuldenaar bedoeld in de eerste zin van het derde lid, en indien van toepassing tevens het verzoek bedoeld in de tweede zin van het derde lid, door het gerechtshof is afgewezen, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen.
6 Van het arrest, waarbij het verzoek van de schuldeisers bedoeld in het eerste lid, door het gerechtshof is afgewezen, kunnen deze schuldeisers gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen.
7 Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad.
8 Indien het verzoek van de schuldenaar in hoger beroep of cassatie wordt verworpen, kan de schuldenaar niet ambtshalve in staat van faillissement worden verklaard.
9 Wordt de toepassing van de schuldsaneringsregeling pas in hoger beroep of cassatie uitgesproken, dan geeft de griffier van het rechtscollege daarvan onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank, waarbij de schuldenaar zijn verzoek heeft ingediend. De rechtbank gaat terstond na die kennisgeving over tot benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
Slotformulier en ondertekening
Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,M.J. van Rijn
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,F. Teeven
Artikel 118
Artikel 118
1 Een bezitter is te goeder trouw, wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen.
2 Is een bezitter eenmaal te goeder trouw, dan wordt hij geacht dit te blijven.
3 Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn; het ontbreken van goede trouw moet worden bewezen.
Artikel 293
Artikel 293
1 De griffier van de rechtbank doet van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, van de naam, de woonplaats en het beroep van de schuldenaar, van de naam van de rechter-commissaris, van de naam en de woonplaats of het kantoor van de bewindvoerder alsmede van de dagen, uur en plaats bedoeld in artikel 289, onverwijld aankondiging in de Staatscourant.
2 De griffier van de rechtbank geeft van de toepassing van de schuldsaneringsregeling onverwijld kennis aan het postvervoerbedrijf of de postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in de Postwet 2009. In de kennisgeving wordt melding gemaakt van de in artikel 287, vijfde lid, bedoelde last.
Bijlage A bij artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015
Bijlage A bij artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015
Informatieprotocol Beleidsinformatie Veilig Thuis
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Per 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in werking getreden. Hierin wordt omschreven dat het college zorgdraagt voor het inrichten van een Veilig Thuis-organisatie. Hiernaast verstrekt Veilig Thuis kosteloos gegevens ten behoeve van beleidsinformatie aan gemeenten, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) (artikel 4.2.12, lid 1, Wmo 2015).
De Veilig Thuis-organisaties zijn in transformatie. Veilig Thuis-organisaties ontwikkelen zich tot organisaties die vanuit het perspectief van de veiligheid van betrokkenen, in overleg met de andere partijen in de keten, de voor de veiligheid benodigde interventies bepalen.
Deze transformatie is volop in ontwikkeling. Voor een deel is deze transformatie concreet geworden in het kwaliteitskader ‘Zicht op veiligheid’ dat het Landelijk Netwerk Veilig Thuis1 vaststelde in juli 2016. In het Handelingsprotocol 2.0, ingaande per 2019, staat de ontwikkeling en werkwijze van de Veilig Thuis-organisaties beschreven.
De beleidsinformatie is bedoeld voor gemeenten en de betrokken departementen als ondersteuning voor de beleidsontwikkeling voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De in dit protocol vastgelegde beleidsinformatie biedt een basis voor gemeenten voor hun informatiebehoefte van Veilig Thuis. Gemeenten zullen naast deze basisinformatie ook aanvullende informatievragen aan hun Veilig Thuis-organisatie willen stellen.
De beleidsinformatie Veilig Thuis betreft informatie over het aantal adviezen dat Veilig Thuis heeft gegeven, evenals het aantal casussen waarover Veilig Thuis een of meerdere meldingen heeft gekregen en daarin ondernomen activiteiten. Daarnaast wordt een aantal kenmerken van deze adviezen en casussen in beeld gebracht. Een deel van de gegevens, namelijk die over adviezen, betreft anonieme, niet aan een persoon gerelateerde gegevens.
Bij de casussen gaat het om het verstrekken van persoonsgegevens, namelijk het burgerservicenummer (BSN), de geboortedatum en het geslacht van de persoon of personen waarover een melding is gedaan en van de persoon of personen waarop de Veilig Thuis-activiteiten betrekking had, in het Handelingsprotocol 2.0 de zogenoemde directbetrokkenen.
In artikel 4.3.1, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is bepaald dat de structurele verstrekking van gegevens voor de beleidsinformatie door Veilig Thuis plaatsvindt op elektronische wijze aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In artikel 4.3.1 lid 2 is bepaald dat de departementen en de colleges geen informatie opvragen die al aan het CBS structureel is geleverd.
In artikel 4.3.2. van datzelfde Uitvoeringsbesluit is omschreven om welke gegevens het gaat. In artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 is bepaald op welke wijze deze gegevens aan het CBS moeten worden geleverd en verwijzend naar het in de bijlage opgenomen informatieprotocol. Onderhavig informatieprotocol Veilig Thuis is de bijlage horend bij dit artikel.
Elke Veilig Thuis-organisatie levert elk halfjaar aan het CBS de gegevens zoals beschreven in dit Informatieprotocol. Het CBS verwerkt deze gegevens tot statistieken en rapportages en publiceert deze zodat iedereen daar gebruik van kan maken. Microdata (informatie op persoonsniveau) komen nooit in de openbaarheid. De inhoud van alle statistieken en rapportages die gepubliceerd worden, is niet herleidbaar tot een individu. Onderzoek op dit soort data is wel mogelijk via de zogenaamde remote access voorziening van het CBS, voor organisaties die daarvoor door het CBS geautoriseerd zijn. Ook dan geldt echter dat de gegevens die worden gepubliceerd naar aanleiding van dit onderzoek nog steeds niet tot een persoon te herleiden mogen zijn.
Het informatieprotocol wordt beheerd door het ministerie van VWS. In praktijk vindt het beheer plaats in afstemming met:
• Het ministerie van Justitie en Veiligheid.
• Het Netwerk Veilig Thuis, het samenwerkingsverband van Veilig Thuis-organisaties.
• De Vereniging Nederlandse Gemeenten namens alle gemeenten.
• Het CBS.
• Experts uit het veld.
Er wordt door het ministerie van VWS een adviescommissie samengesteld ten behoeve van het beheer van het informatieprotocol en de (duiding) van de beleidsinformatie van Veilig Thuis.
1.2 Doel en beheer
Dit informatieprotocol beschrijft zo gedetailleerd mogelijk:
• Welke gegevens Veilig Thuis aan het CBS moet leveren.
• Welke definities Veilig Thuis hierbij hanteert.
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van alle gegevens die aangeleverd moeten worden. Tussen haakjes is aangegeven in welke paragraaf van het informatieprotocol de gegevens nader worden omschreven.
Toegevoegd zijn voor de leesbaarheid van de eindgebruiker twee bijlagen welke hun oorsprong vinden in het Handelingsprotocol 2.0; definities Huiselijk geweld en kindermishandeling zoals die door Veilig Thuis worden gehanteerd en instructie anonimiseren.
Beleidsinformatie Veilig Thuis |
||
Adviezen |
Meldingen |
Onderzoeken |
• Aanleiding om contact op te nemen met Veilig Thuis (2.2) • De aard van het geweld en/of mishandeling. (2.3) • De hoedanigheid van degene die advies heeft gevraagd (2.4) |
• Aanleiding om een melding te doen bij Veilig Thuis (3.2) • Aard van het geweld en/of de mishandeling (3.3) • De hoedanigheid van degene die de melding heeft gedaan (3.4) • Datum van de melding (3.5) • Datum van het triagebesluit (3.6) • Vervolg op melding/ triagebesluit (3.7) • Onderzoeksnummer (3.8) • De aard van de derde partij aan wie (direct) is overgedragen/doorverwezen (3.9) • Gegevens over de personen waarop de melding betrekking heeft. (3. 10) |
• Datum start onderzoek (4.1) • Datum afronding onderzoek (4.2) • Uitkomst van het onderzoek (4.3) • Aard van het geweld en/of de mishandeling (4.4) • Vervolg naar aanleiding van het onderzoek (4.5) • Gegevens over de personen waarop het onderzoek betrekking heeft. (4.6) |
Ook is in het informatieprotocol opgenomen (hoofdstuk 5) welke contactgegevens de Veilig Thuis-organisaties over zichzelf aan het CBS moeten leveren. Deze gegevens heeft het CBS nodig om bij de Veilig Thuis-organisaties de halfjaarlijkse gegevensuitvraag voor de beleidsinformatie Veilig Thuis te kunnen doen.
1.3 Opbouw informatieprotocol
Het informatieprotocol bestaat uit twee delen:
• Deel 1 bevat de te hanteren definities en keuzemogelijkheden voor de gegevens zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
• Deel 2 bevat de beschrijving van het aanleverproces dat het CBS hanteert en dat de Veilig Thuis-organisaties moeten volgen voor het aanleveren van de gegevens en de technische eisen die hier voor gelden.
Deel 1 Gegevensdefinities
Toelichting:
In dit deel zijn alle definities nader uitgewerkt van de begrippen waarover Veilig Thuis gegevens dient aan te leveren. Waar van toepassing is aangegeven welke keuzeopties Veilig Thuis dient te hanteren, bijvoorbeeld bij de aard van het geweld of de mishandeling, inclusief de codes die het CBS voor deze opties hanteert. Deze codes zijn ook terug te vinden in de Bestandsdefinitie Veilig Thuis van het CBS, waarin de specificaties van de aan te leveren bestanden voor de beleidsinformatie Veilig Thuis beschreven zijn.
In feite worden er drie sets met gegevens aan het CBS geleverd, samengevoegd in één bestand:
• Een set met gegevens over de adviezen die Veilig Thuis heeft gegeven;
• Een set met gegevens over de meldingen (triages) die Veilig Thuis heeft afgehandeld;
• Een set met gegevens over de onderzoeken die Veilig Thuis heeft afgehandeld.
De drie sets met gegevens worden ieder in een apart hoofdstuk uitgewerkt. Een aantal begrippen komt in meerdere sets voor. Voor de leesbaarheid is er voor gekozen om deze begrippen te herhalen. Per set gegevens zijn de begrippen dan compleet, zodat de lezer niet hoeft te bladeren. De uitwerking van de begrippen verschilt echter niet.
Deel 1 sluit af met hoofdstuk 5 waarin de contactgegevens staan weergegeven die het CBS nodig heeft over de Veilig Thuis-organisaties zelf.
2 Gegevens over adviezen
Om in beeld te hebben hoe vaak Veilig Thuis een advies geeft in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling, worden gegevens uitgevraagd over de adviezen die Veilig Thuis heeft gegeven. Per advies wordt aangegeven wat de aanleiding was om contact op te nemen met Veilig Thuis (vorm van huiselijk geweld en/of kindermishandeling), de aard van het geweld (een inschatting) en wat de hoedanigheid is van degene die met Veilig Thuis contact heeft opgenomen (adviesvrager). Geen van deze gegevens zijn persoonsgegevens.
2.1 Definitie van advies
Artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college zorg draagt voor de organisatie van een Veilig Thuis-organisatie. Eén van de taken van Veilig Thuis is het geven van advies en zo nodig bieden van ondersteuning aan ieder die in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling om dit advies vraagt (artikel 4.1.1, derde lid).
Toelichting:
In bijlage 1 van het VNG-Model Handelingsprotocol Veilig Thuis is de definitie van advies als volgt uitgewerkt:
Een advies is een op de behoefte van de adviesvrager afgestemde set van aanwijzingen, raadgevingen en tips met als doel de adviesvrager in staat te stellen zelf verder te kunnen handelen in situaties van huiselijk geweld of kindermishandeling of bij een vermoeden daarvan.
Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elk gegeven advies een voor de betreffende Veilig Thuis-organisatie uniek identificatienummer.
Het VNG-model handelingsprotocol voorziet niet in meerdere contactmomenten met iemand die advies vraagt.
Een afgesloten advies met meerdere contactmomenten wordt gedefinieerd als afgesloten als het laatste contactmoment over de onderhavige casus met de adviesvrager is geweest. Het laatste contactmoment wordt door Veilig Thuis in overleg met de adviesvrager bepaald.
Aan het CBS worden uitsluitend gegevens over afgesloten adviezen geleverd.
2.2 Aanleiding om advies te vragen bij Veilig Thuis
Als aanleiding om contact op te nemen met Veilig Thuis wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:
• (ex)Partnergeweld
• Eergerelateerd geweld
• Ouderenmishandeling en ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)
• Geweld tegen ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen
• Huwelijksdwang en achterlating
• Kindermishandeling, kindcheck
• Kindermishandeling, vechtscheiding
• Kindermishandeling, anders
• Huiselijk geweld, anders
• Andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling
Toelichting:
In feite betreft het hier verschillende vormen en aanleidingen (kindcheck) van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn meerdere opties tegelijk per advies mogelijk. Een uitgebreide toelichting op de eerste zeven bovenstaande keuzemogelijkheden is opgenomen in hoofdstuk 8 van dit protocol. Zie ook paragraaf 3.2.
Veilig Thuis wordt ook vaak om advies gevraagd voor andere veiligheidsproblematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling, bijvoorbeeld een school die belt met zorgen over een suïcidale leerling. Deze adviezen kunnen worden opgenomen onder de categorie: andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling.
2.3 Aard van het geweld
Als aard van het geweld wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:
• Lichamelijke mishandeling
• Lichamelijke verwaarlozing
• Psychisch geweld
• Affectieve verwaarlozing
• Pedagogische verwaarlozing
• Seksueel misbruik
• Financiële uitbuiting
• Getuige van geweld in gezin
• Münchhausen-by-proxy
• Vrouwelijke genitale verminking
• Anders onveilig
• Anders (niet onveilig)
Toelichting:
De aard van het geweld en/of de mishandeling is een verbijzondering van de vorm van het huiselijke geweld of de kindermishandeling (zie 2.2.). Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.
Er zijn meerdere opties tegelijk per advies mogelijk. Zie ook paragraaf 3.3 en 4.4
2.4 Hoedanigheid van de adviesvrager
Bij de hoedanigheid van adviesvrager wordt een keuze gemaakt uit één van de volgende opties:
Beroepsmatig, werkzaam bij:
• Gezondheidszorg Huisarts
• Gezondheidszorg Kinderarts
• Gezondheidszorg Geriater
• Gezondheidszorg GGZ
• Gezondheidszorg Anders:
• Onderwijs: Basisonderwijs
• Onderwijs: Voortgezet onderwijs
• Onderwijs: anders
• Maatschappelijke ondersteuning/lokaal veld/ wijkteams (welzijn en Jeugd):
• Jeugdzorg Gecertificeerde instelling
• Jeugdzorg anders
• Kinderopvang
• Politie
• Justitie
• Beroepsmatig: anders
Niet-beroepsmatig:
• Direct betrokkene, jeugdige
• Direct betrokkene, volwassene
• Familielid van direct betrokkene
• Persoon behorend tot het sociale netwerk
• Buurtbewoner
• Vrijwilliger
• Niet-beroepsmatig anders
Toelichting:
Er is steeds maar één optie per advies mogelijk. Zie ook paragraaf 3.4
3 Gegevens over meldingen/Triagebesluiten
Om in beeld te krijgen hoeveel meldingen er over huiselijk geweld of kindermishandeling, of een vermoeden daarvan, zijn gedaan bij Veilig Thuis worden gegevens uitgevraagd over de meldingen (triagebesluiten) die Veilig Thuis heeft behandeld. Per melding (triage) wordt aangegeven wat de aanleiding was om contact op te nemen met Veilig Thuis, wat de aard van het geweld en/of de mishandeling is, wat de hoedanigheid is van degene die contact heeft opgenomen met Veilig Thuis, de datum van de melding en de datum van het (triage)besluit. Tot slot wordt aangegeven op welke personen de melding betrekking had. Van deze personen worden BSN, geboortedatum en geslacht uitgevraagd.
3.1 Melding/Triage
Artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college zorg draagt voor de organisatie van een Veilig Thuis-organisatie. Eén van de taken van Veilig Thuis is fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling (artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel a).
Uit artikel 4.1.7 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 blijkt de termijn waarbinnen een zogenaamd triagebesluit moet worden genomen.
In bijlage 1 van het VNG-Model Handelingsprotocol Veilig Thuis is de melding als volgt uitgewerkt:
Het kenbaar maken aan Veilig Thuis van een situatie of vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling met vermelding van de persoonsgegevens van de direct betrokkene(n).
De Veilig Thuis-organisaties sluiten pas een melding af als de hele casus al of niet na onderzoek geheel kan worden afgesloten. Om verwarring te voorkomen wordt in het informatieprotocol structureel gesproken over triage/melding, in de zin dat er binnen de op grond van de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgestelde termijn een beslissing is genomen over al of niet starten van een onderzoek naar kindermishandeling en/of huiselijk geweld.
Aan het CBS worden uitsluitend afgesloten triages doorgeleverd, ook als niet alle onderliggende of bijbehorende informatie meegeleverd kan worden.
Bij de in de verslagperiode afgesloten triages geldt dat deze geleverd moeten worden op het moment dat alle handelingen die direct betrekking hebben op de triage zelf zijn afgerond en geadministreerd, met uitsluiting van monitoring.
Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elke melding/triagebesluit een voor de betreffende Veilig Thuis-organisatie uniek identificatienummer.
3.1.1 Handelwijze zorgmeldingen politie
Veel gemeenten kiezen ervoor om de afhandeling van zorgmeldingen van de politie (zowel jeugd als huiselijk geweld) door Veilig Thuis te laten uitvoeren. Veilig Thuis wordt daarmee het loket voor alle zorgmeldingen van de politie.
Deze meldingen moeten beschouwd worden als een daadwerkelijke melding bij Veilig Thuis en Veilig Thuis zal daarom een triage uitvoeren. De betreffende Veilig Thuis-organisaties dienen alle afgesloten triagebesluiten te leveren aan het CBS, dus inclusief de zorgmeldingen politie: mutaties politie en corv-meldingen van de politie.
3.1.2 meerdere meldingen over één casus
Elke melding krijgt een eigen triagebesluit en nummer. Elke melding moet binnen vijf dagen getriageerd worden. Meerdere meldingen over één casus moeten worden behandeld als aparte meldingen. Deze meldingen worden gevoegd bij het gekozen vervolg van de lopende casus (zie de opties bij 3.7).
Als er een tweede melding komt over dezelfde casus wordt die behandeld als een aparte melding die een eigen triagebesluit krijgt. Als dit tweede besluit leidt tot een wijziging voor het vervolg van deze casus, dan wordt dit ook genoteerd bij het eerste triagebesluit. Dat wil zeggen: het aanvankelijke triagebesluit wordt niet gewijzigd noch overgeschreven, maar in het dossier wordt opgenomen dat het vervolg is aangepast vanwege een tweede melding.
Een nieuwe melding kan leiden tot een ander triagebesluit over dezelfde casus. Dat betekent dat er meer meldingen en besluiten over één casus kunnen zijn.
Als onderzoek het gekozen vervolg is n.a.v. het eerste triagebesluit en als dit besluit wordt gewijzigd nav het triagebesluit op een tweede melding over dezelfde casus, dan wordt het onderzoek op basis van het eerste triagebesluit afgesloten.
Als het gekozen vervolg na een triagebesluit ongewijzigd blijft nav een tweede melding én er is gekozen voor onderzoek, dan dient het onderzoek te worden afgesloten binnen 5 dagen en tien weken vanaf de datum van de eerste melding.
Bij een tweede of derde melding over dezelfde casus wordt telkens het hoofdnummer van de casus aan het CBS geleverd zodat het CBS de meldingen en het gekozen vervolgtraject aan elkaar kan koppelen. Achtergrond hiervan is dat alle meldingen in beeld komen, maar wel gekoppeld kunnen worden aan het gekozen vervolg van de casus.
Als een casus door Veilig Thuis volledig is afgesloten kunnen er geen nieuwe meldingen meer aan worden toegevoegd.
3.2 Aanleiding om een melding te doen bij Veilig Thuis
Als aanleiding om een melding te doen bij Veilig Thuis wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:
• (ex)Partnergeweld
• Eer-gerelateerd geweld
• Ouderenmishandeling en ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)
• Geweld tegen ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen
• Huwelijksdwang en achterlating
• Kindermishandeling, kindcheck
• Kindermishandeling, vechtscheiding
• Kindermishandeling, anders
• Huiselijk geweld, anders
• Andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling
Toelichting:
In feite betreft het hier verschillende vormen en aanleidingen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn meerdere opties tegelijk per melding mogelijk. Een uitgebreide toelichting op de eerste zeven bovenstaande keuzemogelijkheden is opgenomen in hoofdstuk 8. Zie ook paragraaf 2.2.
3.3 Aard van het geweld en/of de mishandeling
Bij de aard van het geweld en/of de mishandeling wordt gekozen uit de volgende opties:
• Lichamelijke mishandeling
• Lichamelijke verwaarlozing
• Psychisch geweld
• Affectieve verwaarlozing
• Pedagogische verwaarlozing
• Seksueel misbruik
• Financiële uitbuiting
• Getuige van geweld in gezin
• Münchhausen-by-proxy
• Vrouwelijke genitale verminking
• Anders onveilig
• Anders
Toelichting:
De aard van het geweld en/of de mishandeling is een verbijzondering van de vorm van het huiselijke geweld of de kindermishandeling (zie 3.2.). Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.
Er zijn meerdere opties tegelijk mogelijk per melding. Zie ook paragraaf 2.3 en 4.4
3.4 Hoedanigheid van de melder
Bij de hoedanigheid van de melder wordt een keuze gemaakt uit één van de volgende opties:
Beroepsmatig, werkzaam bij:
• Gezondheidszorg Huisarts
• Gezondheidszorg Kinderarts
• Gezondheidszorg Geriater
• Gezondheidszorg GGZ
• Gezondheidszorg Anders:
• Onderwijs: Basisonderwijs
• Onderwijs: Voortgezet onderwijs
• Onderwijs: anders
• Maatschappelijke ondersteuning/lokaal veld/ wijkteams (welzijn en Jeugd):
• Jeugdzorg Gecertificeerde instelling
• Jeugdzorg anders
• Kinderopvang
• Politie
• Justitie
• Beroepsmatig: anders
Niet-beroepsmatig:
• Direct betrokkene, jeugdige
• Direct betrokkene, volwassene
• Familielid van direct betrokkene
• Persoon behorend tot het sociale netwerk
• Buurtbewoner
• Vrijwilliger
• Niet-beroepsmatig anders
Toelichting:
Er is steeds maar één optie per melding mogelijk. Zie ook paragraaf 2.4
3.5 Datum melding
De datum van binnenkomst van de melding (telefonisch of schriftelijk of elektronisch), dus de dag waarop de melding van de situatie of het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling aan Veilig Thuis heeft plaatsgevonden.
(dit wordt weergegeven als jjjjmmdd)
3.6 Datum van het triagebesluit (Vervolg melding)
De datum waarop de Veilig Thuis-organisaties als uitkomst van de triage besloten heeft hoe verder te handelen met betrekking tot de melding.
3.7 Inhoud van het triagebesluit (vervolg melding)
Na triageren zijn er verschillende uitkomsten mogelijk. In het triagebesluit wordt vastgelegd welk vervolg Veilig Thuis zal geven aan de melding. Hiervoor zijn de volgende opties mogelijk:
• Onderzoek Veilig Thuis
• Overdracht aan derden
• Melding omgezet in advies
• Geen vervolg door Veilig Thuis
Aan het CBS worden uitsluitend afgeronde triagebesluiten geleverd.
NB:
• Onder Overdracht aan derden vallen ook:
○ activiteiten van Veilig Thuis zelf in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod (Veilig Thuis is dan de ‘derde’);
○ overdracht aan het cliëntsysteem, dat wil zeggen dat de overdracht niet aan een professional plaatsvindt maar aan het gezinssysteem van het slachtoffer: dus bijv. aan vrouw, man, grootouders, ooms en tantes;
○ overdracht aan derden: er is sprake van huiselijk geweld en/of kindermishandeling maar er wordt geen extra hulp door Veilig Thuis georganiseerd, want er is al voldoende hulp.
• Met Melding omgezet in advies wordt bedoeld: als de meldcode door de professional niet is doorlopen.
• Met Geen vervolg door Veilig Thuis wordt bedoeld: er is geen redelijk vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling om verdere bemoeienis te legitimeren. Bemoeienis wordt direct beëindigd.
Toelichting:
In het VNG-handelingsprotocol is de volgende definitie van het triagebesluit opgenomen.
Binnen de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgestelde termijn moet men na ontvangst van een melding Veilig Thuis op basis van de inhoud van de melding en op basis van een (risico/veiligheids) taxatie tot een (eerste) besluit komen over de noodzakelijke vervolgstappen naar aanleiding van de melding. Ook wordt door Veilig Thuis een besluit genomen over welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de vervolgstappen.
• De melding kan leiden tot het starten van een onderzoek door Veilig Thuis. Op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 artikel 4.1.7, tweede lid, geldt hiervoor een termijn van tien weken startend op het moment van het triagebesluit.
• Veilig Thuis kan besluiten om de melding door te leiden naar derden.
• Ook kan Veilig Thuis besluiten dat de bemoeienis van Veilig Thuis stopt door:
○ De melding om te zetten in een advies omdat de betrokken professional niet alle stappen van de meldcode heeft doorlopen.
○ vast te stellen dat de casus geen bemoeienis van Veilig Thuis legitimeert.
De triage is afgerond als het besluit door Veilig Thuis over de noodzakelijke vervolgstappen genomen is. In het kwaliteitskader Veilig Thuis-zicht op veiligheid2 is geregeld dat Veilig Thuis verantwoordelijk blijft voor het zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem in de casus, totdat het vervolgtraject belegd is bij het cliëntsysteem of een professional. Veilig Thuis moet dus tot het moment van overdracht zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem houden. Dit heeft géén invloed op de datum van het triagebesluit. De triage is afgesloten.
3.8 Onderzoeksnummer
Met het triagebesluit om onderzoek te doen, optie 1 in voorgaande paragraaf, start de wettelijke termijn voor onderzoek (10 weken). De wet stelt dat een triage én onderzoek moet zijn afgerond binnen respectievelijk vijf dagen en 10 weken na de melding.
Om het triagebesluit en het onderzoek goed aan elkaar te kunnen koppelen is het nodig om te weten welke melding/triagebesluit bij welk onderzoek hoort. Hiervoor is het nodig om het onderzoeksnummer bij het triagebesluit te vermelden. Uiteraard moet dit onderzoeksnummer corresponderen met de informatie uit de gegevensset over onderzoeken, waar het betreffende onderzoek nader belicht wordt (zie paragraaf 4.1).
3.9 Directe overdracht aan derden
Het veld heeft gevraagd om in beeld te brengen naar welke partij is doorverwezen.
Hier gelden de volgende keuzeopties:
□ Overdracht aan lokale veld
• Overdracht aan cliëntsysteem
• Overdracht aan de Raad voor de Kinderbescherming
• Overdracht aan politie of Openbaar Ministerie
• Overdracht aan een jeugdhulpaanbieder
• Overdracht aan een Gecertificeerde Instelling
• Overdracht aan vrouwenopvang
• Overdracht aan maatschappelijke opvang
• Overdracht aan Jeugd GGZ
• Overdacht aan volwassenen GGZ
• Overdracht aan thuiszorg
• Overdracht aan verslavingszorg
• Overdracht aan een POH/huisarts
• Overdracht aan ambulante hulp volwassen
• Hulp al aanwezig
• Bovenwettelijke taak (WTH3)
• Anders
Er zijn meerdere opties per triagebesluit mogelijk.
3.10 Gegevens over de personen waarop de melding en triage betrekking heeft
De betrokkenen bij het huiselijk geweld en/of kindermishandeling van de betreffende melding worden geregistreerd.
Dit zijn de vermoedelijke pleger en het vermoedelijke slachtoffer, de minderjarige kinderen van de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer, onafhankelijk of ze op het adres wonen waar het incident heeft plaatsgevonden of elders.
Ook worden de personen uitgevraagd die meer- of minderjarig zijn en die naar het oordeel van de professional in een afhankelijkheidsrelatie staan tot de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer. (Denk bijvoorbeeld aan een volwassen verstandelijk beperkt kind dat in een instelling woont en een bezoekregeling heeft voor het weekend).
Van deze personen worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht opgevraagd in het gegevensbestand. Het betreft hier persoonsgegevens. Er wordt geen onderscheid gemaakt in de registratie tussen vermoedelijke pleger en slachtoffer.
3.10.1 Burgerservicenummer (BSN)
Het unieke persoonsnummer van de betrokken personen zoals die staat of stond ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).
Toelichting:
Indien er geen BSN bekend is, dan wordt in plaats van het BSN de code 000000000 genoteerd. Bij ongeboren kinderen wordt 999999999 genoteerd.
Per melding kunnen meerdere BSN’s worden genoteerd. Een melding kan namelijk betrekking hebben op meerdere personen tegelijk.
Zie ook paragraaf 4.6.1.
3.10.2 Geboortedatum
De geboortedatum van de betrokken personen wordt weergegeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Bij sommige personen is de exacte geboortedatum niet bekend. In die gevallen dient zoveel mogelijk informatie geleverd te worden. Dus als het geboortejaar en de geboortemaand wel bekend zijn, maar de geboortedag niet, dan dienen geboortejaar en maand geleverd te worden. Hetzelfde geldt als alleen het geboortejaar bekend is. Bij ongeboren kinderen wordt 99999999 genoteerd.
Zie ook paragraaf 4.6.2.
3.10.3. Geslacht
Het betreft hier het geslacht van de personen betrokken bij de melding. De volgende keuzeopties gelden:
• Vrouw
• Man
• Onbekend
Zie ook paragraaf 4.6.3.
4 Gegevens over onderzoeken
Om zicht te hebben op het aantal onderzoeken dat Veilig Thuis uitvoert en op de uitkomst en het vervolg hiervan, wordt een aantal gegevens over de uitgevoerde onderzoeken uitgevraagd. Het betreft de start- en einddatum van de onderzoeken, de uitkomst ervan en indien van toepassing de aard van het geweld of de mishandeling en het vervolg voor de betrokkene(n). Ook wordt uitgevraagd over welke personen het onderzoek gaat. Daartoe worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht van deze personen opgenomen in het gegevensbestand.
Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elk onderzoek een voor het betreffende Veilig Thuis uniek identificatienummer. Om het onderzoek en het triagebesluit goed aan elkaar te kunnen koppelen is het nodig om te weten welk onderzoek bij welke melding/triagebesluit hoort. Hiervoor is het nodig om het onderzoeksnummer zowel bij de melding/ triagebesluit als bij het onderzoek te vermelden (zie paragraaf 3.8).
4.1 Datum start onderzoek
Het gaat hier om de daadwerkelijke startdatum, niet om de formele startdatum. De formele startdatum is gelijk aan de datum van het triagebesluit. In de praktijk van de Veilig Thuis-organisaties kost het tijd voordat een zaak waarover het triagebesluit: onderzoek is genomen, is doorgezet naar een medewerker van Veilig Thuis.
Artikel 4.1.1 eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college zorg draagt voor de organisatie van een Veilig Thuis-organisatie. Eén van de taken van Veilig Thuis is het naar aanleiding van een melding onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling (artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel b).
De wet stelt dat een triage én onderzoek moeten zijn afgerond binnen respectievelijk vijf dagen en 10 weken na de melding. De termijn voor onderzoek start zodra het triagebesluit tot onderzoek is genomen.
4.2 Datum afronding onderzoek
De dag waarop Veilig Thuis het onderzoek heeft afgerond is dezelfde als de waarop Veilig Thuis zich een oordeel heeft gevormd naar aanleiding van het onderzoek over:
• Of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
• Welke (onderliggende) problemen er zijn die (ook) moeten worden opgelost om tot duurzame veiligheid en herstel te komen.
• Welke stappen of maatregelen genomen kunnen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.
• Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).
• En besloten heeft welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen die nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen.
De datum wordt weergegeven als JJJJMMDD.
NB: De casus hoeft niet al te zijn overgedragen aan derden. Tot de overdracht blijft Veilig Thuis verantwoordelijk voor het zicht op de veiligheid, maar het onderzoek is afgerond.
Toelichting:
Het doel van onderzoek is te beoordelen:
• Of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
• Welke (onderliggende) problemen er zijn die (ook) moeten worden opgelost om tot duurzame veiligheid en herstel te komen.
• Welke stappen of maatregelen genomen kunnen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.
• Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).
Uiterlijk binnen 5 dagen en 10 weken na ontvangst van de melding moet Veilig Thuis besluiten, op basis van de bovenstaande beoordeling, welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen die nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen.
De datum waarop deze besluiten zijn genomen, geldt als de datum van de afronding van het onderzoek (= datum onderzoeksbesluit in de ict-systemen).
In het kwaliteitskader Veilig Thuis – zicht op veiligheid4 is geregeld dat Veilig Thuis verantwoordelijk blijft voor het zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem in de casus, totdat het vervolgtraject is belegd bij het cliëntsysteem of een professional. Dat betekent niet per sé dat het hulptraject ook feitelijk is gestart. Het onderzoek is echter afgesloten.
4.3 Uitkomst onderzoek
Voor de uitkomst van het onderzoek of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling gelden de volgende keuzeopties.
• Geen huiselijk geweld
• Huiselijk geweld niet bevestigd
• Huiselijk geweld bevestigd
• Geen kindermishandeling
• Kindermishandeling niet bevestigd
• Kindermishandeling bevestigd
• Onderzoek (voortijdig) afgesloten: betrokkene(n) vertrokken met onbekende bestemming
• Onderzoek /vervolgtraject voortijdig afgesloten, overdracht in verband met verhuizing naar andere regio
• Onderzoek (voortijdig) afgesloten: betrokkene(n) overleden
Toelichting:
Bij de eerste en vijfde keuze-optie geldt dat er vermoedens zijn van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, maar dat deze vermoedens niet voldoende onderbouwd kunnen worden.
Eén van de doelen van het onderzoek is de vaststelling of er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling. Dit wordt weergegeven door de bovenstaande opties als uitkomst van het onderzoek. Soms heeft het onderzoek betrekking op huiselijk geweld en kindermishandeling, dan worden meerdere opties ingevuld.
Het kan zijn dat het onderzoek wordt afgesloten zonder dat het is afgerond. Hiervoor zijn de laatste twee opties.
Er zijn meerdere opties tegelijk mogelijk per onderzoek.
4.4 Aard van het geweld en/of de mishandeling
Bij de aard van het geweld en/of de mishandeling wordt gekozen uit de volgende opties:
• Lichamelijke mishandeling
• Lichamelijke verwaarlozing
• Psychisch geweld
• Affectieve verwaarlozing
• Pedagogische verwaarlozing
• Seksueel misbruik
• Financiële uitbuiting
• Getuige van geweld in gezin
• Münchhausen-by-proxy
• Vrouwelijke genitale verminking
• Anders onveilig
• Anders niet onveilig
Toelichting:
Het gaat in dit geval om de aard van het geweld en/of de mishandeling zoals in het onderzoek is vastgesteld. Dit houdt in dat als het onderzoek uitwijst dat er geen sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, of dat het onderzoek het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling niet bevestigd, er ook geen aard van dit geweld of de mishandeling is opgenomen.
Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.
Er zijn meerdere opties tegelijk per onderzoek mogelijk. Zie ook paragraaf 3.3.
4.5 Vervolg na het onderzoek
Naast vaststelling of er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt in het onderzoek ook vastgesteld:
• Welke stappen of maatregelen genomen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.
• Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).
Er kan gekozen worden uit de volgende keuzeopties:
• Overdracht aan lokale veld
• Overdracht aan cliëntsysteem
• Overdracht aan de Raad voor de Kinderbescherming
• Overdracht aan politie of Openbaar Ministerie
• Overdracht aan een jeugdhulpaanbieder
• Overdracht aan een Gecertificeerde Instelling
• Overdracht aan vrouwenopvang
• Overdracht aan maatschappelijke opvang
• Overdracht aan Jeugd GGZ
• Overdacht aan volwassenen GGZ
• Overdracht aan thuiszorg
• Overdracht aan verslavingszorg
• Overdracht aan een POH/huisarts
• Overdracht aan ambulante hulp volwassen
• Hulp al aanwezig
• Bovenwettelijke taak (WTH)5
• Anders
Toelichting:
Het betreft het vervolg voor alle betrokkenen. Het kan zijn dat betrokkene(n) al hulp kregen van één van bovenstaande instanties ten tijde van de melding en/of de uitvoering van het onderzoek. Ook in deze gevallen wordt het besluit voor het vervolg geregistreerd (keuzeoptie: Hulp al aanwezig).
Zie ook paragraaf 3.9.
NB: Meerdere opties zijn mogelijk. Alle vervolgen als gevolg van het onderzoek naar de casus, moeten worden aangevinkt (dus het vervolg voor alle betrokkenen bij de casus).
4.6 Gegevens over de personen waarop het onderzoek betrekking heeft
De betrokkenen bij het huiselijk geweld en/of kindermishandeling van het betreffende onderzoek worden geregistreerd.
Dit zijn de vermoedelijke pleger en het vermoedelijke slachtoffer, de minderjarige kinderen van de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer onafhankelijk of ze op het adres wonen waar het incident heeft plaatsgevonden of elders.
Ook worden de personen meegenomen die meer- of minderjarig zijn en die naar het oordeel van de professional in een afhankelijkheidsrelatie staan tot de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer (denk bijvoorbeeld aan een volwassen verstandelijk beperkt kind dat in een instelling woont en een bezoekregeling heeft voor het weekend).
Van deze personen worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht opgevraagd in het gegevensbestand. Het betreft hier persoonsgegevens.
Er wordt geen onderscheid gemaakt in de registratie tussen vermoedelijke pleger en slachtoffer.
4.6.1 Burgerservicenummer (BSN)
Het unieke persoonsnummer van de betrokken persoon of personen zoals die staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).
Toelichting:
Indien er geen BSN bekend is, dan wordt in plaats van het BSN de code 000000000 genoteerd.
Bij ongeboren kinderen wordt 999999999 genoteerd.
Per onderzoek kunnen meerdere BSN’s worden vermeld. Een onderzoek kan namelijk betrekking hebben op meerdere personen tegelijk. Zie ook paragraaf 3.10.1.
4.6.2 Geboortedatum
De geboortedatum van de persoon weergegeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Bij sommige personen is de exacte geboortedatum niet bekend. In die gevallen dient zoveel mogelijk informatie geleverd te worden. Dus als het geboortejaar en de geboortemaand wel bekend zijn, maar de geboortedag niet, dan dienen geboortejaar en maand geleverd te worden. Hetzelfde geldt als alleen het geboortejaar bekend is. Bij ongeboren kinderen wordt 99999999 genoteerd. Zie ook paragraaf 4.6.2 en paragraaf 3.10.2.
4.6.3 Geslacht
Het betreft hier het geslacht van de personen betrokken bij de melding. De volgende keuzeopties gelden:
• Vrouw
• Man
• Onbekend
Zie ook paragraaf 3.10.3.
5 Gegevens over Veilig Thuis
Om de Veilig Thuis-organisaties periodiek te kunnen benaderen met het verzoek om gegevens te verstrekken en om eventueel contact op te nemen ter controle, heeft het CBS een aantal gegevens over de Veilig Thuis-organisaties zelf nodig.
De gemeenten dienen de contactgegevens van Veilig Thuis aan het CBS door te geven. Aangezien Veilig Thuis regionaal is georganiseerd, wijst elke regio een gemeente aan die de contactgegevens aan het CBS levert en deze op verzoek van het CBS periodiek controleert.6
Het betreft de volgende gegevens per Veilig Thuis-organisatie:
• Naam van de organisatie (verplicht)
• Straat van het postadres (verplicht, tenzij er een postbus is opgegeven)
• Huisnummer van het postadres, inclusief eventuele huisnummer toevoeging (verplicht tenzij er een postbus is opgegeven)
• Postbusnummer (indien van toepassing; niet verplicht)
• Postcode van het postadres (4 cijfers, 2 letters; verplicht)
• Plaatsnaam waar de organisatie is gevestigd (verplicht)
• Algemeen telefoonnummer (verplicht, tenzij het telefoonnummer van een contactpersoon is opgegeven)
• Algemeen e-mailadres (verplicht, tenzij het e-mailadres van een contactpersoon is opgegeven)
• KvK nummer (verplicht)
• Naam van het concern waartoe de organisatie behoort (indien van toepassing; niet verplicht)
• Naam of nummer van de vestiging (indien van toepassing; niet verplicht)
• Naam van de contactpersoon voor CBS (verplicht)
• Functie van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)
• Telefoonnummer van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)
• E-mailadres van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)
Deel 2 Aanleverproces en technische eisen
6 Wijze waarop de aanlevering van gegevens dient plaats te vinden
6.1 Aanleverproces
Artikel 4.3.1, lid 1 van de het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bepaalt dat de Veilig Thuis-organisaties de structurele verstrekking van gegevens voor de beleidsinformatie op elektronische wijze aanleveren bij het CBS.
Het CBS schrijft alle Veilig Thuis-organisaties aan. Het CBS verzoekt in dit schrijven de gegevens voor de beleidsinformatie Veilig Thuis bij hen aan te leveren. In deze brief staat vermeld om welke gegevens het gaat en wanneer de gegevens uiterlijk bij het CBS aangeleverd moeten zijn. Ook bevat de brief informatie over hoe de Veilig Thuis-organisaties de gegevens aan dienen te leveren. In feite betreft het een nadere uitwerking van de informatie zoals opgenomen in deel 1 en 2 van het onderhavige informatieprotocol.
Er wordt door de Veilig Thuis-organisaties gebruik gemaakt van de beveiligde upload-voorziening die het CBS daarvoor ter beschikking heeft gesteld. Meer informatie hierover is opgenomen in deel 2 van dit informatieprotocol.
Het CBS is, in afstemming met gemeenten, verantwoordelijk voor een actueel landelijk databestand over de Veilig Thuis-organisaties die de gegevens voor beleidsinformatie moeten aanleveren.
6.2 Privacybescherming
De levering en verwerking van gegevens door Veilig Thuis voor de beleidsinformatie Veilig Thuis in het kader van de Wmo 2015, is geregeld in de Wmo 2015 en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Daarin is met het oog op de bescherming van de privacy bepaald welke persoonsgegevens verwerkt mogen worden en met welk doel. Daarnaast regelt de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek op welke wijze het CBS de gegevens mag verwerken en welke voorschriften van toepassing zijn als het gaat om het publiceren van deze gegevens.
De door het CBS gepubliceerde gegevens zijn nooit tot een persoon herleidbaar. De gepubliceerde gegevens zijn ook niet tot organisaties herleidbaar, tenzij de organisaties daar toestemming voor geven.
6.3 Verslagperiodes
De gegevens voor de beleidsinformatie over Veilig Thuis dienen twee keer per jaar bij het CBS aangeleverd te worden. Hiervoor zijn er twee verslagperiodes:
• Het eerste halfjaar met gegevens over januari t/m juni
• Het tweede halfjaar met gegevens over juli t/m december
6.4 Aanlevertermijnen
Het CBS vraagt de Veilig Thuis-organisaties om de gegevens binnen een termijn van drie weken na afloop van de verslagperiode aan te leveren. In iedere brief van het CBS aan de Veilig Thuis-organisaties staat aangegeven op welke datum de gegevens uiterlijk bij het CBS moeten zijn aangeleverd.
Het aanleveren van de gegevens aan het CBS is verplicht op grond van artikel 4.2.12 van de Wmo 2015 en artikel 3 van de Wet op het Centraal bureau voor de Statistiek.
In artikel 4.3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is bepaald dat de structurele gegevens voor de beleidsinformatie door Veilig Thuis elektronisch worden verstrekt aan het CBS. In artikel 4.3.1, tweede lid, is bepaald dat de departementen en de colleges geen informatie opvragen die al aan het CBS structureel is geleverd.
In artikel 4.3.2 van datzelfde Uitvoeringsbesluit is omschreven om welke gegevens het gaat. In artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2017 is bepaald op welke wijze deze gegevens aan het CBS moet worden aangeleverd verwijzend naar het in deze bijlage opgenomen informatieprotocol.
6.5 Correctie en aanvullingen op leveringen
Als de Veilig Thuis-organisaties de geleverde informatie over de voorgaande verslagperiode willen corrigeren of aanvullen, dan kunnen de Veilig Thuis-organisaties deze doorgeven door een nieuwe selectie over de vorige periode aan het CBS aan te leveren. Veilig Thuis kan zelf bepalen of correcties en aanvullende gegevens voldoende belangrijk zijn om aangeleverd te worden. Ook kan het CBS vragen om een correctielevering.
Alle gegevens die betrekking hebben op die voorgaande periode moeten worden aangeleverd, ook de gegevens die niet veranderd zijn. De aanname die het CBS doet is dat de nieuwe levering betere gegevens bevat over de voorgaande periode en dat daarom alle gegevens uit de oude levering overschreven mogen worden. Gegevens die wel in de eerdere levering zaten maar niet in de correctielevering, worden als verwijderd beschouwd.
In principe worden correcties en aanvullingen verwerkt die betrekking hebben op de meest recente (afgelopen) verslagperiode.
7 Technische eisen die gelden voor de gegevenslevering aan CBS
7.1 Gebruik uploadvoorziening
Voor het aanleveren van de gegevens aan het CBS dienen de Veilig Thuis-organisaties gebruik te maken van de beveiligde uploadvoorziening van het CBS.
De uploadvoorziening is te benaderen via Internet:
http://www.cbs.nl/bestandslevering
Hieronder een screenshot van de betreffende website.[Illustratie 258589.png]
Elke Veilig Thuis-organisatie krijgt van het CBS per brief/e-mail inloggegevens die bestaan uit:
• Een zogenaamde enquêtecode
• Een correspondentienummer
• Een controlenummer
Met deze inloggegevens zijn de bestanden eenvoudig en veilig door de Veilig Thuis-organisaties te versturen.
7.2 Bestandsformaten en specificaties
Het CBS verwerkt voor de beleidsinformatie Veilig Thuis uitsluitend bestanden volgens het fixed width ASCII format. Daarnaast gelden er diverse voorwaarden en eisen voor de concrete opbouw van dit fixed width ASCII-bestand. Het CBS heeft al deze specificaties uitgewerkt in de Bestanddefinitie Veilig Thuis. De nieuwste versie van de Bestandsdefinitie Veilig Thuis is gepubliceerd op de website van het CBS: www.cbs.nl/jeugdzorg.
8 Toelichting op de begrippen huiselijk geweld en kindermishandeling en verschillende vormen van geweld in huiselijke kring
Huiselijk geweld
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. De term huiselijk verwijst niet naar de plaats waar het geweld plaatsvindt, maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer, bijvoorbeeld (ex)partner, gezins- en familieleden. Dat geweld kan onder andere fysiek, seksueel en psychisch van aard zijn. Vormen van huiselijk geweld zijn: (ex)partnergeweld, ouderen-mishandeling, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, genitale verminking en mishandeling van ouders door hun kinderen.7
Huiselijk geweld onderscheidt zich van publiek geweld doordat het plaatsvindt binnen intieme relaties, gezins- of familieverhoudingen. Er is sprake van emotionele afhankelijkheid en loyaliteitsbanden.8 Mensenhandel valt hier dus niet onder, maar wordt wel gemeld.
Kindermishandeling
Elke vorm van voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen, ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.9
(ex-) Partnergeweld
Geweld10 tussen partners onderscheidt zich van geweld tegen kinderen in het gezin, omdat partners beiden volwassen zijn en kinderen per definitie kwetsbaarder zijn dan hun ouders.
Partners hebben een wederzijdse zorgverplichting en zijn vaak financieel, economisch en sociaal afhankelijk van elkaar. Bij partnergeweld is vaak sprake van machtsongelijkheid, waarbij de pleger een bepaald overwicht heeft op het slachtoffer. Er kan een patroon ontstaan waardoor het slachtoffer (en het hele gezin) in een isolement kunnen raken.
Profielen van (ex-)partnergeweld:11
1. Intiem terrorisme (‘intimate terrorism’). Eenzijdig ernstig geweld van doorgaans de man. Bijvoorbeeld: dreiging en intimidatie; constant in de gaten houden wat het slachtoffer doet en waar zij is; het ondermijnen van de wil van het slachtoffer door het zelfvertrouwen aan te tasten, door constante verbale aanvallen en door haar te overtuigen dat er geen alternatieven zijn voor de relatie; de mogelijkheden om zich tegen het controlerende gedrag te verzetten worden zoveel mogelijk beperkt door haar de toegang tot allerlei bronnen te ontzeggen en afhankelijk te maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het slachtoffer te weinig geld te geven en niet toe te staan contact te hebben met vrienden of familie.
2. Veel voorkomend partnergeweld (‘common couple violence’).
3. Gewelddadig verzet (‘violent resistance’).
4. Wederzijds geweld en controle (‘mutual violent control’).
Belaging
Het wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer, bijvoorbeeld door die ander voortdurend, hinderlijk te achtervolgen, te bespieden, te bellen en te mailen of persoonlijk te bedreigen.
Belaging kan deel uitmaken van andere vormen van geweld tegen een (ex-)partner.
Eergerelateerd geweld
Eergerelateerd geweld omvat elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld, gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of een vrouw en daarmee van zijn of haar familie, waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken.12
Het begrip ‘eergerelateerd geweld’ is de overkoepelende term voor alle vormen van dwang en psychisch en fysiek geweld om te voorkomen dat een lid van de familie een ‘misstap’ zet die de familie-eer in de gemeenschap kan schaden en alle geweld tegen de (vermeende) ‘eerschender’ om de geschonden eer te herstellen. Bij ‘eer’ kan het gaan om persoonlijke eer (iemand houdt zich aan de basisvoorwaarden van de sociale groep) of om maatschappelijke eer (men is gelijkwaardig en kan elkaar vertrouwen, waardoor men respect, steun en bescherming krijgt). Daarnaast telt in veel bevolkingsgroepen met een groepscultuur ook de familie-eer, die vooral is gekoppeld aan de seksuele eer van vooral vrouwen en meisjes. Mannen en jongens hebben de taak deze eer te beschermen, zo nodig te herstellen, desnoods met geweld. Dit zogenaamde eergerelateerd geweld komt vooral voor in culturen rond de Middellandse Zee (Spanje en Italië kenden ook eermoord), het Midden-Oosten, Zuid- en Centraal-Azië. Ook onder Roma en Hindoestaanse gemeenschappen komt eergeweld voor. Onder orthodox-christelijke en joodse gemeenschappen zien we vergelijkbare mechanismen rond kuisheid, aanzien, groepsdruk en sociale uitsluiting.
Er is een diversiteit aan vormen van eergerelateerd geweld en gradaties van ernst. Denk hierbij aan eermoord, trotsmoord, (gedwongen) zelfmoord, verstoting, seksueel misbruik, genezingsrituelen en bezweringen. Ook huwelijksdwang en achterlating kunnen hieronder vallen, maar zijn niet altijd een gevolg van een eerkwestie, want hebben soms bijvoorbeeld een financiële of verblijfsrechtelijke reden.
Ouderenmishandeling of ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)
Ouderenmishandeling (in huiselijke kring en professionele relatie) is het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die in een terugkerende persoonlijke of professionele relatie met de oudere (iemand van 65 jaar of ouder) staan, waardoor de oudere persoon lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid. (VWS, 2011; H. Comijs, 1996).
In Nederland onderscheiden we als verschijningsvormen van ouderenmishandeling: lichamelijke mishandeling, psychische mishandeling, verwaarlozing, financiële uitbuiting en seksueel misbruik. Soms wordt een zesde vorm genoemd: schending van rechten. Voorbeelden hiervan: schending van het recht op privacy, instemmingsrecht en recht op bewegingsvrijheid. Deze worden beschouwd als een vorm van psychische mishandeling.
Ontspoorde (mantel)zorg: een specifieke vorm van ouderenmishandeling.
Overschrijding van de grens van goede zorg door een mantelzorger, veroorzaakt door overbelasting, onmacht, onkunde of onwetendheid. Verschijningsvormen van ontspoorde mantelzorg: psychisch geweld, fysiek geweld, verwaarlozing, seksueel grensoverschrijdend gedrag en financieel misbruik.
Geweld tegen ouders jonger dan 65, door hun kinderen (voorheen oudermishandeling)
Een breed gedragen definitie ontbreekt nog. Op basis van signalen uit het veld is deze categorie aangepast (voorheen oudermishandeling) naar de mishandeling van ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen.
Werkdefinitie voor oudermishandeling13: ‘Oudermishandeling is niet-incidenteel geweld in het gezin, gepleegd door een jeugdige van 12 tot 23 jaar, gericht op (een van) de ouders/verzorgers.
Het gaat om herhaaldelijk en ernstig geweld dat niet alleen vanuit de puberteit verklaard kan worden. Het geweld kan psychisch, fysiek en seksueel zijn, maar ook financiële uitbuiting betreffen. Uitgezonderd van de definitie zijn (ex-)partnergeweld, geweld tussen broers en zussen en ouderenmishandeling (deze vormen kunnen wel voorkomen naast het geweld tegen de ouders/verzorgers)’.
Voor kinderen die geweld plegen tegen hun ouders jonger dan 65 jaar is geen categorie. Daarom wordt onder deze categorie ook verstaan volwassenen die geweld tegen hun ouders gebruiken.
Huwelijksdwang en achterlating
Huwelijksdwang is een religieus of wettelijk huwelijk waarbij de (voorbereidende) huwelijkshandelingen tegen de vrije wil van minstens een van de huwelijkskandidaten plaatshebben en waarmee onder een bepaalde vorm van dwang is ingestemd.14
Huwelijksdwang is het dwingen van een meisje, jongen, vrouw of man tot een huwelijk. Bij huwelijksdwang hebben een of beide huwelijkspartners weinig of geen zeggenschap over de sluiting van het huwelijk, het huwelijk is tegen hun wil. Een weigering wordt vaak niet geaccepteerd.
Slachtoffers van huwelijksdwang hebben doorgaans niet alleen te maken met een gebrek aan vrije partnerkeuze, maar ook met een dwang om te trouwen, vaak voor een bepaalde leeftijd. Als jongeren vervolgens tegen de wil van hun ouders/familie toch kiezen voor een zelfgekozen partner, raken ze meestal het contact kwijt met de ouders of worden ze verstoten.
Meestal gaat het bij huwelijksdwang om ouders die hun dochter of zoon een huwelijk en/of een bepaalde partner opdringen. Vaak oefent op de achtergrond ook de familie of de etnische gemeenschap druk uit. Die druk kan subtiel tot zeer dwingend zijn.
Huwelijksdwang is een vorm van huiselijk geweld en van eergerelateerd geweld. Blijvend verzet tegen het huwelijk kan aanleiding zijn tot een gedwongen achterlating of eermoord.
Achterlating:
Het tegen de zin achterlaten in het land van herkomst (van de ouders) van jongeren, vooral van meisjes van 12-23 jaar; vaak wordt het paspoort of de verblijfsvergunning van het slachtoffer afgenomen om terugkeer naar het nieuwe thuisland te verhinderen.
Huwelijkse gevangenschap:
Naast het gedwongen worden om te trouwen, kan een persoon ook gedwongen worden om getrouwd te blijven. Een vrouw of man is in dat geval een huwelijk aangegaan en wil dit beëindigen, terwijl daarvoor de medewerking van de echtgenoot nodig is. Als de echtgenoot deze medewerking weigert, is er sprake van huwelijkse gevangenschap. Dit kan voorkomen bij een formeel huwelijk, maar ook bij een informeel, religieus huwelijk. Vaak zijn het vrouwen die door hun man gedwongen worden om gehuwd te blijven. Maar het komt ook voor dat de vrouw haar man dwingt om gehuwd te blijven.15
Kindermishandeling, kindcheck:
Onderdeel van de Wet van 14 maart 2013 tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren (Stb. 2013, 142) is de zogenaamde kindcheck16, die betrekking heeft op professionals die met volwassenen werken. Als de situatie van de cliënt aanleiding geeft om zich zorgen te maken over mogelijk aanwezige kinderen, dan zijn de professionals verplicht om na te gaan of hun cliënt verantwoordelijkheid draagt voor de opvoeding of verzorging van kinderen. Als dat het geval is, dan moeten zij nagaan of de kinderen veilig zijn. Ze dienen daarvoor een aantal stappen te volgen die beschreven staan in de Wet verplichte meldcode. De uitkomst hiervan kan zijn dat de professional contact opneemt met Veilig Thuis.17
Kindermishandeling, vechtscheiding
Gesproken kan worden van een vechtscheiding als een scheiding zeer complex verloopt door slepende meningsverschillen die vaak ook worden uitgevochten via mediators, advocaten en hulpverleners. Niet alleen de twee ouders, ook de familie en vrienden om hen heen, en ook scholen en andere instanties, raken betrokken in de strijd. In de loop van dit proces zijn veel achterdocht en wantrouwen gegroeid wat het steeds moeilijker maakt tot constructieve oplossingen te komen. In deze scheidingen raken kinderen gevangen en beschadigd. Het polariseren van de standpunten en het demoniseren van de andere ouder leidt bij kinderen tot verwarring aangezien kinderen vaak niet in staat zijn tot meervoudige partijdigheid. Het demoniseren van de andere ouder heeft als gevolg dat ouders zichzelf superieur vinden aan de ander. Hierdoor voelen ouders zich in hun recht staan om de opvoeding van het kind op zich te nemen en denken hierbij te handelen in het belang van het kind. Dit leidt echter tot intensere conflicten, minder vergevingsgezindheid en minder samenwerking bij onderhandelingen. Het kind wordt hiermee de inzet van het conflict wat als gevolg kan hebben dat alle betrokken partijen vooral over het kind spreken en niet langer met het kind. De kern van de verwaarlozing is dat niemand meer aan het kind of de kinderen vraagt hoe het met hen gaat, wat ze ervaren en wat ze nodig hebben, terwijl ze hier juist in scheidingssituatie extra behoefte aan hebben. De negatieve gevolgen voor het kind bestaan uit psychosociale problemen, zoals angsten, depressie en agressief gedrag. Er bestaat een sterke relatie tussen de ernst van de conflicten tussen ouders en de ernst van de psychosociale gevolgen.18
Artikel 119
Artikel 119
1 De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn.
2 Ten aanzien van registergoederen wijkt dit vermoeden, wanneer komt vast te staan dat de wederpartij of diens rechtsvoorganger te eniger tijd rechthebbende was en dat de bezitter zich niet kan beroepen op verkrijging nadien onder bijzondere titel waarvoor inschrijving in de registers vereist is.
Artikel 294
Artikel 294
1 Bij elke rechtbank wordt door de griffier een openbaar register gehouden, waarin hij, voor iedere van toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling afzonderlijk, achtereenvolgens, met vermelding van de dagtekening, inschrijft:
a. een uittreksel van de rechterlijke uitspraken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en tot beëindiging daarvan;
b. de beëindiging en de herleving van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in artikel 312;
c. de summiere inhoud en de homologatie van het akkoord;
d. de ontbinding van het akkoord;
e. het bedrag van de uitdelingen;
f. de summiere inhoud van de uitspraak bedoeld in artikel 354 en 354a;
g. de datum waarop de schuldsaneringsregeling ingevolge het bepaalde in artikel 356, tweede lid, is geëindigd;
h. de vereisten vermeld in artikel 24, tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening;
i. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stukken.
2 Omtrent vorm en inhoud van het register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3 De griffier is verplicht aan een ieder kosteloze inzage van het register en tegen betaling een uittreksel daaruit te verstrekken.
4 De griffier geeft de in het eerste lid genoemde gegevens door aan Onze Minister van Justitie of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander orgaan ten behoeve van het in artikel 294a genoemde centrale register.
Bijlage B bij artikel 13a van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015
Bijlage B bij artikel 13a van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015
1. Deze bijlage is uitsluitend van toepassing op de berekening van de in 2024 verschuldigde bijdrage met inachtneming van het lopende kalenderjaar, bedoeld in de artikelen 3.9, tweede en vierde lid, 3.13, eerste lid, onderdeel b, subonderdelen 4 en 5, 3.14, tweede en vierde lid, 3.15, eerste en tweede lid, en 3.16, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
2. Het in artikel 3.2, eerste lid, onder b, aanhef, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, telkens vastgesteld op: € 12.675.
3. De in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, subonderdelen 4 en 5, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 25.092.
4. De in artikel 3.14a, eerste en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde bedragen worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 25.092.
5. Het in artikel 10, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 4.878.
6. Het in artikel 10, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 7.588.
7. De in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen en het in dat onderdeel genoemde percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op respectievelijk: € 1.987, 5,32%, € 3.019,76 en € 5.797,61.
8. De in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen en het in dat onderdeel genoemde percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op respectievelijk: € 1.987, 5,32% en € 5.797,61.
9. De in artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen en het in dat onderdeel genoemde percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op respectievelijk: € 1.987, 5,32%, € 2.690,54 en € 5.797,61.
10. De in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen en het in dat onderdeel genoemde percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op respectievelijk: € 1.483, € 26.820, 13,67% en € 26.820.
11. De in artikel 11, tweede lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedragen en het in dat onderdeel genoemde percentage worden voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op respectievelijk: € 2.833, € 26.820, 13,67% en € 26.820.
12. Het in artikel 13, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 11.778.
13. Het in artikel 13, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 13.873.
14. Het in artikel 13, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 9.392.
15. Het in artikel 13, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 genoemde bedrag wordt voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld op: € 18.986.
Artikel 120
Artikel 120
1 Aan een bezitter te goeder trouw behoren de afgescheiden natuurlijke en de opeisbaar geworden burgerlijke vruchten toe.
2 De rechthebbende op een goed, die dit opeist van een bezitter te goeder trouw of die het van deze heeft terugontvangen, is verplicht de ten behoeve van het goed gemaakte kosten alsmede de schade waarvoor de bezitter op grond van het in titel 3 van Boek 6 bepaalde uit hoofde van zijn bezit jegens derden aansprakelijk mocht zijn, aan deze te vergoeden, voor zover de bezitter niet door de vruchten van het goed en de overige voordelen die hij ter zake heeft genoten, voor het een en ander is schadeloos gesteld. De rechter kan de verschuldigde vergoeding beperken, indien volledige vergoeding zou leiden tot onbillijke bevoordeling van de bezitter jegens de rechthebbende.
3 Zolang een bezitter te goeder trouw de hem verschuldigde vergoeding niet heeft ontvangen, is hij bevoegd de afgifte van het goed op te schorten.
4 Het in dit artikel bepaalde is ook van toepassing op hem die meent en mocht menen dat hij het bezit rechtmatig heeft verkregen, ook al weet hij dat de handelingen die voor de levering van het recht nodig zijn, niet hebben plaatsgevonden.
Artikel 294a
Artikel 294a
1 Door onze Minister van Justitie of, indien ingevolge artikel 294, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, door dat orgaan wordt een centraal register gehouden, waarin de in artikel 294, eerste lid genoemde gegevens worden ingeschreven.
2 Omtrent vorm en inhoud van het register worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3 Een ieder heeft kosteloos inzage in het register en kan tegen betaling een uittreksel daaruit verkrijgen.
Artikel 121
Artikel 121
1 Een bezitter die niet te goeder trouw is, is jegens de rechthebbende behalve tot afgifte van het goed ook verplicht tot het afgeven van de afgescheiden natuurlijke en de opeisbaar geworden burgerlijke vruchten, onverminderd zijn aansprakelijkheid op grond van het in titel 3 van Boek 6 bepaalde voor door de rechthebbende geleden schade.
2 Hij heeft tegen de rechthebbende alleen een vordering tot vergoeding van de kosten die hij ten behoeve van het goed of tot winning van de vruchten heeft gemaakt, voor zover hij deze vergoeding van de rechthebbende kan vorderen op grond van het bepaalde omtrent ongerechtvaardigde verrijking.
3 Het in dit artikel bepaalde is ook op de bezitter te goeder trouw van toepassing vanaf het tijdstip waarop de rechthebbende zijn recht tegen hem heeft ingeroepen.
Artikel 294b
Artikel 294b
De griffier geeft voor iedere van toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling een uittreksel van het verzoekschrift met bijlagen op grond van artikel 285 door aan Onze Minister van Justitie of, indien ingevolge artikel 294, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, dat orgaan ter inschrijving in het in artikel 294a bedoelde register. Onze Minister van Justitie onderscheidenlijk het orgaan, bedoeld in de eerste zin, stelt vast welke gegevens in het uittreksel worden opgenomen. Artikel 294a, derde lid, is op het uittreksel niet van toepassing.
Artikel 122
Artikel 122
Indien de rechthebbende ter bevrijding van de door hem ingevolge de beide vorige artikelen verschuldigde vergoedingen op zijn kosten het goed aan de bezitter wil overdragen, is de bezitter gehouden hieraan mede te werken.
Artikel 123
Artikel 123
Heeft de bezitter van een zaak daaraan veranderingen of toevoegingen aangebracht, dan is hij bevoegd om, in plaats van de hem op grond van de artikelen 120 en 121 daarvoor toekomende vergoeding te vorderen, deze veranderingen of toevoegingen weg te nemen, mits hij de zaak in de oude toestand terugbrengt.
Artikel 124
Artikel 124
Wanneer iemand een goed voor een ander houdt en dit door een derde als rechthebbende van hem wordt opgeëist, vindt hetgeen in de voorgaande vier artikelen omtrent de bezitter is bepaald, te zijnen aanzien toepassing met inachtneming van de rechtsverhouding waarin hij tot die ander stond.
Artikel 125
Artikel 125
1 Hij die het bezit van een goed heeft verkregen, kan op grond van een daarna ingetreden bezitsverlies of bezitsstoornis tegen derden dezelfde rechtsvorderingen instellen tot terugverkrijging van het goed en tot opheffing van de stoornis, die de rechthebbende op het goed toekomen. Nochtans moeten deze rechtsvorderingen binnen het jaar na het verlies of de stoornis worden ingesteld.
2 De vordering wordt afgewezen, indien de verweerder een beter recht dan de eiser heeft tot het houden van het goed of de storende handelingen krachtens een beter recht heeft verricht, tenzij de verweerder met geweld of op heimelijke wijze aan de eiser het bezit heeft ontnomen of diens bezit heeft gestoord.
3 Het in dit artikel bepaalde laat voor de bezitter, ook nadat het in het eerste lid bedoelde jaar is verstreken, en voor de houder onverlet de mogelijkheid een vordering op grond van onrechtmatige daad in te stellen, indien daartoe gronden zijn.
Inleidende bepaling
Inleidende bepaling
Tweede afdeling Van het akkoord
Tweede afdeling Van het akkoord
Derde titel De verzoekschriftprocedure in eerste aanleg
Derde titel De verzoekschriftprocedure in eerste aanleg
§ 3.3 Vrijwaring
§ 3.3 Vrijwaring
Hoofdstuk III Voorwerp van de belasting bij buitenlandse belastingplichtigen
Hoofdstuk III Voorwerp van de belasting bij buitenlandse belastingplichtigen
Hoofdstuk V Beursbelasting
Hoofdstuk V Beursbelasting
Hoofdstuk 2 Raamwerk (Hoofdstuk 2 van de wet)
Hoofdstuk 2 Raamwerk (Hoofdstuk 2 van de wet)
Hoofdstuk IV Bijzondere bepalingen
Hoofdstuk IV Bijzondere bepalingen
Afdeling 1 Belastbaar feit
Afdeling 1 Belastbaar feit
Inleidende bepaling
Inleidende bepaling
De in deze wet zonder nadere aanduiding aangehaalde bepalingen zijn bepalingen van de nieuwe boeken van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 252
Artikel 252
De schuldenaar is bevoegd bij of na het verzoek tot surseance aan hen, die vorderingen hebben, ten aanzien waarvan de surseance werkt, een akkoord aan te bieden.
Artikel 19
Artikel 19
1 Gegevens of inlichtingen die in overeenstemming met de artikelen 16 of 17 te goeder trouw zijn verstrekt, kunnen niet dienen als grondslag voor of ten behoeve van een opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking van, of als bewijs ter zake van een tenlastelegging wegens witwassen of financieren van terrorisme door de instelling die deze gegevens of inlichtingen heeft verstrekt.
2 Gegevens of inlichtingen die zijn verstrekt in de redelijke veronderstelling dat uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 16 of 17 kunnen niet dienen als grondslag voor of ten behoeve van een opsporingsonderzoek of een vervolging wegens verdenking van, of als bewijs ter zake van een tenlastelegging wegens, overtreding van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht door de instelling die deze gegevens of inlichtingen heeft verstrekt.
3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die werkzaam zijn voor een instelling die gegevens of inlichtingen heeft verstrekt als omschreven in het eerste of tweede lid en die daaraan hebben meegewerkt.
Artikel 17
Artikel 17
1 Ten aanzien van buitenlandse belastingplichtigen wordt de belasting geheven naar het belastbare Nederlandse bedrag; artikel 7, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Het belastbare Nederlandse bedrag is het in een jaar genoten Nederlandse inkomen verminderd met de op de voet van Hoofdstuk IV te verrekenen verliezen uit Nederlands inkomen; artikel 7, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Het Nederlandse inkomen is het gezamenlijke bedrag van:
a. de belastbare winst uit een in Nederland gedreven onderneming, zijnde het bedrag van de gezamenlijke voordelen die worden verkregen uit een onderneming die, of een gedeelte van een onderneming dat wordt gedreven met behulp van een vaste inrichting in Nederland of van een vaste vertegenwoordiger in Nederland (Nederlandse onderneming);
b. het belastbare inkomen uit een aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in een in Nederland gevestigde vennootschap, niet zijnde een vrijgestelde beleggingsinstelling, indien de belastingplichtige het aanmerkelijk belang houdt met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van inkomstenbelasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie of reeks van constructies of samenstel van transacties waarbij:
1°. een constructie of transactie uit verscheidene stappen of onderdelen kan bestaan;
2°. een constructie of transactie of reeks van constructies of samenstel van transacties als kunstmatig wordt beschouwd voor zover zij, onderscheidenlijk het, niet is opgezet op grond van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen;
c. de belastbare winst van een op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigd lichaam voor zover die wordt behaald uit een op de BES eilanden gedreven onderneming met behulp van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden en die vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op basis van artikel 5.2 van de Belastingwet BES voor de toepassing van de opbrengstbelasting als bedoeld in hoofdstuk V van de Belastingwet BES niet op de BES eilanden maar in Nederland zou zijn gevestigd indien de vaste inrichting een lichaam zou zijn geweest of de activiteiten van de vaste vertegenwoordiger in een lichaam zouden zijn ondergebracht.
4 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, is afdeling 4.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
5 Indien aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, tenzij de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt, de belastingplichtige geacht het aanmerkelijk belang niet te houden met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van inkomstenbelasting bij een ander te ontgaan en wordt geacht sprake te zijn van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen. Indien niet aan de voorwaarden, bedoeld in de eerste zin, wordt voldaan, dient de belastingplichtige aannemelijk te maken dat:
a. het aanmerkelijk belang niet wordt gehouden met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan; of
b. sprake is van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen.
Artikel 40
Artikel 40 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 2 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering verschuldigde inkomstenbelasting bij kiezende belastingplichtige
Artikel 2 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering verschuldigde inkomstenbelasting bij kiezende belastingplichtige [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 11 Uitbreiding aangifteplicht
Artikel 11 Uitbreiding aangifteplicht
De in artikel 73 van de wet bedoelde aangifte wordt ingediend bij de inspecteur en houdt in:
a. de naam, voornamen, laatste woonplaats en de dagtekening van het overlijden van de erflater;
b. een omschrijving van de goederen of bewijsstukken, de rechtsverhouding krachtens welke de aangever deze onder zich heeft, en de aanwijzing van hun bestemming.
Artikel 3
Artikel 3
1 Leveringen van goederen zijn:
a. de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken;
b. de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop;
c. de oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft vervaardigd, met uitzondering van andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen als bedoeld in artikel 11, zesde lid;
d. de rechtsovergang van goederen tegen betaling van een vergoeding ingevolge een vordering door of namens de overheid;
e. [vervallen;]
f. de rechtsovergang van goederen welke het onderwerp uitmaken van een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed.
2 Als levering van goederen wordt mede aangemerkt de vestiging, overdracht, wijziging, afstand en opzegging van rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, met uitzondering van hypotheek en grondrente, tenzij de vergoeding, vermeerderd met de omzetbelasting, minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer van die rechten. De waarde in het economische verkeer bedraagt ten minste de kostprijs, met inbegrip van de omzetbelasting, van de onroerende zaak waarop het recht betrekking heeft, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de handeling.
3 Met een levering onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden gelijkgesteld:
a. het door een ondernemer aan zijn bedrijf onttrekken van een goed dat hij voor eigen privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn personeel bestemt, dat hij om niet verstrekt of, meer in het algemeen, dat hij voor andere dan bedrijfsdoeleinden bestemt, ingeval met betrekking tot dat goed of de bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;
b. [vervallen;]
c. het onder zich hebben van goederen door een ondernemer of zijn rechthebbenden wanneer hij de uitoefening van zijn bedrijf beëindigt, ingeval bij de aanschaffing van die goederen of bij de bestemming ervan overeenkomstig het bepaalde in onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2013, recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan.
4 Indien door meer dan één persoon overeenkomsten worden gesloten met een verplichting tot levering van een zelfde goed dat vervolgens door de eerste persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer wordt afgeleverd, wordt dat goed geacht door ieder van die personen te zijn geleverd.
5 Goederen welke over een veiling worden verhandeld, worden geacht aan en vervolgens door de houder van de veiling te zijn geleverd.
6 Goederen welke worden geleverd door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn geleverd.
7 Goederen zijn alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, alsmede electriciteit, gas, warmte of koude en dergelijke.
8 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, worden onttrekkingen van goederen om voor bedrijfsdoeleinden te dienen als geschenken van geringe waarde of als monster, niet als een levering onder bezwarende titel beschouwd.
Artikel 253
Artikel 253
1 Het ontwerp van akkoord wordt, indien het niet ingevolge artikel 215 ter griffie van de rechtbank berust, aldaar neergelegd ter kosteloze inzage van een ieder.
2 Een afschrift moet zodra mogelijk aan de bewindvoerders en de deskundigen worden toegezonden.
Artikel 20
Artikel 20
1 Een instelling die op grond van artikel 16 een melding heeft gedaan of op grond van artikel 17 nadere inlichtingen heeft verstrekt in de redelijke veronderstelling uitvoering te geven aan die artikelen, is niet aansprakelijk voor enige schade die een derde dientengevolge lijdt.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die werkzaam zijn voor een instelling die een melding heeft gedaan of inlichtingen heeft verstrekt als omschreven in het eerste lid en die daaraan hebben meegewerkt.
Artikel 17a
Artikel 17a
Tot een Nederlandse onderneming worden gerekend:
a. in Nederland gelegen onroerende zaken, daaronder begrepen:
1°. rechten die direct of indirect betrekking hebben op in Nederland gelegen onroerende zaken en
2°. rechten die samenhangen met de exploratie en de exploitatie van in Nederland aanwezige natuurlijke rijkdommen waaronder ook wordt gerekend de opwekking van energie uit het water, de stromen en de winden, of rechten waaraan deze zijn onderworpen;
b. rechten op aandelen in de winst of de medegerechtigdheid tot het vermogen van een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gevestigd voorzover zij niet opkomen uit effectenbezit;
c. schuldvorderingen op een in Nederland gevestigde vennootschap indien de gerechtigde tot de schuldvordering een aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b, in de vennootschap heeft;
d. werkzaamheden die worden verricht als bestuurder of commissaris van een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede leidende werkzaamheden en functies die worden verricht voor een zodanig lichaam, ook indien de bevoegdheid is beperkt tot buiten Nederland gelegen gedeelten van de onderneming van dat lichaam;
e. werkzaamheden die gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 30 dagen in, op of boven het Noordzeewinningsgebied worden verricht. Het Noordzeewinningsgebied bestaat uit de territoriale zee van Nederland alsmede het buiten de territoriale zee onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voorzover het Koninkrijk der Nederlanden daar op grond van het internationale recht rechten mag uitoefenen;
f. werkzaamheden als bedoeld in onderdeel e, indien deze na een onderbreking worden voortgezet door het lichaam dat deze werkzaamheden heeft verricht, of onmiddellijk of na een onderbreking worden voortgezet door een met dat lichaam verbonden lichaam en de duur van deze werkzaamheden in een tijdvak van 12 maanden een periode van ten minste 30 dagen bedraagt. In dat geval wordt ieder van deze lichamen geacht te hebben voldaan aan de in dat onderdeel gestelde voorwaarde van 30 dagen, en
g. stemrechten, kapitaalbelangen of winstrechten in een omgekeerd hybride lichaam als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid, die worden gehouden door een lichaam dat gevestigd is in een staat die het omgekeerde hybride lichaam niet als een belastingplichtige voor een naar de winst geheven belasting beschouwt, indien ten aanzien van deze stemrechten, kapitaalbelangen of winstrechten zonder toepassing van artikel 2, derde lid, belastbare winst uit een in Nederland gedreven onderneming in de zin van artikel 17, derde lid, onderdeel a, al dan niet in samenhang met één of meer van de onderdelen a tot en met f van dit artikel, zou zijn genoten.
Artikel 41
Artikel 41 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 3 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij inkomen uit werk en woning
Artikel 3 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij inkomen uit werk en woning [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 12 Opgave verzekeraar en uitvoerder derdebeding
Artikel 12 Opgave verzekeraar en uitvoerder derdebeding [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 3a
Artikel 3a
1 Met een levering van een goed onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt gelijkgesteld de overbrenging door een ondernemer van een eigen goed van zijn bedrijf naar een andere lidstaat.
2 Overbrenging van een goed naar een andere lidstaat is het verzenden of vervoeren van het goed voor bedrijfsdoeleinden, door of voor rekening van de ondernemer, voor zover het goed niet:
a. door de ondernemer wordt geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, of wordt geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste lid;
b. door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdeel c;
c. door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van artikel 9, tweede lid, onderdeel b;
d. [vervallen;]
e. wordt gebruikt ten behoeve van een aan de ondernemer verleende dienst, bestaande in deskundigenonderzoeken of werkzaamheden met betrekking tot dat goed, die feitelijk plaatsvinden in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, mits dat goed na de deskundigenonderzoeken of werkzaamheden wordt verzonden naar de ondernemer in de lidstaat waarvandaan het oorspronkelijk is verzonden of vervoerd;
f. tijdelijk wordt gebruikt in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer ten behoeve van een door de ondernemer verrichte dienst;
g. voor een periode van ten hoogste 24 maanden wordt gebruikt in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, wanneer de invoer van hetzelfde goed uit een derde-land met het oog op tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer; of
h. bestaat in gas dat via een op het grondgebied van de Unie gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net wordt geleverd onder de voorwaarden van artikel 5b, in warmte of koude dat via warmte- of koudenetten onder die voorwaarden wordt geleverd dan wel in elektriciteit die wordt geleverd onder die voorwaarden.
3 In geval ten aanzien van een goed als bedoeld in het tweede lid, aanhef, en onderdelen a tot en met h, op enig tijdstip niet meer wordt voldaan aan de in het van toepassing zijnde onderdeel gestelde voorwaarden, wordt het goed geacht op dat tijdstip te zijn overgebracht naar een andere lidstaat.
Artikel 254
Artikel 254
Het ontwerp van akkoord vervalt, indien, voordat het vonnis van homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een rechterlijke beslissing houdende beëindiging der surseance in kracht van gewijsde gaat.
Artikel 20a
Artikel 20a
1 Een instelling beschikt over adequate voorzieningen, die passend zijn bij de aard en omvang van de instelling en die het haar werknemers of personen in een vergelijkbare positie mogelijk maken om een overtreding van de bij of krachtens deze wet gestelde regels intern en op anonieme wijze te melden via een specifiek, onafhankelijk kanaal, dat passend is ten opzichte van de aard en omvang van de instelling.
2 De toezichthoudende autoriteit beschikt over doeltreffende en betrouwbare mechanismen als bedoeld in artikel 61, eerste en tweede lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn voor het melden van mogelijke of werkelijke inbreuken op het bij of krachtens deze wet bepaalde.
Artikel 18
Artikel 18
1 De belastbare winst uit onderneming wordt opgevat en bepaald op de voet van artikel 8, eerste tot en met het achtste, elfde en dertiende lid, alsmede de artikelen 8b tot en met 15aj, artikel 15b, artikel 15ba, de artikelen 15bd tot en met 15bh en artikel 15d.
2 Indien een buitenlandse belastingplichtige in Nederland het bedrijf van bank uitoefent en met betrekking tot het hoofdhuis van die buitenlandse belastingplichtige geen leverage ratio als bedoeld in artikel 15be, tweede of derde lid, wordt berekend en openbaar gemaakt, wordt voor de toepassing van artikel 15be, eerste lid, uitgegaan van het op een decimaal afgeronde percentage van een aan die leverage ratio gelijkwaardige ratio zoals die met betrekking tot dat hoofdhuis wordt berekend en openbaar gemaakt.
3 Indien een buitenlandse belastingplichtige in Nederland het bedrijf van verzekeraar uitoefent en met betrekking tot het hoofdhuis van die buitenlandse belastingplichtige geen eigenvermogenratio als bedoeld in artikel 15bf, tweede of derde lid, kan worden bepaald, wordt voor die buitenlandse belastingplichtige voor de toepassing van artikel 15bf, eerste lid, uitgegaan van het op een decimaal afgeronde percentage van een aan die eigenvermogenratio gelijkwaardige ratio zoals die kan worden bepaald aan de hand van het eigen vermogen en balanstotaal op grond van een met betrekking tot dat hoofdhuis openbaar gemaakte rapportage.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de toepassing van het tweede en derde lid nadere regels worden gesteld voor de beoordeling of sprake is van een aan een leverage ratio, onderscheidenlijk eigenvermogenratio, gelijkwaardige ratio.
5 Het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang wordt opgevat en berekend volgens de regels van hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat geheven bronbelasting niet tot de aftrekbare kosten behoort.
Artikel 42
Artikel 42 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 4 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij inkomen uit werk en woning
Artikel 4 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij inkomen uit werk en woning [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 3b
Artikel 3b
1 In afwijking van artikel 3a, eerste lid, wordt de overbrenging door een ondernemer van goederen die deel uitmaken van zijn bedrijfsvermogen naar een andere lidstaat in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep niet gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel.
2 Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt geacht sprake te zijn van de regeling inzake voorraad op afroep wanneer:
a. de goederen door een ondernemer zelf worden verzonden of vervoerd of voor zijn rekening door een derde partij worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat om die goederen daar, in een later stadium en na aankomst, aan een andere ondernemer te leveren doordat die de macht krijgt overgedragen om over deze goederen als eigenaar te beschikken krachtens een bestaande overeenkomst tussen de beide ondernemers;
b. de ondernemer die de goederen verzendt of vervoert, zijn bedrijf niet heeft gevestigd of geen vaste inrichting heeft in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd;
c. de ondernemer voor wie de te leveren goederen zijn bestemd, voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, en zowel zijn identiteit als het btw-identificatienummer dat door die lidstaat aan hem is toegekend, bij de ondernemer, bedoeld in onderdeel b, bekend zijn op het tijdstip waarop de verzending of het vervoer aanvangt; en
d. de ondernemer die de goederen verzendt of vervoert of dit voor zijn rekening door een derde laat doen, het vervoer van de goederen opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c, en, overeenkomstig artikel 37a, eerste lid, onderdeel d, in de lijst de identiteit vermeldt van de ondernemer die de goederen afneemt, evenals het btw-identificatienummer dat aan deze is toegekend door de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd.
3 Wanneer aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, en de periode, genoemd in het vierde lid, is voldaan, zijn op het tijdstip van overdracht van de macht aan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, om als eigenaar over de goederen te beschikken, de volgende regels van toepassing:
a. een levering van goederen als bedoeld in tabel II, onderdeel a, post 6, wordt geacht te zijn verricht door de ondernemer die de goederen zelf heeft verzonden of vervoerd of voor zijn rekening door een derde heeft laten verzenden of vervoeren in de lidstaat vanwaar de goederen zijn verzonden of vervoerd;
b. een intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn verricht door de ondernemer aan wie deze goederen worden geleverd in de lidstaat waarnaar de goederen werden verzonden of vervoerd.
4 Indien de goederen niet binnen twaalf maanden na aankomst in de lidstaat waarnaar zij zijn verzonden of vervoerd, zijn geleverd aan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, of het zesde lid, en geen van de situaties, genoemd in het zevende lid, zich heeft voorgedaan, wordt een overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht op de dag na het verstrijken van de periode van twaalf maanden.
5 In afwijking van het vierde lid wordt geen overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht indien:
a. de macht om als eigenaar te beschikken over de goederen niet is overgedragen en die goederen worden teruggezonden naar de lidstaat vanwaar zij zijn verzonden of vervoerd binnen de periode, genoemd in het vierde lid; en
b. de ondernemer die de goederen heeft verzonden of vervoerd, de retour ontvangen goederen opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c.
6 Indien de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, binnen de periode, genoemd in het vierde lid, wordt vervangen door een andere ondernemer, wordt op het tijdstip van de vervanging geen overbrenging als bedoeld in artikel 3a geacht te zijn verricht, op voorwaarde dat:
a. alle andere voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, zijn vervuld; en
b. de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, de vervanging opneemt in het register, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel c.
7 Indien ten minste één van de voorwaarden, bedoeld in het tweede of zesde lid, binnen de periode, genoemd in het vierde lid, niet langer is vervuld, wordt een overbrenging van goederen in de zin van artikel 3a geacht te zijn verricht op het tijdstip dat de desbetreffende voorwaarde niet langer is vervuld. Dit tijdstip is, afhankelijk van de niet-vervulde voorwaarden, bepaald op de volgende momenten:
a. indien de goederen worden geleverd aan een andere persoon dan de ondernemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, of in het zesde lid: onmiddellijk vóór een dergelijke levering;
b. indien de goederen na aankomst in de lidstaat van bestemming worden verzonden of vervoerd naar een ander land dan de lidstaat vanwaar zij oorspronkelijk werden verplaatst: onmiddellijk vóór de aanvang van een dergelijke verzending of een dergelijk vervoer; of
c. indien de goederen worden vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan: op de datum waarop de goederen daadwerkelijk werden vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan, of indien het onmogelijk is om deze datum te bepalen, op de datum waarop werd vastgesteld dat de goederen waren vernietigd of gestolen of verloren zijn gegaan.
Artikel 255
Artikel 255
1 Indien het ontwerp van akkoord tegelijk met het verzoekschrift tot verlening van surseance ter griffie is nedergelegd, kan de rechtbank, de rechter-commissaris en bewindvoerders gehoord, gelasten, dat de in artikel 218 bedoelde behandeling van het verzoek niet zal plaats hebben, in welk geval zij tevens zal vaststellen:
1°. de dag, waarop uiterlijk de schuldvorderingen, ten aanzien waarvan de surseance werkt, bij de bewindvoerders moeten worden ingediend;
2°. dag en uur, waarop over het aangeboden akkoord ten overstaan van de rechter-commissaris zal worden geraadpleegd en beslist.
2 Tussen de dagen, onder 1°. en 2°. vermeld, moeten ten minste veertien dagen verlopen.
3 Indien de rechtbank van deze bevoegdheid geen gebruik maakt of het ontwerp van akkoord niet tegelijk met het verzoekschrift tot het verlenen van surseance ter griffie is nedergelegd, zal de rechtbank, de rechter-commissaris en bewindvoerders gehoord, de dagen en uren, in het eerste lid bedoeld, vaststellen zodra de beschikking, waarbij de surseance definitief is verleend, kracht van gewijsde heeft verkregen of, indien het ontwerp van akkoord eerst daarna ter griffie is nedergelegd, dadelijk na die nederlegging.
Artikel 20b
Artikel 20b
1 Een instelling mag een persoon die voor haar werkzaam is en die te goeder trouw en naar behoren namens de instelling aan de Financiële inlichtingen eenheid een melding doet als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aan de Financiële inlichtingen eenheid gegevens of inlichtingen verstrekt als bedoeld in artikel 17, eerste lid, of intern binnen de instelling een overtreding van het in deze wet bepaalde meldt als bedoeld in artikel 20a, eerste lid, niet benadelen.
2 Onverminderd het eerste lid kunnen de in het eerste lid bedoelde personen die in verband met een melding als bedoeld in artikel 16, eerste lid, of 20a, eerste lid, zijn blootgesteld aan benadeling als bedoeld in het eerste lid, door middel van de in artikel 20a, tweede lid, bedoelde mechanismen een klacht indienen bij de toezichthoudende autoriteit.
Artikel 19
Artikel 19
Indien in het land waar de onderneming is gevestigd een overeenkomstig standpunt wordt ingenomen, wordt niet als het drijven van een binnenlandse onderneming door een niet in Nederland gevestigd lichaam aangemerkt:
a. het vervoer te water of door de lucht van personen en zaken tussen plaatsen buiten Nederland en plaatsen in Nederland, dan wel tussen plaatsen buiten Nederland onderling, tenzij de leiding van de onderneming in Nederland gevestigd is;
b. het exploiteren van baanvakken van spoor- en tramlijnen tussen de grens en het naastbij de grens gelegen station.
Artikel 43
Artikel 43 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 5 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; doorschuifregeling
Artikel 5 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; doorschuifregeling [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 3c
Artikel 3c
1 Indien een ondernemer via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde-land ingevoerde goederen in zendingen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 150, faciliteert, wordt die ondernemer geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.
2 Indien een ondernemer via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, de levering van goederen binnen de Unie door een niet in de Unie gevestigde ondernemer aan een andere dan ondernemer, faciliteert, wordt de ondernemer die de levering faciliteert geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd.
Artikel 256
Artikel 256
1 De bewindvoerders doen dadelijk zowel van de in het vorige artikel bedoelde beschikking als van de neerlegging ter griffie van het ontwerp van akkoord – tenzij deze reeds ingevolge artikel 216 is bekend gemaakt – aankondiging in de Staatscourant.
2 Zij geven tevens van een en ander schriftelijk kennis aan alle bekende schuldeisers. Daarbij wordt op het bepaalde bij artikel 257, tweede lid, gewezen.
3 De schuldeisers kunnen verschijnen in persoon, bij schriftelijk gemachtigde of bij advocaat.
4 De bewindvoerders kunnen vorderen, dat de schuldenaar hun een door hen te bepalen bedrag ter bestrijding van de kosten dezer aankondigingen en kennisgevingen vooraf ter hand stelt.
Artikel 44
Artikel 44 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 6 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaalregeling
Artikel 6 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaalregeling [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 4
Artikel 4
1 Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel 3.
2 Met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden gelijkgesteld:
a. het gebruiken van een tot het bedrijf behorend goed voor privé-doeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;
b. het om niet verrichten van diensten door de ondernemer voor eigen privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden.
3 Ter voorkoming van ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen worden voorts met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, gelijkgesteld de bij ministeriële regeling aan te wijzen verrichtingen door ondernemers binnen hun bedrijf, in gevallen waarin die ondernemers, indien zij die verrichtingen door andere ondernemers zouden laten doen, de belasting niet of niet geheel in aftrek zouden kunnen brengen.
4 Diensten welke worden verleend door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn verleend.
Artikel 257
Artikel 257
1 De indiening der schuldvorderingen geschiedt bij de bewindvoerders door de overlegging ener rekening of andere schriftelijke verklaring, aangevende de aard en het bedrag der vordering, vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan.
2 Vorderingen, ten aanzien waarvan de surseance niet werkt, komen voor indiening niet in aanmerking. Heeft nochtans indiening plaats gehad, dan werkt de surseance ook ten aanzien van die vorderingen en gaat een aan de vordering verbonden voorrecht, retentierecht, pandrecht of hypotheek verloren. Een en ander geldt niet voor zover de vordering vóór de aanvang der stemming wordt teruggenomen.
3 De schuldeisers zijn bevoegd van de bewindvoerders een ontvangbewijs te vorderen.
Artikel 45
Artikel 45 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 7 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij inkomen uit aanmerkelijk belang
Artikel 7 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij inkomen uit aanmerkelijk belang [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 257a
Artikel 257a
Artikel 110a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 46
Artikel 46 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 8 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij inkomen uit aanmerkelijk belang
Artikel 8 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij inkomen uit aanmerkelijk belang [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 258
Artikel 258
De bewindvoerders toetsen de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de schuldenaar, treden, als zij tegen de toelating ener vordering bezwaar hebben, met de schuldeiser in overleg, en zijn bevoegd van deze overlegging van ontbrekende stukken alsook raadpleging van zijn administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.
Artikel 47
Artikel 47 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 9 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij voordeel uit sparen en beleggen
Artikel 9 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; vermindering bij voordeel uit sparen en beleggen [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 259
Artikel 259
De bewindvoerders brengen de bij hen ingediende vorderingen op een lijst, vermeldende de namen en woonplaatsen der schuldeisers, het bedrag en de omschrijving der vorderingen, alsmede of en in hoever de bewindvoerders die vorderingen erkennen of betwisten.
Artikel 48
Artikel 48 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 10 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij voordeel uit sparen en beleggen
Artikel 10 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen; verrekening dividendbelasting alsmede bronbelasting op inkomsten uit spaargelden bij voordeel uit sparen en beleggen [Vervallen per 01-01-2015]
[Vervallen]
Artikel 260
Artikel 260
1 Een rentedragende vordering wordt op de lijst gebracht met bijrekening der rente tot de aanvang der surseance.
2 De artikelen 129, 133-135 en 136, eerste en tweede lid, vinden overeenkomstige toepassing.
Artikel 49
Artikel 49 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 11 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor in het buitenland geworven deskundigen
Artikel 11 Heffingsgrondslagen; keuzerecht voor in het buitenland geworven deskundigen
1 Partieel buitenlandse belastingplichtigen die van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen als bedoeld in hoofdstuk 4A van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 kunnen gedurende de looptijd, bedoeld in artikel 10e, tweede lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, kiezen voor toepassing van de regels van de hoofdstukken 4 en 5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals die volgens hoofdstuk 7 van die wet gelden voor buitenlandse belastingplichtigen (partieel buitenlandse belastingplicht). Een keuze voor partieel buitenlandse belastingplicht geldt voor het gehele kalenderjaar, maar ten hoogste tot het einde van de looptijd, bedoeld in de eerste zin.
2 De in het eerste lid genoemde keuze kan worden gemaakt en herzien zolang de aanslag niet onherroepelijk vaststaat.
Artikel 261
Artikel 261
1 Een vordering onder een opschortende voorwaarde kan op de lijst gebracht worden voor haar waarde bij de aanvang der surseance.
2 Indien de bewindvoerders en de schuldeisers het niet eens kunnen worden over deze waardebepaling, wordt zodanige vordering voor het volle bedrag voorwaardelijk toegelaten.
Artikel 50
Artikel 50 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 11bis Toerekeningsregels; meldingsplicht bij artikel 2.14, derde lid, onderdeel d, van de wet
Artikel 11bis Toerekeningsregels; meldingsplicht bij artikel 2.14, derde lid, onderdeel d, van de wet
1 Indien de belastingplichtige een vermogensbestanddeel dat ingevolge artikel 2.14, derde lid, onderdeel d, van de wet tevens in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, niet als zodanig in de aangifte heeft vermeld, is hij gehouden daarvan schriftelijk mededeling aan de inspecteur te doen voordat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de desbetreffende onjuistheid of onvolledigheid bekend is of zal worden.
2 Het niet of niet tijdig dan wel onjuist of onvolledig doen van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als een overtreding.
3 De bevoegdheid tot het opleggen van een vergrijpboete in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, vervalt door verloop van vijf jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de peildatum, bedoeld in artikel 2.14, derde lid, onderdeel d, van de wet, is gelegen. Indien het vermogensbestanddeel, bedoeld in het eerste lid, in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een vergrijpboete in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, in afwijking in zoverre van de eerste volzin, door verloop van twaalf jaren na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in de eerste volzin.
Artikel 262
Artikel 262
1 Een vordering, waarvan het tijdstip der opeisbaarheid onzeker is, of welke recht geeft op periodieke uitkeringen, wordt op de lijst gebracht voor haar waarde bij de aanvang der surseance.
2 Alle schuldvorderingen, vervallende binnen één jaar na de aanvang der surseance, worden behandeld, alsof zij op dat tijdstip opeisbaar waren. Alle later dan één jaar daarna vervallende schuldvorderingen worden op de lijst gebracht voor de waarde, die zij hebben na verloop van een jaar na dat tijdstip.
3 Bij de berekening wordt uitsluitend gelet op het tijdstip en de wijze van aflossing, het kansgenot, waar dit bestaat, en, indien de vordering rentedragend is, op de bedongen rentevoet.
Artikel 51
Artikel 51 [Vervallen per 01-07-1990]
[Vervallen]
Artikel 263
Artikel 263
1 Van de in artikel 259 bedoelde lijst wordt een afschrift door de bewindvoerders ter griffie van de rechtbank neergelegd, om aldaar gedurende de zeven dagen voorafgaande aan de vergadering, in artikel 255 bedoeld, kosteloos ter inzage te liggen voor een ieder.
2 De neerlegging geschiedt kosteloos.
Artikel 264
Artikel 264
1 De rechter-commissaris kan, op verzoek van de bewindvoerders of ambtshalve, de raadpleging en stemming over het akkoord tot een latere dag uitstellen.
2 Artikel 256 vindt alsdan overeenkomstige toepassing.
Artikel 265
Artikel 265
1 Ter vergadering brengen zowel de bewindvoerders als de deskundigen, zo die er zijn, schriftelijk verslag uit over het aangeboden akkoord. Artikel 144 vindt overeenkomstige toepassing.
2 Vorderingen, na afloop van de in artikel 255, 1°., genoemde termijn, doch uiterlijk twee dagen vóór de dag, waarop de vergadering zal worden gehouden, bij de bewindvoerders ingediend, worden op daartoe ter vergadering gedaan verzoek op de lijst geplaatst, indien noch de bewindvoerders, noch een der aanwezige schuldeisers daartegen bezwaar maken.
3 Vorderingen, daarna ingediend, worden niet op de lijst geplaatst.
4 De bepalingen van de twee voorgaande leden zijn niet toepasselijk, indien de schuldeiser buiten het Rijk in Europa woont en daardoor verhinderd was zich eerder aan te melden.
5 Ingeval van bezwaar, als in het tweede lid bedoeld, of van geschil over het al of niet aanwezig zijn der verhindering, in het vierde lid bedoeld, beslist de rechter-commissaris, na de vergadering te hebben geraadpleegd.
Artikel 266
Artikel 266
1 De bewindvoerders zijn bevoegd ter vergadering op elke door hen gedane erkenning of betwisting terug te komen.
2 Zowel de schuldenaar als ieder verschenen schuldeiser kan een door de bewindvoerders geheel of gedeeltelijk erkende vordering betwisten.
3 Betwistingen of erkenningen, op de vergadering gedaan, worden op de lijst aangetekend.
Artikel 267
Artikel 267
De rechter-commissaris bepaalt of en tot welk bedrag de schuldeisers, wier vorderingen betwist zijn, tot de stemming zullen worden toegelaten.
Artikel 268
Artikel 268
1 Tot het aannemen van het akkoord wordt vereist de toestemming van de gewone meerderheid van de ter vergadering verschenen erkende en toegelaten schuldeisers, die tezamen ten minste de helft van het bedrag van de erkende en toegelaten schuldvorderingen vertegenwoordigen. Geen toestemming is vereist van een erkende of toegelaten schuldeiser, voorzover zijn schuldvordering is gegrond op een verbeurde dwangsom.
2 Artikel 147 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 268a
Artikel 268a
In afwijking van artikel 268 kan de rechter-commissaris op verzoek van de schuldenaar of de bewindvoerder bij gemotiveerde beschikking een aangeboden akkoord vaststellen als ware het aangenomen, indien:
a. drie vierde van de ter vergadering verschenen erkende en toegelaten schuldeisers voor het akkoord hebben gestemd; en
b. de verwerping van het akkoord het gevolg is van het tegenstemmen van een of meer schuldeisers die, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder het percentage dat die schuldeisers, zou de boedel worden vereffend, naar verwachting aan betaling op hun vordering zullen ontvangen, in redelijkheid niet tot dit stemgedrag hebben kunnen komen.
Artikel 269
Artikel 269
1 Het proces-verbaal van het verhandelde vermeldt de inhoud van het akkoord, de namen der verschenen stemgerechtigde schuldeisers, de door ieder hunner uitgebrachte stem, de uitslag der stemming en al wat verder is voorgevallen. De door de bewindvoerders opgemaakte lijst van schuldeisers, zoals zij tijdens de raadpleging is aangevuld of gewijzigd, wordt, door de rechter-commissaris en de griffier gewaarmerkt, aan het proces-verbaal gehecht.
2 Gedurende acht dagen kan een ieder ter griffie kosteloos inzage van het proces-verbaal verkrijgen.
Artikel 269a
Artikel 269a
Indien het akkoord verworpen is verklaard, stelt de rechter-commissaris de rechtbank onverwijld in kennis van deze verwerping door toezending van het ontwerp van akkoord en het in artikel 269 bedoelde proces-verbaal. Zowel de schuldeisers, die vóór gestemd hebben, als de schuldenaar kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank verbetering van het proces-verbaal verzoeken, indien uit de stukken zelve blijkt dat het akkoord door de rechter-commissaris ten onrechte als verworpen is beschouwd.
Artikel 269b
Artikel 269b
1 Indien het akkoord is aangenomen of vastgesteld, bepaalt de rechter-commissaris vóór het sluiten der vergadering de zitting, waarop de rechtbank de homologatie zal behandelen.
2 Bij toepassing van artikel 269a geschiedt de bepaling van de zitting door de rechtbank in haar beschikking. Van deze beschikking geven de bewindvoerders schriftelijk kennis aan de schuldeisers.
3 De zitting zal gehouden worden ten minste acht en ten hoogste veertien dagen na de stemming over het akkoord of, bij toepassing van artikel 269a, na de beschikking der rechtbank.
4 Gedurende die tijd kunnen de schuldeisers aan de rechter-commissaris schriftelijk de redenen opgeven, waarom zij weigering der homologatie wenselijk achten.
Artikel 270
Artikel 270 [Vervallen per 01-01-2023]
[Vervallen]
Artikel 271
Artikel 271
1 Indien het akkoord is aangenomen, wordt op de bepaalde dag ter openbare zitting door de rechter-commissaris een schriftelijk rapport uitgebracht en kunnen zowel de bewindvoerders als elke schuldeiser de gronden uiteenzetten, waarop zij de homologatie wensen of haar bestrijden. Artikel 152, tweede lid, vindt overeenkomstige toepassing.
2 De rechtbank kan bepalen, dat de behandeling der homologatie op een latere, terstond door haar vast te stellen, dag zal plaats vinden.
Artikel 272
Artikel 272
1 De rechtbank geeft zo spoedig mogelijk haar met redenen omklede beschikking.
2 Zij zal de homologatie weigeren:
1°. indien de baten van de boedel de bij het akkoord bedongen som te boven gaan;
2°. indien de nakoming van het akkoord niet voldoende is gewaarborgd;
3°. indien het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer schuldeisers of met behulp van andere oneerlijke middelen is tot stand gekomen, onverschillig of de schuldenaar dan wel een ander daartoe heeft medegewerkt;
4°. indien het loon en de verschotten van de deskundigen en de bewindvoerders niet in handen van de bewindvoerders zijn gestort of daarvoor zekerheid is gesteld.
3 Zij kan ook op andere gronden en ook ambtshalve de homologatie weigeren.
4 De rechtbank, de homologatie weigerende, kan bij dezelfde beschikking de schuldenaar in staat van faillissement verklaren. Wordt het faillissement niet uitgesproken, dan eindigt de surseance zodra de beschikking, waarbij de homologatie geweigerd is, in kracht van gewijsde is gegaan. Van deze beëindiging doen de bewindvoerders aankondiging op de in artikel 216 voorgeschreven wijze.
5 In afwijking van het vierde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.
6 De artikelen 154-156 en 160 vinden overeenkomstige toepassing.
Artikel 273
Artikel 273
Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor alle schuldeisers te wier aanzien de surseance werkt.
Artikel 274
Artikel 274
Het in kracht van gewijsde gegane vonnis van homologatie levert, in verband met het in artikel 269 bedoelde proces-verbaal, ten behoeve der door de schuldenaar niet betwiste vorderingen een voor tenuitvoerlegging vatbare titel op tegen de schuldenaar en de tot het akkoord als borgen toegetreden personen.
Artikel 275
Artikel 275
Zolang niet over het aangeboden akkoord uiteindelijk is beslist, eindigt de surseance niet door verloop van de termijn, waarvoor zij is verleend.
Artikel 276
Artikel 276
De surseance neemt een einde zodra de homologatie in kracht van gewijsde is gegaan. Van deze beëindiging doen de bewindvoerders aankondiging op de in artikel 216 voorgeschreven wijze.
Artikel 277
Artikel 277
De rechtbank kan, wanneer het akkoord niet wordt aangenomen, de schuldenaar bij vonnis in staat van faillissement verklaren. De rechtbank stelt de Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren. Wordt het faillissement niet uitgesproken, dan eindigt de surseance zodra de termijn, in artikel 269a bedoeld, ongebruikt verstreken is of verbetering van het proces-verbaal geweigerd is. Van deze beëindiging doen de bewindvoerders aankondiging op de in artikel 216 voorgeschreven wijze.
Artikel 278
Artikel 278
1 Indien de rechtbank de schuldenaar in staat van faillissement heeft verklaard, heeft deze recht van hoger beroep tegen de faillietverklaring gedurende acht dagen na de dag waarop de termijn van artikel 269a ongebruikt verstreken is of verbetering van het proces-verbaal geweigerd is.
2 Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur van de behandeling.
3 De griffier doet van het hoger beroep en van dag en uur, voor de behandeling bepaald, aankondiging in de Staatscourant. Elke schuldeiser is bevoegd bij de behandeling op te komen.
Artikel 279
Artikel 279
1 Tot het instellen van het beroep in cassatie is, indien het gerechtshof de faillietverklaring handhaaft, de schuldenaar en, indien het gerechtshof de faillietverklaring vernietigt, elke in hoger beroep opgekomen schuldeiser bevoegd.
2 Het beroep in cassatie wordt binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze als het hoger beroep ingesteld en behandeld, met dien verstande, dat de aankondiging in de Staatscourant wordt vervangen door een exploot, binnen vier dagen na de aantekening van het beroep uit te brengen aan de wederpartij.
Artikel 280
Artikel 280
1 Ten aanzien van de ontbinding van het akkoord vinden de artikelen 165 en 166 overeenkomstige toepassing.
2 Bij het vonnis, waarbij de ontbinding van het akkoord wordt uitgesproken, wordt de schuldenaar tevens in staat van faillissement verklaard.
3 In afwijking van het tweede lid stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.
Artikel 281
Artikel 281
1 In een faillissement, uitgesproken krachtens de artikelen 272, 277 of 280 kan een akkoord niet worden aangeboden.
2 De bepalingen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing in het geval dat een akkoord wordt aangeboden op de voet van artikel 47, eerste lid, van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Aanvaarding en verwerping nalatenschap | Categorie Erfrecht |
Titel Afwikkeling en vereffening nalatenschap | Categorie Erfrecht |
Titel Andere wettelijke rechten | Categorie Erfrecht |
Titel Deontologie erfrecht | Categorie Erfrecht |
Titel Echtscheidingstestament | Categorie Erfrecht |
Titel Executeur | Categorie Erfrecht |
Titel Gehandicaptentestament | Categorie Erfrecht |
Titel Legitieme portie | Categorie Erfrecht |
Titel Oud erfrecht | Categorie Erfrecht |
Titel Termijnen in het erfrecht | Categorie Erfrecht |
Titel Testament | Categorie Erfrecht |
Titel Tweetrapsmaking | Categorie Erfrecht |
Titel Wettelijk erfrecht | Categorie Erfrecht |
Titel Wettelijke verdeling en wilsrechten | Categorie Erfrecht |
Titel Consignatiekas | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Gemeenschap van goederen | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Geregistreerd partnerschap | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Huwelijk | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Huwelijkse voorwaarden | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Samengestelde gezinnen | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Samenwonen | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Stiefkind | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Vergoedingsrechten | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Verrekenbedingen | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Scheiding van tafel en bed | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Quasi-wettelijke verdeling | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Alimentatie | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Bewind | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Curatele en mentorschap | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Draagplichtovereenkomst | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Echtscheiding | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Gezag | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Internationaal familierecht | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Levenstestament | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Levensverzekering | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Onderhoudsverplichtingen | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Pensioen | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Schenking | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Agrarisch recht | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Appartementsrechten | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Blijverslening | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Bouwterrein | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Burenrecht | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Didam-arrest | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Duurzame energie | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Economische eigendomsoverdracht | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Eigen woning | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Erfdienstbaarheid | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Erfpacht | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Huur | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Hypotheek | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Koop en levering onroerende zaken | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Mandeligheid | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Natuurschoonwet | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Nieuwbouw | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Omgevingswet | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Opstal | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Pacht | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Parkbeheer | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Ruilverkaveling | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Schepen | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Starters op de woningmarkt | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Verhuurderheffing | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Woonboten | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Aandelenoverdracht | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Algemene vergadering | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Besloten vennootschap | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Certificering en decertificering | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel DGA | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Fusie | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Geschillenregeling en recht van enquête | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Inbreng onderneming in BV | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Maatschap | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Naamloze vennootschap | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Omzetting | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Soorten aandelen | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Splitsing | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Staken onderneming / Liquidatie | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Steward ownership | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Stichting | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Storting op aandelen | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Tegenstrijdig belang | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Vennootschap onder firma | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Vereniging | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Wet bestuur en toezicht rechtspersonen | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Risicomanagement | Categorie Wwft |
Titel Cliëntenonderzoek | Categorie Wwft |
Titel Verhoogd risico en extra maatregelen | Categorie Wwft |
Titel UBO-onderzoek (cliëntenonderzoek) | Categorie Wwft |
Titel PEP-onderzoek | Categorie Wwft |
Titel Onderzoek herkomst middelen | Categorie Wwft |
Titel Meldingsplicht | Categorie Wwft |
Titel UBO-register | Categorie Wwft |
Titel Toezicht en handhaving Wwft | Categorie Wwft |
Titel Sanctiewetgeving en Wwft | Categorie Wwft |
Titel Externe bronnen Wwft | Categorie Wwft |
Titel Wwft-Alerts (tot en met 2022) | Categorie Wwft |
Titel Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) | Categorie Ambtsuitoefening |
Titel Meldingsplicht grensoverschrijdende constructies | Categorie Ambtsuitoefening |
Titel Notarisambt en tuchtrecht | Categorie Ambtsuitoefening |
Titel Uitleg van notariële akten en overeenkomsten | Categorie Ambtsuitoefening |
Titel Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie en Wwft | Categorie Ambtsuitoefening |
Titel Aansprakelijkheid voor belastingen | Categorie Belastingrecht |
Titel Afgezonderd particulier vermogen | Categorie Belastingrecht |
Titel ANBI | Categorie Belastingrecht |
Titel Bedrijfsopvolging | Categorie Belastingrecht |
Titel Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) | Categorie Belastingrecht |
Titel Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) | Categorie Belastingrecht |
Titel Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) | Categorie Belastingrecht |
Titel Belasting- en invorderingsrente | Categorie Belastingrecht |
Titel Belastingpakketten | Categorie Belastingrecht |
Titel Defiscalisering | Categorie Belastingrecht |
Titel Doorschuifregelingen | Categorie Belastingrecht |
Titel Eindejaarstips | Categorie Belastingrecht |
Titel Ficties | Categorie Belastingrecht |
Titel Ficties SW | Categorie Belastingrecht |
Titel Fiscaal partnerschap | Categorie Belastingrecht |
Titel Fiscale boetes | Categorie Belastingrecht |
Titel Kennisgroepstandpunten Inkomstenbelasting en AWR | Categorie Belastingrecht |
Titel Kennisgroepstandpunten Overdrachtsbelasting | Categorie Belastingrecht |
Titel Kennisgroepstandpunten Successiewet | Categorie Belastingrecht |
Titel Kunst | Categorie Belastingrecht |
Titel Verhoogde schenkvrijstelling eigen woning | Categorie Belastingrecht |
Titel Maatstaf van heffing | Categorie Belastingrecht |
Titel Ondernemer | Categorie Belastingrecht |
Titel Terbeschikkingstellingsregelingen | Categorie Belastingrecht |
Titel Vrijstellingen overdrachtsbelasting | Categorie Belastingrecht |
Titel Beslag | Categorie Diversen |
Titel Bezwaar/beroep | Categorie Diversen |
Titel Borgtocht | Categorie Diversen |
Titel COVID-19 | Categorie Diversen |
Titel Faillissementsrecht | Categorie Diversen |
Titel Franchise | Categorie Diversen |
Titel Geldlening | Categorie Diversen |
Titel Gemeenschap | Categorie Diversen |
Titel Goede doelen | Categorie Diversen |
Titel Hoofdelijke aansprakelijkheid | Categorie Diversen |
Titel Opdracht | Categorie Diversen |
Titel Schuldsanering (WSNP) | Categorie Diversen |
Titel Vaststellingsovereenkomst | Categorie Diversen |
Titel Verjaring | Categorie Diversen |
Titel Verzekeringen | Categorie Diversen |
Titel Volmacht | Categorie Diversen |
Titel Vruchtgebruik | Categorie Diversen |
Titel Wils(on)bekwaamheid | Categorie Diversen |
Titel Zaaksvervanging | Categorie Diversen |
Titel Zorg | Categorie Diversen |
Nieuws
Rechtspraak
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 | Dossiernr. 36610 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Fiscale verzamelwet 2025 | Dossiernr. 36605 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Overige fiscale maatregelen 2025 | Dossiernr. 36603 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Belastingplan 2025 | Dossiernr. 36602 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Fiscale verzamelwet 2026 | Dossiernr. nog niet bekend | Status Ter consultatie aangeboden | Samenvatting - |
Wijziging Kadasterbesluit | Dossiernr. nog niet bekend | Status Consultatie gesloten | Samenvatting - |
Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers | Dossiernr. 36584 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Aanpassing splitsingsvrijstelling | Dossiernr. nog niet bekend | Status Consultatie gesloten | Samenvatting - |
Aanpassing voorwaarden kavelruilvrijstelling | Dossiernr. nog niet bekend | Status Consultatie gesloten | Samenvatting - |
Wet digitale algemene vergadering privaatrechtelijke rechtspersonen | Dossiernr. 36489 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure | Dossiernr. 36469 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting | Dossiernr. 36428 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen | Dossiernr. 36425 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstellingen | Dossiernr. 36423 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling | Dossiernr. 36422 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 | Dossiernr. 36421 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Overige fiscale maatregelen 2024 | Dossiernr. 36420 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Belastingplan 2024 | Dossiernr. 36418 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Wet werkelijk rendement box 3 | Dossiernr. nog niet bekend | Status Aangeboden aan Raad van State | Samenvatting - |
Wet implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering | Dossiernr. nog niet bekend | Status Consultatie gesloten | Samenvatting - |
Wet kind, draagmoederschap en afstamming | Dossiernr. 36390 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Fiscale verzamelwet 2024 | Dossiernr. 36342 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Wetsvoorstel vastgoedaandelentransacties | Dossiernr. nog niet bekend | Status Consultatie gesloten | Samenvatting - |
Beleidsbesluiten
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-11-2024 | Nummer 2024-28585 | Samenvatting In dit besluit heeft de Minister van Financiën twee goedkeuringen opgenomen die van belang zijn voor het overgangsrecht… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-11-2024 | Nummer 2024-28660 | Samenvatting Dit besluit regelt overgangsrecht voor bepaalde situaties waarbij door de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijg… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-10-2024 | Nummer 2024-10969 | Samenvatting Het Besluit Ondernemingsfaciliteiten van 25 mei 2018 (nr. 2018-50125) is geactualiseerd. Het besluit bevat het beleid over… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-10-2024 | Nummer 2024-22350 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid over de toepassing van art. 3.119a en 3.119aa Wet IB 2001 met betrekking tot de bijleenregeling… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-09-2024 | Nummer 2024-20865 | Samenvatting Dit beleidsbesluit bevat het beleid voor de deelnemingsvrijstelling en is een actualisering van het besluit van 9 maart 2020… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-08-2024 | Nummer 2024-19230 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 20 december 2023 (nr. 2023-255882). De wijziging betreft de toevoeging van een nieuw ond… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-08-2024 | Nummer 2024-0000014892 | Samenvatting Dit besluit van 22 augustus 2024 wijzigt het besluit van 21 juni 2013 (nr. BLKB/2013/642M). De wijziging houdt verband met… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-07-2024 | Nummer 2024-216483 | Samenvatting Dit besluit vervangt het besluit van 15 mei 2017 (nr. 2017-81019), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 maart 2023 (nr.… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-06-2024 | Nummer 2024-0000012721 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft aan het Bedrijfsopvolgingsbesluit van 17 januari 2013 (nr. BLKB2012/1221M), laa… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-05-2024 | Nummer 2024-11847 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft op 22 mei 2024 een besluit genomen, inhoudende de intrekking van de ruime uitle… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-05-2024 | Nummer 2024-11642 | Samenvatting Dit besluit bevat beleid voor de beleggingsinstelling bedoeld in art. 28 Wet Vpb. Het besluit van 14 oktober 2022 (nr. 2022-… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-05-2024 | Nummer 2024-5944 | Samenvatting In dit besluit staat het beleid met betrekking tot het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Dit besluit is een actualiser… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-04-2024 | Nummer 2024-0000229730 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-04-2024 | Nummer 2024-186206 | Samenvatting Dit besluit bevat beleid voor de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting (art. 15 Vpb e.v.). Dit besluit is een actuali… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-03-2024 | Nummer 2024-6086 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft in het besluit van 15 maart 2024 (nr. 2024-6086) de voorwaarden opgenomen waara… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-03-2024 | Nummer 2023-16550 | Samenvatting Het verzamelbesluit aanmerkelijk belang van 9 maart 2018, nr. 2018-27139 (Stcrt. 2018, 15751) is geactualiseerd. De wijzigin… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 31-01-2024 | Nummer - | Samenvatting In deze publicatie staan de uitgangspunten en normen voor 2023 voor de waardering van verpachte gronden (grasland en bo… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2023 | Nummer 2023-255883 | Samenvatting Dit besluit bevat een algemene toestemming voor de Inspecteur om verzoeken af te doen als bedoeld in artikel X lid 2 van de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2023 | Nummer 2023-255882 | Samenvatting Dit besluit bevat een algemene toestemming voor de Inspecteur om verzoeken af te doen als bedoeld in artikel V lid 2 van de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2023 | Nummer Stb. 2023, 511 | Samenvatting Op grond van het Eindejaarsbesluit 2023 zijn diverse uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen gewijzigd. Onder mee… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2023 | Nummer 2023-0000270123 | Samenvatting In artikel I van de Bijstellingsregeling indirecte belastingen en de Provinciewet 2024 is de nieuwe woningwaardegrens bekend… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-12-2023 | Nummer 2023-0000275008 | Samenvatting In de Eindejaarsregeling 2023 (15 december 2023, nr. 2023-0000275008) zijn diverse wijzigingen opgenomen in uitvoeringsregel… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-12-2023 | Nummer 2023-26908 | Samenvatting Bij besluit van 12 december 2023 (nr. 2023-26908) is het btw-vastgoedbesluit van 19 september 2013 (nr. BLKB2013/1686M) geac… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-11-2023 | Nummer 2023-24452 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-11-2023 | Nummer 2023-0000231102 | Samenvatting Naar aanleiding van de uitkomsten van het vervolgonderzoek dat is gedaan naar verbeteringen in de bedrijfsopvolgingsregeling… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 28-09-2023 | Nummer - | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-09-2023 | Nummer - | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-08-2023 | Nummer 2023-17125 | Samenvatting Dit besluit wijzigt onderdeel 3.3.5 van het besluit Omzetbelasting. Administratieve-, facturerings- en andere verplichtingen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-08-2023 | Nummer 2023-180526 | Samenvatting In dit besluit staat het beleid over middeling. Dit besluit is een actualisering van het besluit van 19 december 2020 (nr.… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-08-2023 | Nummer 2023-11888 | Samenvatting In dit besluit is beleid opgenomen over de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting van stichtingen en verenigingen.… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-06-2023 | Nummer 2023-0000143537 | Samenvatting Het eerder dit jaar ter consultatie aangeboden wetsvoorstel op grond waarvan de samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-06-2023 | Nummer 2023-6393 | Samenvatting Dit besluit actualiseert het besluit van 23 november 2021, nr. 2021-19540 (Omzetbelasting. Btw-heffing en toepassing KOR bij… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-04-2023 | Nummer 2023-0000101431 | Samenvatting In een brief van 26 april jl. heeft staatssecretaris Van Rij aangekondigd dat hij van plan is met ingang van 1 januari 2023… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-04-2023 | Nummer 2023-6233 | Samenvatting Dit besluit betreft de actualisering van de Leidraad meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (besluit van 24 jun… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-03-2023 | Nummer 2023-77781 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 19 december 2014 (nr. BLKB2014/1415M). De wijziging betreft twee nieuwe onderdelen. In… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-03-2023 | Nummer 2023-14431 | Samenvatting Dit besluit is een samenvoeging van de volgende vijf besluiten over winstbepaling voor de totaalwinst: Besluit van 24 januar… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-03-2023 | Nummer 2023-2 | Samenvatting Het beleidsbesluit van 2 maart 2023 (nr. 2023-2) actualiseert en vervangt het besluit van 22 september 2022 (nr. 2022-1). In… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-02-2023 | Nummer 2023-1520 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-02-2023 | Nummer 2023Z00477 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-01-2023 | Nummer 2023-1194 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-01-2023 | Nummer 2022-322315 | Samenvatting Het Besluit verduidelijkt de toepassing van art. 8bd Wet Vpb in de situatie dat een vermogensbestanddeel wordt overgedragen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-01-2023 | Nummer 2023-1 | Samenvatting In het besluit van 22 februari 2017 (nr. 2017-36415) is een goedkeuring opgenomen dat de maatstaf van heffing naar beneden… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2022 | Nummer 2022-278079 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het Besluit van 27 oktober 2021, nr. 2021-210997. In dit besluit zijn goedkeuringen opg… | |
Instantie Staatscourant | Datum 21-12-2022 | Nummer 32161 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 15 december 2013, nr. BLKB/2013/2291M. (Stcrt. 2013, 35891). Het beslui… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 21-12-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Voor de aangifte inkomstenbelasting, moet de waarde worden opgeven van bezittingen in box 3, zoals verpachte gronden. Daarbi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2022 | Nummer Stb. 2022, 540 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-12-2022 | Nummer 2022-0000299359 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-12-2022 | Nummer 2022-26653 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 11 september 2014, Omzetbelasting en overdrachtsbelasting. Verkoop onder voorwaarde… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-12-2022 | Nummer 2022-0000023865 | Samenvatting Beleidsbesluit vrijstellingen schenk- en erfbelasting geactualiseerd Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-12-2022 | Nummer 2022-0000302028 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-12-2022 | Nummer 2022-0000302028 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-12-2022 | Nummer 2022-26122 | Samenvatting Dit besluit wijzigt onderdeel 5 van het besluit Overdrachtsbelasting en omzetbelasting. Samenloop (besluit van 16 maart 2017… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-12-2022 | Nummer 2022-0000291606 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Economische Zaken | Datum 09-12-2022 | Nummer DGBI / 22572682 | Samenvatting Het kabinet wil de bedrijfsopvolgsregelingen (BOR) en doorschuifregelingen (DSR) niet afschaffen. Wel wil het kabinet binnen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-12-2022 | Nummer 2022-0000289823 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-12-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Box 3 rechtsherstel kan gevolgen hebben voor de erfbelasting De Belastingdienst heeft vragen beantwoord die zijn gesteld naa… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-11-2022 | Nummer DGBD 267621 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/873M (Stcrt. 2010, 20508). De wijziging betreft een aanpas… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-11-2022 | Nummer 2022-270669 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-10-2022 | Nummer 2022-22885 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 24 november 2009 (nr. CPP2009/2342M), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 november… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-09-2022 | Nummer 2022-192540 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-08-2022 | Nummer 2022-188681 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid voor de bedrijfsfusie in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 28 april 2021,… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-08-2022 | Nummer 2022-188573 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid voor de zuivere splitsing in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 28 april 202… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-08-2022 | Nummer 2022-188692 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid voor de juridische afsplitsing in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 28 apri… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-08-2022 | Nummer 2022-188642 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid voor de juridische fusie in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 28 april 2021… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-07-2022 | Nummer 2022-199150 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-07-2022 | Nummer 2022-159595 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 17 december 2014 (nr. BLKB2014/1894M). Het nieuwe onderdeel 3.2.1 gaat… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-07-2022 | Nummer 2022-8874 | Samenvatting Wijziging van besluit van 25 november 2019, nr 2019-187751 | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-07-2022 | Nummer nr 2022-4487 | Samenvatting In dit geactualiseerde besluit is bepaald beleid op het gebied van de herinvesteringsreserve aangepast, verduidelijkt of nie… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-07-2022 | Nummer 2022-0000186098 | Samenvatting Leegwaarderatio in de SW en de Wet IB 2001 wordt voortgezet met geactualiseerde percentagesIngevolge art. 21 lid 8 SW en art… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-07-2022 | Nummer 2022-0000186479 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2022 | Nummer 2022-13545 | Samenvatting Dit besluit wijzigt de onderdelen 1, 3 en 4 van het besluit Omzetbelasting. Vaste inrichting (besluit van 17 december 2020,… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-06-2022 | Nummer 2022-176296 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 24-06-2022 | Nummer 2022-0000346512 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-06-2022 | Nummer 2022-166914 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-06-2022 | Nummer 2022-13302 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-06-2022 | Nummer 2022-0000129896 | Samenvatting In een brief aan de Tweede Kamer heeft de Staatssecretaris van Financiën medegedeeld dat het bij de introductie in 2012… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-06-2022 | Nummer 2022-0000013460 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft met het beleidsbesluit van 15 juni 2022 het bestaande besluit van 20 april 2015… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-06-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Namens de Staatssecretaris van Financiën zijn op 3 juni 2022 naar aanleiding van een Wob-verzoek (thans Woo-verzoek) be… | |
Instantie Overig | Datum 30-05-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Door de commissie Bekkers, van Leijenhorst en Leijten is (op verzoek van het kabinet Rutte III) op 30 mei 2022 een Adviesrap… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-05-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-04-2022 | Nummer 2022-121239 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-04-2022 | Nummer 2022-0000132649 | Samenvatting Kabinet kiest voor spaarvariant bij rechtshersteloperatie box 3Op 28 april 2022 heeft staatssecretaris Van Rij meegedeeld da… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-04-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-04-2022 | Nummer 2518 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 20-04-2022 | Nummer - | Samenvatting Door middel van dit Wob-verzoek is onder meer de volgende informatie van het MDR-team van de Belastingdienst openbaar gemaak… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-04-2022 | Nummer 2022-0000122084 | Samenvatting Hersteloperatie box 3-heffing 2017-2022 en spoedwetgeving box 3 2023 en 2024In het Kerstarrest van 24 december 2021 heeft de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-04-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-04-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Vanaf 2025 bestaat box 3 uit vermogensaanwasbelastingStaatssecretaris Van Rij van Financiën heeft de Tweede Kamer de to… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-04-2022 | Nummer 2022-0000122147 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-04-2022 | Nummer 2022-0000001301 | Samenvatting In een besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2022 is een goedkeuring opgenomen voor samentelling… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-03-2022 | Nummer 2022-6334 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 22 december 2017, nr. 2017-16288 (Omzetbelasting. Toelichting Tabel I).… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-03-2022 | Nummer 2022-107231 | Samenvatting | |
Instantie Overig | Datum 30-03-2022 | Nummer 2022-0000088663 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-03-2022 | Nummer 2022-4923 | Samenvatting In dit besluit zijn beleidsstandpunten opgenomen over de subjectieve vrijstelling die binnen de vennootschapsbelasting geldt… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-03-2022 | Nummer 2022-0000086912 | Samenvatting In navolging van de beantwoording van de vragen van de Tweede Kamer in de brief van 1 maart jl. (nr 2022-0000056309),… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-03-2022 | Nummer 2022-0000056309 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft op 1 maart 2022 Kamervragen beantwoord inzake de mogelijkheden tot afschaffing… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-02-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Namens de Staatssecretaris van Financiën is naar aanleiding van een Wob-verzoek een aantal documenten gepubliceerd die… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-02-2022 | Nummer 2021-0000270262 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 11-02-2022 | Nummer Versie 11 februari 2022 | Samenvatting Dit document bevat vragen en antwoorden over de kapitaalverzekering eigen woning (KEW), de spaarrekening eigen woning (SEW),… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 04-02-2022 | Nummer 2022-35664 | Samenvatting Op 4 februari 2022 heeft de Belastingdienst, naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, uitspraak… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-01-2022 | Nummer 2022-20850 | Samenvatting Actualisering Besluit noodmaatregelen coronaIn verband met de coronacrisis heeft de Staatssecretaris een nieuw beleidsbeslui… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-01-2022 | Nummer 2022-0000020410 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-01-2022 | Nummer 2021-20252 | Samenvatting Besluit actualisering inkomstenbelasting, firmaproblematiek en terugwerkende krachtOp 19 januari 2022 heeft de Staatssecreta… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-01-2022 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Voor de aftrekbaarheid van uitgaven die door een ondernemer of vennootschap worden gedaan is het motief van de uitgaven van… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-12-2021 | Nummer 2021-0000025821 | Samenvatting In de ministeriële regeling van 31 december 2020 is geregeld dat de Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970 met ingang… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-12-2021 | Nummer 2021-0000234981 | Samenvatting In de Bijstellingsregeling van 28 december 2021 is onder andere opgenomen dat het bedrag van de woningwaardegrens voor… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-12-2021 | Nummer 2021-239504 | Samenvatting In dit besluit worden enkele beleidsbesluiten ingetrokken. De besluiten hebben hun belang verloren door wetswijziging of omd… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2021 | Nummer 2021-0000228261 | Samenvatting In dit besluit zijn een aantal wijzigingen opgenomen van enkele uitvoeringsbesluiten. De wijzigingen vloeien onder andere vo… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2021 | Nummer 2021-15229 | Samenvatting De staatssecretaris van Financiën heeft een nieuw besluit inzake belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden gepubli… | |
Instantie Ministerie van Algemene Zaken | Datum 15-12-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Algemene Zaken | Datum 15-12-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-12-2021 | Nummer 2021-22413 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit over de lijfrenten en periodieke uitkeringen van 16 mei 2019, nr. 2019-115021, laatstelijk… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-12-2021 | Nummer 2021-25132 | Samenvatting Met ingang van 1 januari 2022 is de voorgeschreven inhoud van het elektronische aangiftebericht uitgebreid, waardoor meer in… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-11-2021 | Nummer CE-AEP / 21298673 | Samenvatting Naar aanleiding van de openlopende coronabesmettingen heeft de Staatssecretaris van Financiën in een kamerbrief van 26… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-11-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Naar aanleiding van een Wob-verzoek heeft de Minister van Financiën de handboeken erf- en schenkbelasting van de Belast… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 16-11-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting X, jonger dan 35 jaar, verkrijgt op 1 juni 2021 bij akte van schenking en levering een woning met een waarde van minder dan… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-11-2021 | Nummer 2021-18832 | Samenvatting Het Besluit Beroep in Belastingzaken bevat procedurevoorschriften voor de Belastingdienst, voor het beroep, hoger beroep en… | |
Instantie KNB | Datum 02-11-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 28-10-2021 | Nummer 2021-45088 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 11-10-2021 | Nummer Stb. 2021, 469 | Samenvatting Op 11 november 2021 is het Besluit kwaliteitseisen curatoren, bewindvoerders en mentoren (Stb. 2014, 46) gewijzigd door het… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-10-2021 | Nummer 2021-0000204592 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft op 20 oktober 2021 geantwoord op vragen die de vaste commissie voor Financi&eum… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-10-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-09-2021 | Nummer 2021-20581 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-08-2021 | Nummer 2021-0000106786 | Samenvatting Staatssecretaris van Financiën Vijlbrief heeft in een Kamerbrief van 31 augustus 2021 aangekondigd dat het goedkeurend… | |
Instantie KNB | Datum 16-08-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Op 16 augustus 2021 is het modelreglement voor kleine VvE’s vastgesteld. Dit modelreglement komt tegemoet aan verschil… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-07-2021 | Nummer 2021-17080 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 28 april 2021 (nr. 2021-9403). De wijziging betreft een verduidelijking van onderdeel 3,… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-07-2021 | Nummer 2021-140430 | Samenvatting In een beleidsbesluit van 15 juli 2021 heeft de Staatssecretaris van Financiën vragen en antwoorden opgenomen met betre… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-07-2021 | Nummer 2021-15805 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-07-2021 | Nummer Stb. 2021, nr 357 | Samenvatting De wetgever heeft besloten tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (UB BRV) in verband met ve… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2021 | Nummer 2021-0000125606 | Samenvatting Omdat institutionele beleggers die FGR’s gebruiken als rechtsvorm voor hun beleggingsvehikels doorgaans gebruikma… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-06-2021 | Nummer 2021-14323 | Samenvatting Naar aanleiding van Kamervragen in oktober 2020 inzake schrijnende situaties als gevolg van betalingsproblemen met betrekkin… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-06-2021 | Nummer 2021-0000116045 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-06-2021 | Nummer 2021-121258 | Samenvatting Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 3 maart 2021 (nr 2021-38397). In dit besluit zijn nieuwe goedkeurin… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-06-2021 | Nummer 2021-0000089931 | Samenvatting In een brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris Vijlbrief van Financiën van 21 juni 2021 (nr 2021-0000089931)&nbs… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2021 | Nummer 2021-12740 | Samenvatting Op 10 juni 2021 heeft de Staatssecretaris van Financiën een besluit gepubliceerd met betrekking tot de kleineondernemer… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-06-2021 | Nummer 2021-7066 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 6 december 2014 (nr BLKB2014/704M). De wijziging betreft de toevoeging van onderdeel 3.3… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-05-2021 | Nummer 2021-97946 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 06-05-2021 | Nummer 2 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-04-2021 | Nummer 2021-9403 | Samenvatting Dit besluit geeft een invulling aan het begrip ‘zelfstandig’ zoals genoemd in art. 7 Wet OB met het oog op de bt… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-04-2021 | Nummer 2021-64140 | Samenvatting Op 23 april 2021 is een nieuw besluit gepubliceerd inzake het belastbare feit in de overdrachtsbelasting. Het besluit vervan… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-04-2021 | Nummer 2021-0000078681 | Samenvatting Naar aanleiding van een Wob-verzoek heeft het Ministerie van Financiën informatie over het beleid en de uitvoering omtr… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-04-2021 | Nummer 2021-0000078681 | Samenvatting De concept Handreiking familieleningen (juni 2020) die ten gevolge van dit WOB-verzoek openbaar is gemaakt, is inmiddels zon… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-04-2021 | Nummer AH 2335 2020Z19318 | Samenvatting In oktober 2020 zijn Kamervragen gesteld over de tragische situatie waarin een nog niet volwassen kind zijn ouders verliest,… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-04-2021 | Nummer 2021-0000066157 | Samenvatting In een casus waarbij FBN Juristen betrokken is geweest, heeft het Ministerie van Financiën met toepassing van de hardhe… | |
Instantie Overig | Datum 01-04-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Het KNB-stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid is vernieuwd. Het vervangt het vorige Stappenplan beoordeling wilsbekwaamhei… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 22-03-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Op 22 maart 2021 heeft de Belastingdienst een document met vragen en antwoorden gepubliceerd over de startersvrijstelling en… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-03-2021 | Nummer 2021-38397 | Samenvatting Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 21 december 2020 (nr 2020-247116). In dit besluit zijn nieuwe goedk… | |
Instantie Ministerie van Economische Zaken | Datum 21-01-2021 | Nummer CE-AEP / 21019675 | Samenvatting Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft bij brief van 21 januari 2021 (nr. CE-AEP / 21019675) een uitbreiding… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-01-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-01-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-01-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-01-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-01-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-01-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-12-2020 | Nummer 2020-0000246185 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-12-2020 | Nummer 2020-249875 | Samenvatting Dit besluit vervangt het besluit van 25 januari 2012 (nr. BLKB 2012/175M).De wijziging betreft onder meer een aanpassin… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2020 | Nummer 2020-25513 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2020 | Nummer 2020-27575 | Samenvatting Wijziging van besluit van 25 november 2019, nr 2019-187751 | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2020 | Nummer 2020-27572 | Samenvatting Bij besluit van 16 december 2020 heeft de Staatssecretaris van Financiën enkele beleidsbesluiten die hun belang hebben… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-12-2020 | Nummer 2020-26093 | Samenvatting Bij besluit van 10 december 2020 (nr. 2020-26093, Stcrt. 2020, 63543) heeft de Staatssecretaris van Financiën het beslu… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-12-2020 | Nummer 2019-74967 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit over de kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, het beleggingsrec… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-12-2020 | Nummer 2020-234674 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-12-2020 | Nummer 2020-0000236031 | Samenvatting De Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Financiën hebben in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-11-2020 | Nummer 2020-204084 | Samenvatting Dit besluit vervangt het besluit van 29 juni 2011 (nr BLKB2011/310M1) en het besluit van 19 augustus 2015 (nr BLKB 2015/449M… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-11-2020 | Nummer 2020-167584 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 25 november 2011, nr. BLKB 2011/641M (Stcrt. 2011, nr. 21834). Act… | |
Instantie Staatscourant | Datum 23-11-2020 | Nummer 2020-22956 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-10-2020 | Nummer 2020-0000207315 | Samenvatting In deze brief zijn - mede namens de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Binnenlandse Zaken en Ko… | |
Instantie Staatscourant | Datum 27-10-2020 | Nummer 2020, 54438 | Samenvatting | |
Instantie Staatscourant | Datum 27-10-2020 | Nummer 2020, 54435 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-10-2020 | Nummer 2020-0000196193 | Samenvatting In een brief aan de Tweede Kamer laat staatssecretaris van Financiën Vijlbrief weten dat er op dit moment geen financi&… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-10-2020 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-09-2020 | Nummer 2020-157866 | Samenvatting Op grond van art. 67 lid 3 SW wordt - onder voorwaarden - de verschuldigde erfbelasting en de daarmee samenhangende belastin… | |
Instantie Staatsblad | Datum 31-08-2020 | Nummer 2020, 331 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-08-2020 | Nummer 2020-0000154569 | Samenvatting In het bouwstenenrapport voor een beter belastingstelsel over het belasten van (inkomen uit) aanmerkelijk belang, is geconcl… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2020 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-06-2020 | Nummer 2020-4943 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het beleidsbesluit over de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) van art. 6a Vpb (MvF 10 maart 2008,… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-06-2020 | Nummer 2020-0000070494 | Samenvatting Naar aanleiding van vragen die zijn gesteld aan het Ministerie van Financiën over de giftenaftrek na het afzien van een… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-04-2020 | Nummer 2020-0000080433 | Samenvatting De staatssecretaris van Financiën heeft een zestal tijdelijke fiscale maatregelen aangekondigd. Een verlaging van… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-04-2020 | Nummer 2020-75650 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-04-2020 | Nummer 2020-19072 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-03-2020 | Nummer 2020-845 | Samenvatting | |
Instantie Overig | Datum 26-03-2020 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft in een bijlage bij haar brief van 26 maart 2020 als reactie op de cor… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-03-2020 | Nummer 2020Z05370 | Samenvatting In aanvulling op de brieven van 12 maart 2020 (CE-AEP / 20072624) en 17 maart 2020 (CE-AEP / 20077147) heeft de staatssecret… | |
Instantie Ministerie van Economische Zaken | Datum 17-03-2020 | Nummer CE-AEP / 20077147 | Samenvatting In aanvulling op de kamerbrief van 12 maart 2020 (CE-AEP / 20072624) zijn op 17 maart 2020 meer economische maatregelen aang… | |
Instantie Ministerie van Economische Zaken | Datum 12-03-2020 | Nummer CE-AEP / 20072624 | Samenvatting Op 12 maart 2020 hebben de ministers van Economische Zaken en Klimaat, Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-03-2020 | Nummer 2020-0000046622 | Samenvatting Er is een fout ontdekt in de berekening van de forfaitaire rendementen van box 3 zoals die zijn vastgesteld door het Ministe… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-02-2020 | Nummer 2020-0000001663 | Samenvatting Staatssecretaris Vijlbrief beantwoordt de vraag waarom gewone giften aan SBBI''s niet aftrekbaar worden gemaakt: hiermee zou… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-02-2020 | Nummer 2019-0000158950 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-01-2020 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-12-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-11-2019 | Nummer 2019-187751 | Samenvatting Gewijzigd bij besluiten van 17 december 2020, nr. 2020-27575 en 27 juli 2022, nr. 2022-8874 | |
Instantie Belastingdienst | Datum 15-10-2019 | Nummer 18-051-081 | Samenvatting FBN Juristen heeft aan de Kennisgroep Onroerende Zaken van de Belastingdienst de vraag voorgelegd of het verschil in ei… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-10-2019 | Nummer 2019-128190 | Samenvatting Op verzoek wordt teruggaaf van betaalde overdrachtsbelasting verleend als de toestand van vóór de verkrijging… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-10-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-09-2019 | Nummer 2019, 51913 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 17-09-2019 | Nummer 2019-0000489676 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-09-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Het Ministerie van Financiën heeft een overzicht gepubliceerd van de meest gestelde vragen en antwoorden over btw-heffi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-09-2019 | Nummer 2019, 49313 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-09-2019 | Nummer 2019, 49314 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-08-2019 | Nummer 2019, 48210 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-08-2019 | Nummer 2019-0000099209 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-08-2019 | Nummer 2019-0000126489 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-07-2019 | Nummer 2019-0000120691 | Samenvatting Het Ministerie van Financiën heeft een Wob-verzoek beantwoord waarin is verzocht om bekendmaking van het standpunt van… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-07-2019 | Nummer 2019-112145 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2019 | Nummer 2019-0000089981 | Samenvatting Op 12 juli 2019 heeft de Staatssecretaris een besluit genomen op een Wob-verzoek inzake kunstobjecten en de Successiewet. Da… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-07-2019 | Nummer 2019-0000106943 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-06-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Naar aanleiding van een Wob-verzoek is onlangs een memo (d.d. 21 september 2017) van de Belastingdienst gepubliceerd. In dit… | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 20-05-2019 | Nummer 2019-229431 | Samenvatting Onlangs zijn Kamervragen beantwoord met betrekking tot de fiscale behandeling van het lidmaatschap in een vereniging van eig… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-05-2019 | Nummer 2019-115021 | Samenvatting Dit beleidsbesluit is gewijzigd bij besluit van 8 september 2020 (nr. 2020-16039) en bij besluit van 13 december 2021 (2021-… | |
Instantie Staatscourant | Datum 10-05-2019 | Nummer 2019-0000073662 | Samenvatting Wijziging Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting in verband met invoering nieuwe kleineondernemersregeling per 1 januari 2020… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-04-2019 | Nummer 2019-8322 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-04-2019 | Nummer 2019-0000063014 | Samenvatting Staatssecretaris Snel van Financiën is in een kabinetsreactie ingegaan op de wens van de Tweede Kamer om een box 3-heff… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-04-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-03-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Naar aanleiding van de evaluaties van de giftenaftrek en van de praktijk rond ANBI’s en SBBI’s heeft de Staatsse… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 28-03-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-03-2019 | Nummer 2019-30576 | Samenvatting Dit besluit vervangt het besluit van 5 februari 2018, nr 2018-5551. Verduidelijkt is de instructie inzake alternatieve infor… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-03-2019 | Nummer 2019-6904 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 3 juli 2008 (nr CPP2008/447M). De aanpassingen betreffen met name verwi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-03-2019 | Nummer 2019-0000033537 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-03-2019 | Nummer 2019/0000012049 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-02-2019 | Nummer 2019-0000016727 | Samenvatting X heeft in het verleden een perceel grond in een recreatiepark verkregen, waarop hij een mobiel chalet (recreatiewoning) hee… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-01-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep ingetrokken tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden (6… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-01-2019 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 17-12-2018 | Nummer 2018-214023 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2018 | Nummer 2018-22809 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-11-2018 | Nummer 2018-68650 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-11-2018 | Nummer 2018-115091 | Samenvatting De staatssecretaris van Financiën heeft een nieuw besluit gepubliceerd, waarin het beleid op het terrein van de fiscale… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-11-2018 | Nummer 2018-28514 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 24 november 2017 (nr 2017-126948). Het besluit voorziet in voortgezette… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-10-2018 | Nummer 2018/99281 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-09-2018 | Nummer 2018-155144 | Samenvatting Stichtingen en verenigingen zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting indien en voor zover zij een onderneming drijven.… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-09-2018 | Nummer 2018-0000139078 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-08-2018 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-08-2018 | Nummer 2018-0000116665 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft voor de tweede keer vragen beantwoord die zijn gesteld naar aanleiding van het… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-08-2018 | Nummer 2018/121069 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M.De volgende onderdelen zijn toegevoegd:de instandhou… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 15-08-2018 | Nummer IB 190 - 1Z*1FD | Samenvatting De Belastingdienst heeft geconstateerd dat belastingplichtigen en adviseurs zich soms onvoldoende bewust zijn van de fiscale… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-07-2018 | Nummer 2018-000119906 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën is tegemoet gekomen aan een Wob-verzoek in verband met mogelijk niet gepubliceerd bel… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-07-2018 | Nummer 2018-12775 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-07-2018 | Nummer 2018-0000115754 | Samenvatting Het Ministerie van Financiën heeft onderzoek laten doen naar de vraag of het systeem van de belastingrente redelijk, bi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-07-2018 | Nummer 2018-71700 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 26 maart 2013, nr BLKB/2013/400M. De wijziging betreft het vervallen van onderdeel 7.1… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-06-2018 | Nummer BLKB 2018/84956 | Samenvatting Dit besluit bevat beleidsregels en goedkeuringen over de maatstaf van heffing voor de btw. De maatstaf van heffing is het be… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-06-2018 | Nummer 2018-000108801 | Samenvatting Op 3 april 2018 oordeelde Hof Den Haag dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet van toepassing was op de schenki… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-06-2018 | Nummer 2018-0000103361 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft vragen beantwoord die zijn gesteld naar aanleiding van het besluit van 29 maart… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-05-2018 | Nummer BLKB 2018-66294 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 3 juni 2014 (nr BLKB 2014/816). Gewijzigd worden de onderdelen 3.2 en 9.1 over de zogeno… | |
Instantie Europese Raad | Datum 25-05-2018 | Nummer 2018/822 | Samenvatting Op 25 mei 2018 is de Mandatory Disclosure-richtlijn (MDR) aangenomen door de Europese Raad. ''Mandatory disclosure'' beteken… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-05-2018 | Nummer 2018-64996 | Samenvatting Dit besluit betreft een samenvoeging en actualisering van de besluiten van 12 april 2002 (nr CPP2002/137M) en van 18 juli 20… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 08-05-2018 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting In een handreiking van 8 mei 2018 wordt in vraag & antwoord-vorm ingegaan op de vererving van aanspraken op een oudedags… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-04-2018 | Nummer 2018-6865 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-04-2018 | Nummer 2018D27453 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën is in een brief aan de Tweede Kamer ingegaan op de wijze waarop de Belastingdienst om… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 04-04-2018 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Op 4 april 2018 heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst (CAP) in Vraag & Antwoord 17-017… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-04-2018 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting De gevolgen van het arrest van de Hoge Raad (HR 15 december 2017, 15/05937, ECLI:NL:HR:2017:3127) zijn verwerkt in deze vrag… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-04-2018 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-03-2018 | Nummer 2018-2954 | Samenvatting Dit besluit vervangt het besluit van 7 maart 2017 (nr 2017-22042). Goedgekeurd wordt dat bij de waardering van langlope… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-03-2018 | Nummer 2018-45958 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 5 juli 2010 (nr. DGB2010/872M).In het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2018 was… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-03-2018 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-03-2018 | Nummer 2018-27139 | Samenvatting Het verzamelbesluit aanmerkelijk belang van 4 september 2012 (nr. BLKB2012/101M) is geactualiseerd. Nieuw is… | |
Instantie Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Datum 08-03-2018 | Nummer 2018-0000025158 | Samenvatting Evaluatie Wet verevening pensioenrechten bij scheidingOp 8 maart 2018 hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenhei… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-01-2018 | Nummer 2018-1511 | Samenvatting Indien partners gezamenlijk in een 50/50 verhouding een eigen woning kopen en deze ook gezamenlijk 50/50 financieren, komt… | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 24-01-2018 | Nummer 2018-0000039301 | Samenvatting Nieuw model koopovereenkomst woning 1 februari 2018De brancheorganisaties NVM, VBO Makelaar, VastgoedPRO, Vereniging Eigen… | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 22-01-2018 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-12-2017 | Nummer 2017-21605 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 20 december 2013, nr BLKB 2013/2253M. Het besluit is geactualiseerd met… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 21-12-2017 | Nummer 2017/C/87 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 20-12-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Behandeling aangifte erfbelasting 2017 met voorrangDoor problemen met de automatisering lukt het de belastingdienst niet bin… | |
Instantie KNB | Datum 19-12-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Per 1 januari 2018 is de Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars in werking getreden. VvE’s kunnen nu… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 12-12-2017 | Nummer 2017-188201 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-11-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Algemene Zaken | Datum 10-10-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-10-2017 | Nummer BLKB2017/7366 | Samenvatting Dit besluit wijzigt enkele onderdelen van het besluit van 6 december 2014, nr BLKB2014/704M. Zo is onder andere een onderdee… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2017 | Nummer 2017-0000129721 | Samenvatting De Belastingdienst kan een belastingplichtige een vergrijpboete opleggen als een belastingplichtige met opzet niet, onjuist… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-06-2017 | Nummer 2017-0000114832 | Samenvatting In antwoord op Kamervragen laat de Staatssecretaris van Financiën weten dat hij geen aanleiding te zien… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-06-2017 | Nummer 2017-0000124081 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-06-2017 | Nummer 2017-0000106366 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft in antwoorden op Kamervragen aangegeven dat belastingplichtigen, gelet op de we… | |
Instantie Ministerie van Economische Zaken | Datum 06-06-2017 | Nummer DGAN-NB / 16167196 | Samenvatting Op verzoek van het Ministerie van Economische zaken zijn zes fiscale vrijstellingen op het gebied van bos en natuur geë… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-06-2017 | Nummer 2017-00000107691 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-06-2017 | Nummer 2017-0000107153 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-05-2017 | Nummer 2017-0000092292 | Samenvatting Op 14 februari 2017 oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat de verhuur van 23 panden aan voornamelijk studenten door een oud met… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 04-05-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Op 4 mei 2017 heeft de Belastingdienst een nieuwe versie van het informatieformulier op haar website gepubliceerd. Hieronder… | |
Instantie Overig | Datum 01-05-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-04-2017 | Nummer 2017-0000081030 | Samenvatting Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2017 is zijdelings opgemerkt dat vanaf 1 januari 2017 de aangifte schenk-… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 21-04-2017 | Nummer 1088331-160725-Z | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 18-04-2017 | Nummer 2017-0000060227 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-04-2017 | Nummer 2017-0000051053 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Economische Zaken | Datum 03-04-2017 | Nummer DGAN-NB / 17028412 | Samenvatting Naar aanleiding van een beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928 hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-03-2017 | Nummer 2017-0000057050 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-03-2017 | Nummer 2017-22793 | Samenvatting | |
Instantie Staatsblad | Datum 16-03-2017 | Nummer Stb. 2017, 117 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-03-2017 | Nummer 2017-51500 | Samenvatting Dit besluit over de samenloop van overdrachtsbelasting en omzetbelasting actualiseert enkele voorgaande besluiten. Nieuwe st… | |
Instantie Staatscourant | Datum 01-03-2017 | Nummer 2017/125 | Samenvatting Dit besluit vervangt het besluit van 5 december 2005, nr. CPP2005/1783M. De belangrijkste wijziging is het vervallen van de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-02-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-02-2017 | Nummer 2017-36415 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft op 22 februari 2017 een nieuw besluit vastgesteld over de maatstaf van heffing… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-02-2017 | Nummer 2017-0000018646 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-02-2017 | Nummer 2017-0000018674 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-02-2017 | Nummer 2017-0000017436 | Samenvatting Staatssecretaris laat wederom weten niets te zien in aanpassing overgangsrecht schenkvrijstelling eigen woning.De Staatssecr… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-02-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 01-02-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-01-2017 | Nummer 2017-7168 | Samenvatting Dit besluit verduidelijkt de fiscale regels voor pensioenregelingen die de Pensioenwet aanduidt als een premie- of kapitaalo… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 11-01-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-01-2017 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2016 | Nummer 2016-0000223377 | Samenvatting Vanaf 1 januari 2017 wordt de schenkvrijstelling voor de eigen woning verhoogd naar € 100.000. Dit was reden voor het… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2016 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-12-2016 | Nummer 2016-101667 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit over de investeringsaftrek van 17 maart 2014, nr BLKB2014/106M. Dit besluit bevat onder meer… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-12-2016 | Nummer 2016/101667 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-11-2016 | Nummer BLKB 2016/152 | Samenvatting Giften gedaan door een vennootschapsbelastingplichtig lichaam die verband houden met de persoonlijke vrijgevigheid van een… | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 08-11-2016 | Nummer 2010934 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-10-2016 | Nummer BLKB2016/130M | Samenvatting Dit besluit bevat beleid over de toepassing van art. 9, 10 en 15 SW. Het besluit vervangt het besluit van 4 april 2012, nr… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-08-2016 | Nummer BLKB/2016/899M | Samenvatting In overleg met Slachtofferhulp Nederland heeft de Belastingdienst een protocol opgesteld voor de omgang met achterblijv… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-07-2016 | Nummer BLKB 2016/764M | Samenvatting In dit besluit is opgenomen dat de goedkeuring in het besluit van 14 december 2010, nr DGB 2010/7826M, onder 2, van toepassi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2016 | Nummer 2016-0000080249 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2016 | Nummer DGB 2016-2766 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2016 | Nummer 2016-0000080249 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 07-07-2016 | Nummer 36900 | Samenvatting Deze regeling wijzigt de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren van 4 november 2014, nr 577811. De regeling… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2016 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Uit het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2016 (nr 15/02845, ECLI:NL:2016:705) volgt dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2016 | Nummer 2016-0000092244 | Samenvatting De Staatsecretaris van Financiën uit al lange tijd de wens om het pensioen in eigen beheer af te schaffen. In de brief… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-06-2016 | Nummer 2016-0000090489 | Samenvatting Aan de Staatssecretaris van Financiën is de volgende casus voorgelegd. Ouders helpen hun dochter financieel aangezien… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-06-2016 | Nummer BLKB2016/695M | Samenvatting In dit besluit is het beleid neergelegd voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van rijksbelastingen waarop… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-06-2016 | Nummer BLKB2016/425 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën maakt de rolnummers bekend van de gerechtelijke procedures over de bezwaarschrif… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-06-2016 | Nummer BLKB 2016/616M | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-06-2016 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Naar aanleiding van een WOB-verzoek is een Praktijkhandreiking bedrijfsopvolging vastgoedexploitanten van de Belastingdienst… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-05-2016 | Nummer DGB/2016-1410 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft in twee brieven aan de Tweede Kamer laten weten dat een nieuw beleids… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-05-2016 | Nummer AFP/2016/313 M | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft in twee brieven aan de Tweede Kamer laten weten dat een nieuw beleids… | |
Instantie Nationale Ombudsman | Datum 23-03-2016 | Nummer 2016/025 | Samenvatting In zijn rapport ‘Een onverwacht hoge rekening’ uitgebracht op 23 maart 2016 concludeert de Nationale ombuds… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-03-2016 | Nummer BLKB 2015-1389 | Samenvatting In Vakstudie-Nieuws is een brief van de Staatssecretaris van Financiën gepubliceerd waarin hij reageert op een verzoek… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-03-2016 | Nummer DB/2016-100 U | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft de wens om een einde te maken aan pensioen in eigen beheer. Hiermee kan in zijn… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-02-2016 | Nummer DGB 2016-568 | Samenvatting In een reactie op de conclusie van de A-G laat het Ministerie van Financiën weten zich niet te kunnen vinden in het sta… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-02-2016 | Nummer BLKB 2016/19 | Samenvatting Een belastingplichtige die erfbelasting is verschuldigd, kan belastingrente verschuldigd zijn. Belastingrente wordt berekend… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-02-2016 | Nummer DGB 2016-234 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-02-2016 | Nummer BLKB2016/33M | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit over de kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, het beleggingsrecht ei… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-01-2016 | Nummer DGB/2015/5564 U | Samenvatting In antwoorden op Kamervragen is de Staatssecretaris van Financiën ingegaan op de handelswijze van de Belastingdienst me… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-01-2016 | Nummer BLKB2016/66 | Samenvatting Dit besluit bevat een goedkeuring waardoor de niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek kan worden verrekend met de stakingswin… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-01-2016 | Nummer BLKB 2016/99M | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 18 februari 2014, nr BLKB 2014/15M.In dit besluit wordt voor de zogenoemde aandeelhouder… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-01-2016 | Nummer BLKB2016/99M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 01-01-2016 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-12-2015 | Nummer DB/2015/465M | Samenvatting | |
Instantie Staatsblad | Datum 23-12-2015 | Nummer Stb. 2015, 544 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2015 | Nummer DB/2015/454 U | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met betrekking tot het pensioen in eige… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2015 | Nummer DB/2015/454 U | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 16-12-2015 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting In deze publicatie zijn opgenomen de uitgangspunten en normen voor de waardering van verpachte gronden (grasland en bouwland… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-12-2015 | Nummer BLKB 2015/1511M | Samenvatting Een fonds voor gemene rekening (FGR) geldt als besloten indien hetzij voor de vervreemding van de bewijzen van deelgerechtig… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-12-2015 | Nummer BLKB2015/1209M | Samenvatting In een nieuw CV-besluit van 15 december 2015 (nr. BLKB2015/1209M) is het eerdere CV-besluit van 11 januari 2007 (nr. CPP206/… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-12-2015 | Nummer BLKB2015/1540M | Samenvatting Met dit besluit wordt de Leidraad Invordering 2008 gewijzigd in verband met de aanpassing van de wetgeving per 1 januari 201… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-11-2015 | Nummer BLKB2015/1671M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-11-2015 | Nummer BLKB2015/1346M | Samenvatting Voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet wordt voor de waardering van ondernemingen in begins… | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 30-10-2015 | Nummer 88765 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-09-2015 | Nummer 2015D34167 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-09-2015 | Nummer 34300-IX-4 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-09-2015 | Nummer BLKB 2015/1169M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-07-2015 | Nummer DGB/2015/3164 | Samenvatting Bij de exploitatie of ontwikkeling van een gebied voor woningbouw door een gemeente maakt zij grondexploitatiekosten voor on… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-07-2015 | Nummer FM 2015/1090M | Samenvatting In verband met de huidige lage hypotheekrente kan het aantrekkelijk zijn de schuld op de eigen woning over te sluiten. Aan… | |
Instantie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Datum 03-07-2015 | Nummer WJZ/785850 (10601) | Samenvatting De aftrek voor uitgaven voor monumentenpanden staat ook open voor eigenaren van monumenten die op het grondgebied van een an… | |
Instantie Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Datum 02-07-2015 | Nummer Strct 2015 nr 19073 | Samenvatting De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de regels op grond waarvan een directeur-grootaandeelhouder buiten de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-06-2015 | Nummer BLKB2015/903M | Samenvatting Na een oproep van de Bond voor Belastingbetalers zijn bij de Belastingdienst meer dan 10.000 bezwaarschriften binnengekomen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-06-2015 | Nummer BLKB 2014-1684 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën is ingegaan op de gevolgen voor de inkomsten- en schenkbelasting indien ongehuwde sam… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-06-2015 | Nummer BLKB2015/571M | Samenvatting In dit besluit is het beleid neergelegd voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van rijksbelastingen waarop… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 16-06-2015 | Nummer 767292-136554-MEVA | Samenvatting | |
Instantie Tweede Kamer | Datum 12-05-2015 | Nummer FM/2015/685M | Samenvatting De Minister van Financiën heeft, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, op 12 mei 2015 gereageerd op Kamer… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-04-2015 | Nummer DB2015/136 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-02-2015 | Nummer BLKB2015/211 M | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 6 mei 2008, nr CPP 2008/984M, over de toepassing van art. 20a van de We… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 13-01-2015 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting In deze publicatie zijn opgenomen de uitgangspunten en normen voor de waardering van verpachte gronden (grasland en bouwland… | |
Instantie Europese Parlement | Datum 12-01-2015 | Nummer 2013/0025 (COD) | Samenvatting Op basis van een voorgestelde Europese richtlijn tegen witwassen gaat voor bedrijven een registratieplicht van hun grootaand… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2014 | Nummer BLKB2014/1415M | Samenvatting Het beleid met betrekking tot aftrek van giften in de Wet IB 2001 en het aanmerken van een instelling als ANBI is geactualis… | |
Instantie Staatscourant | Datum 19-12-2014 | Nummer 36648 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-12-2014 | Nummer BLKB2014/2176M | Samenvatting | |
Instantie Bewaarders van het kadaster en de openbare registers | Datum 18-12-2014 | Nummer 36245 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2014 | Nummer Stb. 2014, nr 579 | Samenvatting Met dit besluit wijzigen enkele uitvoeringsbesluiten. De wijzigingen vloeien onder meer voort uit het Belastingplan 2015. Oo… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2014 | Nummer BLKB2014/1894M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-12-2014 | Nummer AFP/2014/1085 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-12-2014 | Nummer BLKB 2014-704M | Samenvatting Enkele onderdelen van dit besluit zijn gewijzigd bij besluit van 10 oktober 2017, nr BLKB2017/7366.Dit besluit bevat beleids… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-11-2014 | Nummer BLKB2014/1947M | Samenvatting Op 3 oktober 2014 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de eigenwoningregeling geen renteaftrek toestaat voor een woning in… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-11-2014 | Nummer DGB 2014-5821 | Samenvatting In 2012 wordt stichting S opgericht ter realisatie en exploitatie van een multifunctioneel kunstgrasveld. De Inspecteur weig… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-11-2014 | Nummer Stb. 2014, 464 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 04-11-2014 | Nummer 577811 | Samenvatting De regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie bevat uniforme regels voor de beloning van curatoren, bewindvoerders… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 27-10-2014 | Nummer Stb. 2014, 420 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 17-10-2014 | Nummer 568831 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 17-10-2014 | Nummer 2014-0000556688 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-10-2014 | Nummer BLKB2013M/1870M | Samenvatting Het besluit inzake internationale aspecten van schenk- en erfbelasting is geactualiseerd. Nieuw is dat in grensoverschrijden… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-10-2014 | Nummer BLKB2014/1782M | Samenvatting Dit besluit betreft de fiscale behandeling van de aanspraken van medisch specialisten op een transitiefonds in het geval zij… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-09-2014 | Nummer BLKB2014/1321M | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 4 september 2012, nr BLKB2012/101M. De wijziging betreft een verruiming van de facilitei… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-09-2014 | Nummer AFP/2014/806 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën is in een brief ingegaan op de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting bij ee… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-09-2014 | Nummer AFP/2014/806 bijlage | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-09-2014 | Nummer AFP/2014/780 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-09-2014 | Nummer BLKB2014/112M | Samenvatting Bij verkoop onder voorwaarden (VOV) verkopen ondernemers nieuwbouw woningen met korting op de marktwaarde. Woningcorporaties… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-09-2014 | Nummer AFP/2014/785 U | Samenvatting | |
Instantie Staatsblad | Datum 04-09-2014 | Nummer 333 | Samenvatting Dit besluit bevat een aantal wijzigingen van verschillende besluiten waaronder het Besluit omgevingsrecht. Deze wijzigingen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-07-2014 | Nummer BLKB/2014/125M | Samenvatting In art. 11 lid 1 onderdeel o Wet OB is een btw-vrijstelling opgenomen voor het verzorgen van onderwijs. In dit besluit… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-07-2014 | Nummer BLKB2014/546M | Samenvatting De Wet op de omzetbelasting 1968 bevat een bijzondere regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor ver… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-07-2014 | Nummer BLKB2014/362M | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 16 februari 2012, nr BLKB2012/8. Aangevuld is het onderdeel over te laa… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 15-07-2014 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 15-07-2014 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 08-07-2014 | Nummer 436935 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-07-2014 | Nummer DB2014/272 | Samenvatting In de brief geeft de Staatssecretaris van Financiën weer hoe hij de verdere uitwerking van de werkkostenregeling voor… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-07-2014 | Nummer DB/2014/280 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 01-07-2014 | Nummer 14-601-1 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 10-06-2014 | Nummer 2014-0000309386 | Samenvatting Wanneer partners gaan scheiden en samen een eigen woning bezitten, gebeurt het vaak dat een van hen de ander uitkoopt. De fi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-06-2014 | Nummer BLKB 2014/816 | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 28 mei 2018 (nr BLKB 2018-66294).Op het moment dat een ondernemer zijn onderneming… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-04-2014 | Nummer AFP/2014/302 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën is in een brief aan de Tweede Kamer ingegaan op de stand van zaken en de uitvoering… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-04-2014 | Nummer BLKB2014/506M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Datum 08-04-2014 | Nummer IENM/BSK-2014/70066 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-03-2014 | Nummer DGB 2014-1075 | Samenvatting Op 22 december 2013 oordeelde Hof Den Haag dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet konden worden… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-03-2014 | Nummer AFP/2014/ 252U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 21-03-2014 | Nummer 487708 | Samenvatting De Minister van Veiligheid en Justitie heeft Kamervragen beantwoord over de Stichting Meldpunt Collectief Onrecht (SMCO). De… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-03-2014 | Nummer DV/2014/1 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-03-2014 | Nummer BLKB 2014/106M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 8 december 2016, nr 2016-101667. | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-03-2014 | Nummer BLBK2014/106m | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 12-02-2014 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting In deze publicatie zijn opgenomen de uitgangspunten en normen voor de waardering van verpachte gronden (grasland en bouwland… | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 29-01-2014 | Nummer Stb. 2014, nr 46 | Samenvatting Dit besluit is per 11 oktober 2021 gewijzigd, zie hiervoor Wijziging Besluit kwaliteitseisen curatoren, bewindvoerders… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-12-2013 | Nummer DB 2013/599M | Samenvatting De wijzigingen in de onderhavige regeling betreffen onder meer wijzigingen die verband houden met: – de herinvoering… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 21-12-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting In Vakstudie-Nieuws (V-N 2013/40.14) is een brief van de Belastingdienst gepubliceerd over de afwikkeling van een nalatensch… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-12-2013 | Nummer BLKB 2013/2001M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-12-2013 | Nummer Stb. 2013, nr 569 | Samenvatting De wijzigingen in de onderhavige regeling betreffen onder meer:- aanpassingen van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-12-2013 | Nummer BLKB2013/2292M | Samenvatting Met dit wijzigingsbesluit is per 1 januari 2014 onder andere een bijzondere uitstelfaciliteit gecreëerd in ar… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-12-2013 | Nummer Stb. 2013, nr 34549 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 04-12-2013 | Nummer Stcrt. 2013, 34331 | Samenvatting Op 22 oktober 2013 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de proefprocedures inzake de vraag of de bedrijfsopvolgingsregelin… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-12-2013 | Nummer DGB 2013-6494 | Samenvatting Rechtbank Gelderland (5 november 2013, nr 11/3084, ECLI:NL:RBGEL:2013:4262) heeft in een geval waarin een pensioenaanspraak… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-11-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-10-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-10-2013 | Nummer BLKB2013/1910M | Samenvatting De in dit besluit opgenomen wijzigingen vloeien voort uit de kabinetsreactie op het rapport Paritas passé.1 De wijzig… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-10-2013 | Nummer DB/2012/401 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 17-10-2013 | Nummer Stb. 2013, 423 | Samenvatting | |
Instantie Staatscourant | Datum 14-10-2013 | Nummer 28846 | Samenvatting Deze regeling vervangt de Uitvoeringsbeschikking Registratiewet 1970 (hierna: Uitvoeringsbeschikking) en bevat uitvoeringsbe… | |
Instantie Staatscourant | Datum 27-09-2013 | Nummer 26451 | Samenvatting In de Regeling vervreemdingen woongelegenheden zijn de voorwaarden ten aanzien van verkopen van woongelegenheden door toegel… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-09-2013 | Nummer DGB/2013/3650 U | Samenvatting | |
Instantie Staatscourant | Datum 25-09-2013 | Nummer 26622 | Samenvatting In deze circulaire staat beschreven wanneer een verzoek om toestemming nodig is, waaraan een dergelijk verzoek moet voldoen… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 17-09-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 30-08-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Staatssecretaris van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzacht de effecten van vermogensinkomensbijtelling voor de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-08-2013 | Nummer FM/2013/1302 U | Samenvatting Op 1 juli 2013 heeft het Tweede Kamerlid Van Hijum (CDA) aan de Minister van Financiën gevraagd of het wenselijk is dat… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 20-07-2013 | Nummer 107098-DMO | Samenvatting In een brief aan de Tweede Kamer gaat Staatssecretaris van Rijn van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2013 | Nummer DB 2013/366 M | Samenvatting De wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR AWR 1994) geeft nadere uitvoering aan… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2013 | Nummer FM 2013/1284 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-07-2013 | Nummer BLKB2013/791M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-06-2013 | Nummer DB2013/335 | Samenvatting Op 28 juni 2013 heeft de ministerraad besloten dat met het oog op het belang van de economische ontwikkeling tijdelijk de mo… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 26-06-2013 | Nummer 123144-105010-Z | Samenvatting Per 1 januari 2013 is de vermogensinkomensbijtelling (hierna: VIB) op de eigen bijdrage AWBZ/WMO van kracht. 4 april j.l. is… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-06-2013 | Nummer BLKB/2013/642M | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid over diverse onderwerpen betreffende de vrijstelling van overdrachtsbelasting. Het betreft de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-06-2013 | Nummer DGB/2013/3067 U | Samenvatting Antwoorden op vragen van het lid Bashir over duidelijkheid omtrent de duur van de hypotheekrenteaftrek bij trouwen. | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-06-2013 | Nummer DB/2013/226M | Samenvatting De verkrijging van onroerende zaken in verband met een interne reorganisatie is onder voorwaarden vrijgesteld van overdracht… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2013 | Nummer DB2013-301M | Samenvatting De onderhavige regeling wijzigt verschillende fiscale uitvoeringsregelingen alsmede enige overige uitvoeringsregelingen alsm… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-06-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Op 2 juli jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet Verhuurderheffing die een heffing voor verhuurders voor het jaar 20… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-05-2013 | Nummer AFP/2013/254 U | Samenvatting Vragen van het lid Paulus Jansen (SP) aan de staatssecretaris van Financiën over de fiscale regeling voor hypotheekrent… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-05-2013 | Nummer FM/2013/860 U | Samenvatting Vragen van het lid Oskam (CDA) over de vergunningplicht Autoriteit Financiële Markten (AFM) op het gebied van onder and… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-05-2013 | Nummer BLKB2013/909M | Samenvatting Dit besluit bevat een goedkeuring voor de toepassing van de partnerregeling voor mantelzorgers voor de erfbelasting voor de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-05-2013 | Nummer DB/2013/234 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-04-2013 | Nummer DGB 2013/201M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-04-2013 | Nummer AFP 2013/178 U | Samenvatting In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën van 13 maart 2013 is gesproken over de stand van zaken… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-04-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting De staatssecretaris heeft zijn cassatieberoep ingetrokken tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat de woning en de aan… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-04-2013 | Nummer BLKB2013/473M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-04-2013 | Nummer DB/2013/143 U | Samenvatting Antwoord naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) over het bericht dat de crisisheffing voor… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-03-2013 | Nummer BLKB/2013/400M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigt bij het besluit van 3 juli 2018, nr 2018-71700. De wijziging betreft het vervallen van onderde… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-03-2013 | Nummer BLKB 2013/88M | Samenvatting Een erflater kan zijn wensen met betrekking tot zijn nalatenschap kenbaar maken via zijn testament. Daarnaast kan een erflat… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-03-2013 | Nummer BLKB2013/110M | Samenvatting In artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is bepaald dat rente op schulden in bepaalde situaties niet aftr… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-03-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Vragen en antwoorden over het besluit BLKB/2013/305M van 28 februari 2013 (verlaagd btw-tarief op arbeidskosten bij renovati… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-03-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting De Europese Commissie heeft het extra belastingvoordeel voor giften aan culturele instellingen goedgekeurd. Hierdoor mogen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-03-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Particulieren en bedrijven die giften doen aan culturele instellingen kunnen een jaar langer gebruik maken van een extra bel… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-03-2013 | Nummer BLKB 2013/27M | Samenvatting Met het Belastingplan 2013 is een delegatiebepaling aan art. 19b Wet LB toegevoegd op grond waarvan een goedkeuring kan word… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-03-2013 | Nummer DGB 2013-801 | Samenvatting Toelichting staatssecretaris van 12 maart 2013 nr. DGB 2013-801 n.a.v. uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2013… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 11-03-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting De overgangsregeling voor de levensloopregeling is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd. Hierna volgen een aantal vragen… | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 11-03-2013 | Nummer 2013-0000142912 | Samenvatting Ter stimulering van de woningmarkt heeft het Kabinet op 13 februari 2013 een pakket maatregelen gepresenteerd. De eis dat ee… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-03-2013 | Nummer DB/2013/96 M | Samenvatting De beeldvorming over de werkkostenregeling is niet positief te noemen, en de evaluatie bevestigt dat. De systematiek van de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-03-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-02-2013 | Nummer FM/2013/50 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-02-2013 | Nummer DGB/2013/844 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-02-2013 | Nummer BLKB/352M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-02-2013 | Nummer BLKB 2013-279M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-02-2013 | Nummer BLKB 2013-279M | Samenvatting | |
Instantie Staatscourant | Datum 28-01-2013 | Nummer 2013A005 | Samenvatting Met ingang van 1 januari 2012 is in artikel 25 lid 9 van de Wet op het notarisambt (Wna) een beperkte informatieplicht voor… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-01-2013 | Nummer DB/2012/500 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-01-2013 | Nummer BLKB2012/1221M | Samenvatting Het beleidsbesluit inzake de bedrijfsopvolgingsregeling SW is geactualiseerd. Naast redactionele wijzigingen en verduidelijk… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 28-12-2012 | Nummer 104185-100678-DMO | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2012 | Nummer BLKB2012/1963M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2012 | Nummer Strct 2012, nr 26439 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2012 | Nummer Stb. 2012, nr 694 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2012 | Nummer FM/2012/1919 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Justitie en Veiligheid | Datum 14-12-2012 | Nummer 329692 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-12-2012 | Nummer AFP/2012/850 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-12-2012 | Nummer FM/2012/1887 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-12-2012 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-12-2012 | Nummer BLKB2012/1642M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 20-11-2012 | Nummer 104462-100717-DMO | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-11-2012 | Nummer DGB/2012/7023 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-11-2012 | Nummer IFZ2012/614M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-10-2012 | Nummer AFP/2012/744 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-10-2012 | Nummer DGB/2012/6564 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-10-2012 | Nummer DB/2012/401 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-10-2012 | Nummer DGB/2012/5345 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-09-2012 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Per 1 oktober 2012 is het algemene BTW-tarief verhoogd van 19% naar 21%. In verband met deze tariefswijziging is antwoord ge… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-09-2012 | Nummer DB/2012/80M | Samenvatting Door de huidige economische ontwikkelingen kunnen BV’s met pensioen in eigen beheer niet altijd meer aan hun verplicht… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-09-2012 | Nummer DGB/2012/4484 U | Samenvatting In september 2012 is antwoord gegeven op vragen die vanuit de Tweede Kamer zijn gesteld over de werking van het mantelzorgco… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-09-2012 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-08-2012 | Nummer BLKB 2012/1399M | Samenvatting In het Belastingplan 2013 wordt voorgesteld de termijn van art. 13 WBR tijdelijk te verlengen naar zesendertig maanden. Voor… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-08-2012 | Nummer DGB/2012/4747 U | Samenvatting Een erfgenaam verkrijgt niet-ondernemingsvermogen krachtens erfrecht en verzoekt ter zake daarvan om toepassing van de bedri… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-06-2012 | Nummer DB 2012/248 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-06-2012 | Nummer DGB/2012/2952 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-05-2012 | Nummer BLKB 2012/863M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-05-2012 | Nummer AFP/2012/208 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-05-2012 | Nummer DB/2012/179 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-05-2012 | Nummer DGB/2012/2422M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-04-2012 | Nummer DV/2012/109 U | Samenvatting De Hoge Raad oordeelde op 9 maart 2012 dat een drijvende woning in beginsel een roerende zaak is, zodat de verkrijging daarv… | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 29-03-2012 | Nummer DMO-SSO/3110260 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-03-2012 | Nummer DB/2012/122U | Samenvatting Met ingang van 1 januari 2012 is de definitie van een ANBI verplaatst van de Wet IB 2001 naar art. 5b AWR. Als gevolg hierva… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-02-2012 | Nummer DV/2011/596 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-02-2012 | Nummer 2012Z01307 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-02-2012 | Nummer DB2012-34 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-01-2012 | Nummer DGB/2011/7844U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-12-2011 | Nummer DB 2011/402M | Samenvatting Art. 5 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erbelasting is aangepast. Voor een geslaagd beroep op de eenmalig verhoogde vri… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-12-2011 | Nummer Strct 2011, nr 22974 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2011 | Nummer DB/2011/0442 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-12-2011 | Nummer Stb. 2011, nr 677 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2011 | Nummer BLKB 2011/1954M | Samenvatting DGB 2010/415 M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-11-2011 | Nummer BLKB2011/1541M | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft goedkeurend beleid gepubliceerd ten aanzien van de waardering van serviceflats.… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-11-2011 | Nummer DGB/2011/6811 U | Samenvatting Als ouders, om onder de werking van art. 10 SW uit te komen, tijdens leven afstand doen van hun gebruiksrecht op de eerder… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-11-2011 | Nummer BLKB2011/1208M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-10-2011 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Vanuit de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) zijn vragen gesteld over de tijdelijke verlaging van het tarie… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-10-2011 | Nummer DGB/2011/5072 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-10-2011 | Nummer DB/2011/293 U | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft vragen beantwoord over de bepaling in de Successiewet dat onroerende zaken die… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-10-2011 | Nummer BLKB2011/566M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-09-2011 | Nummer AFP2011/559U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Economische Zaken | Datum 03-09-2011 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-08-2011 | Nummer BLKB2011/1231M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-07-2011 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-07-2011 | Nummer DGB/2011/4258 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2011 | Nummer AFEP/U217 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2011 | Nummer BLKB 2011/1290M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-06-2011 | Nummer DGB/2011/3467U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-06-2011 | Nummer DGB/2011/3043 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-06-2011 | Nummer DB/2011/138U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-06-2011 | Nummer BLKB 2011/1000M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-04-2011 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-04-2011 | Nummer DGB 2011-1369 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-03-2011 | Nummer DB 2011/57 M | Samenvatting | |
Instantie Staatscourant | Datum 09-03-2011 | Nummer Strct. 2011, nr 4102 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-03-2011 | Nummer DV 2011/44 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-01-2011 | Nummer DGB/2010/8460 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-12-2010 | Nummer Strct 2010, nr 21111 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2010 | Nummer Stb. 2010, nr 885 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2010 | Nummer DGB2010/873M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-12-2010 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-12-2010 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-11-2010 | Nummer Stb. 2009, nr 615 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-11-2010 | Nummer DB/2010/181U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-11-2010 | Nummer AFP/2010/574 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-11-2010 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-11-2010 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-09-2010 | Nummer DGB2010/3544M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-09-2010 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-08-2010 | Nummer AFP2010/364U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-08-2010 | Nummer DV-10-339M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-08-2010 | Nummer DGB2010/3706M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2010 | Nummer DGB2010/701M | Samenvatting Het gepubliceerde beleid dat niet meer van belang is, wordt voor alle duidelijkheid in dit besluit ingetrokken (onderdeel 2)… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-07-2010 | Nummer DGB2010/1322M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-07-2010 | Nummer DGB2010/872M | Samenvatting Onderdeel 3 van dit besluit is gewijzigd bij besluit van 29 maart 2018 (nr 2018-45958). De wijziging houdt verband met de to… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-06-2010 | Nummer DGB2010/3333M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-06-2010 | Nummer DGB 2010/3599M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-06-2010 | Nummer DGB2010/1683M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-06-2010 | Nummer DGB2010/3599M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Datum 19-06-2010 | Nummer WJZ/213992 (8287) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/877M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/921 | Samenvatting CPP2003/1606M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/2574M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/676M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-06-2010 | Nummer DGB/2010/3657 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-05-2010 | Nummer DB 2010/103 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-04-2010 | Nummer DGB 2010-1974 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-04-2010 | Nummer DGB2010/1572M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-03-2010 | Nummer DGB 2010-1285 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-03-2010 | Nummer DGB 2010-1285 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-03-2010 | Nummer DV 2010/76 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-03-2010 | Nummer AFP 2010/114 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-03-2010 | Nummer DGB2010/565M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-03-2010 | Nummer DGB2010/1188M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-02-2010 | Nummer DGB2010/671M | Samenvatting CPP2003/1711M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-02-2010 | Nummer DGB2010/623M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Datum 04-01-2010 | Nummer 179831 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2009 | Nummer Stb. 2009, nr 615 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2009 | Nummer DB 2009-175 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2009 | Nummer Strct 2009, nr 20549 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2009 | Nummer CPP2009/2357M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-12-2009 | Nummer BCPP2009-2509 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-12-2009 | Nummer CPP2009/519M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-11-2009 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-11-2009 | Nummer CPP2009/2342M | Samenvatting In dit besluit is beleid opgenomen over de toepassing van de eigenwoningregeling. Dit besluit is gewijzigd door de volgende… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-10-2009 | Nummer CPP2009/1227M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-09-2009 | Nummer DGB/2009/4690 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-09-2009 | Nummer CPP2009/1799M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-09-2009 | Nummer CPP2009/483M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-09-2009 | Nummer CPP2009/1531M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit | Datum 20-08-2009 | Nummer TRCJZ/2009/913 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-08-2009 | Nummer CPP2009/1096M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-06-2009 | Nummer 2009Z08452 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Datum 19-06-2009 | Nummer 2935450 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-06-2009 | Nummer AFP/2009/341U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-06-2009 | Nummer AFP/2009/314U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-06-2009 | Nummer AFP/2009/341U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-04-2009 | Nummer DGB/2009/1878U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-04-2009 | Nummer DB/2009/181M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-03-2009 | Nummer CPP2009/170M | Samenvatting | |
Instantie Landelijk overlegorgaan van Rechters-commissaris in faillissementen en surseances van betaling | Datum 23-03-2009 | Nummer 110621 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-02-2009 | Nummer DGB/2009/0800 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-01-2009 | Nummer DGB/2008/6442 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-12-2008 | Nummer DB 2008/697M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-12-2008 | Nummer CPP2008/2412M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Algemene Zaken | Datum 21-11-2008 | Nummer 3396570 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-09-2008 | Nummer CPP2008/1626M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-07-2008 | Nummer DGB 2008-03937 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-06-2008 | Nummer CPP2008/1137M | Samenvatting De Leidraad Invordering 2008 vervangt de Leidraad Invordering 1990 en bevat beleidsregels en voorschriften over de invorderi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-06-2008 | Nummer DB 2008-00340 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-05-2008 | Nummer CPP2008/302M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-03-2008 | Nummer CPP2008/291M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 24 juni 2020 (nr 2020-4943).Deze wijziging was nodig omdat de centrale behandeling… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-03-2008 | Nummer DGB 2008-856 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2007 | Nummer CPP2007/3160 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2007 | Nummer CPP2007/1092M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-08-2007 | Nummer DV 2007/00051M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-07-2007 | Nummer DGB 2007-3180 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-06-2007 | Nummer CPP2007/265M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-03-2007 | Nummer DGB 2007- 786 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-02-2007 | Nummer CPP2007/30M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-02-2007 | Nummer IFZ2006/588M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-02-2007 | Nummer DB 2007-31 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-01-2007 | Nummer CPP2006/1870M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 15 december 2015, nr BLKB 2015/1511M. In dat besluit merkt de Staatssecre… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2006 | Nummer DV 2006/00790 M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedelskwaliteit | Datum 14-12-2006 | Nummer TR CJZ/2006/3910 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-07-2006 | Nummer DB2006/261M | Samenvatting | |
Instantie KNB | Datum 16-05-2006 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-03-2006 | Nummer CPP2006/507M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-03-2006 | Nummer DV 2006-00192 U | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-03-2006 | Nummer CPP2005/3338M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-01-2006 | Nummer CPP2006/73M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-01-2006 | Nummer CPP2005/1489M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2005 | Nummer CPP2005/2731M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-12-2005 | Nummer CPP2005/1402M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-11-2005 | Nummer DGB 2005-6328 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-06-2005 | Nummer CPP2005/1323M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-05-2005 | Nummer WV2005/97M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-04-2005 | Nummer CPP2004/2807M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-03-2005 | Nummer DGB 2005-598 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-01-2005 | Nummer CPP2005/180M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-01-2005 | Nummer WT2005-01-18 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-08-2004 | Nummer CPP2004/1709M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-08-2004 | Nummer CPP2004/882M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-03-2004 | Nummer DGB2004-739 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-02-2004 | Nummer WV2003/396M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-01-2004 | Nummer CPP2003/2802M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-01-2004 | Nummer CPP2003/1934M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-06-2003 | Nummer CPP2003/1450M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-04-2003 | Nummer DGB2003/2121M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-08-2002 | Nummer CPP2002/1372M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-10-2001 | Nummer CPP2001/2110M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-03-2001 | Nummer CPP2001/464M | Samenvatting |
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-10-2023 | Nummer 2023-22890 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 31 oktober 2016 (nr. 2016-113962) laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 2016… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-03-2023 | Nummer 2023-27660 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit over de kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, het beleggingsrecht ei… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-11-2022 | Nummer 2022-26848 | Samenvatting Dit besluit is ingetrokken bij besluit van 29 februari 2024 (nr. 2024-192882). | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-10-2022 | Nummer 2022/219522 | Samenvatting Dit besluit bevat mijn beleid voor de beleggingsinstelling bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 196… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-09-2022 | Nummer 2022-1 | Samenvatting Voor de toepassing van het verlaagde tarief of de startersvrijstelling dient de verkrijger van een woning op grond van de te… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2021 | Nummer 2021-258581 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-12-2021 | Nummer 2021-25187 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-11-2021 | Nummer 2021-210997 | Samenvatting In dit besluit zijn goedkeuringen opgenomen voor de toepassing van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting, de loonbel… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-10-2021 | Nummer 2021-9584 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-09-2021 | Nummer 2021-191442 | Samenvatting Het Besluit noodmaatregelen coronacrisis van 24 september 2021 is een actualisatie van het besluit van 28 juni 2021 (nr 2021… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-06-2021 | Nummer 2021-121034 | Samenvatting Als gevolg van de invoering van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 geldt voor de verkrijging van… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-06-2021 | Nummer 2021-117469 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-04-2021 | Nummer 2021-5991 | Samenvatting Dit besluit vervangt Besluit van 12 augustus 2015, nr BLKB 2015/520M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-04-2021 | Nummer 2021-7901 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid voor de juridische fusie in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 27 januari 20… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-04-2021 | Nummer 2021-5953 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid voor de juridische afsplitsing in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 27 janu… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-04-2021 | Nummer 2021-7915 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid voor de zuivere splitsing in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 27 januari… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-03-2021 | Nummer 2021-7241 | Samenvatting Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 december 2020 (nr 2020-27806). Dit besluit bevat goedkeuringen waardo… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-03-2021 | Nummer 2021-1729 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2020 | Nummer 2020-247116 | Samenvatting Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 29 september 2020 (nr 2020-19833). In dit besluit zijn nieuwe goedk… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2020 | Nummer 2020-226944 | Samenvatting In dit besluit staat het beleid over middeling. Dit besluit is een actualisering van het besluit van 23 juni 2014 (nr. BLKB/… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2020 | Nummer 2020-27806 | Samenvatting Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 22 september 2020, nr. 2020-20122 (Stcrt. 2020, 50146). Dit besluit beva… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-09-2020 | Nummer 2020-19833 | Samenvatting Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 juni 2020 (nr 2020-12560).In dit besluit worden termijnen verlengd va… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-09-2020 | Nummer 2020-20122 | Samenvatting Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 16 juni 2020, nr. 2020-109040 (Stcrt. 2020, 33204). Dit besluit bevat go… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-06-2020 | Nummer 2020-13425 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 16 juni 2020 (nr 2020-12560). De wijziging betreft de toevoeging van de goedkeuring uits… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-06-2020 | Nummer 2020-11382 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-06-2020 | Nummer 2020-109040 | Samenvatting Dit besluit is een actualisatie van het besluit van 6 mei 2020 (nr 2020-85139). Dit besluit bevat goedkeuringen waardoor een… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-06-2020 | Nummer 2020-12560 | Samenvatting Dit beleidsbesluit bevat fiscale tegemoetkomingen naar aanleiding van de coronacrisis en betreft een actualisatie van het op… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2020 | Nummer 2020-06221 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-05-2020 | Nummer 2020-9594 | Samenvatting Dit beleidsbesluit bevat fiscale tegemoetkomingen naar aanleiding van de coronacrisis (nr 2020-9594) en betreft een actualis… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-05-2020 | Nummer 2020-85139 | Samenvatting Dit beleidsbesluit bevat goedkeuringen waardoor een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behore… | |
Instantie Staatscourant | Datum 23-04-2020 | Nummer 2020-54978 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-04-2020 | Nummer 2020-8499 | Samenvatting Geruisloze omzetting van een IB-onderneming in een NV of BV en omgekeerd (geruisloze terugkeer) is onder voorwaarden met ter… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-04-2020 | Nummer 2020-6767 | Samenvatting Geruisloze omzetting van een IB-onderneming in een NV of BV en omgekeerd (geruisloze terugkeer) is onder voorwaarden met ter… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 02-04-2020 | Nummer Versie 2 april 2020 | Samenvatting Dit document bevat vragen en antwoorden over de kapitaalverzekering eigen woning (KEW), de spaarrekening eigen woning (SEW),… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-03-2020 | Nummer 2020-0000000002 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Datum 03-07-2019 | Nummer 2019-36844 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-05-2019 | Nummer 2019-3013 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-02-2019 | Nummer 2019-0000012049 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2018 | Nummer 2018-24470 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-11-2018 | Nummer 2018-194402 | Samenvatting Bij besluit van 29 november 2018 is het beleid inzake de vrijstellingen in de Successiewet geactualiseerd. Daarbij is… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-10-2018 | Nummer 2018-23862 | Samenvatting Bij besluit van 18 oktober 2018 (nr 2018-23862) heeft de Staatssecretaris van Financiën met terugwerkende kracht tot en… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 06-07-2018 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Dit document bevat vragen en antwoorden over onder meer het vervallen van de tijdklemmen in een aantal situaties (1 januari… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-06-2018 | Nummer 2018-81323 | Samenvatting Dit besluit betreft een actualisering van het besluit van 31 augustus 2009 (nr CPP2009/1092M), over het aanbod voor de waard… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-05-2018 | Nummer 2018-50125 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid over de ondernemingsfaciliteiten in de overdrachtsbelasting, zoals opgenomen in art. 15 li… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-05-2018 | Nummer 2018-52448 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-03-2018 | Nummer 2018-25029 | Samenvatting Op 19 maart 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën met toepassing van de hardheidsclausule goedgekeurd dat tijdel… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-02-2018 | Nummer 2018-5551 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-12-2017 | Nummer 2017-16288 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-11-2017 | Nummer 2017-126948 | Samenvatting Dit besluit is een actualisering van het besluit van 6 november 2015, nr BLKB2015/830M. Het besluit is aangepast aan de Wet… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-11-2017 | Nummer 2017-18782 | Samenvatting Met ingang van 1 januari 2018 wordt in de Wet IB 2001 en de Awir (toeslagen) geregeld dat niet-eigen kinderen en hun verzorg… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-08-2017 | Nummer 2017-168377 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-05-2017 | Nummer 2017-81019 | Samenvatting Het besluit van 6 december 2014 (nr. BLKB2014/1763M) wordt opnieuw uitgebracht. Dit besluit is aangepast aan de gewijzigde… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-05-2017 | Nummer 2017-81019 | Samenvatting Sinds 1 april 2017 wordt aan een KEW de eis gesteld dat gedurende de hele looptijd jaarlijks premies moeten zijn voldaan. Go… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-05-2017 | Nummer 2017-1209 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-04-2017 | Nummer 2017-59142 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-04-2017 | Nummer 2017/116 | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid met betrekking tot artikel 28a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Het verschilt inho… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-03-2017 | Nummer 2017-7412 | Samenvatting Op 22 maart 2017 is een goedkeuring gepubliceerd op grond waarvan een dga tot 1 juli 2017 de tijd heeft om alle adminis… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-01-2017 | Nummer BLKB2016/803M | Samenvatting Dit besluit is geactualiseerd bij besluit van 13 februari 2019, nr 2019-0000012049. | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2016 | Nummer 2016-188319 | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 31 oktober 2016, nr. 2016-113962 (Stcrt. 59049). De wijziging betreft een goedkeuring in… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-10-2016 | Nummer 2016-113962 | Samenvatting Dit besluit is aangevuld bij besluit van 20 december 2016, nr. 2016-188319. De aanvulling betreft een goedkeuring inzake de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-10-2016 | Nummer Versie oktober 2016 | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 15-07-2016 | Nummer BLKB2016/765M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-06-2016 | Nummer BLKB2016/365M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-06-2016 | Nummer BLKB2016-508M | Samenvatting Op 27 mei 2016 heeft de Staatssecretaris van Financiën toezeggingen gedaan middels twee brieven aan de Tweede Kamer ove… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-03-2016 | Nummer BLKB 2016/360M | Samenvatting Dit besluit actualiseert het besluit van 7 september 2009, nr CPP2009/1290M, welk besluit is gewijzigd bij besluit van 2 jul… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2015 | Nummer BLKB2015/1429M | Samenvatting In dit besluit is het beleid neergelegd voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van rijksbelastingen waarop… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-11-2015 | Nummer BLKB 2015/1486M | Samenvatting Dit besluit is ingetrokken bij besluit van 16 december 2016, nr 2016-221112 (niet opgenomen).Om te profiteren van de lage re… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-11-2015 | Nummer BLKB2015/830M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-10-2015 | Nummer BLKB2015/864M | Samenvatting In dit besluit staat het beleid op het gebied van de herinvesteringsreserve. De volgende onderwerpen komen aan de orde: de… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-10-2015 | Nummer BLKB 2015/794M | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid over het belastbaar feit in de overdrachtbelasting. Het besluit vervangt het besluit van 3 juni… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-09-2015 | Nummer BLKB2015/464M | Samenvatting In de praktijk blijkt dat soms fouten worden gemaakt met betrekking tot de premiebetalingen in verband met een kapitaal… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-09-2015 | Nummer BLKB 2015/396M | Samenvatting In het besluit gaat de Staatssecretaris van Financiën in op de vraag of giften gedaan door een vennootschapsbelastingpl… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-09-2015 | Nummer BLKB2015/1080M | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit over de lijfrenten en periodieke uitkeringen van 13 juni 2012, nr BLKB2012/283M. De wijzigin… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-08-2015 | Nummer BLKB 2015/449M | Samenvatting Dit besluit wijzigt de onderdelen 1 en 9 van het besluit van 29 juni 2011, nr BLKB2011/310M. De wijziging betreft… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-08-2015 | Nummer BLKB 2015/520M | Samenvatting In verband met de invoering van de earningsstrippingmaatregel per 1 januari 2019 (art. 15b Vpb) is dit besluit aangepast bij… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-07-2015 | Nummer BLKB/2015/762M | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 7 september 2009, nr CPP2009/1290M. Op 18 december 2014 heeft het HvJ EU (nr C-87/13, EC… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-06-2015 | Nummer BLKB 2015/463M | Samenvatting De staatssecretaris keurt goed dat met ingang van 25 juni 2015 financiële instellingen de te hoge inleg op de lijfrente… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-05-2015 | Nummer BLKB2015/555M | Samenvatting Het beleidsbesluit is ingetrokken bij intrekkingsbesluit van 16 december 2020, nr. 2020-27572. | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-05-2015 | Nummer BLKB2015/409M | Samenvatting In geval van een klassiek vruchtgebruiktestament verkrijgt het kind de hoofdgerechtigdheid van de goederen die behoren tot… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-04-2015 | Nummer BLKB 2015/488M | Samenvatting In dit besluit is het beleid opgenomen over de waardering op grond van art. 21 SW. Dit besluit betreft een actualiserin… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-03-2015 | Nummer BLKB2015-0188M | Samenvatting Het besluit betreft de fiscale behandeling in de loonheffingen en inkomstenbelasting van reiskostenvergoedingen, terbeschikk… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-01-2015 | Nummer BLKB2015/34M | Samenvatting De wijziging houdt verband met mijn gelijktijdige nieuwe besluiten over afsplitsing en zuivere splitsing (met nr. BLKB 2015/… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-01-2015 | Nummer BLKB 2015/38M | Samenvatting In de paragrafen 2 tot en met 6 van dit besluit staat het beleid voor de toepassing van artikel 14a. Hier wordt onder andere… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-01-2015 | Nummer BLKB2015/33M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-01-2015 | Nummer BLKB2015-0106M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-01-2015 | Nummer BLKB2015/62M | Samenvatting Het besluit geeft een aantal toevoegingen en actualiseringen ten opzichte van het besluit van 18 december 2013, nr. BLKB2013… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2014 | Nummer BLKB2014/1590M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2014 | Nummer BLKB2014/2168M | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit over KEW, SEW en BEW en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3 van… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2014 | Nummer BLKB2014/1894M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2014 | Nummer BLKB2014/2132M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2014 | Nummer BLKB2014/2137M | Samenvatting Dit besluit wijzigt het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M.De wijziging bevat een goedkeuring vooruitlopend op… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-12-2014 | Nummer BLKB2014/1763M | Samenvatting In dit besluit zijn de beleidsstandpunten opgenomen op het terrein van de kapitaalverzekering en de kapitaalverzekering eige… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-11-2014 | Nummer BLKB2014/1865M | Samenvatting Zoals reeds aangekondigd bij de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2015, is beleid gepubliceerd met betrekking… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-09-2014 | Nummer BLKB2014/1702M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-09-2014 | Nummer BLKB2014/123M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-06-2014 | Nummer BLKB 2014/54M | Samenvatting De juridische fusie wordt geacht een overdracht te zijn (art. 14b lid 1 Wet Vpb). In eenvoudige gevallen geldt voor de winst… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-06-2014 | Nummer versie juni 2014 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-06-2014 | Nummer BLKB2014/1033M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-06-2014 | Nummer BLKB/2013/2058M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-06-2014 | Nummer BLKB2014/1033M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-06-2014 | Nummer BLKB/2014/194M | Samenvatting Op 4 juni 2014 is het besluit ‘Overdrachtsbelasting. Belastbaar feit’ in werking getreden. Het bevat drie nieuwe… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-04-2014 | Nummer BLKB2014/0549M | Samenvatting In dit besluit is opgenomen dat de goedkeuring in het besluit van 14 december 2010, nr DGB 2010/7826M, onder 2, van toepassi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-02-2014 | Nummer BLKB 2014/286M | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft een nieuw besluit inzake belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden gepubli… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-02-2014 | Nummer BLKB2014/342M | Samenvatting Dit besluit is ingetrokken bij verzamelbesluit van 16 december 2016, nr 2016-221112 (niet opgenomen).Een vruchtgebruiker van… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-02-2014 | Nummer BLKB2014/15M | Samenvatting | |
Instantie Belastingdienst | Datum 21-01-2014 | Nummer 1 | Samenvatting Dit document bevat bevat antwoorden van de Belastingdienst op diverse vragen over overbruggingslijfrenten, afkoop kleine lij… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2013 | Nummer BLKB 2013/2253M | Samenvatting De landbouwregeling beoogt landbouwers vanwege hun bijzondere positie, buiten de heffing van omzetbelasting te laten. Dit wo… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-12-2013 | Nummer BLKB2013/995M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2013 | Nummer BLKB2013/1814M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-11-2013 | Nummer IFZ 2013/184M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-10-2013 | Nummer BLKB2013/1289M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-09-2013 | Nummer BLKB2013/1686M | Samenvatting Op 22 maart 2013 heeft de Hoge Raad (nr 12/02180) geoordeeld dat gelet op het Don Bosco-arrest de handelingen die een aannem… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-09-2013 | Nummer BLKB2013/0799M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-09-2013 | Nummer BLKB2013/0799M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-09-2013 | Nummer BLKB2013/1699M | Samenvatting Vooruitlopend op wetgeving keurt de Staatssecretaris van Financiën goed dat de vrijstelling voor schenking voor de eige… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-09-2013 | Nummer BLKB2013/0801M | Samenvatting In dit besluit is opgenomen dat de goedkeuring in het besluit van 14 december 2010, nr DGB 2010/7826M, onder 2, van toepassi… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-09-2013 | Nummer BLKB2013/662M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 8 augustus 2015, nr BLKB2015/409M. Hierin is een goedkeuring opgenomen dat de defis… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-09-2013 | Nummer BLKB2013/509M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-07-2013 | Nummer versie juli 2013 | Samenvatting De Kennisgroep Verzekeringsproducten heeft na afstemming met het ministerie van Financiën een aantal vragen beantwoord… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-07-2013 | Nummer BLKB/2013/1130M | Samenvatting Naar aanleiding van een wijziging per 1 juli 2013 van artikel 5b van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer is… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-07-2013 | Nummer DGB 2013/3621M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-06-2013 | Nummer BLKB2013/490M | Samenvatting Dit besluit bevat een aantal goedkeuringen die zien op de toepassing van het overgangsrecht voor een kapitaalverzekering eig… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-05-2013 | Nummer BLKB2013/956M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-04-2013 | Nummer BLKB2013/503M | Samenvatting Onder de huidige wetgeving bestaat discussie of het mogelijk is een bestaande eigenwoningschuld gedeeltelijk over te sluiten… | |
Instantie Overig | Datum 01-04-2013 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Het KNB-stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid is in 2021 vernieuwd. Raadpleeg hier het vernieuwde Stappenplan beoordeling… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-03-2013 | Nummer BLKB2013/536M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-03-2013 | Nummer versie maart 2013 | Samenvatting De Kennisgroep Verzekeringsproducten heeft na afstemming met het ministerie van Financiën een aantal vragen beantwoord… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-03-2013 | Nummer BLKB2013/1604M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-03-2013 | Nummer BLKB2013/1604M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-03-2013 | Nummer BLKB 2013/233M | Samenvatting Per 1 januari 2012 zijn de bepalingen rondom vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten (art. 1:87 BW) gewijzigd. Deze regeli… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-02-2013 | Nummer BLKB/2013/305M | Samenvatting Dit besluit bevat een goedkeuring om het verlaagde btw-tarief met ingang van 1 maart 2013 tot 1 maart 2014 toe te passen op… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-02-2013 | Nummer BLKB2013/312M | Samenvatting Met ingang van 1 januari 2013 is de rente op een schuld die wordt aangegaan in verband met de eigen woning slechts aftrekbaa… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-02-2013 | Nummer BLKB2013/322M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-02-2013 | Nummer BLKB2013/43M | Samenvatting De invoering van de PW per 1 januari 2007 heeft in de praktijk geleid tot de ontwikkeling van zowel individuele als collecti… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-01-2013 | Nummer BLKB2013/59M | Samenvatting In een Kamerbrief van 14 november 2012 had de Minister voor Wonen en Rijksdienst al aangegeven met een goedkeuring te komen,… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2012 | Nummer BLKB2012/1994M | Samenvatting Het Kabinet heeft een grote stap gezet in de richting van verdere beperking van rente met betrekking tot de eigenwoningschul… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2012 | Nummer BLKB 2012/1982M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2012 | Nummer BLKB2012/1977M | Samenvatting Het Kabinet heeft een grote stap gezet in de richting van verdere beperking van rente met betrekking tot de eigenwoningschul… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2012 | Nummer BLKB2012/417M | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft goedkeurend beleid gepubliceerd met betrekking tot de extra verhoogde vrijstell… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-12-2012 | Nummer BLKB/2012/1629M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-12-2012 | Nummer BLKB2012/1761M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-11-2012 | Nummer BLKB 2012/1962M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-10-2012 | Nummer BLKB2012/1752M | Samenvatting De goedkeuring in onderdeel 2.2.3 (Gebruik onroerende zaak als bedrijfsmiddel vooruitlopend op de verkoop) van dit besluit… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-10-2012 | Nummer BLKB2012/1665M | Samenvatting Bij dit besluit zijn de bezwaarschriften tegen aanslagen erf- en schenkbelasting waarbij voor niet-ondernemingsvermogen geen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-10-2012 | Nummer BLKB/2012/611M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-09-2012 | Nummer BLKB2012/101M | Samenvatting Dit beleidsbesluit is ingetrokken bij besluit van 9 maart 2018 (nr 2018-27139).Het beleidsbesluit inzake de aanmerkelijkbela… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-08-2012 | Nummer BLKB/2012/791M | Samenvatting Het besluit inzake teruggaaf van overdrachtsbelasting is geactualiseerd. Op verzoek wordt teruggaaf van betaalde… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-06-2012 | Nummer BLKB/2012/477M | Samenvatting Per 1 januari 2013 zijn commissarissen btw-plichtig. Eerder gold een goedkeuring (besluit 5 oktober 2006, nr. CPP2006/2138M)… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-06-2012 | Nummer BLKB2012/283M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 3 september 2015, nr BLKB2015/1080M. Door de wijziging is het mogelijk dat de zogen… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-06-2012 | Nummer DGB 2012/2190M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-04-2012 | Nummer BLKB2012/157M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-04-2012 | Nummer BLKB2012/103M | Samenvatting Bij beleidsbesluit is goedgekeurd dat ten aanzien van woning die door (een) ouder(s) aan een kind is overgedragen vó&… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-02-2012 | Nummer BLKB2012/52M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-02-2012 | Nummer BLKB 2012/8M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-02-2012 | Nummer BLKB 2012/137M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-01-2012 | Nummer BLKB 2012/175M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-01-2012 | Nummer BLKB 2011/2384M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-01-2012 | Nummer BLKB 2011/1338M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2011 | Nummer BLKB 2011/2594M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2011 | Nummer BLKB2011/2376M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-12-2011 | Nummer DGB2011/2248M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2011 | Nummer BLKB2011/1803M | Samenvatting Aandacht wordt besteed aan de fiscale gevolgen van de invoering van de derde tranche. | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-12-2011 | Nummer BLKB 2011/2061M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-11-2011 | Nummer BLKB2011/1828M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-11-2011 | Nummer BLKB 2011/641M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-11-2011 | Nummer DGB 2011/6870M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-10-2011 | Nummer BLKB 2011/26M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-08-2011 | Nummer BLKB2011/1576M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-08-2011 | Nummer BLKB/1291M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-07-2011 | Nummer BLKB2011/618M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-07-2011 | Nummer BLKB2011/1087M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-06-2011 | Nummer BLKB2011/137M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-06-2011 | Nummer BLKB2011/310M | Samenvatting Onderdelen 1 en 9 van dit besluit zijn gewijzigd bij besluit van 19 augustus 2015, nr BLKB 2015/449M. | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-05-2011 | Nummer BLKB2011/555M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-04-2011 | Nummer BLKB2011/68M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-04-2011 | Nummer BLKB2011/265M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-04-2011 | Nummer BLKB2011/511M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-03-2011 | Nummer BLKB2011/248M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-03-2011 | Nummer BLKB 2011/445 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-03-2011 | Nummer BLKB2011/357M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-01-2011 | Nummer DGB2010/8223M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-01-2011 | Nummer DGB2010/6643M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2010 | Nummer DGB2010/4308M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2010 | Nummer DGB2010/6799M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2010 | Nummer DGB2010/4620M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 16 december 2014, nr BLKB2014/2137M.In dit besluit zijn een aantal besluiten sameng… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2010 | Nummer DGB 2010/6734M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2010 | Nummer DGB2010/6832M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2010 | Nummer DGB2010/7826M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-12-2010 | Nummer DGB2010/6677M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-11-2010 | Nummer DGB2010/5419M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-11-2010 | Nummer DGB2010/5437M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-10-2010 | Nummer DGB2010/1981M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-09-2010 | Nummer DGB2010/1004M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-09-2010 | Nummer DGB2010/602M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-09-2010 | Nummer DGB2010/1124M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-09-2010 | Nummer DGB2010/2733M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-08-2010 | Nummer DGB2010/876M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-08-2010 | Nummer DV-10-339M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-08-2010 | Nummer DGB2010/3057M | Samenvatting DGB2010/3057M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-08-2010 | Nummer DGB2010/1879M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-08-2010 | Nummer DGB2010/2527M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2010 | Nummer DGB2010/2154M | Samenvatting Dit besluit is geactualiseerd en ingetrokken bij het besluit van 20 januari 2017, nr BLKB2016/803M. | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-07-2010 | Nummer DGB2010/4141M | Samenvatting Dit besluit heeft zijn belang verloren na 2013 en is ingetrokken bij besluit van 17 december 2013, nr BLKB2013/2330M. De goe… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-06-2010 | Nummer DGB2010/3203M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/875M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/778M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-05-2010 | Nummer DGB2010/878M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-05-2010 | Nummer DGB2010/3119M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-04-2010 | Nummer DGB2010/1594M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-03-2010 | Nummer DGB2010/745M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-02-2010 | Nummer CPP2010/0002M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-01-2010 | Nummer DGB 2010/415 M | Samenvatting DGB 2010/415 M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-01-2010 | Nummer DGB2010/372M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-12-2009 | Nummer CPP2009/2156M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2009 | Nummer CPP 2009/2495M | Samenvatting Dit besluit is vervallen bij besluit van 23 april 2018 (nr 2018-5012), aangezien de overgangsregeling die is getroffen in he… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2009 | Nummer CPP2009/1487M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2009 | Nummer CPP2009/83M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-12-2009 | Nummer CPP2009/2371M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-12-2009 | Nummer CPP2009/2461M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-12-2009 | Nummer CPP2009/1368M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-11-2009 | Nummer CPP2009/674M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-11-2009 | Nummer CPP2009/354M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-11-2009 | Nummer CPP2009/998M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-10-2009 | Nummer CPP2009/2148M | Samenvatting CPP2009/2148M | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-10-2009 | Nummer CPP2009/1820M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-09-2009 | Nummer CPP2009/813M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-09-2009 | Nummer CPP2009/1116M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-09-2009 | Nummer CPP2009/1290M | Samenvatting Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 2 juli 2015, nr BLKB/2015/762M. Vooruitlopend op wetgeving keurt de Staatssecretari… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-08-2009 | Nummer CPP2009/1092M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-08-2009 | Nummer DGB 2009-4064 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-07-2009 | Nummer CPP2008/137M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-07-2009 | Nummer CPP2009/1028M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-06-2009 | Nummer CPP2009/1062M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-06-2009 | Nummer CPP2009/773M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2009 | Nummer CPP2009/838M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2009 | Nummer CPP2009/1076M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-04-2009 | Nummer CPP2008/1118M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-02-2009 | Nummer CPP2009/78M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-02-2009 | Nummer CPP2009/263M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-12-2008 | Nummer CPP2008/708M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-12-2008 | Nummer CPP2008/2635M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-12-2008 | Nummer CPP2008/2386M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-12-2008 | Nummer CPP2008/520M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-11-2008 | Nummer CPP2008/2130M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-10-2008 | Nummer CPP2008/1426M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-09-2008 | Nummer CPP2008/1008M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-09-2008 | Nummer CPP2008/93M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-09-2008 | Nummer CPP2008/355M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-09-2008 | Nummer CPP2008/355M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-09-2008 | Nummer CPP2008/1727M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-07-2008 | Nummer CPP2008/163M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-07-2008 | Nummer CPP2008/1425M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-07-2008 | Nummer CPP2008/447M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-06-2008 | Nummer CPP2008/68M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-06-2008 | Nummer CPP2008/288M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-06-2008 | Nummer CPP2008/287M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-05-2008 | Nummer CPP2008/1005M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-05-2008 | Nummer CPP2008/984M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-04-2008 | Nummer DGB 2008-1430 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-03-2008 | Nummer DGB 2008-923 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-03-2008 | Nummer CPP2007/3267M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-02-2008 | Nummer CPP2008/257M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-01-2008 | Nummer CPP2007/3207M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2007 | Nummer CPP2007/2996 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2007 | Nummer CPP2007/2873 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-12-2007 | Nummer CPP2007/2793M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-10-2007 | Nummer CPP2007/205M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-10-2007 | Nummer CPP2007/383M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-09-2007 | Nummer CPP2007/1201M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-08-2007 | Nummer CPP2007/1465M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-08-2007 | Nummer CPP2006/1883M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-08-2007 | Nummer CPP2007/1355M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-07-2007 | Nummer CPP2007/521M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-06-2007 | Nummer CPP2007/265M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-06-2007 | Nummer CPP2007/1223M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-06-2007 | Nummer CPP2007/1077M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-03-2007 | Nummer CPP2006/1574M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-03-2007 | Nummer CPP2006/933M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-03-2007 | Nummer CPP2006/349M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-03-2007 | Nummer CPP2006/372M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-02-2007 | Nummer CPP2006/1942M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-02-2007 | Nummer CPP2006/878M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-02-2007 | Nummer CPP2006/1969M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-02-2007 | Nummer CPP2007/289M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-02-2007 | Nummer CPP2007/130M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-01-2007 | Nummer CPP2006/1869M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-12-2006 | Nummer CPP2006/2363M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-12-2006 | Nummer CPP2006/1322M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 05-12-2006 | Nummer CPP2006/1173M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-11-2006 | Nummer CPP2006/737M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-11-2006 | Nummer CPP2006/2674M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-11-2006 | Nummer CPP2006/412M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-08-2006 | Nummer CPP2006/1958M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-08-2006 | Nummer CPP2005/2923M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-07-2006 | Nummer DGB2006/857M | Samenvatting Dit besluit bevat een actualisering van de Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking. Hierin geven de Belastingdienst en he… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-06-2006 | Nummer CPP2000/19M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-06-2006 | Nummer CPP2005/3096M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-05-2006 | Nummer CPP2006/76M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-05-2006 | Nummer CPP2005/2575M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-03-2006 | Nummer CPP2005/2748M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-03-2006 | Nummer CPP2005/1463M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-02-2006 | Nummer CPP2005/3058M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-02-2006 | Nummer CPP2005/2787M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-01-2006 | Nummer CPP2005/1675M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-01-2006 | Nummer CPP2005/3134M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-12-2005 | Nummer CPP2005/2573M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-12-2005 | Nummer CPP2005/2730M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2005 | Nummer CPP2005/2645M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2005 | Nummer CPP2005/2546M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 21-12-2005 | Nummer CPP2005/2548M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-12-2005 | Nummer CPP2005/1649M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-12-2005 | Nummer CPP2005/1676M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-10-2005 | Nummer CPP2005/1272M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-10-2005 | Nummer CPP2005/2073M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 26-08-2005 | Nummer CPP2005/2100M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-06-2005 | Nummer CPP2005/723M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-06-2005 | Nummer CPP2005/1077M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-05-2005 | Nummer CPP2005/370M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-05-2005 | Nummer CPP2004/3039M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-04-2005 | Nummer CPP2005/952M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-02-2005 | Nummer CPP2004/1011M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-02-2005 | Nummer WV 2004-00291 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-02-2005 | Nummer CPP2004/2183M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-01-2005 | Nummer CPP2004/2799M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-01-2005 | Nummer CPP2004/2422M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 31-12-2004 | Nummer CPP2004/1568M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-12-2004 | Nummer CPP2004/633M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-12-2004 | Nummer CPP2004/2730M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-11-2004 | Nummer CPP2004/1679M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-11-2004 | Nummer CPP2004/814M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-09-2004 | Nummer CPP2004/812M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 24-08-2004 | Nummer CPP2004/1912M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-08-2004 | Nummer CPP2004/257M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-08-2004 | Nummer DGB2004/4221M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 11-08-2004 | Nummer CPP2004/664M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-08-2004 | Nummer CPP2004/1121M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-07-2004 | Nummer CPP2004/1030M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-07-2004 | Nummer CPP2004/1199M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-06-2004 | Nummer CPP2004/1010M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-06-2004 | Nummer CPP2004/1029M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-05-2004 | Nummer CPP2004/692M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-04-2004 | Nummer DGB2004/1164M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-03-2004 | Nummer CPP2003/2026M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-03-2004 | Nummer CPP2003/3120M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-01-2004 | Nummer CPP2003/602M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-01-2004 | Nummer CPP2003/2803M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-01-2004 | Nummer CPP2003/2801M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 08-01-2004 | Nummer DGB 2004/52M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-01-2004 | Nummer CPP2003/3090M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2003 | Nummer CPP2003/2684M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 01-10-2003 | Nummer CPP2003/1606M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-09-2003 | Nummer CPP2003/1711M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-08-2003 | Nummer CPP2003/1973M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-08-2003 | Nummer CPP2003/1964M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-08-2003 | Nummer CPP2003/1905M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-08-2003 | Nummer CPP2003/1857M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-08-2003 | Nummer CPP2003/1855M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-08-2003 | Nummer CPP2003/1813M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-06-2003 | Nummer DGB2003/3042M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-06-2003 | Nummer CPP2003/1372M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-05-2003 | Nummer CPP2003/1095M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-03-2003 | Nummer CPP2003/573M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 20-02-2003 | Nummer CPP2002/3267M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-02-2003 | Nummer CPP2003/248M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2002 | Nummer CPP2002/3658M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2002 | Nummer CPP2002/3210M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-12-2002 | Nummer CPP2002/3533M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 27-11-2002 | Nummer CPP2002/896M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-07-2002 | Nummer CPP2002/2257M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 13-05-2002 | Nummer CPP2002/897M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 12-04-2002 | Nummer CPP2002/137M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-02-2002 | Nummer CPP2002/158M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-12-2001 | Nummer CPP2001/3087M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 06-12-2001 | Nummer DGB/2001/1010M | Samenvatting |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel Reactie en naschrift op 'Reactie op “Het huuraanvullend opstalrecht. Een (oude) vertrouwde rechtsfiguur”.' | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen, M.E. Hinskens-van Neck, B.J. van de Bunt , B.F.U. Cuijpers | Bron WPNR 2024/7479 |
Titel Verrekening van eerder geheven erfbelasting bij tweede verkrijging uit dezelfde nalatenschap | Auteur(s) L.I. Ehrencron | Bron WPNR 2024/7479 |
Titel Over zachte harde vervaltermijnen en het quasi-legaat | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron AdvoTip 2024/17 |
Titel Finaal verrekenbeding, vergoedingsrechten en uitleg - deel I | Auteur(s) T.M. Subelack | Bron FTV 2024/10 |
Titel De gevaren van de aanvullende legitieme portie: toch maar een cautio socini opnemen? | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FTV 10/2024 |
Titel Notaris: 'Waarmee kan ik u nog meer van dienst zijn?' | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2024/10 |
Titel Het vermogen van een echtgenoot: fictief negatief? | Auteur(s) S.H. Hoogeveen, N. van den Berg | Bron JBN 2024/11 |
Titel Het recht van hypotheek binnen de wet excessief lenen: niet altijd nodig, vaak wel verstandig | Auteur(s) V. Oort | Bron FBN 2024/48 |
Titel Einde van de open CV; pas op dat je niet struikelt bij de finish | Auteur(s) H. van Veen | Bron Vp-bullentin 2024/18 |
Titel Reactie en naschrift op 'Goederenrechtelijke structurering van WKO’s' | Auteur(s) B.G. van Dam, M.M.G.B. van Drunen , C.A.J. Vos, M.H. van Bellen | Bron WPNR 2024/7476 |
Titel Proefschrift: Drie stellingen, Het algemene opschortingsrecht | Auteur(s) G.J. Boeve | Bron WPNR 2024/7475 |
Titel De appelrechtspraak over het energielabel bij de koop van een woning | Auteur(s) L.B.A. Tigelaar | Bron WPNR 2024/7475 |
Titel Verhuurders in de knel door het afschaffen van het gebruikersdeel van de OZB | Auteur(s) V.G.J. Boumans | Bron VGFC |
Titel Reactie en Naschrift op “Wie is deelgenoot in de hoofdgemeenschap?” | Auteur(s) W.H. van Hemel | Bron WPNR 2024/7474 |
Titel Opschorting van een voortdurende verplichting en schuldeisersverzuim | Auteur(s) S.V.M. Stevens | Bron ORP 2024/190 |
Titel Garanties, een beknopt overzicht van de inhoud en rechtsgevolgen ervan | Auteur(s) M.E.A. van Doorn | Bron Bb 2024/49 |
Titel De ruimschootsverklaring als schild tegen de vereffening | Auteur(s) B.W.J. Theunissen | Bron AdvoTip 2024/15 |
Titel Proefschrift: Drie stellingen, Towards Social and Ecological Corporate Governance | Auteur(s) R.A.G. Heesakkers | Bron WPNR 2024/7473 |
Titel Financial lease van batterijcontainers | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen, I.C.J. Hoving | Bron WPNR 2024/7473 |
Titel Advieskosten inzake toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit: kosten ex artikel 4.20 c.q. artikel 4.21 Wet IB 2001? | Auteur(s) P. de Boer en R.P.C. Cornelisse | Bron WFR 2024/257 |
Titel Haken en ogen aan de erfovereenkomst naar Nederlands recht | Auteur(s) M.J.P. Schipper | Bron FTV 2024/28 |
Titel The times they are a-changin’ | Auteur(s) F. Schonewille | Bron FTV 2024/27 |
Titel Contracteren over niet-opengevallen nalatenschappen: Vrijheid, blijheid? Het zorgvuldigheidskader van de erfovereenkomst | Auteur(s) J.M.H. van Doormalen | Bron FTV 2024/26 |
Titel Contractueel (quasi-)erfrecht: wat kan er al wel onder het huidige Nederlandse recht? | Auteur(s) B.O. Kapma | Bron FTV 2024/25 |
Titel Vruchtgebruik en zaaksvervanging bij de verkrijging van registergoederen | Auteur(s) P.C. van Es | Bron JBN 2024/42 |
Titel Is een bij afsplitsing opgerichte verkrijgende vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor schulden die ten tijde van de splitsing nog niet bekend waren? | Auteur(s) Th. de Rave | Bron RO 2024/71 |
Titel Overgangsrecht overdrachtsbelasting CV en FGR | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2024/38 |
Titel Over de verwaarloosbaarheid van de muur van een voormalige snoepfabriek | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron 2024/37 |
Titel De stichting, een onbegrensde rechtsvorm? Nabeschouwing op het KNB/WPNR-congres | Auteur(s) Chr.M. Stokkermans | Bron WPNR 2024/7471 |
Titel Komt een vereffenaar bij de notaris | Auteur(s) E.A. de Jong | Bron WPNR 2024/7471 |
Titel Grensoverschrijdende erkenning in Nederland en België van geregistreerd partnerschap en wettelijke samenwoning | Auteur(s) N. van den Berg, L. de Schrijver, C. Vanleenhove | Bron WPNR 2024/7470 |
Titel Steward ownership: een kans voor werknemers én werkgevers | Auteur(s) mr. F.A. (Frederieke) Baggerman | Bron PE Notariaat 2024/23 |
Titel Het NAI Arbitragereglement 2024 | Auteur(s) P.E. Ernste | Bron WPNR 2024/7470 |
Titel Uitlegperikelen bij een finaal verrekenbeding | Auteur(s) S.S.M.A. van der Spek, T.J. Backx | Bron REP 2024/516 |
Titel Een empirisch onderzoek naar de ontoereikende 403-verklaring; vooral de temporele reikwijdte blijft een probleem | Auteur(s) Etzel van Dooren | Bron Ondernemingsrecht 2024/71 |
Titel Een empirisch onderzoek naar de ontoereikende 403-verklaring; vooral de temporele reikwijdte blijft een probleem | Auteur(s) E.A. van Dooren | Bron OR 2024/71 |
Titel De aan een klacht te stellen eisen | Auteur(s) L.C. Dufour | Bron JBN 2024/38 |
Titel De ministerieplicht bij een prompte doorverkoop voor een hogere prijs | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron JBN 2024/40 |
Titel Tenzij de statuten anders bepalen… of: wanneer is gebruik van elektronische communicatiemiddelen niet toegestaan bij de vereniging, NV, BV en VvE | Auteur(s) W.J.M. van Veen | Bron JBN 2024/37 |
Titel Valt een ‘postzegelplan’ onder de mededelingsplicht als bedoeld in art. 7:15 lid 1 BW? | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron JBN 2024/36 |
Titel Echtscheiding & oudedagsvoorzieningen | Auteur(s) J.T. Gommer | Bron Vp-bulletin 2024/38 |
Titel Einde Vpb-plicht open cv en OFGR: actie nu vereist! | Auteur(s) A.M.A. de Beer | Bron VEP 2024/ 88 |
Titel Verzuim zonder ingebrekestelling (art. 6:83 BW) | Auteur(s) J.J. Dammingh | Bron ORP 2024/160 |
Titel De actio Pauliana in fiscalibus | Auteur(s) R. van Dijken | Bron WPNR 2024/7469 |
Titel Het onzakelijke lening- en schenking-arrest | Auteur(s) R.E. Zwier | Bron WFR 2024/221 |
Titel Over de schenker die verrijkt (en wellicht ook de begiftigde die verarmt) | Auteur(s) P.G.H. Albert | Bron WFR 2024/222 |
Titel Wat de waarderingsvoorschriften betekenen voor finaal verrekenen | Auteur(s) M.M.J. Schuurman-van Nifterik | Bron VEP 2024/88 |
Titel Civiel- en fiscaalrechtelijke aandachtspunten bij het legaat | Auteur(s) D.J. Saija en T. de Vries | Bron VEP 2024/88 |
Titel De reikwijdte van art. 6:252 lid 5 BW | Auteur(s) A. Visschedijk | Bron JBN 2024/23 |
Titel Natrekking van woonwagens, stacaravans en containerwoningen op gehuurde grond | Auteur(s) K. Soomers | Bron HIP |
Titel Flexwoningen en modulaire woningen in het goederenrecht | Auteur(s) B. Hoops | Bron TBR 2023/56 |
Titel Hypotheek, kruislings gesloten levensverzekeringen en regres | Auteur(s) W.M.A. Kalkman | Bron JBN 2024/34 |
Titel De gevolgen van een onzakelijke lening 'opzij' in de schenkbelasting | Auteur(s) N.M. Ligthart | Bron VP-Bulletin 2024/31 |
Titel De Notariswet | Auteur(s) J.C.H. Melis, B.C.M.Waaijer | Bron Wolters Kluwer (2024) |
Titel Komt horen komt zien: uitbreiding subjectieve gerechtigdheid binnen de bezitstermijn | Auteur(s) V.A.C. van den Broek en J.J.J. Sanders | Bron FBN 2024/25 |
Titel Statuten of aandeelhoudersovereenkomst | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron TOP 2024/199 |
Titel De Corporate Sustainability Due Diligence Directive: gehavend uit de strijd gekomen, maar nog bijzonder relevant | Auteur(s) J.E.S. Hamster | Bron TOP 2024/198 |
Titel De notaris en de aangifte overdrachtsbelasting bij juridische fusie of – splitsing van rechtspersonen | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FBN 2024/24 |
Titel De open cv verdwijnt en de definities van het open fgr en de vbi wijzigen: een overzicht op hoofdlijnen | Auteur(s) G.C. van der Burgt, F.P.H. van Hal en M.M.J. Schuurman-van Nifterik | Bron FTV 2024/6 |
Titel 'Recente ontwikkelingen met betrekking tot het btw-bouwterrein' | Auteur(s) B. Carrière, H.H. Bahlman | Bron Vastgoedrecht 2024-3 |
Titel Erfovereenkomsten in het Belgische recht | Auteur(s) H. Casman, A.L. Verbeke | Bron FTV 2024/18 |
Titel Enkele privaatrechtelijke aspecten van de stichting juridisch eigendom van een beleggingsfonds | Auteur(s) M. Rib | Bron WPNR 2024/7464 |
Titel Gevolgen Gratis Gebruik: Geen Gift! | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron AdvoTip 2024/12 |
Titel Terugwerkende kracht na verzoening bij scheiding van tafel en bed | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2024/24 |
Titel Preadvies: De stichting, een onbegrensde rechtsvorm? | Auteur(s) K.A. Beuker, S.J.C. Hemels, B.J. Kuck, P.H.N. Quist, E. Schmieman, J.D.M. Schoonbrood, M. J. van Uchelen-Schipper | Bron KNB 2024 |
Titel Erfrecht en EVRM: un tour d’horizon | Auteur(s) R. van Dijken | Bron WPNR 2024/7463 |
Titel Wijziging splitsing met 4/5 meerderheid? | Auteur(s) A. Dijkman-Derkman | Bron WPNR 2024/7463 |
Titel Schuivende peildata in hoger beroep | Auteur(s) N. van den Berg | Bron JBN 2024/32 |
Titel De stem van de cliënt | Auteur(s) J.M. Tempelaar | Bron JBN 2024/31 |
Titel Opteren voor met btw belaste verhuur onroerend goed | Auteur(s) B.G. van Zadelhoff | Bron WFR 2024/157 |
Titel Onderhandse uitholling. De reikwijdte van redelijke wetsuitleg | Auteur(s) W. Burgerhart | Bron EstateTip 2024/22 |
Titel Goederenrechtelijke structurering van WKO’s | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen , C.A.J. Vos, M.H. van Bellen | Bron WPNR 2024/7461 |
Titel Kanttekening bij standpunt Kennisgroep over toepassing samenloopvrijstelling bij een indirecte verkrijging van een beperkt recht | Auteur(s) K.F.H. van Lierop & M. Jenezon | Bron VGFC 2024/15 |
Titel De Novitaris-maatstaf; een concrete claim en een concrete derde | Auteur(s) H.J. Delhaas | Bron JBN 2024/27 |
Titel De bestuurder krachtens levenstestament: toegestaan of niet? | Auteur(s) P.M.J.H. ten Broecke | Bron JBN 2024/28 |
Titel Beheer van familievermogen door middel van certificering | Auteur(s) A.M. Steegmans | Bron Ars Notariatus/185 |
Titel Verjaring van vergoedingsrechten tussen ongehuwde samenwoners | Auteur(s) A.G.F.M. Flos, J.L. Smeehuijzen | Bron WPNR 2024/7460 |
Titel Een later huwelijk met een informele BIG-persoon? De werking van artikel 4:59 BW | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron AdvoTip 2024/10 |
Titel Herroeping van een ‘oude’ erfrechtelijke rechtskeuze: voorkomen, want niet meer te genezen! | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron EstateTip 2024/20 |
Titel Reactie en naschrift op 20 jaar Boek 4 BW, 20 jaar bewind nieuwe stijl: hoe houdbaar is het? | Auteur(s) S. Perrick, A.E. de Leeuw | Bron WPNR 2024/7459 |
Titel Over maatschappelijk verantwoord ondernemen in de notariële praktijk - Oud goud voor nieuwe juwelen | Auteur(s) S.F. van Koningsbruggen, S. Rietveld, B. Bier | Bron WPNR 2024/7459 |
Titel Met een gewijzigd BRP-besluit, wordt het einde van de slapende polis ingeluid | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2024/19 |
Titel Over een recht van vruchtgebruik dat niet civiel, maar wel fiscaal werd verkregen | Auteur(s) R.D. de Jong en J.C. van Straaten | Bron FBN 2024/18 |
Titel Bonuskleinkinderen: enkele civiele en successierechtelijke aspecten | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron TE 2024/2 |
Titel Hoe uitzonderlijk is zeer uitzonderlijk? | Auteur(s) J.M. Tempelaar | Bron WPNR 2024/7458 |
Titel Het huuraanvullend opstalrecht | Auteur(s) B.J. van de Bunt , B.F.U. Cuijpers | Bron WPNR 2024/7458 |
Titel Twee testamentaire trappen, dezelfde twee testamentaire sterren? | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron AdvoTip 2024/18 |
Titel Levensverzekering, gemengde polis en samengesteld gezin: de Hoge Raad snapt het. De estateplanner ook?! | Auteur(s) J..M.H.L. Cantineau | Bron FTV 2024/12 |
Titel Verboden toegang voor (on)bevoegden: De praktisch gesloten deur van het Centraal Levenstestamentenregister | Auteur(s) P. Coppens | Bron WPNR 2024/7457 |
Titel Goedkeuring afwikkelingsbewind door de kantonrechter? Revival ‘Van der Kammen | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron AdvoTip |
Titel Wie is het? Over erfrechtelijk procederen in hoedanigheid en de kracht van de verklaring van erfrecht | Auteur(s) R. van Dijken | Bron Tijdschrift Erfrecht 2024/2 |
Titel Over het fideï-commis en de schenking ter zake des doods Een listige verhouding | Auteur(s) D.C. van Beelen | Bron WPNR 2024/7457 |
Titel Oude Kennisgroepstandpunten overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2024/16 |
Titel Geactualiseerd beleid rondom de levering van onroerende zaken met omzetbelasting | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2024/14 |
Titel Ernstig en verwijtbaar… De vrees van iedere erfgenaam-vereffenaar. ECLI:NL:RBGEL:2024:1877 | Auteur(s) B.W.J. Theunissen | Bron AdvoTip 2024/8 |
Titel Een legaat van de legitieme? Wat is er gelegateerd, wie is er erfgenaam en wie draagt het legaat? | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron EstateTip 2024/16 |
Titel De reikwijdte van art. 6:252 lid 5 BW | Auteur(s) A. Visschedijk | Bron JBN 2024/23 |
Titel Een civielrechtelijke kanttekening bij het HR-arrest over de breukdelengemeenschap: de legitimaris heeft het nakijken! | Auteur(s) P. Blokland | Bron JBN 2024/21 |
Titel Hof van Justitie EU 12 oktober 2023, OP/Notariusz Justyna Gawlica | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron JBN 2024/22 |
Titel Laatste wijzigingen Huisvestingswet | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron JBN 2024/20 |
Titel De wettelijke huwelijksgemeenschap en verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift | Auteur(s) T.M. Subelack | Bron 2024 |
Titel De huwelijksgemeenschap en verkrijgingen krachtens erfrechtelijke titel en gift | Auteur(s) T.M. Subelack | Bron Proefschrift (2024) |
Titel Doorwerking van onwaardigheid in de zin van artikel 4:3 BW (of juist het ontbreken daarvan) in het huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) E.M.J.M.C. van Wijk-Verhagen | Bron WPNR 2024/7455 |
Titel T.J. Droog, noot bij ECLI:NL:HR:2020:1600, NTFR 2024/681 | Auteur(s) T.J. Droog | Bron NTFR |
Titel Steward-ownership: een alternatieve eigendomsstructuur in opkomst | Auteur(s) R.A. Marres | Bron TOP 2024/110 |
Titel Proefschrift; drie stellingen: Knelpunten in het levensverzekeringsrecht | Auteur(s) P. van Haastrecht-van Kuilenburg | Bron WPNR 2024/7454 |
Titel Vereenzelviging in het erfrecht (deel I) | Auteur(s) M.J.P. Schipper | Bron AdvoTip 2024/7 |
Titel Vertegenwoordiging via de hemelpoort | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron EstateTip 2024/14 |
Titel Aandelenfusievrijstelling overdrachtsbelasting voor aandelenfusies die in 2024 plaatsvinden in het kader van de afschaffing van de open CV en de wijziging van de definitie van het open fgr | Auteur(s) H.G.J. Teeuwsen, E.H.R.W. Schenk | Bron PE Notariaat 2024/12 |
Titel Vpb- en IB-gevolgen door de afschaffing van de open CV en de wijziging van de definitie van het open fgr per 1 januari 2025 | Auteur(s) A.J.M. Arends, E.H.R.W. Schenk | Bron PE Notariaat 2024/11 |
Titel De onbeperkte navorderingstermijn voor de erfbelasting gewikt en gewogen? | Auteur(s) F. Sonneveldt | Bron WPNR 2024/7452 |
Titel De doeleis van art. 4 WBRV in groepsverband | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2024/9 |
Titel Inkoop van eigen aandelen door een onroerendezaakrechtspersoon (overdrachtsbelasting) | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2024/8 |
Titel Wet excessief lenen in de estateplanningspraktijk | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron KWEP 2024/2 |
Titel Verliest artikel 7:176 BW zijn glans? | Auteur(s) E.C.E. Schnackers | Bron Advotip 2024/6 |
Titel Reactie op “Wie is deelgenoot in de hoofdgemeenschap?” van mr. L.C.M. Admiraal in WPNR 2023/7434 | Auteur(s) A. Cavallé Medina | Bron WPNR 2024/7451 |
Titel Drafting tips & tricks: borgtocht en de restrictieve uitleg van art. 1:88 lid 5 BW | Auteur(s) M.A.J.G. Janssen | Bron ORP 2024/65 |
Titel Tweetrapsmaking en de BOR | Auteur(s) M.M.J. Schuurman-van Nifterik & J.J.J.M. Sturme | Bron WPNR 2024/7451 |
Titel Juridische complicaties bij het samenkomen van erfpacht- en opstalrechten met contractuele mandeligheid | Auteur(s) T.R.G. Friedrichs | Bron PEN 2024/9 |
Titel 'Ausser Betracht-denken: een soort van MINDF*CK in het erfrecht?' | Auteur(s) G.T.J. Hoff | Bron Advotip 2024/5 |
Titel Er is 'testamentair' leven tussen hemel en aarde | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron EstateTip 2024/10 |
Titel De notarisverklaring bij de hypotheekakte anno 2024 | Auteur(s) E.M. van Elst, S.S.A. El ALfy | Bron JBN 2024/18 |
Titel Wanneer is sprake van een bevoordeling uit vrijgevigheid? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2024/17 |
Titel De beleggende notaris en art. 17 lid 3 Wna: de Notariskamer 'gaat om'! | Auteur(s) H.J. Weijers | Bron JBN 2024/16 |
Titel Aandacht voor de Vormerkung in de (notariële) praktijk | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron PE Notariaat 2024/8 |
Titel De wettelijke geschillenregeling eindelijk volwassen | Auteur(s) Ph.W. Schreurs, F. Eikelboom | Bron OR 2024/23 |
Titel Contractuele en statutaire uitwegen uit aandeelhoudersgeschillen | Auteur(s) P.P. de Vries | Bron OR 2024/24 |
Titel Boek 2 BW voor en na inwerkingtreding Wagevoe (vergelijking) | Auteur(s) De redactie | Bron OR 2024/25 |
Titel Towards social and ecological corporate governance | Auteur(s) R.A.G. Heesakkers | Bron 2024 |
Titel Kantonrechter treft beheersmaatregel omdat nalatenschap nog niet is aanvaard | Auteur(s) M.C. Stout | Bron Notamail 2024/53 |
Titel Ontwikkelingen in de btw en overdrachtsbelasting in de bouw- en handelsfase | Auteur(s) M.D.J. van der Wulp | Bron TFO 2024/191.4 |
Titel Praktische uitdagingen door wijzigingen in de BOR en DSR | Auteur(s) R.O.F. Bakker | Bron FTV 2024/6 |
Titel Kennisgroepstandpunten bedrijfsopvolging in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WFR 2024/61 |
Titel De familiehypotheek | Auteur(s) G.M.C.M. Staats | Bron MBB 2024/5 |
Titel ‘Gedragen’ of legitieme vragen? | Auteur(s) R. van Dijken | Bron AdvoTip 2024-4 |
Titel Ongewild verbonden? Bespreking van een arrest over de wilsvertrouwensleer en de schijn van volmachtverlening | Auteur(s) I.M.G. Bakker | Bron Bb 2024/10 |
Titel Verhoging wettelijke rente per 1 januari 2024 naar 7% | Auteur(s) J. van het Hof | Bron Vp-bulletin 2024/9 |
Titel Het is besloten: de open cv verdwijnt en de definities van het open fgr en de vbi wijzigen | Auteur(s) G.C. van der Burgt, F.P.H. van Hal en M.M.J. Schuurman- van Niftrik | Bron MBB 2024/3.12 |
Titel Huwelijksvermogensrechtelijke vorderingen en de werking van artikel 15 Successiewet | Auteur(s) C.E. Stoltenborgh | Bron KWEP 2024/3 |
Titel Familieleningen in 2024. Over een nuchtere staatssecretaris en een calculerende estate planner. Schenken is de weg? | Auteur(s) T. Denekamp | Bron EstateTip 2024-7 |
Titel Schenkbelasting en ontbinding van een schenking met wederzijds goedvinden | Auteur(s) R.D de Jong | Bron FBN 2024/4 |
Titel De uitleg en functie van akten - processuele en materiële verwikkelingen | Auteur(s) L.H.M.E. Hoeben, M.A.J.G. Janssen | Bron ORP 2024/37 |
Titel Over 'Fopvereffenaars en Ersatzexecuteurs'. Wil de echte afwikkelaar nú opstaan? | Auteur(s) J.Th.M. Diks | Bron AdvoTip 2024-3 |
Titel College Sanering Zorginstellingen - Melding maken en goedkeuring vragen | Auteur(s) J.J.H. Wijnmaalen, N.G.R.P. Schols | Bron JBN 2024/14 |
Titel Over de belangrijke rol van de notaris bij de betalingen na levering van een registergoed | Auteur(s) L.C. Dufour | Bron JBN 2024/11 |
Titel Persoonlijke aansprakelijkheid wegens onrechtmatige turboliquidatie | Auteur(s) T. Broer | Bron JOR 2024/35 |
Titel Beschermde stads- en dorpsgezichten | Auteur(s) A.Ch. Fortgens | Bron BR 2024/9 |
Titel Samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting en aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon | Auteur(s) L.R. van Silfhout | Bron FBN 2024/6 |
Titel Ge(s)laagde erfrechtelijke vertegenwoordiging | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron WPNR 2024/7444 |
Titel Verhaal op het eigen vermogen van de beneficiair aanvaardende erfgenaam na ontvangen uitkeringen | Auteur(s) R.E. Brinkman en J.M. Van Anken | Bron Tijdschrift Erfrecht 2024/1 |
Titel De betalingsregeling van artikel 4:5 BW: een bruikbare reddingsboei? | Auteur(s) B.W.J. Theunissen | Bron Tijdschrift Erfrecht 2024/1 |
Titel De status van het niet-gepasseerde concepttestament | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2024/1 |
Titel Pre-pack en werknemers: suggesties voor de toekomst | Auteur(s) P. Hufman | Bron Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk 2024/1-2 |
Titel Gelieerde bestuurders en commissarissen | Auteur(s) K. de Roo , H. Kersten | Bron Ondernemingsrecht 2024/11 |
Titel De poortwachtersfunctie van de notaris nader bekeken | Auteur(s) J. van der Weele | Bron PE Notariaat 2024/4 |
Titel Over het retentierecht van de aannemer bij projectontwikkeling en de positie van anterieure en posterieure derden-verkrijgers en hun rechtsopvolgers. Een update. | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2024/5 |
Titel Telt het door erflater in een stichting ingebrachte vermogen mee bij de berekening van de legitieme portie? | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron JBN 2024/6 |
Titel Wetswijzigingen fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten | Auteur(s) V.A.C. van den Broek & J.J.J. Sanders | Bron FBN 2024/2 |
Titel Gewijzigde omstandigheden, het vergeten testament en uitleg van uiterste wilsbeschikkingen in beweging | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron FTV 2024/1 |
Titel Cessie: wanneer is de vordering voldoende bepaald? | Auteur(s) I.M. Steijaert | Bron PE Notariaat 2024/3 |
Titel Vergoedingen in het Nederlandse huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) J.H. Lieber | Bron Proefschrift (2024) |
Titel Wie moet betrokken worden bij de verdeling van de ondergemeenschap? | Auteur(s) L.C.M. Admiraal & A. Cavallé Medina | Bron JBN 2024/2 |
Titel Inbezitneming en verkrijging door verjaring | Auteur(s) P.C. van Es | Bron JBN 2024/8 |
Titel Het oude testament en de nieuwe echtgenote | Auteur(s) P. Blokland | Bron WPNR 2024/7442 |
Titel Het verschoningsrecht van de notaris is altijd beperkt geweest | Auteur(s) E.R. Helder | Bron WPNR 2023/7442 |
Titel Vooruitlopend op een toekomstige periode van wilsonbekwaamheid: Het levenstestament vanuit juridisch, empirisch en rechtsvergelijkend perspectief (of: In anticipation of a future period of incapacity: the Dutch 'levenstestament' from a legal empirical and comparative perspective) | Auteur(s) H.N. Stelma-Roorda | Bron Proefschrift (2024) |
Titel Rechterlijke ontheffing van statutaire quorum- en unanimiteitseisen bij vereniging | Auteur(s) G.J.C. Rensen | Bron JOR 2024/7 |
Titel In wezen nieuwbouw: een bouwkundige beoordeling | Auteur(s) M.D.J. van der Wulp | Bron BR 2024/2 |
Titel Publicatie van het omgevingsplan | Auteur(s) J. van der Velde | Bron TBR 2024/4 |
Titel Wet introductie gecombineerde geslachtsnaam en belangrijke aandachtspunten voor de notaris | Auteur(s) E.C.C. Punselie | Bron PE Notariaat 2024/1 |
Titel Uitleg van uiterste wilsbeschikkingen; de sluizen open? | Auteur(s) P.C. van Es | Bron JBN 2024/1 |
Titel Kwaliteitseis als blokkeringsregeling | Auteur(s) W. Peters, P.H.N. Quist | Bron WPNR 2023/7440 |
Titel 'Zoiets doe je niet' - Door einde samenwoning geen erfgenaam meer? | Auteur(s) B.W.J. Theunissen | Bron AdvoTip 2023-20 |
Titel Art. 21 lid 5 SW: op welk tijdstip komt de gift tot stand?' | Auteur(s) M.W.J. Reijntjes en R.E. Brinkman | Bron FTV 2023/37 |
Titel Steward ownership: een (r)evolutie? | Auteur(s) F.A. Baggerman, E.A.E.M. van Blokland | Bron WPNR 2023/7439 |
Titel In wezen nieuwbouw: een bouwkundige beoordeling | Auteur(s) M.D.J. van der Wulp | Bron BR 2024/2 |
Titel Compliance officer en auditor op het notariskantoor | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers | Bron WPNR 2023/7438 |
Titel De afwikkeling van een nalatenschap of ontbonden huwelijksgemeenschap door middel van een vaststellingsovereenkomst | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2023/7438 |
Titel Ontmoeting van het erfrecht en strafrecht: over criminele erfgenamen en criminele erfenis | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Ars Aequi 2023/986 |
Titel 'Ondernemer voor de btw, ja of nee?' | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale viga | Bron PE Notariaat 2023/36 |
Titel Fiscale aspecten van het voorontwerp Wet modernisering personenvennootschappen | Auteur(s) E. Boomsluiter, Q.W.J.C.H. Kok | Bron WPNR 2023/7437 |
Titel Themanummer: Personenvennootschapsrecht in beweging | Bron WPNR 2023/7437 | |
Titel Themanummer 'Pensioenspecial' | Auteur(s) J.M.J. Holtermans & W.P.M. Thijssen | Bron JBN 2023/12 |
Titel De competente rechter bij de andere wettelijke rechten van artikel 4:29 en 4:30 BW | Auteur(s) J.H.M. ter Haar, M.R. Beuker | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/6 |
Titel IPR? Kom maar op! | Auteur(s) D.E.M. Lauran & M.G. Hees | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/6 |
Titel (Erf)belastingrenteperikelen. Een extra tegenvaller bij het vervallen van de BOR | Auteur(s) W. Burgerhart | Bron 2023/37 |
Titel Overdrachtsbelasting; een nieuw regime voor vastgoedaandelentransacties | Auteur(s) R.A Wolf en C. Noorlander | Bron VGFC 2023/66 |
Titel Update reikwijdte zakelijke overwegingen bij de juridische fusievrijstelling in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) J.G. van Ingen | Bron VFGC 2023/64 |
Titel Reactie en naschrift op “Een andere kijk op het verblijvensbeding” van prof. mr. P.C. van Es in WPNR 2023/7425 | Auteur(s) R.E. Brinkman, P.C. van Es | Bron WPNR 2023/7436 |
Titel Het besluit belastingplicht stichtingen en verenigingen: water bij de oude wijn in nieuwe zakken | Auteur(s) H.J. Bresser | Bron WFR 2023/304 |
Titel 20 jaar Boek 4 BW, 20 jaar bewind nieuwe stijl: hoe houdbaar is het? | Auteur(s) A.E. de Leeuw | Bron WPNR 2023/7435 |
Titel Juridische aandachtspunten bij het overdragen van kunst aan de Staat in ruil voor kwijtschelding van erfbelasting | Auteur(s) E.R.N. Benjamins | Bron KWEP 2023/18 |
Titel Negen voor de notaris relevante kennisgroepstandpunten over omzetbelasting | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2023/48 |
Titel De executeur of vereffenaar maakt kosten voor rechtsbijstand; zijn dit schulden van de nalatenschap? | Auteur(s) E.C.E. Schnackers | Bron AdvoTip 2023-17 |
Titel Wie is deelgenoot in de hoofdgemeenschap? | Auteur(s) L.C.M. Admiraal | Bron WPNR 2023/7434 |
Titel Over het Valerbosch-arrest en de uitleg van (commerciële) contracten | Auteur(s) E.A.J. Schoenmakers, D.J. Beenders | Bron ORP 2023/167 |
Titel Het verbintenisrechtelijk aan- en uitkleden van beperkte rechten, mede aan de hand van het financieringsvruchtgebruik | Auteur(s) W.H.B.K. Nieuwesteeg | Bron WPNR 7433 |
Titel Omissie van een ontbonden vennootschap: de doorhaling van een hypothecaire inschrijving | Auteur(s) M.Y. Nethe | Bron WPNR 2023/7433 |
Titel Over de legitieme bij verkoop onder voorbehoud van vruchtgebruik met lage(re) tegenprestatie. Of: waaruit bestaat de gift eigenlijk? | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FTV 2023/32 |
Titel De wetgever neemt en geeft; de aanpassing van de giftenaftrek in het Belastingplan 2023 en 2024 | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron FTV 2023/30 |
Titel Leven(stestament) na de dood? | Auteur(s) N. van den Berg | Bron JBN 2023/49 |
Titel De Successiewet en tijdstipbelasting | Auteur(s) N.C.G. Gubbels | Bron WPNR 2023/7440 |
Titel Proefschrift: Drie stellingen - Beperking van de bestuursbevoegdheid bij de naamloze en besloten vennootschap | Auteur(s) J.A. Terstegge | Bron WPNR 2023/7431 |
Titel Wet Schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) per 1 juli 2023 gewijzigd | Auteur(s) G.H. Lankhorst | Bron JBN 2023/48 |
Titel Social media posts en de saisineregel. Is het mogelijk social media posts te erven? | Auteur(s) H.A. Paul | Bron WPNR 2023/7431 |
Titel Wat te doen met de onbeheerde nalatenschap? | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2023-31 |
Titel De nieuwe giftenaftrek: Schenk u rijk! | Auteur(s) E.J.W. Heithuis | Bron Column Taxlive 18 oktober 2023 |
Titel Openbaarmaking van duurzaamheidsinformatie: navigeren door het wereldwijde landschap, ook van belang voor de Nederlandse praktijkjurist | Auteur(s) E.J. Teijgeler | Bron PE Notariaat 2023/30 |
Titel Making/schenking over de hand en afstammelingen van stiefkinderen als verwachters | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2023/7430 |
Titel Statutaire verplichtingen van verbintenisrechtelijke aard | Auteur(s) W.Peters, P.H.N. Quist | Bron WPNR 2023/7430 |
Titel Is de rechter-commissaris de redder in nood bij vereffeningen? | Auteur(s) J.Th.M. Diks | Bron AdvoTip 2023/15 |
Titel De vergaande gevolgen van oneerlijke (kern)bedingen | Auteur(s) M.Y. Schaub | Bron ORP 2023/145 |
Titel Overbruggingshypotheek, inhoud en aandachtspunten | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron Notarisklerk 2022/1584 |
Titel Digitale oprichting van de BV - we gaan de 'passeercloud' in | Auteur(s) J. van der Weele | Bron JBN 2023/10 |
Titel Dient artikel 4:3 lid 1 sub a BW te worden aangepast? | Auteur(s) F.W. Brans & Ph.A.J. Raaijmaakers | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/5 |
Titel Een geldlegaat in plaats van legitieme of erfdeel. Voorkom uitleg | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron VEP 2023/83 |
Titel De (quasi)wettelijke verdeling en renteafspraak | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2023/7421 |
Titel Negen stellingen over de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij splitsingen | Auteur(s) M.D.C. Gomes vale Viga, K. Kloosterhof | Bron MBB 2023/12.32 |
Titel Verslag van het KNB/WPNR-congres 'De Omgevingswet', d.d. 20 juni 2023, Jaarbeurs te Utrecht | Auteur(s) A.I.M. van Mierlo, C.F.C. van Lookeren Campagne | Bron WPNR 2023/7428 |
Titel Knelpunten in het levensverzekeringsrecht | Auteur(s) P. van Haastrecht - van Kuilenburg | Bron 2023 |
Titel Inbreng van giften in de nalatenschap, hoe gaan we hier inde praktijk mee om? | Auteur(s) E.C. Flanderhijn | Bron Vp-bulletin 2023/45 |
Titel Vereenzelviging in artikel 4:36 BW?! | Auteur(s) W. Burgerhart | Bron WPNR 2023/7428 |
Titel Remedies voor de legitimaris die met een stichting wordt geconfronteerd | Auteur(s) H.M.C. Duin | Bron FTV 2023/27 |
Titel Onenigheid over de inhoud van een erfdienstbaarheid: wanneer is wijziging of opheffing van een erfdienstbaarheid aan de orde? | Auteur(s) I.M. Steijaert | Bron PE Notariaat 2023/27 |
Titel Ontwikkelingen IPR-huwelijksvermogensrecht (2018-2023) | Auteur(s) P. Vlas, M. Zilinsky | Bron WPNR 2023/7428 |
Titel Kroniek pensioen en scheiding 2022 (II) | Auteur(s) F.M.H. Hoens, M. Heemskerk | Bron WPNR 2023/7427 |
Titel Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers | Auteur(s) W. Bosse | Bron JBN 2023/42 |
Titel De implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn: implicaties voor nationale juridische fusies en -splitsingen | Auteur(s) W.J.M. van Veen | Bron JBN 2023/41 |
Titel Kroniek pensioen en scheiding 2022 (I) | Auteur(s) F.M.H. Hoens, M. Heemskerk | Bron WPNR 2023/7426 |
Titel Voorlopige kadastrale grenzen mogen niet algemeen raadpleegbaar zijn | Auteur(s) W. Louwman | Bron JBN 2023/46 |
Titel De verdeling van de gemeenschap | Auteur(s) L.C.M. Admiraal, A. Cavallé Medina | Bron WPNR 2023/7426 |
Titel De verdeling van de ondergemeenschap | Auteur(s) L.C.M. Admiraal, A. Cavallé Medina | Bron 2023/7426 |
Titel Nederlandse instanties en de uitvoering van (inter)nationale sancties | Auteur(s) L. Claase, B. Wieser | Bron TOP 2023/311 |
Titel De elektronische handtekening, een aanvaardbaar alternatief? | Auteur(s) IJ.C. van Straten, K.J. Ribbink | Bron TOP 2023/312 |
Titel Het Didam-arrest: een steen in de rustige vijver van art. 3:14 BW | Auteur(s) M.N. Bende | Bron PE Notariaat 2023/23 |
Titel Een andere kijk op het verblijvensbeding | Auteur(s) P.C. van Es | Bron WPNR 2023/7425 |
Titel Benadeeld zeker, maar of het telt? | Auteur(s) J.L.D.J. Maasland | Bron TE 2023/4 |
Titel Is de vervaltermijn in artikel 4:85 BW om een beroep op de legitieme portie te doen aan herziening toe? | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron TE 2023/4 |
Titel Ontwikkeling van het Nederlandse internationaal erfrecht in de afgelopen twintig jaar | Auteur(s) J.G. Knot | Bron TE 2023/4 |
Titel Naar een betere positie voor de minderjarige in het erfrecht | Auteur(s) J.H.M. ter Haar | Bron TE 2023/4 |
Titel Twintig jaar uitlegging van uiterste wilsbeschikkingen als inspiratie voor een ‘uitlegarm’ testament | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron TE 2023/4 |
Titel Is artikel 4:4 BW nog bij de tijd? | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/4 |
Titel Het APV-regime na het overlijden van de inbrenger en de toerekening aan (fictieve) erfgenamen | Auteur(s) X.G.R. Auerbach, J.P. de Boer | Bron WFR 2023/212 |
Titel De vereffenaar kan onder omstandigheden een (tussentijdse) uitdelingslijst intrekken | Auteur(s) E.A. de Jong | Bron JBN 2023/39 |
Titel Gevolgen voor het aanmerkelijk belang bij het overlijden van een bezwaarde erfgenaam | Auteur(s) B.B.A. de Kroon | Bron KWEP 2023/14 |
Titel Zelfgekweekte goodwill en de bezitseis van art. 4 WBR | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2023/35 |
Titel Omzetbelasting – levering appartementsrecht ‘op tekening’ | Auteur(s) P. Berkhuizen, J.C. van Straaten | Bron FBN 2023/33 |
Titel Een vriendelijke doch onpraktische tegemoetkoming voor sleutelverklaringen en andere economische eigendomsverkrijgingen | Auteur(s) R.D. de Jong, D. van Laren | Bron FBN 2023/34 |
Titel Peilmoment in kader van meldingsplicht ongebruikelijke transacties | Auteur(s) V.H. Affourtit | Bron JOR 2023/13 |
Titel Huwelijksvermogensrechtelijke bedingen en quasi-legaat: de teerling is geworpen | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2023/7422 |
Titel Consequenties Didam: het hof heeft gesproken en wat nu? | Auteur(s) D.J.L. van Ee en J. Berckenkamp | Bron VGFC 2023/4 |
Titel Modelreglement Kleine VvE’s | Auteur(s) A.C.W. Luijk-van Veldhuizen, C.N. Siewers, I. de Jong | Bron WPNR 2023/7422 |
Titel De Wet Vifo in de M&A-praktijk | Auteur(s) R.R. de Haan | Bron TOP 2023/251 |
Titel Nog steeds openstaande vragen bij de oudedagsverplichting en overlijden | Auteur(s) M.L. Neve en G.M.C.M. Staats | Bron WFR 2023/192 |
Titel De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie: de turboliquidatie afgeschaft? | Auteur(s) M.J. Hofland | Bron FTV 2023/17 |
Titel Verduurzaming van vastgoed: De dakhuurovereenkomst als alternatief voor het opstalrecht bij zonnepanelen | Auteur(s) M.D van Bezooijen, W.F.L. Runge | Bron WPNR 2023/7421 |
Titel Fiscale gevolgen van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap | Auteur(s) J.H.M. Arts | Bron FTV 2023/5 |
Titel De dubbele achternaam | Auteur(s) E.C.C. Punselie | Bron JBN 2023/31 |
Titel Overdracht op bevel van de kortgedingrechter: veilig of onveilig? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2023/32 |
Titel De ontoereikende Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie | Auteur(s) S. Renssen | Bron JBN 2023/34 |
Titel Kroniek WHOA: 2,5 jaar WHOA-uitspraken | Auteur(s) K.H. van Boekel, M.S. Breeman | Bron TvI 2023/37 |
Titel Tegenstrijdig belang. De Hoge Raad herneemt het Bruil-criterium. Bibolini-exceptie | Auteur(s) K. van Vught | Bron Ondernemingsrecht 2023/61 |
Titel De elektronisch ondertekende koopakte bij de koop van een woning' | Auteur(s) C.G. Breedveld-de Voogd | Bron ORP 2023/82 |
Titel Klinkerbestrating: gebouw op zandgrond? | Auteur(s) M.D.J. van der Wulp | Bron PE Notariaat 2023/22 |
Titel Iets over het civiele wapentuig van de erfrechtadvocaat: de actio Pauliana | Auteur(s) G.T.J. Hoff | Bron AdvoTip 2023/12 |
Titel Wet toekomst pensioenen: vloek of zegen? | Auteur(s) R. Wernsen | Bron Vp-bulletin 2023/32 |
Titel Geldt voor uitbreiding gerechtigheid tot een objectieve onderneming een nieuwe bezitstermijn voor de BOR? | Auteur(s) P.G.H. Albert | Bron WFR 2023/172 |
Titel Kwijtschelding van erfbelasting tegen overdracht van kunst of andere cultuurgoederen Wie komt daarvoor in aanmerking? | Auteur(s) M.U.M.A. Waaijer-Linders | Bron WPNR 2023/7420 |
Titel Het Didam-arrest praktisch belicht (deel II) | Auteur(s) W.J. Bosma en P. Ligtenberg | Bron ORP 2023/83 |
Titel Wils(on)bekwaamheid als het notariële zwaard van Damocles. Het wettelijk kader en de procedurele eisen bij de beoordeling van wilsbekwaamheid van testateurs | Auteur(s) N. Kuijpers | Bron PE Notariaat 2023/20 |
Titel De vaststelling van het loon van een vereffenaar en de mogelijkheden van bezwaar daartegen | Auteur(s) S.R. Baetens | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/3 |
Titel Verslaglegging beoordeling wilsbekwaamheid van een testateur: waarom, hoe en waar doet de (kandidaat-)notaris dat? | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/3 |
Titel Zonne-energie en verduurzamen: stand van zaken en ontwikkelingen | Auteur(s) W. Eerenstein | Bron Vp-bulletin 2023/26 |
Titel Mocht deelgenoot beschikken over zijn aandeel in een registergoed? | Auteur(s) A. Cavallé Medina | Bron PE Notariaat 2023/19 |
Titel BOFfen met de aangekondigde wijzigingen van de BOR | Auteur(s) E.J.W. Heithuis | Bron WFR 2023/158 |
Titel Enige aantekeningen over het Groninger beklemrecht | Auteur(s) J.P. Wortelboer | Bron De Notarisklerk mei/juni 2023 |
Titel De implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn; een update | Auteur(s) L. Rehr | Bron JBN 2023/28 |
Titel Aanvaarding van een nalatenschap door de meerderjarigenbewindvoerder | Auteur(s) M.I.W.E. Hillen-Muns | Bron JBN 2023/29 |
Titel Afrekenen alsof men in de algehele gemeenschap van goederen is gehuwd? | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron JBN 2023/27 |
Titel Wat als de bankier overlijdt? | Auteur(s) J.A. Bult | Bron VEP 2023/81 |
Titel Tegenstrijdig belang? Is sprake van onbehoorlijk bestuur door tegenstrijdig belang en kan beroep worden gedaan op Bibolini-exceptie? | Auteur(s) M.J. Kroeze, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, T. Hartlief | Bron RN 2023/46 |
Titel De Wet excessief lenen vanuit civielrechtelijk perspectief | Auteur(s) C.J.M. (Cindy) van de Luijtgaarden-Braat | Bron PE Notariaat 2023/18 |
Titel Vervaardiging bij verbouwingen van vastgoed naar de vuilnisbak? | Auteur(s) P. Berkhuizen | Bron WFR 2023/152 |
Titel Het erfrechtelijke inkortingsvirus: is de incubatietijd voorbij? Niet-opeisbaarheidsclausule en de inkortingsvolgorde | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2023/7416 |
Titel Participatie: praktisch door de procedure | Auteur(s) M.T. Pranger, H.P. Wiersema | Bron VGFC 2022/3 |
Titel De pauliana en de erfrechtelijke wachtkamer | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron EstateTip 2023/19 |
Titel De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap | Auteur(s) P.G.H. Albert | Bron WPNR 2023/7416 |
Titel De aanpassing van het fiscaal verschoningsrecht van advocaten ex art. 53a AWR | Auteur(s) J.M. Baranska, R.N.J. Kamerling | Bron WFR 2023/139 |
Titel Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de geldigheid van overeenkomsten na Didam | Auteur(s) N. Thorborg, N. van Triet | Bron NTBR 2023/20 |
Titel Een nieuwe wet aan het firmament: De 'Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie', ter voorkoming van malafide beëindiging van rechtspersonen via turboliquidatie | Auteur(s) M.J. Hofland | Bron PE Notariaat 2023/16 |
Titel Is de in wezen nieuwbouw-jurisprudentie aan een verbouwing toe? | Auteur(s) M.W.C. Soltysik | Bron FTV 2023/11 |
Titel Huwelijkse voorwaarden met gescheiden vermogens. Koude uitsluiting in het licht van de dynamische en affectieve relatie van echtgenoten | Auteur(s) A.G.F.M. Flos | Bron Boom Juridische uitgevers, 2023 |
Titel De prioriteitsregel en de gemeenschap | Auteur(s) L.C.M. Admiraal | Bron WPNR 2023/7415 |
Titel Enkele huwelijksvermogensrechtelijke overpeinzingen bij symbolische stortingen op aandelen uit te verrekenen inkomsten | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2023/7415 |
Titel Meerouderschap en de familierechtelijke betrekking | Auteur(s) E.M. Winterwerp | Bron WPNR 2023/7414 |
Titel Kan een pandhouder een kwaliteitsrekening aanhouden ter zake van de inning van aan hem verpande vorderingen? | Auteur(s) T. van der Linden | Bron WPNR 2023/7414 |
Titel Knelpunten bij nalatenschappen met cryptovermogen – over ‘seed phrases’ en andere sleutels tot de oplossing | Auteur(s) M.M.J. Schuurman-van Nifterik, F.P.H. van Hal | Bron PE Notariaat 2023/15 |
Titel Koop van honderd jaar oud schip. Non-conformiteit (art. 7:17 BW). Onvoldoende aandacht voor gezichtspunten | Auteur(s) R. Westrik | Bron JBN 2023/22 |
Titel Het legaat onder voorwaarde of tijdsbepaling in de vereffening: lang leve het legaat? | Auteur(s) R.E. Brinkman, J.M. van Anken | Bron WPNR 2023/7413 |
Titel Hoe ruim is artikel 12 lid 1 WBRV? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2023/23 |
Titel Het Wwft compliance en audit 10-stappenplan | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers | Bron TOP 2023/191 |
Titel Koopopties en voorkeursrechten in agrarische overeenkomsten | Auteur(s) R. Ligtvoet | Bron TvAR 2023/5 |
Titel Artikel 2:8 BW, zorgplichten en de rol van de rechter | Auteur(s) V. Timmerman | Bron Ondernemingsrecht 2023/48 |
Titel Biedt zorgplicht wel voldoende bescherming aan de minderheidsaandeelhouder? Een pleidooi voor een betere uittredingsregeling | Auteur(s) S. Haanschoten | Bron Ondernemingsrecht 2023/47 |
Titel Strafheffing overdrachtsbelasting: hinken op twee gedachten | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2023/17 |
Titel Het trustregister in de praktijk (II, slot) | Auteur(s) A.B.D. Kootstra | Bron WPNR 2023/7412 |
Titel Bewind over gelegateerd vruchtgebruik: jurisprudentie over artikel 3:221 BW komt op gang | Auteur(s) B.W.J. Theunissen | Bron AdvoTip 2023/8 |
Titel De vrucht en de tweetrapsmaking | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron EstateTip 2023/15 |
Titel Wettelijke verdeling en legaat tegen inbreng: de legitimaris buiten spel? | Auteur(s) P.C. van Es | Bron JBN 2023/21 |
Titel De erfrechtelijke positie van het stiefkind en het quasi-stiefkind (I) | Auteur(s) E.M.J.M.C. van Wijk-Verhagen, J.J. Keizer | Bron WPNR 2023/7411 |
Titel Het trustregister in de praktijk (I) | Auteur(s) A.B.D. Kootstra | Bron WPNR 2023/7411 |
Titel Tumult in de algemene vergadering. Over de rol van de voorzitter bij besluitvorming in het rechtspersonenrecht | Auteur(s) A.J.M. Klein Wassink | Bron PE Notariaat 2023/14 |
Titel Mandatory disclosure en het verschoningsrecht - een update | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron FBN 2023/18 |
Titel Het juridische wonderdoekje: titelzuivering nader bekeken | Auteur(s) W.J.M. Jansen, J.W.A. Rheinfeld | Bron WPNR 2023/7410 |
Titel Waardeloze inschrijvingen van BP-rechten en opstalrechten nutsvoorzieningen. Hoe ontstaan ze en hoe kom je ervan af? | Auteur(s) C.J.L. Boissevain | Bron PE Notariaat 2023/13 |
Titel De ruimschoots toereikend-verklaring, de erfgenamen en de tuchtrechter | Auteur(s) W. Breemhaar | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/2 |
Titel De perikelen van het cryptovirus | Auteur(s) D.S. Burgzorg | Bron WPNR 2023/7409 |
Titel Economische eigendomsoverdracht en overdrachtsbelasting | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron PE Notariaat 2023/12 |
Titel Vanwege de klerk voor de rechter - Notariële aansprakelijkheid voor falende notarisklerken Deel II | Auteur(s) J.S.L.A.W.B. Roes | Bron Notarisklerk 2023/1581 |
Titel Praktische testamentaire aandachtspunten met betrekking tot de bij de vererving van een aanmerkelijk belang verschuldigde inkomstenbelasting | Auteur(s) H.F. van der Weerd-van Joolingen | Bron TE 2023/2 |
Titel Familiestichting in de praktijk | Auteur(s) G. Noordeloos, Ph.H.F. König | Bron WPNR 2023/7408 |
Titel Kunnen de Wwft en de Sanctiewet door één deur? | Auteur(s) A.M. Riemslag Baas | Bron FRP 2023/262 |
Titel Waar gaat het heen met de digitale nalatenschap? | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Ars Aequi 2023/0249 |
Titel Het vruchtgebruikbewind (op maat). Het schaap lijkt over de dam | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron EstateTip 2023/11 |
Titel De welwillendheidsbeslissing: over de (on)wil van rechters en formuleringen in notariële akten | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron PE Notariaat 2023/11 |
Titel Vruchtgebruik als instrument voor de financieringspraktijk: een analyse van HR 30 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1331 en een verkenning van de mogelijkheden | Auteur(s) J.W.H. Lemmen | Bron NTHR 2023/1 |
Titel Themanummer Duurzaamheid | Bron WPNR 2023/7407 | |
Titel Modernisering personenvennootschappen: het tweede voorontwerp Titel 7.13 BW in vogelvlucht | Auteur(s) W.J.M. van Veen | Bron JBN 2023/18 |
Titel Openbare inzage UBO-register ongeldig: het blijft tobben met het UBO-register | Auteur(s) J. van der Weele | Bron PE Notariaat 2023/10 |
Titel Het goedschrift in het geding; de reikwijdte van de uitzondering van art. 158 lid 1 Rv | Auteur(s) P.C. van Es | Bron JBN 2023/17 |
Titel De Omgevingswet; het voorkeursrecht | Auteur(s) W.J.E. van der Werf | Bron WPNR 2023/7406 |
Titel Splitsingswijzigingen na 24 februari 2023 | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron WPNR 2023/7406 |
Titel Reactie en Naschrift op 'Zijn Didam-strijdige overeenkomsten nietig?' | Auteur(s) M.N. Bende, T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2023/7405 |
Titel Is een drijvend zonnepark roerend of onroerend? | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron WPNR 2023/7405 |
Titel Overdracht van op een ANBI-taak betrekking hebbende schulden | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2023/12 |
Titel Hoe voorkom je een ruzieboedel? Negen tips uit de praktijk | Auteur(s) J. Nobel | Bron PE Notariaat 2023/8 |
Titel De Omgevingswet; landinrichting: eenvoudig beter voor de notariële praktijk? | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron WPNR 2023/7404 |
Titel Successierechtelijke gevolgen van het fideï-commis | Auteur(s) W.R. Kooiman | Bron KWEP 2023/2 |
Titel Legaat van een AB | Auteur(s) R.L.M.C. Janssen | Bron KWEP 2023/3 |
Titel Aftrek van ‘het aandeel in de verdeelde goederen’ in historisch perspectief (hoe ruim is art. 12 lid 1 WBRV?) | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron VGFC 2023/24 |
Titel De nieuwe corporate governance code: duurzaamheid, diversiteit & inclusie en dialoog | Auteur(s) D.M.H. de Leeuw | Bron Bb 2023/14 |
Titel Notarieel tuchtrecht als voorportaal van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de notaris | Auteur(s) B.N. Takken, T.F.H. Reijnen | Bron Tijdschrift Tuchtrecht 2023/24 |
Titel Grondspeculatie en de notaris, het vervolg | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron PE Notariaat 2023/7 |
Titel De Omgevingswet; landinrichting: eenvoudig beter voor de notariële praktijk? | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron WPNR 2023/7404 |
Titel Doorkijkbenadering in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WPNR 2023/7404 |
Titel Reactie en Naschrift op 'De bij dode opgerichte stichting' | Auteur(s) R.E. Brinkman, S. Perrick | Bron WPNR 2023/7403 |
Titel Advocaten- en notarissentuchtrecht vergeleken: op zoek naar 'the best of both worlds' | Auteur(s) L.H. Rammeloo, M.C.J. Höfelt | Bron Tijdschrift Tuchtrecht 2023/105 |
Titel Opstalrecht – Eigendom – Roerend/Onroerend – Natrekking – Overdrachtsbelasting | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron WPNR 2023/7403 |
Titel Verkoopregulerende bedingen bij de verkrijging van aandelen | Auteur(s) M. Albers | Bron FBN 2023/5 |
Titel De Omgevingswet; de positie van de notaris onder het nieuwe onteigeningsrecht | Auteur(s) J.A.M.A. Sluysmans | Bron 2023/7402 |
Titel Vrijstelling overdrachtsbelasting bij ruziesplitsing | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2023/4 |
Titel Loonheffing in de herkansing | Auteur(s) R. Stam | Bron Vp-Bulletin 2023/7 |
Titel Wat moet de notaris weten van het nieuwe Brussel IIter? | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron JBN 2023/15 |
Titel Toekomstige of bestaande vordering? Verpandbare of niet verpandbare vordering? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2023/12 |
Titel Rechtbank acht halvering vordering wegens voorhuwelijkse meerinbreng onwenselijk | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron JBN 2023/13 |
Titel Handelen voor een nader te noemen meester: oplettendheid is geboden! | Auteur(s) I.M. Steijaert | Bron PE Notariaat 2023/6 |
Titel De Omgevingswet; een eerste verkenning | Auteur(s) W.J. Haeser, E.P.H. Vogelaar | Bron WPNR 2023/7401 |
Titel Reactie op 'Bestuurdersaansprakelijkheid bij BV’s tien jaar later' | Auteur(s) W.A. Westenbroek | Bron WPNR 2023/7400 |
Titel De doeleis en toerekeningsbepaling van art. 4 Wet BRV 1970 een lastige combinatie | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WPNR 2023/7400 |
Titel Reactie op: De doeleis en toerekeningsbepaling van art. 4 Wet BRV 1970; een lastige combinatie | Auteur(s) P.G.H. Albert | Bron WPNR 2023/7408 |
Titel Een beschouwing over het begrip inkorting en de gevolgen daarvan | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/1 |
Titel Enkele vraagpunten bij de quasi-wettelijke verdeling, mede in het licht van het besluit van 15 juni 2022 | Auteur(s) G.G.B. Boelens | Bron Tijdschrift Erfrecht 2023/1 |
Titel CPO: Samen bouwen aan een eigen thuis | Auteur(s) I. Kort | Bron Vp-bulletin 2023/2 |
Titel Verjaring en verlenging van verjaring tussen echtgenoten | Auteur(s) A.J.M. Nuytinck | Bron Ars Aequi 2023/0134 |
Titel Rechtspraak uitgelegd: Notaris en beslag | Auteur(s) M. Hillen | Bron Notariaat Magazine 2023/1 |
Titel Het oplossen van enquêtegeschillen via bemiddeling | Auteur(s) F. Eikelboom | Bron Bb 2023/9 |
Titel De verander(en)de positie van dga, wordt 2023 een fiscaal gelukkig nieuwjaar? | Auteur(s) Redactie Vp-bulletin | Bron Vp-Bulletin 2023/1 |
Titel BEM-clausule, testamentair Boek 4-bewind of testamentair Boek 1-bewind bij een minderjarig kind: Wat is het gevolg voor toeslagen van de ouder? | Auteur(s) E.M.A. van Amersfoort | Bron PE Notariaat 2023/2 |
Titel Toegang UBO-register op de schop door uitspraak Europese Hof van Justitie | Auteur(s) A. Berlee | Bron WPNR 2023/7397 |
Titel Een nieuw perspectief voor misbruik van identiteitsverschil | Auteur(s) D.J. van der Kwaak | Bron WPNR 2023/7397 |
Titel Een (vergeten) hypotecaire inschrijving van een ontbonden vennootschap. Hoe laat je die doorhalen? | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron PE Notariaat 2023/1 |
Titel Beschikken over een aandeel in een registergoed | Auteur(s) A. Cavallé Medina | Bron JBN 2023/3 |
Titel Vanwege de klerk voor de rechter : De notariële aansprakelijkheid voor falende notarisklerken Deel I | Auteur(s) J.S.L.A.W.B. Roes | Bron Notarisklerk 2022/1579 |
Titel Schuldenbewind en rol gemeente: twee actualiteiten | Auteur(s) G.H. Lankhorst | Bron JBN 2022/50 |
Titel ESG en M&A: waarom ESG-kwesties de blijvende aandacht verdienen | Auteur(s) E.J. Teijgeler | Bron TOP 2022/347 |
Titel Grenzen aan testeervrijheid: erfrechtelijke bescherming van naasten vanuit interdisciplinair perspectief (diss.) | Auteur(s) M.R. Beuker | Bron Deventer: Wolters Kluwer 2023 |
Titel De poortwachtersrol van de notaris. Horen, zien en zwijgen. Of toch spreken? | Auteur(s) T.P.C. Geertsema | Bron PE Notariaat 2022/32 |
Titel Vergoedingsrechten bij het eindigen van een recht van erfpacht of opstal en het overgangsrecht | Auteur(s) P.C. van Es | Bron JBN 2022/43 |
Titel Einde jubelton in zicht: tijd voor de eindsprint | Auteur(s) R.D. de Jong, L.E. Welkers | Bron FBN 2022/42 |
Titel Aard en uitleg van statuten | Auteur(s) K.H.M. de Roo | Bron WPNR 2022/7382 |
Titel Verwantschap in de Successiewet: weet u zeker dat u (geen) kinderen heeft? | Auteur(s) R.D. de Jong | Bron PE Notariaat 2022/25 |
Titel Kan een aandeelhoudersovereenkomst worden gelijkgesteld met een besluit van de algemene vergadering? | Auteur(s) P.M.J.H. ten Broecke | Bron JBN 2022/40 |
Titel Rechtspersonenrecht | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron FTV 2022/25 |
Titel Relatievermogensrecht | Auteur(s) B.E. Rheinhartz | Bron FTV 2022/22 |
Titel Verduurzaming van gebouwen met een WKO of WKK. Gebruik opzegbevoegdheid of ontbindende voorwaarde in opstalakte wegens voortijdig eindigen energieleveringsovereenkomst | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen, S.D.K. Bachasingh, I.C.J. Hoving | Bron WPNR 2022/7373 |
Titel Reactie en Naschrift 'Verduurzaming van gebouwen met een WKO of WKK' | Auteur(s) P.C. van Es, M.M.G.B. van Drunen, S.D.K. Bachasingh, I.C.J. Hoving | Bron WPNR 2022/7378 |
Titel Schenking ouders aan kind, een overzicht | Auteur(s) E. Loendersloot, D. Driessen | Bron VFP 2022/81 |
Titel En nu een echte inflatiecorrectie in het erfrecht | Auteur(s) P. Blokland | Bron WPNR 2022/7377 |
Titel Twee rechtsvragen in het kader van een warmtenet (deels) gelegen in een in appartementsrechten gesplitst perceel | Auteur(s) D.E. Admiraal | Bron VGFC 2022/38 |
Titel Cryptovaluta en de rol van de notaris | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron PE Notariaat 2022/23 |
Titel Taalkundige uitleg van aandeelhoudersovereenkomst | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron JOR 2022/143 |
Titel Beperking van de bestuursbevoegdheid bij de naamloze en besloten vennootschap | Auteur(s) J.A. Terstegge | Bron Wolters Kluwer 2022 |
Titel Verduurzaming van kantoorgebouwen: de uitvoeringsfase onder de loep | Auteur(s) B. Andriessen, S.S.N. Japhary | Bron VGFC 2022/28 |
Titel Conservatoir beslag tot levering, botsende rechten op levering en notaris | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron WPNR 2022/7373 |
Titel De huwelijksgemeenschap met ongelijke breukdelen als belastbaar feit voor de Successiewet | Auteur(s) A.E. de Leeuw | Bron WPNR 2022/7375 |
Titel Huurovereenkomsten in de vereffening van de nalatenschap | Auteur(s) A.M. Steegmans, C. Hokken | Bron PE Notariaat 2022/17 |
Titel Voorwaardelijke aanvaarding van een legaat en voorwaardelijk beroep op de legitieme portie | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FTV 2022/33 |
Titel Voor wiens rekening komen de kosten verbonden aan een verdeling van een registergoed? | Auteur(s) J.I. Driessen-Kleijn | Bron JBN 2022/19 |
Titel Bedingen in notariële akten: hoe nietigheid en vernietigbaarheid te voorkomen? | Auteur(s) J.M. Hekkema | Bron PE Notariaat 2022/14 |
Titel Heerlijke visrechten en notaris voor de rechter 'Als ze me missen, dan ben ik vissen | Auteur(s) J.S.L.A.W.B. Roes | Bron PE Notariaat 2022/12 |
Titel De verwijtbaarheid van verhuurders bij het aantreffen van drugs in verhuurde panden | Auteur(s) N. Gradisen | Bron VGFC 2022/27 |
Titel Winstbewijzen in de praktijk | Auteur(s) F.A. Baggerman | Bron PE Notariaat 2022/11 |
Titel Draagplichtovereenkomst biedt ook vanaf 2022 uitkomst voor partners die met een ongelijk eigenwoningverleden een eigen woning willen kopen | Auteur(s) A.J.M. Arends | Bron PE Notariaat 2022/9 |
Titel Is de huwelijksgoederengemeenschap een geschenk? | Auteur(s) P.A. Schut, R.J. Bruggink | Bron WFR 2022/48 |
Titel Inzage in het medisch dossier na overlijden | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2022/3 |
Titel Proces-verbaal of partijakte van verbetering? Over het verbeteren van onjuist- of onvolledigheden in ingeschreven stukken | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron PE Notariaat 2022/7 |
Titel Onwaardigheid in België en Nederland na 'De Roemeense erflater' | Auteur(s) M. de Vries, D. Leire | Bron Tijdschrift Erfrecht 2022/3 |
Titel Vrijstelling juridische splitsing in de overdrachtsbelasting - de stand van zaken | Auteur(s) M.J.A.M. van Gilswijk | Bron VGFC 2022/15 |
Titel Artikel 370 lid 1 Fw: wat zijn ‘lopende verplichtingen’ tijdens de WHOA-procedure? | Auteur(s) S.W. van den Berg | Bron TvI 2022/22 |
Titel De notaris in het Repair Café voor gebrekkige besluiten | Auteur(s) A.J.M. Klein Wassink | Bron PE Notariaat 2022/5 |
Titel Het Opstalrecht duurzaam | Auteur(s) B. Hoops, L.A.M. Meijerink | Bron WPNR 2022/7353 |
Titel Reactie en Naschrift 'Het Opstalrecht duurzaam' | Auteur(s) W. Louwman | Bron WPNR 2022/7358 |
Titel Huwelijk of geregistreerd partnerschap voor mensen met een (licht) verstandelijke beperking; wilsbekwaamheid en ministerieplicht notaris | Auteur(s) H.J.M. Bukkems | Bron PE Notariaat 2022/3 |
Titel De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen: aandachtspunten voor bestuurders van stichtingen en verenigingen | Auteur(s) R. Kuiper | Bron VFP 2022/17 |
Titel Kwalitatieve verplichting mededingingswet en ontbinding op grond van art. 6:259 lid 1 sub b BW | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron JBN 2022/1 |
Titel Reële executie: Complicaties bij de afwikkeling van een via de rechter afgedwongen levering | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron PE Notariaat 2022/1 |
Titel De vereffenende erfgenaam: Selbsteintritt toegestaan? | Auteur(s) E. Schnackers | Bron AdvoTip 2022/8 |
Titel De overdracht van aanspraken ten aanzien van een onroerende zaak | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron De Notarisklerk, mei/juni 2022 |
Titel "De ODV gaat over op de erfgenamen", een derdenbeding of niet? | Auteur(s) A. van Maurik | Bron Estate Planner Digitaal 2022/4 |
Titel Kleinkindlegaten bij het eerste overlijden, bezint eer ge begint! | Auteur(s) J.M.H.L. Cantineau | Bron Estate Planner Digitaal 2022/10 |
Titel Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2022 | Auteur(s) L. Stokkel | Bron Estate Planner Digitaal 2020/8 |
Titel De peildatum bij een legaat tegen inbreng van de waarde | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2022/26 |
Titel Boon/Van Loon: vruchten en inkomsten, verknochtheid en verjaring | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2022/2 |
Titel De BEM-clausule en de bijstand (II) | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron Estate Tip 2022/22 |
Titel Machtiging verwerping tot behoud 'overheidsvoorzieningen | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron Estate Tip 2022/6 |
Titel Postume inzage medisch dossier: artikel 7:458a BW in de praktijk | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2022/29 |
Titel WEV of WOZ? Einde aan een continuing story?! | Auteur(s) W. Burgerhart | Bron Estate Tip 2022/24 |
Titel Splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting: de Hoge Raad spreekt opnieuw! | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2022/6 |
Titel Vaststelling vaderschap na overlijden, wanneer erft het kind? | Auteur(s) A.J. Janssen | Bron FBN 2022/48 |
Titel Het schip ingaan met een btw-verklaring? | Auteur(s) D.C. Molenaars, R. Vos | Bron FBN 2022/53 |
Titel Familiebank vanaf 2022: een fiscale molensteen? | Auteur(s) E. Loendersloot, D. Driessen | Bron FBN 2020/17 |
Titel De nieuwe verliesverrekeningsregels in de vennootschapsbelasting per 1 januari 2022 | Auteur(s) I.C.M. Lagerweij, M. El Manouzi | Bron FBN 2021/53 |
Titel Schenkbelasting bij verkoop van een woning tegen de lagere WOZ-waarde | Auteur(s) J.C. van Straaten, F.A.M. Schoenmaker | Bron FBN 2022/11 |
Titel Een complexe benadering bij toepassing van de samenloopvrijstelling | Auteur(s) M. Albers | Bron FBN 2022/35 |
Titel WKO fiscaal en civiel beschouwd | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga, P.J. van der Plank | Bron FBN 2022/4 |
Titel Hoe ‘om’ te gaan met art. 37d Wet OB? | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2022/29 |
Titel De lange arm van het ondernemerschap in de omzetbelasting | Auteur(s) M.N.R. van Bijlevelt | Bron FBN 2022/36 |
Titel Het verkoopregulerende beding en de vrijstelling overdrachtsbelasting anno 2022: verkoop onder welke voorwaarden? | Auteur(s) R.D. de Jong | Bron FBN 2022/2 |
Titel Samen spelen, samen delen... maar er zijn grenzen | Auteur(s) R.D. de Jong | Bron FBN 2022/26 |
Titel NSW-landgoederen en overdrachtsbelasting | Auteur(s) R.J. Nieuwland | Bron FBN 2022/16 |
Titel Aandacht voor de positie van het biologische kind in de Successiewet | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2022/17 |
Titel De notariële kwaliteitsrekening in de Overbruggingswet box 3 | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2022/37 |
Titel De Wet bestuur en toezicht rechtspersonen en de governance van stichtingen | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron FTV 2022/3 |
Titel Het fideicommis en de ab-heffing | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FTV 2022/12 |
Titel Pluraliteit van gehuwde schuldeisers en schuldenaren bij leningen in familieverhoudingen | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FTV 2022/2 |
Titel Bevoegdheid tot beheer van aandelen in een bv die tot een nalatenschap behoren | Auteur(s) S. Perrick | Bron FTV 2022/9 |
Titel De wijziging van de eigenwoningregeling voor partnersituaties (Deel I) | Auteur(s) S.H. Hoogeveen | Bron FTV 2022/3 |
Titel De wijziging van de eigenwoningregeling voor partnersituaties (Deel II) | Auteur(s) S.H. Hoogeveen | Bron FTV 2022/5 |
Titel De notaris en de interne bevoegdheidsbeperking bij een rechtspersoon | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FTV 2022/35 |
Titel Fundamentele totstandkomingsvereisten en nulliteiten bij de contractuele verdeling van een gemeenschap | Auteur(s) T.H. Sikkema | Bron FTV 2022/11 |
Titel Oplaadpunten in het appartementsrecht | Auteur(s) A.C.W. Luijk-van Veldhuizen, C.N. Siewers | Bron JBN 2022/17 |
Titel Enkele notariële aspecten van de Wet op de lijkbezorging | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron JBN 2022/31 |
Titel Belangrijke uitspraak in het erfrecht; onterfde familieleden krijgen inzage in testamenten | Auteur(s) H. Loonstein | Bron JBN 2022/1 |
Titel De notariële zorgplicht bij uitvoering van door andere adviseurs ontworpen plannen | Auteur(s) H.J. Delhaas, L.C. Dufour | Bron JBN 2022/7 |
Titel Onderhandse executoriale verkoop bij beslagexecutie | Auteur(s) I. Visser | Bron JBN 2022/41 |
Titel J.C. van Straaten, 'Verkrijging van erfpacht krachtens (extinctieve) verjaring?', JBN 2022/48 | Auteur(s) J.C. van Straaten | |
Titel De verantwoordelijkheid van de notaris voor de inhoud van de akte (art. 17 Wna en art. 6 Vo Beroeps en gedragsregels) | Auteur(s) L.C. Dufour | Bron JBN 2022/32 |
Titel Kadaster is rechthebbende op een aandeel in het saldo van de kwaliteitsrekening | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron JBN 2022/3 |
Titel De rol van de notaris bij het stellen van een bankgarantie als vervangende zekerheid | Auteur(s) M. Michels, L.G.L. Ohnesorge | Bron JBN 2022/30 |
Titel De geldigheid van een afspraak omtrent het niet-uitoefenen van stemrecht | Auteur(s) P.M.J.H. ten Broecke | Bron JBN 2022/2 |
Titel Hof van Justitie EU 2 juni 2022, TN en NN/EG-zaak | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron JBN 2022/49 |
Titel Het finaal verrekenbeding een quasi-legaat? Praktische gevolgen en (on)mogelijkheden | Auteur(s) S.H. Hoogeveen, N. van den Berg | Bron JBN 2022/16 |
Titel Het Didam-arrest vanuit notarieel perspectief | Auteur(s) W.G. Huijgen, H.J. Weijers | Bron JBN 2022/34 |
Titel Perikelen met aandelen op naam in 'oude' vennootschappen | Auteur(s) W.J.M. van Veen | Bron JBN 2022/51 |
Titel Reikwijdte van waarderingsvoorschriften in de Successiewet: hoe ver verwijderd mag het verband zijn? | Auteur(s) A.E. de Leeuw, A.E. Stuut | Bron KWEP 2022/19 |
Titel De verboden beschikkingen en artikel 30 Successiewet 1956 | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron KWEP 2022/3 |
Titel Twister voor de estate planner met alsof-beding en huwelijksgoederengemeenschap | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron KWEP 2022/2 |
Titel Verrekening van dividenden in de vennootschapsbelasting vanaf 2022 | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron NTFR 2021/11 |
Titel Is een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling steeds vereist voor onwaardigheid van rechtswege ex artikel 4:3 lid 1 sub a BW? | Auteur(s) F.W. Brans, Ph.A.J. Raaijmaakers | Bron Tijdschrift Erfrecht 2022/6 |
Titel Beschikkingen ten behoeve van tussenbeidekomende personen | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron Tijdschrift Erfrecht 2022/3 |
Titel De informatieplicht van de notaris ten opzichte van de verwachter | Auteur(s) J.L.D.J. Maasland | Bron Tijdschrift Erfrecht 2022/5 |
Titel Aandachtspunten voor de beoordeling van wilsbekwaamheid van een testateur op het sterfbed | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2022/6 |
Titel De praktijk: wachten op verzet tegen de uitdelingslijst of de vordering dan wel voorrang daarvan eerder al door de rechter laten vaststellen? | Auteur(s) P.G. Knoppers | Bron Tijdschrift Erfrecht 2022/6 |
Titel Intellectuele eigendomsrechten in het erfrecht | Auteur(s) R.M.I. van der Straaten, M.G. Hees | Bron Tijdschrift Erfrecht 2022/5 |
Titel Het UBO-register: registreren, raadplegen en rapporteren | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers | Bron TOP 2022/64 |
Titel Een verdieping in enkele kwesties rondom de 403-verklaring en juridische splitsingen | Auteur(s) E. Holtman | Bron TOP 2022/378 |
Titel Het structureren van een venture capital fonds | Auteur(s) T.W.G. de Wit, C.C. Sip, J.S. Beekmans, M.M. Wierenga | Bron TOP 2022/178 |
Titel Onderlinge schuldverhoudingen tussen ongehuwd samenwonenden verdienen meer aandacht | Auteur(s) P. Krooshof, N. De Poel | Bron Vp-bulletin 2022/14 |
Titel Maatstaf van heffing in de uitverkoop? | Auteur(s) J.L. van Verseveld, P.D. Brus | Bron WFR 2022/103 |
Titel Uitbreiding van de onderneming voorafgaand aan bedrijfsopvolging | Auteur(s) P. Visser | Bron WFR 2022/38 |
Titel Specifieke complexiteit bij een eenvoudige algemeenheid | Auteur(s) S. Cornielje | Bron WFR 2022/113 |
Titel Aftrek en herziening van btw bij voorgenomen maar afgeblazen activiteiten | Auteur(s) S.B. Cornielje, H.W.M. van Kesteren | Bron WFR 2022/152 |
Titel Derdenbescherming van de verklaring van erfrecht, in het bijzonder bij de overdracht van registergoederen | Auteur(s) A.G. de Gruiter-Koopmans | Bron WPNR 2022/7393 |
Titel Shared governance. Naar een grotere invloed van zorgprofessionals binnen zorgorganisaties | Auteur(s) A.G.H. Klaassen | Bron WPNR 2022/7359 |
Titel Verduurzaming van kleine appartementsgebouwen | Auteur(s) B. Hoops, Y.H. van Ballegooijen, C. Siewers, M.C.E. van der Vleuten, A.H.G. Wilod Versprille | Bron WPNR 2022/7393 |
Titel Boekbespreking: Handboek Tuchtrecht, redactie R.L. Herregodts en M.L. Batting | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2022/7391 |
Titel Notarieel tuchtrecht als remedie. En, helpt het? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2022/7363 |
Titel Goederenrechtelijke of verbintenisrechtelijke werking van de voorwaardelijke uitsluitingsclausule | Auteur(s) C.C.M van Oorschot | Bron WPNR 2022/7354 |
Titel Verruiming en versterking van het BVm-voorstel | Auteur(s) Chr.M. Stokkermans, M.J.L.A.M. Zillikens-Loos | Bron WPNR 2022/7390 |
Titel Werkt het gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen in de rechtspraktijk verstarrend? | Auteur(s) E. van Wijk-Verhagen | Bron WPNR 2022/7381 |
Titel Bewind, een verband op goederen dat de bewaking van erfrechtelijke belangen veronderstelt? | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2022/7380 |
Titel Sponsorloop voor de one tier? | Auteur(s) G.J.C. Rensen | Bron WPNR 2022/7379 |
Titel Wetsvoorstel Drijvende opstallen: een juridisch fundament voor bouwen op water, Deel II: Boek 5 voor ‘Registergoederen’ | Auteur(s) H.D. Ploeger, P.J. van der Plank | Bron WPNR 2022/7356 |
Titel Bestuurdersaansprakelijkheid bij BV's tien jaar later | Auteur(s) H.E. Boschma, J.B. Wezeman | Bron WPNR 2022/7390 |
Titel Testeren ten voordele van een uitgesloten persoon | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron WPNR 2022/7362 |
Titel Verboden beschikkingen en misbruik van bevoegdheid | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron WPNR 2022/7355 |
Titel Reactie op 'Notarieel tuchtrecht als remedie. En, helpt het?' van mr. B.C.M. Waaijer | Auteur(s) H.K. de Boer, M.S.M. Bosse | Bron WPNR 2022/7370 |
Titel Vertegenwoordiging van de vereniging en stichting ter zake van bezwarende rechtshandelingen | Auteur(s) I. Meijer-Wagenaar, S.M. van den Braak | Bron WPNR 2022/7375 |
Titel De transformatie van het rechtskarakter van de last in het erfrecht | Auteur(s) J. Bossers-Cnossen | Bron WPNR 2022/7387 |
Titel Civielrechtelijke- en fiscale opmerkingen over lasten in het erfrecht en bij schenking | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2022/7388 |
Titel Over de achtergrond van de formele aard van de wetsbepalingen betreffende uiterste wilsbeschikkingen | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2022/7381 |
Titel Blokkering van aandelen in de BV | Auteur(s) J.D.M. Schoonbrood | Bron WPNR 2022/7389 |
Titel Het meerderjarigenbewind, minderjarige kinderen en art. 1:370 BW | Auteur(s) J.H.M. Ter Haar | Bron WPNR 2022/7379 |
Titel Starre flexibiliteit. Over zeggenschap en winstuitkering in de Flex-BV | Auteur(s) J.M. Blanco Fernández | Bron WPNR 2022/7389 |
Titel Conservatoir beslag tot levering, botsende rechten op levering en notaris: lessen uit het Earth Water-arrest | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron WPNR 2022/7373 |
Titel De notaris en (vermeende) grondspeculatie. Laveren tussen ministerieplicht, Belehrung en dienstweigering | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld, T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2022/7357 |
Titel De vastleggingsplicht in de geconflicteerde stichting | Auteur(s) K.A.M. van Vught | Bron WPNR 2022/7360 |
Titel Proefschrift; drie stellingen: Bestuur van rechtspersonen | Auteur(s) K.H.M. de Roo | Bron WPNR 2022/7358 |
Titel De nieuwe rol van de notaris bij verkoop van overheidsvastgoed | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2022/7355 |
Titel De blokkeringsregeling: eens doorlopen blijft doorlopen? | Auteur(s) L.W. Kelterman | Bron WPNR 2022/7380 |
Titel Hoge Raad beslist dat onoverdraagbaar gemaakte vorderingen 'automatisch' ook onverpandbaar zijn | Auteur(s) M. van Eekelen-Atema, P.W. den Hollander | Bron WPNR 2022/7386 |
Titel Opstalloos financieren van dakprojecten voor zonnepanelen | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen, I.C.J. Hoving | Bron WPNR 2022/7387 |
Titel Onvervangbaar & Onmisbaar, maar tegen welke prijs? | Auteur(s) M.U.M.A. Waaijer-Linders | Bron WPNR 2022/7376 |
Titel Het partnerbegrip 12 jaar na de modernisering van de SW | Auteur(s) N.C.G. Gubbels | Bron WPNR 2022/7366 |
Titel De reikwijdte van het beleggingsverbod van art. 17 lid 3 Wna | Auteur(s) P.C. van Es | Bron WPNR 2022/7363 |
Titel De balans van de Flex-BV - Over het bijeenbrengen en -houden van vermogen van de BV | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron WPNR 2022/7389 |
Titel Inrichting van de BV: statuten en aandeelhoudersovereenkomst | Auteur(s) R.A. Wolf | Bron WPNR 2022/7389 |
Titel Reactie en Naschrift 'Over de voorwaardelijke making, mede in verband met andere aandachtspunten rond de wettelijke verdeling' | Auteur(s) R.E. Brinkman, J.B. Vegter | Bron WPNR 2022/7371 |
Titel Reactie en Naschrift 'De blokkeringsregeling: eens doorlopen blijft doorlopen? | Auteur(s) R.J.C. van Helden, L.W. Kelterman | Bron WPNR 2022/7388 |
Titel Btw-belaste levering van verbouwde fabriek en bouwterrein | Auteur(s) R.N.G. van der Paardt | Bron WPNR 2022/7359 |
Titel Erfpacht en transformatie in vol eigendom of eeuwigdurende erfpacht, de fiscale gevolgen | Auteur(s) R.N.G. van der Paardt | Bron WPNR 2022/7365 |
Titel Boekbespreking - De bij dode opgerichte stichting' | Auteur(s) S. Perrick | Bron WPNR 2022/7388 |
Titel Er zit geen (weef)fout in het Novitaris-arrest | Auteur(s) S. Perrick | Bron WPNR 2022/7394 |
Titel Earth Concepts/Upstream. Een nieuw arrest over de gevolgen van vervreemding in weerwil van een beslag tot levering | Auteur(s) S.E. Bartels, H.W. Heyman | Bron WPNR 2022/7377 |
Titel Bestaansgrond - bestemming - vertrouwen | Auteur(s) S.E. Bartels | Bron WPNR 2022/7368 |
Titel Zijn Didam-strijdige overeenkomsten nietig? | Auteur(s) S.E. Bartels | Bron WPNR 2022/7392 |
Titel Ontwikkelingen in het familierecht - Interlandelijke adoptie en draagmoederschap | Auteur(s) S.F.M. Wortmann | Bron WPNR 2022/7391 |
Titel IPR-regels voor samenwoners - een verkenning | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron WPNR 2022/7361 |
Titel Subsidiaire notariële aansprakelijkheid bij medewerking aan wanprestatie of onrechtmatige daad | Auteur(s) T.F.E. Tjong Tjin Tai | Bron WPNR 2022/7394 |
Titel ‘Stort het geld maar in de consignatiekas’, gemakkelijker gezegd dan gedaan | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2022/7367 |
Titel De gevolgen van het Centavos-arrest en het Kadasterkostenarrest voor de notariële praktijk | Auteur(s) T.J. Bos, L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2022/7368 |
Titel Daadwerkelijk presteren, gelijk oversteken en conserveren | Auteur(s) T.J. Bos | Bron WPNR 2022/7370 |
Titel Themanummer Erfpacht in Amsterdam (I) | Bron WPNR 2022/7364 | |
Titel Themanummer Erfpacht in Amsterdam (II) | Bron WPNR 2022/7365 | |
Titel Enkele fiscale bespiegelingen vanwege de Flex-BV | Auteur(s) W. Burgerhart | Bron WPNR 2022/7390 |
Titel Stedelijke erfpacht bezien vanuit de doorkruisingsproblematiek | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron WPNR 2022/7365 |
Titel Tussen munt en mogelijkheid. De ondernemingsrechtelijke aspecten van bitcoin | Auteur(s) W.J.M. Jansen, T.A. Keijzer | Bron WPNR 2022/7362 |
Titel Art. 2:107a BW – wel of niet analoog van toepassing op de bv? Hof Amsterdam, 7 april 2021 ECLI:NL:GHAMS:2021:1018 (Human Concern) | Auteur(s) W.J.M. van Veen | Bron WPNR 2022/7383 |
Titel Gelijke kansen voor gronduitgifte: van Roanne naar Didam | Auteur(s) A. Jurgens-Boot | Bron BR 2022/24 |
Titel Een stappenplan na Didam | Auteur(s) A. Knook | Bron O&A 2022/58 |
Titel Positieve/negatieve hypotheekverklaring: adequaat alternatief of schijnzekerheid? | Auteur(s) A. van Huffelen | Bron Vastgoedrecht 2022-3 |
Titel Integriteit, kernvoorwaarde voor een notaris | Auteur(s) A.H.N. Stollenwerck | Bron Tijdschrift Tuchtrecht 2022/16 |
Titel Kerstarrest box 3, rechtsherstel met spaarvariant en landbouw | Auteur(s) A.W. de Beer | Bron LTB 2022/31 |
Titel Finaal verrekenbeding, vergoedingsvorderingen en HR 5 april 2019 | Auteur(s) B. Breederveld | Bron EB 2022/42 |
Titel Balans in het appartementsrecht: wijziging van de splitsingsakte vereenvoudigd, Ars Notariatus 177 | Auteur(s) C.N. Siewers | Bron Wolters Kluwer: Deventer 2022 |
Titel Praktijktips voor puzzelen in de ondergrond (Deel I): regels bij aanleg van kabels en leidingen | Auteur(s) D. Krijvenaar, J. Borman | Bron Blog Omgevingsweb 12 mei 2022 |
Titel Splitsing in de vennootschapsbelasting en de overdrachtsbelasting | Auteur(s) G.C. van der Burgt | Bron TFO 2022/180.1 |
Titel Cultuurgrond wordt bouwterrein | Auteur(s) H. van den Berg | Bron LTB 2022/28 |
Titel Het kettingbeding als kameleon in het uitleglandschap | Auteur(s) H.R.P. Dumatubun | Bron TvZ 2022, nr. 3/4 |
Titel Tijdstip erfrechtelijke verkrijging bij vaststelling vaderschap erflater na diens overlijden | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron BNB 2022/115 |
Titel Cryptovaluta in het familierecht | Auteur(s) J. Mulder, J.J.D. van Doleweerd | Bron REP 2022/6 |
Titel De mantelzorgwoning in het landelijk gebied | Auteur(s) J.F.V.N. Verploegen | Bron LTB 2022/19 |
Titel Erfrecht en (schenk-) en erfbelasting in geval van grensoverschrijdende verervingen | Auteur(s) K.M.L.L. van de Ven | Bron TFO 2022/179.2 |
Titel Aan de goederenrechtelijke tekentafel. De problematiek van het splitsen in appartementsrechten | Auteur(s) L.D. Somé, B. Cuijpers | Bron TvZ 2022/3-4 |
Titel Inzage in gespreksaantekeningen van de notaris | Auteur(s) M. Hillen | Bron Notariaat Magazine 2022/1 |
Titel Rechtspraak uitgelegd Bankgaranties | Auteur(s) M. Hillen | Bron Notariaat Magazine 2022/2 |
Titel Transformatie van vastgoed en btw | Auteur(s) M.D.J. van der Wulp | Bron MBB 2022/15 |
Titel Ministerieplicht notaris en redelijk vermoeden van schending of omzeiling van EU-sancties | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron JOR 2022/253 |
Titel Een civielrechtelijke strijd om de nalatenschap van de frauderende tussenpersoon | Auteur(s) P. Vermaas | Bron Opportuun 2022/2 |
Titel Economische eigendom en de inbreng daarvan in een bedrijf | Auteur(s) P.J. Tanja | Bron Bb 2022/61 |
Titel Huur en overlijden | Auteur(s) P.M.J.H. ten Broecke, L.C.M. Admiraal | Bron Ars Aequi 2022/3 |
Titel Watervaste heerlijke visrechten, derdenbescherming en verjaring | Auteur(s) R. Bobbink | Bron NTBR 2022/39 |
Titel Overdracht recent verhuurd nieuw onroerend goed, niet belast met btw | Auteur(s) R.N.G. van der Paardt | Bron BR 2022/63 |
Titel Overzicht civiele rechtspraak na het Didam-arrest: tekenen de eerste contouren zich af? | Auteur(s) T.A. Terlien | Bron BR 2022/62 |
Titel Gelijke kansen bieden bij gronduitgifte door de overheid | Auteur(s) W.H.E. Parlevliet, A.D.I. Knook, M.J.E. Boudesteijn | Bron BR 2022/25 |
Titel Zaaksvervanging en vermogensallocatie in het huwelijksvermogensrecht. Een heikele kwestie | Auteur(s) T.H. Sikkema | Bron WPNR 2021/7351 |
Titel Beheer en beschikken in het appartementsrechtn | Auteur(s) C.N. Siewers | Bron WPNR 2021/7371 |
Titel Executoriaal beslag op aandelen en derdenwerking van aandeelhoudersovereenkomsten | Auteur(s) P.M.J.H. ten Broecke | Bron JBN 2021/51 |
Titel Over zonnepanelen en btw-aftrek op kosten die je toch zou maken | Auteur(s) R.A. Wolf | Bron VGFC 2021/23 |
Titel Waarom wordt er (nog) niet op grote schaal op water gebouwd? | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron PE Notariaat 2021/41 |
Titel Fiscaalvriendelijk schenken met een familiefonds | Auteur(s) A. van Maurik | Bron PE Notariaat 2021/38 |
Titel De gewijzigde vrijstelling overdrachtsbelasting bij taakoverdracht tussen woningcorporaties - niet langer een lege huls? | Auteur(s) L. Vissers | Bron VGFC 2021/36 |
Titel Afdwingen van verkoop van een gemeenschappelijke woning: kort geding of bodemprocedure? | Auteur(s) G.V. van Campen | Bron EB 2021/87 |
Titel Het (niet) vermelden van persoonsgegevens in notariële akten en registerverklaringen bij de inschrijving in de openbare registers – deel 1 | Auteur(s) J. Vos, P.A.M. Schamp | Bron JBN 2021/44 |
Titel The devil is in the detail: fiscale indicatoren ter bepaling van het inwonerschap | Auteur(s) J.M. de Bont | Bron Vp-bulletin 2021/9 |
Titel Vrijstelling voor de erfbelasting voor NSW-landgoederen. Let op de valkuilen! | Auteur(s) J. Kroonenberg, A.C.M. de Vries | Bron VFP 2021/88 |
Titel Het bestaansrecht van de legitieme | Auteur(s) P.C. van Es | Bron WPNR 2021/7334 |
Titel De wet van de uitgesloten derde | Auteur(s) C.M.J. Burggraaf | Bron WPNR 2021/7333 |
Titel Vastlegging van besluiten van de algemene vergadering | Auteur(s) A.J.M. Klein Wassink | Bron PE Notariaat 2021/24 |
Titel Rapport inzake het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer inzake het Jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds | Bron 2021 | |
Titel Het Meerderjarigenbeschermingsverdrag, niet geratificeerd maar toch nuttig voor de estate planner en financieel planner! | Auteur(s) A.R. Autar, D.J.P. Hoeks | Bron VFP 2021/59 |
Titel De Mandatory Disclosure Richtlijn en duidelijkheid: nog steeds een schril contrast (deel 1) | Auteur(s) M. el Allouchi, I. Benali | Bron WFR 2021/30 |
Titel Huurovereenkomsten in de vereffening van de nalatenschap | Auteur(s) A.M. Steegmans, C. Hokken | Bron TE 2021/5 |
Titel Fiscale problemen bij een WHOA-akkoord | Auteur(s) M.H.M. van Oers | Bron WFR 2021/67 |
Titel De Mandatory Disclosure Richtlijn en duidelijkheid: nog steeds een schril contrast (deel 2) | Auteur(s) M. el Allouchi, I. Benali | Bron WFR 2021/36 |
Titel Nader te noemen meester | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron VGR 2021/5 |
Titel De agrarische legitimatie voor de legitieme | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron LTB 2021/26 |
Titel Civielrechtelijke kwalificatie van de inbrenghandeling van vermogen in een Privatstiftung | Auteur(s) H.M.C. Duin | Bron WPNR 2021/7324 |
Titel De kunst van estate planning | Auteur(s) D.A.C. Nijhuis, J.M. Bom | Bron VFP 2021/47 |
Titel Juridische chocola maken | Bron Notariaat Magazine 2021/2 | |
Titel Bestuur van rechtspersonen | Auteur(s) K.H.M. de Roo | Bron Wolters Kluwer 2021 |
Titel Is de legitieme portie nog legitiem? | Auteur(s) J.H.M. ter Haar | Bron TE 2021/2 |
Titel DAC6, MDR, Mandatory disclosure... what's in the name | Auteur(s) M.B. Weijers | Bron WPNR 2021/7316 |
Titel Op naar een privatieve stemvolmacht | Auteur(s) K.J. Bakker | Bron NTBR 2021/26 |
Titel Het huuraanvullende opstalrecht in duurzame energieprojecten - een verkennend onderzoek | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen, M.E. Hinskens-van Neck | Bron WPNR 2021/7315 |
Titel Mandatory Disclosure Rules/DAC6 vereist grote aandacht | Auteur(s) Redactie | Bron VGFC 2021/1 |
Titel De belang- en doeleis van art. 4 WBRV | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron VGFC 2021/7 |
Titel Opschoning van de kadastrale registratie – Naar een eenvoudiger systeem van uitschrijving van beperkte rechten? | Auteur(s) B. Legger | Bron Tijdschrift voor Zakenrecht 2021, nr. 1/2 |
Titel Financiering van duurzame energieprojecten: opstalrecht vs huur | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen, M.E. Hinskens-van Neck | Bron WPNR 2021/7311 |
Titel De positie van aandeelhouders bij preventieve herstructureringen, in het bijzonder onder de Wet homologatie onderhands akkoord | Auteur(s) S.C.E.F. Moulen Janssen | Bron WPNR 2021/7310 |
Titel De klimaatdoelen wettelijk vertaald: een greep uit de huidige en toekomstige vastgoed-gerelateerde regelgeving | Auteur(s) A. Praat, K. van Ettekoven | Bron VGFC 2021/34 |
Titel Ondernemingskamer en geschillen over de erfenis (deel III) | Auteur(s) G.T.J. Hoff | Bron AdvoTip 2021/7 |
Titel Ondernemingskamer en geschillen over de erfenis (deel II) | Auteur(s) G.T.J. Hoff | Bron AdvoTip 2021/01 |
Titel Een geslaagd beroep op artikel 3:194 lid 2 BW en de gevolgen daarvan, anders dan het verbeuren… | Auteur(s) M.J.P. Schipper | Bron AdvoTip 2021/6 |
Titel Pingpong in het erfrecht: de echtgenote die geen erfgenaam was, dat wel werd, vervolgens niet bleef, maar wel had moeten blijven? | Auteur(s) M.J.P. Schipper | Bron AdvoTip 2021/18 |
Titel De niet beneficiair aanvaarde nalatenschap en de benoeming door de rechter van een vereffenaar | Auteur(s) G.G.B. Boelens | Bron De Notarisklerk 2021/82 |
Titel Verknocht aan de open CV? | Auteur(s) A. van Maurik | Bron Estate Planner Digitaal 2021/1 |
Titel Generatiewonen, civiel en fiscaal nader bekeken | Auteur(s) E.J. Kosters | Bron Estate Planner Digitaal 2021/6 |
Titel Erflater heeft zijn vermogen langdurig uitgeleend. Wie betaalt de rekening? De ervende of de onterfde kinderen? | Auteur(s) G.A. Tuinstra | Bron Estate Planner Digitaal 2021/10 |
Titel Misbruik van omstandigheden bij het doen van een schenking | Auteur(s) H.J. De Jonge | Bron Estate Planner Digitaal 2021/12 |
Titel Eigenwoningperikelen in de praktijk | Auteur(s) L. Stokkel, J.M.H.L. Cantineau | Bron Estate Planner Digitaal 2021/5 |
Titel De notaris en de legitimaris. De erfrechtelijke rol van de partijnotaris | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron Estate Tip 2021/9 |
Titel Tweetrap en opgave eigen vermogen voor legitieme? De estate planner werkt meestal liever obligatoir | Auteur(s) F. Schols | Bron Estate Tip 2021/19 |
Titel Het wel en wee van een afgestort PEB (I). Conversie is pas conversie als er conversie (op) staat | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2021/23 |
Titel Het wel en wee van een afgestort PEB (II). De aard van de aangekochte verzekering | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2021/27 |
Titel Een lichtpuntje voor de legitimaris? Alsof is quasi-legaat? | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron Estate Tip 2021/40 |
Titel Over het goed optuigen van een legaat en het nut van een considerans | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron EstateTip 2021/24 |
Titel Een korte handleiding voor een effectieve (testamentaire) voogdijregeling door de ouder | Auteur(s) G.A. Tuinstra | Bron Estate Tip 2021/2 |
Titel Hoge Raad oordeelt over splitsingsfaciliteit in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2021/6 |
Titel Twee recente arresten inzake artikel 4 WBRV | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2021/32 |
Titel Overlijden, gehuwde partner, de samenwonende derde en fiscaal partnerschap | Auteur(s) A.C.M. de Vries | Bron FBN 2021/56 |
Titel Als een buitenlandse charitatieve instelling erft, maar geen ANBI-staus heeft | Auteur(s) A.J. Janssen | Bron FBN 2021/26 |
Titel A.J. Janssen, 'Belastingrente weer aangezet voor de erfbelasting', FBN 2021/12 | Auteur(s) A.J. Janssen | |
Titel Herinvesteringsreserve: laatste stand van zaken | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron FBN 2021/4 |
Titel Natuurschoonwet: legaat leidde tot verval van landgoedstatus | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FBN 2021/43 |
Titel Open CV of open FGR? Actie vereist! Een bespreking van het Wetsvoorstel aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen en mogelijke oplossingen (deel I) | Auteur(s) J. Peters, J.W. Schenk, E. Roelofs | Bron FBN 2021/30 |
Titel Overdrachtsbelasting - verdeling tussen samenwoners | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2021/51 |
Titel Wanneer is voor de overdrachtsbelasting sprake van een woning (tarief en startersvrijstelling). Een update | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2021/36 |
Titel Aanhorigheden in de Wbr anno 2021: you belong to me? | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron FBN 2021/52 |
Titel Een startende erfpachter | Auteur(s) M. Albers | Bron FBN 2021/7 |
Titel Van een opstalrecht naar een appartementsrecht | Auteur(s) M. Albers | Bron FBN 2021/31 |
Titel Gewijzigde vrijstelling bij taakoverdracht: meer dan alleen ruimte voor woningcorporaties | Auteur(s) R. van Haperen | Bron FBN 2021/57 |
Titel Het mysterie van de zoekgeraakte ontbonden huwelijksgemeenschap opgelost | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FBN 2021/60 |
Titel Over een mysterieuze verdwijning en verschijning | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FBN 2021/19 |
Titel Kwijtschelding erfbelasting bij overdracht cultuurgoed en toepassing wettelijke verdeling | Auteur(s) R.J. Nieuwland | Bron FBN 2021/24 |
Titel ANBI anno 2021 | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2021/35 |
Titel De aansprakelijkheden van de notaris onder de Wet differentiatie overdrachtsbelasting | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FBN 2021/11 |
Titel De levenstestament-volmacht, altijd met toezicht(houder) | Auteur(s) A.H.N. Stollenwerck | Bron FTV 2021/9 |
Titel Recht maken wat krom is: lastiger dan het de notaris soms lijkt | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron FTV 2021/12 |
Titel De Wet differentiatie overdrachtsbelasting | Auteur(s) C. van Pelt | Bron FTV 2021/23 |
Titel De voorhuwelijkse woning van een van de echtgenoten | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron FTV 2021/24 |
Titel Rechten en verplichtingen van erfrechtelijke functionarissen | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron FTV 2021/12 |
Titel Enkele voetangels en klemmen bij de benoeming en ontslag van bestuurders van een stichting | Auteur(s) T.F.H. Reijnen, J.M. Hekkema | Bron FTV 2021/6 |
Titel Volmacht / Levenstestament/ Bewind / Curatele | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron FTV 2021/12 |
Titel Art. 1:88 lid 5 BW en de coöperatie | Auteur(s) A. Folmer | Bron JBN 2021/54 |
Titel Wie zwijgt, stemt toe? | Auteur(s) A. Folmer | Bron JBN 2021/10 |
Titel De gebruiksovereenkomst in het appartementsrecht | Auteur(s) A.C.W. Luijk-van Veldhuizen, C.N. Siewers | Bron JBN 2021/4 |
Titel Het eenheidsbeginsel bij erfrechtelijke verkrijgingen en giften nader beschouwd | Auteur(s) B.E. Reinhartz | Bron JBN 2021/9 |
Titel Huwelijk, huwelijkse voorwaarden en volmacht | Auteur(s) B.O. Kapma | Bron JBN 2021/2 |
Titel Lichthinder door de winteropenstelling van een nabijgelegen tennispark; ‘buiten’ wonen en non-conformiteit | Auteur(s) G.J.C. Lekkerkerker | Bron JBN 2021/34 |
Titel Welk bedrag moet worden vergoed aan iemand die zijn erfpachtrecht, opstalrecht of daaruit afgeleid appartementsrecht verliest wegens canon- of retributieachterstand? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2021/1 |
Titel Welk bedrag moet worden vergoed aan iemand die zijn erfpachtrecht, opstalrecht of daaruit afgeleid appartementsrecht verliest wegens canon- of retributieachterstand? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2021/1 |
Titel De (kandidaat-)notaris, de rechtszekerheid en de minderjarige | Auteur(s) J.H.M. ter Haar, I. Visser | Bron JBN 2021/3 |
Titel Misbruik van omstandigheden bij het doen van een schenking | Auteur(s) J.I. Driessen-Kleijn | Bron JBN 2021/2 |
Titel Consultatiedocument Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 | Auteur(s) J.M.J. Holtermans | Bron JBN 2019/4 |
Titel Notariële fouten en de twintigjarige verjaringstermijn (art. 3:310 lid 2 BW) | Auteur(s) L.C. Dufour | Bron JBN 2021/15 |
Titel Van wie is de koopprijs op de kwaliteitsrekening? | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron JBN 2021/11 |
Titel Toepassing Novitaris-arrest in het vennootschapsrecht? | Auteur(s) M. Zandbergen | Bron JBN 2021/16 |
Titel De via turboliquidatie verdwenen BV die nog bestaat: een contradictio in terminis | Auteur(s) S. Renssen | Bron JBN 2021/21 |
Titel De zaak E.E. van het Europese Hof van Justitie - een leerzame casus voor de Nederlandse notaris | Auteur(s) S.H. Heijning, B.F.P. Lhoëst | Bron JBN 2021/5 |
Titel Parkmanagement en bungalowpark: de coöperatie en het uittreedverbod | Auteur(s) T.F.H. Reijnen, J.M. Hekkema | Bron JBN 2021/42 |
Titel Is een bewindvoerder verplicht een beroep te doen op de legitieme portie van de rechthebbende? | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron JBN 2021/3 |
Titel Conceptwetsvoorstel 'Opkoopbescherming en verruiming mogelijkheden tijdelijke verhuur' vraagt de aandacht | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron JBN 2021/20 |
Titel Over tweetrapsbepalingen en het doen van afstand door de bezwaarde | Auteur(s) B.A. de Kroon | Bron KWEP 2021/2 |
Titel Natuurschoonwet op onderdelen aangescherpt per 2021 | Auteur(s) R.J. Nieuwland | Bron KWEP 2021/3 |
Titel De wet op de lijkbezorging, wie kent hem (niet)? | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron PE Notariaat 2021/48 |
Titel Proefschrift: Wijziging van beperkte rechten | Auteur(s) K. Everaars | Bron O&R nr. 123, 2021 |
Titel Erven van een ondernemer in (post)coronatijd | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2021/5 |
Titel Strafrechtelijk niet veroordeeld, maar erfrechtelijk wel beboet? | Auteur(s) M. de Vries | Bron Tijdschrift Erfrecht 2021/1 |
Titel De UBO in het openbare trustregister | Auteur(s) M. Tydeman-Yousef, P.A. Anthoni | Bron VEP 2021/69 |
Titel C-labelverplichting voor kantoren | Auteur(s) F. van Westrhenen | Bron VGFC 2021/9 |
Titel Fiscale ontwikkelingen op het gebied van vastgoed & duurzaamheid | Auteur(s) J. van Dijk | Bron VGFC 2021/35 |
Titel Van thuiswerkplek aan de keukentafel naar een Tiny office in de achtertuin | Auteur(s) K.A. Gans | Bron VGFC 2021/24 |
Titel De wetgever, de open CV en het familiefonds; 'donquichotterie'? | Auteur(s) N.M. Ligthart | Bron Vp-bulletin 2021/26 |
Titel De netwerkvrijstelling in de overdrachtsbelasting: net(jes) geregeld? | Auteur(s) J.R.M. Kindt, R.J. van der Zwam | Bron WFR 2021/43 |
Titel Beperking overlijdensdividend door Wet excessief lenen | Auteur(s) M. Abdelmalek, A. Liefbroer | Bron WFR 2021/4 |
Titel Knelpunten bij de samenloop van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap en het technisch aanmerkelijk belang | Auteur(s) P. de Boer, R.E.F.M. van der Vloet | Bron WFR 2021/163 |
Titel Beschikken over een aandeel in een gemeenschappelijk goed | Auteur(s) A. Cavallé Medina | Bron WPNR 2021/7336 |
Titel Instaprechten met betrekking tot zakelijke rechten | Auteur(s) A.D.Y. van der Geest, B. Hoops | Bron WPNR 2021/7345 |
Titel Terug naar het begrip 'besluit' zoals het is bedoeld | Auteur(s) A.F. Verdam | Bron WPNR 2021/7322 |
Titel Reactie op 'Terug naar het begrip ‘besluit’ zoals het is bedoeld' van prof. mr. A. F. Verdam en Naschrift | Auteur(s) A.J.M. Klein Wassink | Bron WPNR 2021/7333 |
Titel Conceptwetsvoorstel dubbele achternaam | Auteur(s) A.J.M. Nuytinck | Bron WPNR 2021/7318 |
Titel Veranderen voorwaarden voor wijziging vermelding geslacht in geboorteakte | Auteur(s) A.J.M. Nuytinck | Bron WPNR 2021/7339 |
Titel Tussen de diagnose- en prognoseplicht van de franchisegever | Auteur(s) A.W. Dolphijn | Bron WPNR 2021/7341 |
Titel De discrepantie tussen de faillissementspauliana en de onherroepelijke volmacht van art. 2:192 lid 5 BW | Auteur(s) B. Pruyn | Bron WPNR 2021/7325 |
Titel Goederenrechtelijke perikelen bij de aanleg van warmtenetten | Auteur(s) B. van der Wal, A.J.V. Tierolff | Bron WPNR 2021/7344 |
Titel Dient de notaris tijdens een tuchtrechtprocedure inzicht te tonen in de laakbaarheid van zijn gedrag? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2021/7325 |
Titel Modernisering NV recht en vergroting diversiteit bestuur en RvC | Auteur(s) C. de Groot, J. Nijland, H. Koster | Bron WPNR 2021/7320 |
Titel Reactie op 'De verduurzaming van VvE's: Hoe kunnen wij de Tragedy of the Anticommons vermijden?'' van B. Hoops | Auteur(s) C.N. Siewers, M.C.E. van der Vleuten | Bron WPNR 2021/7313 |
Titel Beheer en beschikken in het appartementsrecht | Auteur(s) C.N. Siewers | Bron WPNR 2021/7351 |
Titel Inhoudsanalyse van testeer(on)mogelijkheden van onder curatele gestelde personen wegens hun lichamelijke of geestelijke toestand | Auteur(s) E. van Wijk-Verhagen | Bron WPNR 2021/7340 |
Titel Proefschrift; drie stellingen. De aansprakelijkheid op grond van een 403-verklaring | Auteur(s) E.A. van Dooren | Bron WPNR 2021/7341 |
Titel Wetsvoorstel Drijvende opstallen: een juridisch fundament voor bouwen op water, Deel I: Onroerende Drijvende opstallen | Auteur(s) H.D. Ploeger, P.J. van der Plank | Bron WPNR 2021/7319 |
Titel Reactie en Naschrift 'Dient de notaris tijdens een tuchtrechtprocedure inzicht te tonen in de laakbaarheid van zijn gedrag? | Auteur(s) H.F.M. Hofhuis, B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2021/7332 |
Titel De uitzonderingen van artikel 4:60 BW | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron WPNR 2021/7331 |
Titel Artikel 9 WBR. Wat is de verhouding tussen 'zakelijk' en 'de waarde in het economische verkeer' en wat is de rol van de notaris? | Auteur(s) H.K. Nijkamp | Bron WPNR 2021/7330 |
Titel Over de waardering en herziening van erfpachtrechten en de heffing van de overdrachtsbelasting | Auteur(s) H.K. Nijkamp | Bron WPNR 2021/7323 |
Titel Over de waardering en herziening van erfpachtrechten en de heffing van de overdrachtsbelasting | Auteur(s) H.K. Nijkamp | Bron WPNR 2021/7323 |
Titel Wijziging en verlenging van erfpachtrechten in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) H.K. Nijkamp | Bron WPNR 2021/7314 |
Titel De hypotheekhouder als veilingkoper: enkele aandachtspunten voor de veilingpraktijk | Auteur(s) I. Visser | Bron WPNR 2021/7320 |
Titel Beschouwingen over bewind dat bij uiterste wil is ingesteld in het belang van een ander dan de rechthebbende' | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2021/7350 |
Titel Beschouwingen over het bewind in een gemeenschappelijk belang (in het bijzonder het afwikkelingsbewind) | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2021/7344 |
Titel Erfgenamen, aanvaarding en aansprakelijkheid tijdens beheer en vereffening. Mede in het licht van de positie van de schuldeisers van de nalatenschap | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2021/7317 |
Titel Over de voorwaardelijke making, mede in verband met andere aandachtspunten rond de wettelijke verdeling | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2021/7335 |
Titel HR 9 oktober 2020: de juridische beoordeling bij verjaring herbeoordeeld | Auteur(s) J.C.J. Wouters | Bron WPNR 2021/7321 |
Titel De risicoverdeling tussen partijen bij de koop van een woning | Auteur(s) J.J. Dammingh | Bron WPNR 2021/7348 |
Titel Reactie op 'Terug naar het begrip ‘besluit’ zoals het is bedoeld' van prof. mr. A. F. Verdam en Naschrift | Auteur(s) J.M. de Jongh, L. Timmerman | Bron WPNR 2021/7328 |
Titel Non-conformiteit bij koop: het speelveld tussen garantie en exoneratie, de ouderdomsclausule bijvoorbeeld (I) | Auteur(s) J.M. van Dunné | Bron WPNR 2021/7322 |
Titel Non-conformiteit bij koop: het speelveld tussen garantie en exoneratie, de ouderdomsclausule bijvoorbeeld (II, slot) | Auteur(s) J.M. van Dunné | Bron WPNR 2021/7323 |
Titel Duurzaam goederenrecht: moeten drijvende zonneparken te boek worden gesteld? | Auteur(s) J.W.A. Biemans, J. Veenhof | Bron WPNR 2021/7319 |
Titel Drie stellingen. Wijziging van beperkte rechten | Auteur(s) K. Everaars | Bron WPNR 2021/7352 |
Titel Centavos zaak | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2021/7330 |
Titel Verhoogde schenkvrijstelling eigen woning werkt verstorend in de huidige markt: tijd voor afscheid? | Auteur(s) L.E. Welkers, R.D. de Jong | Bron WPNR 2021/7337 |
Titel De vormgeving van een overdracht onder ontbindende voorwaarde van een registergoed | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron WPNR 2021/7347 |
Titel Winstbewijzen, een civielrechtelijk overzicht, Deel 3. Goederenrechtelijke regelingen met betrekking tot winstbewijzen | Auteur(s) L.W. Kelterman, F.A. Baggerman | Bron WPNR 2021/7336 |
Titel Wijzigingen beschermingsbewind: wetsvoorstel adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind aangenomen | Auteur(s) M. Eding | Bron WPNR 2021/7310 |
Titel Speelbal of spelbepaler? De positie van de gerechtigde tot een privégedeelte bij parkmanagement | Auteur(s) M. Snel | Bron WPNR 2021/7352 |
Titel Spanningsveld in de zorgverzekering: het onoverdraagbaarheidsbeding en de belangen van derden | Auteur(s) M.E. Jannink | Bron WPNR 2021/7327 |
Titel Actualiteiten bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Deel 1: de ondernemingseis | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron WPNR 2021/7339 |
Titel Actualiteiten bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Deel 2: de bezitseis | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron WPNR 2021/7341 |
Titel M.J. Hoogeveen, 'Actualiteiten bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Deel 3: de voortzettingseis', WPNR 2021(7344) | ||
Titel Proefschrift; drie stellingen: De niet-uitvoerende bestuurder in een one tier board | Auteur(s) N. Kreileman | Bron WPNR 2021/7317 |
Titel Executeur of bewindvoerder? Zelfs de goede Homerus slaapt wel eens | Auteur(s) P.C. van Es | Bron WPNR 2021/7352 |
Titel Reactie op 'Over de quasi wettelijke verdeling en andere verzorgingsmakingen ten behoeve van de langstlevende echtgenoot | Auteur(s) P.C. van Es | Bron WPNR 2021/7312 |
Titel Vruchtgebruik en negatieve rente | Auteur(s) P.C. van Es | Bron WPNR 2021/7327 |
Titel De hanteerbaarheid van de faillissementspauliana | Auteur(s) R.M. Wibier | Bron WPNR 2021/7317 |
Titel Indirecte vastgoedtransacties; wel of niet kadastraal registreren? | Auteur(s) R.R. van der Kooi | Bron WPNR 2021/7346 |
Titel De juridische kwalificatie van verdienstelijking in de gebouwde omgeving | Auteur(s) S. van Gulijk | Bron WPNR 2021/7326 |
Titel Proefschrift; drie stellingen. Aanvullend Verrijkingsrecht | Auteur(s) T. van der Linden | Bron WPNR 2021/7314 |
Titel Juridische aandachtspunten bij servitization, in het bijzonder ten aanzien van IT | Auteur(s) T.F.E. Tjong Tjin Tai | Bron WPNR 2021/7326 |
Titel Zaaksvervanging en vermogensallocatie in het huwelijksvermogensrecht. Een heikele kwestie | Auteur(s) T.H. Sikkema | Bron WPNR 2021/7351 |
Titel Themanummer 'Grensoverschrijdende mobiliteit rechtspersonen | Bron WPNR 2021/7309 | |
Titel Het centraal aandeelhoudersregister 'revisited' | Auteur(s) W. Bosse | Bron WPNR 2021/7322 |
Titel Het verbod van stapeling van zakelijke rechten revisited | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron WPNR 2021/7324 |
Titel De afkoelingsperiode in de WHOA | Auteur(s) M.R. Schreurs | Bron MvV 2021/5.2 |
Titel Nieuwe spelregels landjepik: voormalig eigenaar niet langer met lege handen? | Auteur(s) A.C.L. Carpaij | Bron TBR 2021/57 |
Titel Van shoppen in Parijs, naar shoppen voor de laagste prijs | Auteur(s) A.H.J.M. van Hoof | Bron EB 2021/11 |
Titel Schulden en de beperkte gemeenschap van goederen | Auteur(s) A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck | Bron EB 2021/77 |
Titel Asser/Perrick 4 2021/622 | ||
Titel Asser/Perrick 4 2021/655. | ||
Titel B. Wessels, Insolventierecht: Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen 2021, Deventer: Wolters Kluwer 2021/9027-9172 | ||
Titel B. Wessels, 'Insolventierecht: Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen 2021', Deventer: Wolters Kluwer 2021/9363a-9433 | ||
Titel Pseudo-reprise bij finaal als/of-verrekenbeding? | Auteur(s) B.E. Reinhartz | Bron JPF 2021/42 |
Titel Is een niet-incasseerbare vordering non-conform in de zin van art. 7:17 BW? | Auteur(s) D.E. Burgers | Bron Bb 2021/88 |
Titel Verzwaring van een erfdienstbaarheid | Auteur(s) E.F. Verheul | Bron NTBR 2021/11 |
Titel Kan van de curator worden verlangd dat hij, wanneer hij toestemming verkrijgt tot overdracht van een levensverzekering, nagaat of de schuldenaar die toestemming onder een juiste voorstelling van zaken geeft? | Auteur(s) E.S. Ebels | Bron Bb 2021/73 |
Titel De verwerping van een erfenis in het insolventierecht | Auteur(s) F. Dorn | Bron TvI 2021/4 |
Titel Actio pauliana en juridische fusie en splitsing | Auteur(s) H. Koster | Bron Bb 2021/76 |
Titel Misbruik van omstandigheden in het erfrecht | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron Ars Aequi 2021/1039 |
Titel Notaris mocht koopsom aan koper terugbetalen na vernietiging koopovereenkomst | Auteur(s) H.W. Heyman | Bron JOR 2021/228 |
Titel Een vernieuwde wet voor het verbieden van rechtspersonen | Auteur(s) J. van der Hoeven | Bron Ars Aequi 2021/1123 |
Titel De boedelbijdrage | Auteur(s) J. Wind | Bron Tijdschrift voor Curatoren 2021/1 |
Titel Aangepast Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 | Auteur(s) J.D.M. de Rooij | Bron LTB 2021/2 |
Titel De levensverzekering in faillissement; quod licet Jovi not licet bovi | Auteur(s) J.F.H.M. Bartels | Bron VAST 2021 / P-015 |
Titel De variabele vergoeding van artikel 1:87 BW. Zinvolle naamgeving | Auteur(s) J.H. Lieber | Bron FJR 2021/19 |
Titel Het schriftelijkheidsvereiste van art. 7:2 lid 1 BW | Auteur(s) J.J. Dammingh | Bron VGR 2021/2 |
Titel Enkele beschouwingen met betrekking tot de termijnstelling door de curator ex art. 58 lid 1 Fw | Auteur(s) J.L. van den Heuvel | Bron FIP 2021/7 |
Titel De ‘monddoodclausule’ in de agro-praktijk: aandachtspunten en valkuilen | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron LTB 2021/17 |
Titel Verzwaring erfdienstbaarheid, mede als gevolg van een 'vergroting' van het heersend erf | Auteur(s) K. Everaars | Bron TvZ 2021/1-2 |
Titel Wijziging van beperkte rechten | Auteur(s) K. Everaars | Bron Ars Aequi 2021/11 |
Titel Het civielrechtelijke bestuursverbod van 2016 tot en met 2020 | Auteur(s) L. Carrière-Verlinden, D.K. Baas | Bron Ondernemingsrecht 2021/48 |
Titel De geheimhoudingsplicht van de notaris | Auteur(s) L.H. Rammeloo | Bron Tijdschrift Tuchtrecht 2021/16 |
Titel Wijziging Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet | Auteur(s) L.N. Dral, N. de Poel | Bron Vp-bulletin 2021/3 |
Titel Fiscale haken en ogen bij het schenken van kunst | Auteur(s) M. Reinink | Bron Arts en auto 2021, nr 9 |
Titel De bevoordelingsbedoeling bij een schenking of gift: wanneer is daar sprake van? | Auteur(s) M.G. Hees | Bron EB 2021/32 |
Titel Cryptovermogen: een virtuele realiteit in de fiscaliteit (deel 1) | Auteur(s) M.M.J. Schuurman-van Nifterik, C.J.M. van de Luijtgaarden-Braat | Bron EPX 2021/9 |
Titel Tekst en commentaar Burgerlijk Wetboek, Boek 4, art. 4:57-4:62 BW' | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron Wolters Kluwer 2021 |
Titel Een fundamenteel beginsel van insolventierecht | Auteur(s) N.E.D. Faber, N.S.G.J. Vermunt | Bron TvI 2021/26 |
Titel De plattelandswoning: actualiteiten | Auteur(s) P.J.G. Goumans | Bron LTB 2021/10 |
Titel De betekenis van de meerwaardeclausule bij agrarische bedrijfsopvolging | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron TvAR 2021/7-8 |
Titel De feitelijke situatie bij objectieve uitleg van registergoedakten | Auteur(s) V. Tweehuysen | Bron NTBR 2021/8 |
Titel De faillissementspauliana als risicoaansprakelijkheid | Auteur(s) W.H.B.K. Nieuwesteeg, P.J. Peters | Bron FIP 2021/4 |
Titel Actualiteiten in de renewables-praktijk | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen, J.C. van Moergastel | Bron WPNR 2020/7307 |
Titel De optie voor een met omzetbelasting belaste levering | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron De Notarisklerk november/december 2020 |
Titel Rapport Legitieme portie, een eerstelijns - en nader voort te zetten - veldonderzoek naar de wenselijkheid van de legitieme portie in het hedendaagse erfrecht (december 2020) | Auteur(s) Centrum voor Notarieel Recht | |
Titel Zaaksvervanging bij gezamenlijke verkrijging door echtgenoten | Auteur(s) T.H. Sikkema | Bron FTV 2020/28 |
Titel De verhouding tussen BV-statuten en een aandeelhoudersovereenkomst | Auteur(s) P.M.J.H. ten Broecke | Bron PE Notariaat 2020/38 |
Titel Het dwangakkoord buiten surseance en faillissement (diss.) | Auteur(s) A.M. Mennens | Bron 2020 |
Titel De Mandatory Disclosure Rules: notarissen opgelet! | Auteur(s) J.H.G. Visser | Bron JBN 2020/42 |
Titel De niet-uitvoerende bestuurder in een one tier board | Auteur(s) N. Kreileman | Bron Wolters Kluwer 2020 |
Titel Erfrecht in de onderwereld (deel V): de onwaardige echtgenoot in het huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/6 |
Titel Ontslag van de executeur om gewichtige redenen. Een onderbelicht instrument | Auteur(s) R. van Dijken | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/6 |
Titel Franchising na 1 januari 2021: Titel 16, Boek 7 BW geïntroduceerd | Auteur(s) T.S. Jansen, A. Spaargaren | Bron TOP 2020/6 |
Titel Het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting en de notariële praktijk | Auteur(s) M.M. van der Wal, D.W. Wumkes | Bron VGFC 2020/19 |
Titel De Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid: de ondernemingsrechtelijke bepalingen | Auteur(s) P.J. van der Korst | Bron FTV 2020/10 |
Titel Is het heus (nu al) paulianeus? De pauliana en erfrechtelijke vorderingen | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron EstateTip 2020/16 |
Titel De ondernemingsrechtelijke aspecten van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid | Auteur(s) M.A.M. van Steensel | Bron JBN 2020/21 |
Titel Rangorde van schulden der nalatenschap bij vereffening van nalatenschappen | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/5 |
Titel Afkoop van een erfrechtelijke niet-opeisbare vordering: tot welk bedrag? | Auteur(s) L.E. Welkers, R.D. de Jong | Bron FBN 2020/23 |
Titel Het teletestament: testeren op afstand onder de Tijdelijke wet COVID-19 | Auteur(s) J.W.A. Biemans, W.D. Kolkman | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/4 |
Titel De elektronische handtekening in het ondernemingsrecht | Auteur(s) M. van Kampen | Bron TOP 2020/4 |
Titel Rangwisseling door middel van een kwalitatieve verplichting | Auteur(s) A.J. Verdaas | Bron WPNR 2020/7276 |
Titel Enkele fiscale aspecten van vruchtgebruik van privévermogen | Auteur(s) K.M.L.L. van de Ven | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/3 |
Titel Gelijk oversteken (I). De notary letter in transacties | Auteur(s) D.J.S. Meijeren, P.H.N. Quist | Bron TOP 2020/3 |
Titel Gelijk oversteken (II). De notary letter in transacties | Auteur(s) D.J.S. Meijeren, P.H.N. Quist | Bron TOP 2020/5 |
Titel De schenkende langstlevende echtgenoot en de actio pauliana | Auteur(s) W. Breemhaar | Bron JBN 2020/7 |
Titel WHOA-Priority Rule en WHOA-initiatiefrechten: Gaten in schuldeiserbescherming bij reorganisaties | Auteur(s) W.J. Bartstra, R.J. de Weijs, A.L. Jonkers | Bron TvI 2020/15 |
Titel Ondernemingskamer en geschillen over de erfenis (deel I) | Auteur(s) G.T.J. Hoff | Bron AdvoTip 2020/12 |
Titel ANBI - Goed doen steeds beter | Auteur(s) J.E. van Oostenbrugge | Bron Estate Planner Digitaal 2020/6 |
Titel De 180-dagenregeling en de verrekening van schenk- en erfbelasting | Auteur(s) K.M.L.L. van de Ven | Bron Estate Planner Digitaal 2020/10 |
Titel Alimentatie: de stand van zaken | Auteur(s) L. Stokkel | Bron Estate Planner Digitaal 2020/4 |
Titel De fictie van art. 12 SW 1956: alleen een fictieve erfrechtelijke verkrijging of ook een fictieve schenking? | Auteur(s) M.M.J. Schuurman- van Nifterik | Bron Estate Planner Digitaal 2020/5 |
Titel (Vergoedings)vorderingen tussen samenwoners | Auteur(s) P.J.T. van Gompel | Bron Estate Planner Digitaal 2020/7 |
Titel Boon/Van Loon en rechtsverwerking | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2020-32 |
Titel Scheiding van tafel en bed (II). Een oude verzoening, hoe bewijs je dat? | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2020/20 |
Titel Verzoening na scheiding tafel en bed, hoe doe je dat? | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron EstateTip 2020/9 |
Titel Is 'alsof' 'alsof' of een beetje 'alsof'? | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron EstateTip 2020/37 |
Titel Noodverbanden in coronatijd. Schenken 'ter zake des doods' buiten aanwezigheid van de notaris? | Auteur(s) G.A. Tuinstra | Bron EstateTip 2020/11 |
Titel Enkele perikelen rondom de toerekeningsbepaling in art. 4 WBRV | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2020/63 |
Titel Hoge Raad oordeelt over toepassing verlaagd overdrachtsbelastingtarief bij transformatiegebouw | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2020/3 |
Titel Verhuurde woningen in de Successiewet 1956 | Auteur(s) A.J. Janssen | Bron FBN 2020/16 |
Titel De 'opvolgende verdeling' vervolgd en gevolgd | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron FBN 2020/54 |
Titel Mogelijke aanpassing box 3: wat betekent dit voor de notariële praktijk? | Auteur(s) C.J.M. van den Bedem, J. Kroonenburg | Bron FBN 2020/10 |
Titel WOZ-beschikking en erfgenamen | Auteur(s) J. Batterink | Bron FBN 2020/31 |
Titel Beperkte rechten op onroerende zaken - overdrachtsbelasting - omzetbelasting (deel 1) | Auteur(s) J.C. van Straaten, P. Berkhuizen | Bron FBN 2020/11 |
Titel Beperkte rechten op onroerende zaken - overdrachtsbelasting - omzetbelasting (deel 2) | Auteur(s) J.C. van Straaten, P. Berkhuizen | Bron FBN 2020/15 |
Titel Differentiatie in het tarief van de overdrachtsbelasting: niet doen! | Auteur(s) J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2020/46 |
Titel De verhoogde schenkvrijstelling voor de eigen woning: vóóraf belehren, niet spenderen | Auteur(s) L.E. Welkers, R.D. de Jong | Bron FBN 2020,/49 |
Titel De verhoogde schenkvrijstelling voor de eigen woning: vóóraf belehren, niet spenderen | Auteur(s) L.E. Welkers, R.D. de Jong | Bron FBN 2020/49 |
Titel De reikwijdte van de netwerkvrijstelling voor de overdrachtsbelasting | Auteur(s) P.J. van der Plank, M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2020/30 |
Titel Wijziging Natuurschoonwet aanstaande: let met name op het overgangsrecht! | Auteur(s) R.J. Nieuwland | Bron FBN 2020/53 |
Titel Bij twijfel tussen 2 of 6% heeft depot bij de notaris geen enkele zin | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FBN 2020/21 |
Titel Boerenplaatsje-clausules in zwaar weer? | Auteur(s) W.R. Kooiman | Bron FBN 2020/27 |
Titel De Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid: de notariële akte - over telepasseren en quasi-comparanten | Auteur(s) A.H.N. Stollenwerck, P. Blokland | Bron FTV 2020/11 |
Titel Art. 21 lid 5 SW: wat is de hoogte van de overbedelingsschuld bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot? | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2020/6 |
Titel Rechtspersonen- en vennootschapsrecht | Auteur(s) N. Zaman | Bron FTV 2020/38 |
Titel Heeft het Radar(+)-testament de toekomst? | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FTV 2020/9 |
Titel Zaaksvervanging bij gezamenlijke verkrijging door echtgenoten | Auteur(s) T.H. Sikkema | Bron FTV 2020/28 |
Titel Het UBO-register in 2020 | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers | Bron JBN 2019/28 |
Titel Turboliquidatie en heropening vereffening | Auteur(s) B. Snijders-Kuipers | Bron JBN 2020/49 |
Titel Voor welke rechtshandeling moet de echtgenoot precies toestemming geven? | Auteur(s) B.E. Reinhartz | Bron JBN 2020/47 |
Titel Wanneer kunnen partijen onderhands aanvullende afspraken maken en wanneer mag dat alleen in huwelijkse voorwaarden? | Auteur(s) B.E. Reinhartz | Bron JBN 2020/48 |
Titel Is de Nederlandse notaris gebonden aan de bevoegdheidsregels van de Europese Erfrechtverordening bij de afgifte van een nationale verklaring van erfrecht? | Auteur(s) B.F.P. Lhoëst | Bron JBN 2020/5 |
Titel Inwerkingtreding van de ‘Mobiliteitsrichtlijn’ en grensoverschrijdende omzetting | Auteur(s) E.R. Roelofs, G.C. van Eck | Bron JBN 2020/11 |
Titel De samenvoeging van parochies; de controle van de notaris bij een kerkelijke fusie | Auteur(s) G.J.C. Lekkerkerker, J.W. van Ee | Bron JBN 2020/18 |
Titel Heeft een verkrijging uit een nalatenschap invloed op een bijstandsuitkering van de verkrijger? | Auteur(s) J.I. Driessen-Kleijn | Bron JBN 2020/32 |
Titel De notaris en de AVG: werkt dat in de praktijk? | Auteur(s) L. Woolschot, M.P.M. Hennekens | Bron JBN 2020/50 |
Titel Reageren op een aansprakelijkstelling: hoe verhouden de eisen die de tuchtrechter aan de notaris stelt zich tot de bepalingen in beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen? | Auteur(s) L.C. Dufour | Bron JBN 2020/26 |
Titel Passeren ten behoeve van een beleggende kandidaat-notaris; twee aspecten van onpartijdigheid | Auteur(s) P.C. van Es | Bron JBN 2020/17 |
Titel Man/vrouw-firma en periodiek verrekenbeding | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron JBN 2020/52 |
Titel Conservatoir beslag voor een niet-opeisbare erfrechtelijke vordering | Auteur(s) W. Breemhaar | Bron JBN 2020/48 |
Titel Zin en onzin over de betekenis van kadastrale grenzen | Auteur(s) W. Louwman | Bron JBN 2020/28 |
Titel Een nieuwe loot aan het afstammingsrecht: het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron JBN 2020/10 |
Titel Een (ver)koop: 'As is, where is | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron JBN 2020/46 |
Titel Bedrijfsopvolging bij leven: de schenking van ab-aandelen in een OZR die een materiële onderneming drijft | Auteur(s) C.M. Roes | Bron KWEP 2020/11 |
Titel A.E. de Leeuw, dissertatie: 'Scheiding van zeggenschap en belang in de familiesfeer’, 2020 | ||
Titel Het besluit van de rechtspersoon (dissertatie) | Auteur(s) K.A.M. van Vught | Bron Wolters Kluwer 2020 |
Titel De niet-uitvoerende bestuurder in een one tier board (dissertatie) | Auteur(s) N. Kreileman | Bron 2020 |
Titel dissertatie: De bij dode opgerichte stichting | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron Wolters Kluwer (2020) |
Titel Uiteenlopende jurisprudentie over gedwongen toerekening van verjaarde schulden | Auteur(s) E.J. Moll | Bron TE 2020/3 |
Titel Het enig erfgenaamschap en het tweetrapslegaat: vermenging? | Auteur(s) G.G.B. Boelens | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/2 |
Titel De nieuwe Richtlijnen Vereffening nalatenschappen en Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter: verzoeken tot aanwijzing ex artikel 4:210 lid 1 BW niet (meer) mogelijk | Auteur(s) J. Th.M. Diks, N. Lavrijssen | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/3 |
Titel De kwetsbare legitimaris, de langstlevende partner en de kantonrechter | Auteur(s) J.H.M. ter Haar, G.A. Tuinstra | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/5 |
Titel Is de verwerping van een nalatenschap een gift? | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron Tijdschrift Erfrecht 2020/3 |
Titel Alle seinen op rood voor een gedifferentieerd overdrachtsbelastingtarief | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WFR 2020/183 |
Titel De nationale aspecten van de voorgestelde Wet excessief lenen van de eigen vennootschap | Auteur(s) J.P. Boer, E.J.W. Heithuis | Bron WFR 2020/170 |
Titel Bewijsrechtelijke aspecten van (doorwerking van) dwaling in het belastingrech | Auteur(s) M.M. de Reus | Bron WFR 2020/100 |
Titel Zonnepanelen en btw, een duurzame oplossing | Auteur(s) N.P. Arzini, J.R.M. Kindt | Bron WFR 2020/91 |
Titel Bescherming tegen onbekende hypotheken na herverkaveling | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron WPNR 2020/7292 |
Titel De impact van het UBO-register op de praktijk | Auteur(s) A.B.D. Kootstra | Bron WPNR 2020/7293 |
Titel Rechts(on)zekerheid en de informele vereniging | Auteur(s) A. Cavallé Medina | Bron WPNR 2020/7298 |
Titel Wet toetreding zorgaanbieders en het Uitvoeringsbesluit Wtza: aanscherping van eisen | Auteur(s) A.G.H. Klaassen | Bron WPNR 2020/7299 |
Titel Concept-wetsvoorstel Wet kind, draagmoederschap en afstamming en concept-wetsvoorstel Wet deelgezag | Auteur(s) A.J.M. Nuytinck | Bron WPNR 2020/7290 |
Titel De verduurzaming van VvE's: Hoe kunnen wij de Tragedy of the Anticommons vermijden? | Auteur(s) B. Hoops | Bron WPNR 2020/7297 |
Titel (Nieuwe) verplichtingen voor stichtingen (I) | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers, S.G. Veenstra | Bron WPNR 2020/7281 |
Titel (Nieuwe) verplichtingen voor stichtingen (II, slot) | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers, S.G. Veenstra | Bron WPNR 2020/7282 |
Titel Moedige notarissen in de ure des gevaars | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2020/7286 |
Titel Twee voor de prijs van één. Testament en een andere rechtshandeling in één akte: kan dat? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2020/7282 |
Titel Toepassing van de Heusdense vordering in de lagere rechtspraak: a bumpy ride | Auteur(s) B.T. Verdam | Bron WPNR 2020/7278 |
Titel De positie van de zekerheidsgerechtigde bij eigendomsverlies door bevrijdende verjaring | Auteur(s) D.F.H. Stein | Bron WPNR 2020/7288 |
Titel Reactie op 'Kan een nalatenschap failliet verklaard worden? van R. van Dijken | Auteur(s) E.A. de Jong | Bron WPNR 2020/7283 |
Titel De rangorde van de kosten van vereffening van een nalatenschap, met inbegrip van het loon van de vereffenaar wordt bepaald in Boek 3 BW | Auteur(s) E.A. de Jong | Bron WPNR 2020/7295 |
Titel Uitkeringenregister voor de rechtspersoon met uitkeringsverbod | Auteur(s) E.C. Timmer | Bron WPNR 2020/7304 |
Titel Zijn kerkorgels roerend of onroerend? | Auteur(s) E.R. Helder | Bron WPNR 2020/7265 |
Titel Kanttekeningen bij het Modelreglement 2017 | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron WPNR 2020/7297 |
Titel Vaststellingsovereenkomst bij niet-uitgevoerd verrekenbeding en het belang van een rekenkundige exercitie | Auteur(s) G.A. Tuinstra | Bron WPNR 2020/7299 |
Titel Actualiteiten met betrekking tot de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) G.C. van der Burgt | Bron WPNR 2020/7278 |
Titel Redelijkheid en billijkheid, misbruik van omstandigheden en verboden beschikkingen | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron WPNR 2020/7279 |
Titel H.M. Kolster, R.F.H. Mertens en J.A.J. Peter, 'Het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten 2017: een toelichting', WPNR 2020(7297) | ||
Titel Ontwikkelingen in het overeenkomstenrecht (IV) | Auteur(s) J. Hijma | Bron WPNR 2020/7302 |
Titel Digitale oprichting van kapitaalvennootschappen en de rol van de notaris | Auteur(s) J. van der Weele | Bron WPNR 2020/7266 |
Titel De notaris in het nieuwe onteigeningsrecht | Auteur(s) J.A.M.A. Sluysmans | Bron WPNR 2020/7301 |
Titel De ik oma beschikking, art. 10 Successiewet 1956 en HR 22 november 2019 | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2020/7276 |
Titel Over de quasi wettelijke verdeling en andere verzorgingsmakingen ten behoeve van de langstlevende echtgenoot | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2020/7307 |
Titel Over de wenselijkheid van het gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2020/7280 |
Titel De personenvennootschap en de Hoge Raad. Begripsvorming en rechtsvorming | Auteur(s) J.M. Blanco Fernández | Bron WPNR 2020/7294 |
Titel Reactie op 'Kan een nalatenschap failliet verklaard worden?' van R. van Dijken | Auteur(s) J.M. van Anken | Bron WPNR 2020/7300 |
Titel Grensoverschrijdende insolvente nalatenschappen in het licht van de Erfrecht- en Insolventieverordening | Auteur(s) J.W.A. Biemans, M.R. Schreurs | Bron WPNR 2020/7294 |
Titel Proefschrift - Drie stellingen, 'Het besluit van de rechtspersoon' | Auteur(s) K.A.M. van Vught | Bron WPNR 2020/7288 |
Titel Het UBO-register voor trusts en soortgelijke juridische constructies (I) | Auteur(s) K.R. Filesia, D.F.M.M. Zaman | Bron WPNR 2020/7295 |
Titel Het UBO-register voor trusts en soortgelijke juridische constructies (II, slot) | Auteur(s) K.R. Filesia, D.F.M.M. Zaman | Bron WPNR 2020/7296 |
Titel Conversie en certificaten van aandelen | Auteur(s) L.W. Kelterman | Bron WPNR 2020/7294 |
Titel Onwaardigheid: hoe voordelig is het zijn van executeur en bewindvoerder? | Auteur(s) M. de Vries | Bron WPNR 2020/7294 |
Titel Ook de notariële akte ontkomt niet aan modernisering | Auteur(s) M. Hillen-Muns | Bron WPNR 2020/7289 |
Titel Ook de notariële akte ontkomt niet aan modernisering | Auteur(s) M.I.W.E. Hillen-Muns | Bron WPNR 2020/7289 |
Titel Sociale ondernemingen in Nederland: is het BV-recht nog flexibel genoeg? | Auteur(s) M.J. van Uchelen-Schipper | Bron WPNR 2020/7298 |
Titel Coronacrisis als onvoorziene omstandigheid in het overeekomstenrecht | Auteur(s) M.V.R. Snel | Bron WPNR 2020/7300 |
Titel Over het opstellen van achterstellingsovereenkomsten | Auteur(s) N.B. Pannevis | Bron WPNR 2020/7299 |
Titel Dwaling in de Successiewet (I) | Auteur(s) N.C.G. Gubbels | Bron WPNR 2020/7282 |
Titel Dwaling in de Successiewet (II) | Auteur(s) N.C.G. Gubbels | Bron WPNR 2020/7283 |
Titel Vijf jaar Erfrechtverordening: IPR-erfrecht in de rechtspraak | Auteur(s) P. Vlas, M. Zilinsky | Bron WPNR 2020/7291 |
Titel Covid-19 en het notariaat:‘Heden verscheen - met gebruikmaking van audiovisuele communicatiemiddelen - voor mij ...' | Auteur(s) P.C. van Es | Bron WPNR 2020/7285 |
Titel De jaarlijkse opgave van art. 3:205 lid 4 BW bij vruchtgebruik en bij een fideïcommis de residuo | Auteur(s) P.C. van Es | Bron WPNR 2020/7269 |
Titel Cybersecurity en de online oprichting van een BV | Auteur(s) P.T.J. Wolters, T. Salemink | Bron WPNR 2020/7286 |
Titel Kan een nalatenschap failliet verklaard worden? | Auteur(s) R. van Dijken | Bron WPNR 2020/7266 |
Titel Fideicommis en erf- en inkomstenbelasting: wie betaalt de rekening? | Auteur(s) R.E. Brinkman, J.M. van Anken | Bron WPNR 2020/7298 |
Titel Opschieten of even wachten; voorgestelde wijziging tarieven overdrachtsbelasting | Auteur(s) R.N.G. van der Paardt | Bron WPNR 2020/7303 |
Titel Derdenwerking in het ipr huwelijksvermogensrecht - een noodzakelijk voorstel tot aanpassing van art. 10:45 BW | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron WPNR 2020/7292 |
Titel Het duistere overnamerecht uit art. 1:96 lid 3 BW | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2020/7269 |
Titel Notaris, wat doe je nou? Een beschouwing over de notariële aansprakelijkheid bij de uitkering van de derdengeldenrekening | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2020/7305 |
Titel Waar passeert de notaris de akte? | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2020/7290 |
Titel Themanummer Publiekrechtelijke aspecten van onroerende zaken | Bron WPNR 2020/7301 | |
Titel Themanummer Appartementsrecht in beweging | Bron WPNR 2020/7297 | |
Titel Internationaalprivaatrechtelijke aspecten van art. 2:192 lid 5 BW | Auteur(s) W.J.M. Jansen | Bron WPNR 2020/7287 |
Titel K. Bol, 'Onbekend maakt onbemind: de procedure ex art. 96 Rv', Tijdschrift Huurrecht in de Praktijk 2020/11 | ||
Titel Goederenrecht/Zekerheidsrechten, paragraaf 350 | Auteur(s) A.I.M. van Mierlo, K.J. Krzeminski | |
Titel B. Wessels, 'Insolventierecht: Bestuur en beheer na faillietverklaring (Wessels Insolventierecht nr. IV)', Deventer: Wolters Kluwer 2020/4342-4257 | ||
Titel B. Wessels, Insolventierecht: Bestuur en beheer na faillietverklaring (Wessels Insolventierecht nr. IV), Deventer: Wolters Kluwer 2020/4446-4489 | ||
Titel De ouderdoms- en niet-zelfbewoningsclausule in de rechtspraktijk | Auteur(s) F.J. de Vries | Bron NTBR 2020/23 |
Titel Een handzaam overzicht over de regeling van wettelijke rente en handelsrente | Auteur(s) H. Boom, S. Zaccà | Bron Bedrijfsjuridische berichten 2020/109 |
Titel Schriftelijk bewijs | Auteur(s) J.G. Gräler | Bron 2020 |
Titel Overeenkomst, overlijden en vereffening van nalatenschappen | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron TvI 2020/41 |
Titel Geruisloos of ‘geruisvol’: fiscale aspecten van de inbreng van een eenmanszaak in een B.V.- structuur | Auteur(s) K. Jansen, J.E.M. van de Vlasakker | Bron De notarisklerk mei/juni 2020 |
Titel Zonnepanelen en btw | Auteur(s) M.A. Bonthuis-Broekman, P.F.J. van Velthoven | Bron BR 2020/45 |
Titel De mantelzorgwoning en de eigen woning | Auteur(s) M.J. Hoogeveen, E.C. Voordendag | Bron Het Register, augustus 2020 |
Titel De Kunstregeling in de erfbelasting | Auteur(s) P.J. van Gelderen | Bron Vp-Bulletin 2020/1 |
Titel Administratief gedoe met de Wwft en de AVG | Auteur(s) R. Steenbergen | Bron Tijdschrift voor Financieel Recht 2020/3 |
Titel Aandelen in de BV in het vermogensrecht | Auteur(s) S. Perrick | Bron Serie Van der Heijden Instituut, Deel 167, Deventer: Kluwer 2020 |
Titel De werking van het vernieuwde artikel 61 Fw | Auteur(s) S.A.H.J. Warringa | Bron TvCU 2020/4 |
Titel Zonnepanelen en zonneparken plaatsen bij bedrijven: enkele fiscale aspecten' | Auteur(s) T.M. Berkhout, R.N.G. van der Paardt | Bron BouwRecht 2020/46 |
Titel De verplichting tot betaling van boedelschulden en de verschuldigdheid van rente in geval van een boedelfaillissement | Auteur(s) T.T. van Zanten | Bron TvI 2020/29 |
Titel Het lot van de overeenkomst bij insolventie | Auteur(s) T.T. van Zanten | Bron TvI 2020/49 |
Titel Huwelijken in internationaal perspectief vanaf 29 januari 2019 | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron VFP 2018/94 |
Titel (Ongelijke) inbreng in gemeenschappelijke woning bij samenwoners | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron JBN 2019/48 |
Titel Vastgoed in een fonds voor gemene rekening: (on)terechte cumulatie van overdrachtsbelasting en schenkbelasting | Auteur(s) M.J. Nagel | Bron Vp-bulletin 2019/13 |
Titel Zonnepanelen, vastgoed en btw | Auteur(s) P.F. Zijlstra | Bron VGFC 2019/42 |
Titel Incorporation by reference in joint venture-verhoudingen | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron TvO 2019/258 |
Titel (On)zin van een draagplichtovereenkomst | Auteur(s) E. Hoepelman | Bron VFP 2019/72 |
Titel Delegatie van bestuursbevoegdheden | Auteur(s) K.H.M. de Roo | Bron WPNR 2019/7243 |
Titel Testeren onder vier ogen | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin | Bron Tijdschrift Erfrecht 2019/5 |
Titel "Volstorting" van aandelen bij fusie en splitsing | Auteur(s) C.R. Nagtegaal | Bron Ondernemingsrecht 2019/17 |
Titel Verliesverdamping anno 2019 | Auteur(s) H. Vermeulen | Bron VGFC 2019/2 |
Titel Klager, u bent te laat?! | Auteur(s) A.Z. Lankhaar | Bron Nieuwsbrief Bedrijfsjuridische Berichten 14 maart 2019 |
Titel Verschoningsrecht geldt ook voor Mandatory Disclosure | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron FBN 2019/12 |
Titel Artikel 4:36 BW en werkzaamheden verricht voor een bv | Auteur(s) M.R. Beuker | Bron Tijdschrift Erfrecht 2019/3 |
Titel Het notarisbegrip in art. 4:109 lid 2 BW | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin | Bron Tijdschrift Erfrecht 2019/3 |
Titel Het bestuur van de beursvennootschap. Enige beschouwingen over bestuur, toezicht en governance | Auteur(s) S.H.M.A. Dumoulin | Bron Ondernemingsrecht 2019/78 |
Titel De WHOA en de fiscaliteit | Auteur(s) A.J. Tekstra | Bron FIP 2019/6 |
Titel De Modelakte Opstalrecht Zonnestroomsysteem (dakproject) | Auteur(s) D.W. Aertsen | Bron WPNR 2019/7222 |
Titel Eigendomssituatie WKO-systeem na einde tijdelijk opstalrecht | Auteur(s) M.E.A. van Loenhoud | Bron WPNR 2019/7221 |
Titel Een nietigverklaring van een testament tijdens leven; jawel het kan! Rechtbank Zeeland-West-Brabant 3 juli 2019 | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin | Bron AdvoTip 2019/13 |
Titel Ontwikkelingen na het Novitaris-arrest | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron De Notarisklerk 2019/ 95 |
Titel Parate executie en executoriale titel, de schuldeiser met twee petten | Auteur(s) J. Bossers-Cnossen | Bron De Notarisklerk mei/juni 2019, nr 1558 |
Titel Het energielabel in ontwikkeling en wat dit betekent voor de praktijk | Auteur(s) R.J.W. van Remmen, T.H.A. Eijsink | Bron De Notarisklerk juli/augustus 2019 |
Titel De omstandigheden van artikel 4 lid 1 AWR | Auteur(s) K.M.L.L. van de Ven | Bron Estate Planner Digitaal 2019/4 |
Titel Eigenwoningperikelen: besluit of draagplichtovereenkomst? | Auteur(s) L. Stokkel | Bron Estate Planner Digitaal 2019/5 |
Titel Uitgesteld loon. Vereenzelvigen of niet? | Auteur(s) W. Burgerhart | Bron EstateTip 2019/9 |
Titel Actuele rechtspraak inzake de splitsingsfaciliteit in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2019/58 |
Titel Renteaftrek bij een lening voor de eigen woning afgesloten bij ouders | Auteur(s) A.C.M. de Vries | Bron FBN 2019/62 |
Titel Het laatste jubelnieuws | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron FBN 2019/11 |
Titel Wat is sterftewinst voor de toepassing van art. 13a SW | Auteur(s) C.G. Dijkstra | Bron FBN 2019/24 |
Titel Voorwaartse verliesverrekening per 2019 beperkt tot zes jaar | Auteur(s) H. Vermeulen | Bron FBN 2019/26 |
Titel Btw en overdrachtsbelasting bij zonneprojecten op andermans vastgoed: geen eigen huis, wel een plek onder de zon | Auteur(s) J. Ariës en E. Sparidis | Bron FBN 2019/57 |
Titel Vermogensanonimisering, op het kruispunt van fiscale en civiele wetgeving. Waarom, wat en hoe? | Auteur(s) J.J.C. Peters | Bron FBN 2019/5 |
Titel Bezitsperiode BOF van (meer dan) aanmerkelijk belang! | Auteur(s) J.M. Bom, M.A.W.M. Wesselink | Bron FBN 2019/39 |
Titel Voortzettingsperiode BOF (ook) van (meer dan) aanmerkelijk belang! | Auteur(s) M.A.W.M. Wesselink, J.M. Bom | Bron FBN 2019/44 |
Titel Over (schijnbaar) onwrikbare afspraken en flexibele tussenwanden | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2019/63 |
Titel Voor de overdrachtsbelasting is het geheel tenminste gelijk aan de som der delen | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2019/25 |
Titel Preferente aandelen en bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: de stand van zaken | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron FBN 2019/56 |
Titel Wanneer onroerend voor de overdrachtsbelasting en wanneer voor de omzetbelasting? | Auteur(s) P. Berkhuizen, J.C. van Straaten | Bron FBN 2019/19 |
Titel Afgezonderd particulier vermogen (APV) en de toerekening na het overlijden | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron FBN 2019/52 |
Titel Uitbreiding van de verhaalsmogelijkheden van belastingen op begunstigden en erfgenamen | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FBN 2019/4 |
Titel De (voor)huwelijkse man-vrouwfirma en de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen | Auteur(s) A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck | Bron FTV 2019/3 |
Titel Let bij een ODV ook op de erfbelasting | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2019/18 |
Titel De vereffening van nalatenschappen in ontwikkeling | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron FTV 2019/21 |
Titel Wanneer zijn certificaten uitgegeven door een STAK goederenrechtelijk onoverdraagbaar? | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron FTV 2019/26 |
Titel Overdracht van certificaten: cessie of contractsoverneming? | Auteur(s) M.A.M. van Steensel | Bron FTV 2019/35 |
Titel Roma locuta: de Hoge Raad geeft uitsluitsel over uitsluitingsclausule, consumptie en reprise | Auteur(s) P. Blokland | Bron FTV 2019/27 |
Titel De stichting in het zoeklicht | Auteur(s) P.A. Anthoni | Bron FTV 2019/29 |
Titel De bezitseis voor de bedrijfsopvolgingsregeling | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron FTV 2019/33 |
Titel Het fideicommis en de fiscale gevolgen bij afstand (ineens of in gedeelten): enkele aandachtspunten voor de dagelijkse (notariële) praktijk | Auteur(s) W. Burgerhart, R.E. Brinkman | Bron FTV 2019/36 |
Titel Belang eigenaar dienend erf niet relevant | Auteur(s) A.J.H. Pleysier | Bron JBN 2019/20 |
Titel Grensoverschrijdende nalatenschappen: Nietige rechtskeuzes leveren kostbare procedures op... | Auteur(s) B.F.P. Lhoëst | Bron JBN 2019/45 |
Titel Gelden in depot op de derdengeldenrekening van de ambtsvoorganger | Auteur(s) G.J.C. Lekkerkerker | Bron JBN 2019/47 |
Titel (Ongelijke) inbreng in gemeenschappelijke woning bij samenwoners | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron JBN 2019/48 |
Titel Notaris en nevenbetrekking | Auteur(s) J.J.H. Hermeling | Bron JBN 2019/46 |
Titel Heropening vereffening van een vennootschap | Auteur(s) L.E. Rietvelt | Bron JBN 2019/38 |
Titel De draagplicht van de echtgenoten voor gemeenschapsschulden na ontbinding van de huwelijksgemeenschap | Auteur(s) M. Michels | Bron JBN 2019/32 |
Titel Grenzen aan de prorogatie in het samenlevingscontract | Auteur(s) P. Blokland | Bron JBN 2019/27 |
Titel Een mooie stap vooruit: het fideicommis en de kadastrale registratie | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron JBN 2019/23 |
Titel Geen decertificering op verzoek van de enig certificaathouder | Auteur(s) S.B. Garcia Nelen | Bron JBN 2019/14 |
Titel Belanghebbende bij een stichting | Auteur(s) W. Bosse | Bron JBN 2019/6 |
Titel Samenwoners: heeft de vrouw recht op vergoeding van door haar gefinancierde verbouwing van de woning van de man? | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron JBN 2019/41 |
Titel Praktijkupdate bedrijfsopvolgingsregeling SW 1956 (zomer 2019) | Auteur(s) J.C.L. Zuiderwijk | Bron KWEP 2019/18 |
Titel Nieuw Erfrecht in België, het overgangsrecht en de bijbehorende fiscale aanpassingen | Auteur(s) K.M.L.L. van de Ven | Bron KWEP 2019/1 |
Titel De erfovereenkomst in Nederland en België | Auteur(s) S. Yesilkir | Bron KWEP 2019/19 |
Titel Over overdragen en verder verhuren | Auteur(s) J. Rous | Bron NTFR Beschouwingen 2019/10 |
Titel Zonnepanelen op bedrijfsmatige gebouwen: bepaald geen koud kunstje | Auteur(s) T.M. Berkhout | Bron NTFR 2019/1119 |
Titel T. van der Linden, Aanvullend Verrijkingsrecht (diss. Leiden), Den Haag: Boom Juridisch 2019 | ||
Titel Nietigverklaring van een testament bij leven van de testateur | Auteur(s) J.H.M. ter Haar | Bron Tijdschrift Erfrecht 2019/5 |
Titel Erfrecht in de onderwereld (deel IV): de nabestaanden | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2019/4 |
Titel Samenloop bewind en insolventie deelgenoot bij de verdeling van een gemeenschap | Auteur(s) S. Perrick | Bron Tijdschrift Erfrecht 2019/3 |
Titel De lastige verhouding tussen inkorting en vermindering | Auteur(s) W.D. Kolkman, J.H.M. ter Haar | Bron Tijdschrift Erfrecht 2019/1 |
Titel Aanvaarding, verwerping en beschermingsbewind: geen automatisme na drie maanden | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron Tijdschrift Erfrecht 2019/4 |
Titel Van jubelgenot tot fiscale hyperventilatie | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron VEP 2019/58 |
Titel Goed verzorgd failliet gaan. Oudedags- en nabestaandenvoorzieningen bij faillissement | Auteur(s) J.J.A. Vrusch | Bron VEP 2019/57 |
Titel Taakoverdracht: dode letter of dynamische grootheid? | Auteur(s) R. van Haperen, J. Seerden | Bron VGFC 2019/3 |
Titel De Kunstregeling in nationaal en internationaal perspectief | Auteur(s) B.B.A. de Kroon | Bron Vp-Bulletin 2019/5 |
Titel Waar staan we nu, na zes jaar verhuurderheffing? | Auteur(s) H.B.A. Verhoeven | Bron WFR 2019/48 |
Titel Directe en indirecte cumulatie van erfbelasting en inkomstenbelasting | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WFR 2019/219 |
Titel Een regeling voor grondgebonden lidmaatschap van een beheersvereniging | Auteur(s) A.A. van Velten, M.C. Aarts | Bron WPNR 2019/7227 |
Titel Dwingt excessief lenen bij de BV tot excessieve wetgeving | Auteur(s) A.J.M. Arends | Bron WPNR 2019/7249 |
Titel Illegale adoptie en schadevergoeding | Auteur(s) A.J.M. Nuytinck | Bron WPNR 2019/7232 |
Titel De (hard) franchiseovereenkomst en zorgplicht gekwalificeerd | Auteur(s) A.W. Dolphijn | Bron WPNR 2019/7226 |
Titel Een misverstand in de Notariswet en zijn historie | Auteur(s) B. Duinkerken | Bron WPNR 2019/7255 |
Titel Een verbeterde regeling ter verbetering van de registratie van verjaringsverkrijging | Auteur(s) B. Hoops, L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2019/7227 |
Titel Een verbeterde regeling van netwerken | Auteur(s) B.A.M. Janssen, L.W.J. Hoppenbrouwers | Bron WPNR 2019/7227 |
Titel De notaris als actor bij een vaststellingsovereenkomst: ambtsuitoefening zoals altijd? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2019/7258 |
Titel Wettelijk niet voorgeschreven eedsaflegging: altijd mogelijk?' (Rechtsvragenrubriek) | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2019/7254 |
Titel The Key of Dreams, over de notariële kwaliteitsrekening | Auteur(s) Chr. M. Stokkermans | Bron WPNR 2019/7205 |
Titel Levenstestament: vertrouwen is goed, maar toezicht is beter | Auteur(s) D.F.M.M. Zaman, M. van Leeuwe-ten Berge | Bron WPNR 2019/7240 |
Titel Wijziging van een eigendomsvoorbehoud | Auteur(s) E.F. Verheul | Bron WPNR 2019/7262 |
Titel Binnen zes maanden na de huwelijkssluiting? | Auteur(s) F. Ibili | Bron WPNR 2019/7256 |
Titel Een verbeterde opzeggingsregeling voor erfpacht | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron WPNR 2019/7227 |
Titel Fiscaalrechtelijke gevolgen van dwaling | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken, A.W. Hofman | Bron WPNR 2019/7251 |
Titel Dwaling in het belastingrecht | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2019/7251 |
Titel Verkoop van de eigen woning: art. 10 SW 1956, de waarde en de eigenwoningschenking | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2019/7259 |
Titel Uitleg van uiterste wilsbeschikkingen | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2019/7234 |
Titel Over afstand van recht in de Successiewet 1956 | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2019/7257 |
Titel De aanvullingswet grondeigendom, landinrichting en het notariaat | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron WPNR 2019/7263 |
Titel Het eigenwoningverleden: een (on)oplosbaar probleem? | Auteur(s) L. Stokkel | Bron WPNR 2019/7254 |
Titel Een verbeterde regeling van mandeligheid | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2019/7227 |
Titel Wettelijk pandrecht bij certificering zonder vergaderrecht: ongewenst, niet onmogelijk! | Auteur(s) L.W. Kelterman | Bron WPNR 2019/7261 |
Titel Winstbewijzen, een civielrechtelijk overzicht, Deel 2. Statutaire basis en uitgifte | Auteur(s) L.W. Kelterman, F.A. Baggerman | Bron WPNR 2019/7257 |
Titel Een financieel steuntje in de rug | Auteur(s) M. Tydeman-Yousef, C.A.W. Zandvoort-Gerritsen | Bron WPNR 2019/7233 |
Titel Kent het Nederlands burgerlijk recht aandeelloze en/of gezamendehandse eigendom | Auteur(s) M.J.A. van Mourik | Bron WPNR 2019/7237 |
Titel Informatieverschaffing bij turboliquidatie: meer transparantie graag | Auteur(s) M.Y. Nethe | Bron WPNR 2019/7252 |
Titel De verhouding tussen het privaatrecht en het fiscaalrecht in de Successiewet | Auteur(s) N.C.G. Gubbels | Bron WPNR 2019/7253 |
Titel De tweetrapsmaking moet in het centraal testamentenregister ingeschreven kunnen worden | Auteur(s) P. Blokland | Bron WPNR 2019/7255 |
Titel Erfrechtelijke moeilijkheden op het gebied van het internationaal privaatrecht | Auteur(s) P. Vlas | Bron WPNR 2019/7222 |
Titel Countdown. Een cursus aftellen voor juristen | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron WPNR 2019/7239 |
Titel Instrumenteel gebruik van het recht van erfpacht in het kader van circulair bouwen | Auteur(s) P.J. van der Plank, D. de Jong | Bron WPNR 2019/7224 |
Titel Welke rechter is bevoegd kennis te nemen van het verzoek tot machtiging om een internationale nalatenschap te verwerpen namens een minderjarige erfgenaam? | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron WPNR 2019/7253 |
Titel De notaris mag geen nietig beding in een akte opnemen!/? | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2019/7263 |
Titel Rechtsdwaling in de notariële praktijk | Auteur(s) T.J. Bos | Bron WPNR 2019/7251 |
Titel Het beëindigen van fideicommissaire rechtsverhoudingen, civiel en fiscaal (II, slot) | Auteur(s) W. Burgerhart, R.E. Brinkman | Bron WPNR 2019/7239 |
Titel Het beëindigen van fideicommissaire rechtsverhoudingen, civiel en fiscaal (I) | Auteur(s) W. Burgerhart, R.E. Brinkman | Bron WPNR 2019/7238 |
Titel Het beëindigen van fideicommissaire rechtsverhoudingen, civiel en fiscaal (II, slot) | Auteur(s) W. Burgerhart, R.E. Brinkman | Bron WPNR 2019/7239 |
Titel Actief en passief wanpresteren van de faillissementscurator. Credit Suisse in het licht van Blaauboer/Berlips | Auteur(s) W.H. van Boom | Bron WPNR 2019/7232 |
Titel Vruchtgebruik op verhuurde zaken: grof geschut voor de financieringspraktijk of een brug te ver? | Auteur(s) W.H.B.K. Nieuwesteeg | Bron WPNR 2019/7258 |
Titel Voorkeursrecht van koop, het luistert nauw | Auteur(s) A. van Huffelen | Bron Vastgoedrecht 2019-1 |
Titel Verduurzaming in de notariële praktijk: het standaardmodel opstalakte zonnepaneleninstallatie | Auteur(s) A.H.G. Wilod Versprille, M. Wever | Bron Preadvies KNB 'Duurzaam wonen' 2019, p. 153 |
Titel Voortzettingsvereiste BOR: De ondernemer in een dwangbuis? | Auteur(s) A.M.A. de Beer | Bron MBB 2019/5.25 |
Titel Asser/Houben 7-X 2019/51-75 | ||
Titel Asser/Perrick 3-V 2019/29a | ||
Titel Asser/Van Olffen & Rensen 2-IIa 2019/325, 272a | ||
Titel Asser/Van Olffen & Rensen 2-IIa 2019/379-409 (paragraaf 5) | ||
Titel Asser/Van Solinge & Nieuwe Weme 2-IIb 2019/12 | ||
Titel Civielrechtelijk bestuursverbod: procedure, gronden en gevolgen | Auteur(s) B. Wessels | Bron TvOB 2019/5 |
Titel B. Wessels, Gevolgen van faillietverklaring (2) (Wessels Insolventierecht nr. III), Deventer: Wolters Kluwer 2019/3437-3438. | ||
Titel B. Wessels, Gevolgen van faillietverklaring (2), Deventer: Wolters Kluwer 2019, par. 3484-3489 | ||
Titel B. Wessels, Insolventierecht: Gevolgen van faillietverklaring (1), Deventer: Wolters Kluwer 2019, nr. 2111-2116 | ||
Titel Over niet-betaling in de btw | Auteur(s) B.G.A. Heijnen | Bron TFO 2019/162.2 |
Titel Het civielrechtelijk bestuursverbod: een korte beschouwing | Auteur(s) C.E.J.M. Hanegraaf | Bron Bb 2019/8 |
Titel Volstorting van aandelen bij fusie en splitsing | Auteur(s) C.R. Nagtegaal | Bron Ondernemingsrecht 2019/17 |
Titel Verifieerbare vorderingen, de stand van zaken na Credit Suisse/Jongepier q.q. | Auteur(s) D.D. Nijkamp, M.C.J. Jonckers | Bron MvV 2019/3 |
Titel Handboek Registergoederenrecht, 4.3 Het recht van vruchtgebruik; Titel 8 boek 3 BW | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron 2018-2019 |
Titel Over fixatie en verificatie van vorderingen | Auteur(s) G.A.J. Boekraad | Bron TvI 2019/4 |
Titel De vaststellingsovereenkomst in faillissement | Auteur(s) G.G. Boeve | Bron TvI 2019/24 |
Titel De systeemfout in de Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap | Auteur(s) H.J.M. Scholman | Bron TaxLive 12 maart 2019 |
Titel Lossing door de curator | Auteur(s) J.L. van den Heuvel, L.J. van Eeghen | Bron TvI 2019/25 |
Titel Insolventie en huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) M.J.W. Schollen | Bron REP 2019/193 |
Titel Insolventie en huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) M.J.W. Schollen | Bron Tijdschrift Relatierecht en Praktijk 2019/193 |
Titel Faillissement en beslag bij vastgoedtransacties | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron Ars Notariatus 170 (2019) |
Titel Laatkomers | Auteur(s) M.M.W.D. Merkx | Bron MBB 2019, nr 11.39 |
Titel Afwijkende wijzen van executie bij pand en hypotheek | Auteur(s) N.E.D. Faber, N.S.G.J. Vermunt | Bron Deventer: Wolters Kluwer 2019 |
Titel Het gebruik van vruchtgebruik in financieringsconstructies | Auteur(s) R. van Dijken | Bron MvV 2019/12.2 |
Titel De pauliana; hard to describe, easy to recognize? | Auteur(s) R.M. Wibier | Bron FIP 2019/45 |
Titel De kwalificatie van bitcoins | Auteur(s) T. de Graaf | Bron NJB 2019/2 |
Titel Meerpartijenovereenkomst en samenhangende overeenkomsten | Auteur(s) T.F.E. Tjong Tjin Tai | Bron Wolters Kluwer 2019 |
Titel Hoe houdbaar is de handtekening in een pdf-document? | Auteur(s) T.H.M. van Wechem, J.H.M. Spanjaard | Bron Contracteren 2019, nr 4 |
Titel Stedelijke kavelruil niet in het publieke belang | Auteur(s) W. Korthals Altes | Bron Vastgoedrecht 2019-2 |
Titel IPR-huwelijksbetrekkingen en de nieuwe Europese verordeningen voor het IPR-huwelijksvermogensrecht en het IPR-partnerschapsvermogensrecht | Auteur(s) B.E. Reinhartz | Bron WPNR 2018/7216 |
Titel Enkele aspecten van veilen op grond van een niet-onherroepelijk vonnis | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FTV 2018/38 |
Titel Een vlotte(re) boedelafwikkeling via de weg van artikel 4:191 lid 2 BW | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron JBN 2018/48 |
Titel Mandatory disclosure en het notariaat | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron FBN 2018/34 |
Titel Het fideicommis en de dertigdagenclausule | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron WPNR 2018/7204 |
Titel Zaaksvervanging in het huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) R.E. Brinkman e.a. | Bron WPNR 2018/7198 |
Titel AVG en WWFT met elkaar in strijd, of toch niet? | Auteur(s) O.L. van Daalen, B. Snijder-Kuipers | Bron TOP 2018/6 |
Titel Vervroegde aflossing van een erfrechtelijke overbedelingsschuld: schenking? | Auteur(s) P.G.H. Albert | Bron WFR 2018/121 |
Titel Tuchtrecht uitgelicht: Beslag | Auteur(s) M. Hillen | Bron Notariaat Magazine 2018/4 |
Titel AVG Compliance in de praktijk | Auteur(s) A. Engelfriet | Bron VFP 2018/41 |
Titel Belgisch erfrecht grondig herzien | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron Tijdschrift Erfrecht 2018/4 |
Titel Partners en kinderen in de Successiewet | Auteur(s) J.A. Bult | Bron VFP 2018/27 |
Titel Notariële overpeinzingen bij de WHOA | Auteur(s) S.C.E.F. Moulen Janssen, G. Renssen | Bron WPNR 2018/7178 |
Titel Erven door mensen met een verstandelijke beperking (een algemene beschouwing) | Auteur(s) H.J.M. Bukkems | Bron De Notarisklerk 2018/43 |
Titel Enige opmerkingen over het levenstestament voor Nederbelgen | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin | Bron De Notarisklerk 2018/85 |
Titel De Huwelijksvermogensverordening: welke staat heeft rechtsmacht bij geschillen inzake het huwelijksvermogensrecht? | Auteur(s) B.F.P. Lhoëst | Bron Estate Planner Digitaal 2018/1 |
Titel Een nieuwe fiscale pauliana? Aansprakelijkheid op en rondom het sterfbed | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron Estate Tip 2018/29 |
Titel Patchworktestamenten, een eerste verkenning (II) | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron Estate Tip 2018/27 |
Titel Patchworktestamenten, een eerste verkenning. Via strafsancties of tweetrap tegen inbreng? | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron Estate Tip 2018/22 |
Titel Veilig via het huwelijksvermogensrecht naar een safe haven? | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron Estate Tip 2018/18 |
Titel De doorkijkarresten van 30 november 2018 | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2018/57 |
Titel Recente rechtspraak inzake de fusie- en splitsingsfaciliteit in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2018/25 |
Titel Een bijzonder kind: het koude schoonkind en art. 25 SW | Auteur(s) A.J. Janssen | Bron FBN 2018/58 |
Titel Overdracht algemeenheid van goederen en btw | Auteur(s) B.G. van Zadelhoff | Bron FBN 2018/41 |
Titel Pensioenrechten verevenen of verrekenen, fiscaal een wereld van verschil! | Auteur(s) B.H. Devilee | Bron FBN 2018/30 |
Titel Teruggaaf overdrachtsbelasting na buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2018/4 |
Titel Teruggaaf overdrachtsbelasting na buitengerechtelijke dwaling | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2018/4 |
Titel De cultuurgrondvrijstelling (verder) in beweging: van boomkwekers tot oesterzwammen | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron FBN 2018/5 |
Titel (Onbe)bouw(de)terreinen | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2018/49 |
Titel Koop-/annnemingsovereenkomsten in de btw en overdrachtsbelasting | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2018/24 |
Titel M.J. Hoogeveen, 'Verzoeken om toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: wie, wat waar en wanneer?', FBN 2018/56 | ||
Titel Handhaving van een Natuurschoonwet-rangschikking | Auteur(s) R.J. Nieuwland | Bron FBN 2018/20 |
Titel Kunst en erfbelasting | Auteur(s) R.J. Nieuwland | Bron FBN 2018/51 |
Titel Uitfasering pensioenen in eigen beheer in de notariële praktijk | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron FBN 2018/50 |
Titel De notaris en de aansprakelijkheid voor de overdrachtsbelasting: veel is inmiddels helder | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FBN 2018/19 |
Titel Wetsvoorstel inzagerecht medisch dossier van overleden patiënt | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron FTV 2018/9 |
Titel Frustratie (over de) bezits- en voortzettingstermijn | Auteur(s) L. Roos | Bron FTV 2018/44 |
Titel Dwaling en schenking | Auteur(s) N.C.G. Gubbels | Bron FTV 2018/10 |
Titel De toepassing van een noviteit (art. 1:96 lid 3 BW) in het huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FTV 2018/12 |
Titel Het fidei-comis en de dwingende bepalingen van titel 3.8 BW | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron FTV 2018/212 |
Titel Bedrijfsopvolgingsregeling voor onroerendezaakrechtspersonen in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron FTV 2018/48 |
Titel Wil de echte UBO opstaan... | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers, J. van der Weele | Bron JBN 2018/24 |
Titel Hoe werkt art. 10:45/46 BW voor in 2018 ontstane beperkte gemeenschappen? | Auteur(s) B.E. Reinhartz | Bron JBN 2018/51 |
Titel Aandelen aan toonder verder teruggedrongen | Auteur(s) D.F.M.M. Zaman | Bron JBN 2018/9 |
Titel De uitsluitingsclausule en gemeenschapsvermogen: voorkomen is beter dan genezen! | Auteur(s) H.J. de Jonge | Bron JBN 2018/25 |
Titel Geregistreerd partnerschap en het nieuwe huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) L.M. de Hoog, W.G. Huijgen | Bron JBN 2018/11 |
Titel De in- en uitsluitingsclausule in het nieuwe huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) P. Blokland | Bron KWEP 2018/2 |
Titel Cultuurgoederen en estate planning | Auteur(s) R.J. Nieuwland | Bron KWEP 2018/27 |
Titel De positie van de partner bij de uitfasering van pensioen in eigen beheer | Auteur(s) C.A.H. Luijken | Bron NTFR-B 2018/30 |
Titel dissertatie: Beginsel en begrip van verdeling | Auteur(s) T.H. Sikkema | |
Titel Redelijkheid en billijkheid in het personen- en familierecht, meer in het bijzonder in het huwelijks- en echtscheidingsvermogensrecht' (Proefschrift) | Auteur(s) E. Van Wijk-Verhagen | Bron Den Haag 2018 |
Titel Een nietig huwelijk, maar (nog) geen nietig testament | Auteur(s) J.H.M. ter Haar | Bron Tijdschrift Erfrecht 2018/1 |
Titel Het fideicommis en fictieve erfbelastingrechtelijke verkrijgingen | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron Tijdschrift Erfrecht 2018/1 |
Titel De Oberle-zaak: een belangwekkende uitspraak van het Europese Hof van Justitie | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron Tijdschrift Erfrecht 2018/5 |
Titel De splitsingsfaciliteit ingeperkt? | Auteur(s) A.J. Versluis | Bron VEP 2018/49 |
Titel Ontwikkelingen rondom de eigen bijdrage voor zorg | Auteur(s) M.N. Bende | Bron VEP 2018/52 |
Titel Samenovereenkomst: wat is daarvan het belang en wat kan daarin worden geregeld? | Auteur(s) W. Schuurmans | Bron VEP 2018/52 |
Titel Vermogensetikettering van vastgoed in bedrijfsopvolgingssituaties | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WFR 2018/53 |
Titel Juridsche zusterfusie en aanmerkelijk belang: aanpassing nodig! | Auteur(s) G.C. van der Burgt | Bron WFR 2018/20 |
Titel Access to Personal Data in Public Data Registers, drie stellingen | Auteur(s) A. Berlee | Bron WPNR 2018/7217 |
Titel Statutaire inrichting van zorginstellingen en het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders | Auteur(s) A.G.H. Klaassen | Bron WPNR 2018/7192 |
Titel Digitale overdracht van woningen | Auteur(s) C.G. Breedveld-de Voogd | Bron WPNR 2018/7179 |
Titel Testamentaire vertegenwoordiging steeds een stapje dichterbij | Auteur(s) E.M.A. van Amersfoort | Bron WPNR 2018/7178 |
Titel Erfrechtelijke ingrepen met het oog op het informele samenleven en het samengestelde gezin | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2018/7220 |
Titel Rechtsvraag: De (tweetraps)executeur nieuw leven ingeblazen? Doe maar een conflictbewind | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2018/7206 |
Titel Juridische fusie en overdrachtsbelasting: het kan eenvoudiger én beter! | Auteur(s) G.C. van der Burgt | Bron WPNR 2018/7207 |
Titel Preadviezen KNB 2018 Onderdelen II en I', Bespreking van het Preadvies van mr. A. Steneker | Auteur(s) H.W. Heyman | Bron WPNR 2018/7200 |
Titel De notaris in het verdachtenbankje | Auteur(s) I. Leenders, A.C.M. Klaasse | Bron WPNR 2018/7219 |
Titel De werking van art. 12 SW 1956 en de verrekening van schenkbelasting | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2018/7195 |
Titel Digitaal Stelsel Omgevingswet | Auteur(s) J. Struiksma | Bron WPNR 2018/7179 |
Titel Het jachtrecht - een evaluatie van het jachtrecht in vermogensrechtelijk perspectief | Auteur(s) J. van Mourik | Bron WPNR 2018/7177 |
Titel Over de vormgeving van huwelijksvermogensrechtelijke finale alsof verrekenbedingen | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2018/7208 |
Titel De recente wijzigingen van de NVM-koopakte (Modelkoopakte) | Auteur(s) J.J. Dammingh | Bron WPNR 2018/7219 |
Titel Normatieve uitleg' algemeen aanvaard, maar ook in ruime zin, inclusief derogerende werking en aanvulling van leemte? (I) | Auteur(s) J.M. van Dunné | Bron WPNR 2018/7184 |
Titel Normatieve uitleg' algemeen aanvaard, maar ook in ruime zin, inclusief derogerende werking en aanvulling van leemte? (II, slot) | Auteur(s) J.M. van Dunné | Bron WPNR 2018/7185 |
Titel De aandeelhouder of bestuurder krachtens levenstestament - new kid on the block of verdoolde? | Auteur(s) K.A.M. van Vught | Bron WPNR 2018/7210 |
Titel Winstbewijzen, een civielrechtelijk overzicht, Wat is een winstbewijs? | Auteur(s) L.W. Kelterman, F.A. Baggerman | Bron WPNR 2018/7204 |
Titel Afgifte van een nationale erfrechtverklaring en de EU-Erfrechtverordening | Auteur(s) M. Zilinsky | Bron WPNR 2018/7208 |
Titel Levenstestament en toestemming ex art. 1:88 BW | Auteur(s) M.I.W.E. Hillen-Muns | Bron WPNR 2018/7215 |
Titel Eigen woning en overlijden | Auteur(s) M.J.J.R. van Mourik | Bron WPNR 2018/7190 |
Titel De mantelzorgwoning vraagt om een stabiel fundament op juridisch, fiscaal en financieel terrein | Auteur(s) M.N. Bende, A.C.M. de Vries | Bron WPNR 2018/7201 |
Titel Mogelijke fiscale gevolgen van het verhaalsrecht ex art. 1:96, lid 3, BW | Auteur(s) N.C.G. Gubbels | Bron WPNR 2018/7194 |
Titel Hoe raakt een principaal gebonden aan een arbitrageovereenkomst? | Auteur(s) O. Oost | Bron WPNR 2018/7197 |
Titel Schuldvervanging in het huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron WPNR 2018/7209 |
Titel Zaaksvervanging in het huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) R.E. Brinkman, W. Burgerhart, G.A. Tuinstra, L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2018/7198 |
Titel De zware waarneming en de overname van probleemprotocollen | Auteur(s) T.A. de Boer, R.J. Holtman | Bron WPNR 2018/7196 |
Titel De ministerieplicht van de notaris is niet onbegrensd | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2018/7181 |
Titel Themanummer Nieuw IPR-relatie-vermogensrecht | Bron WPNR 2018/7216 | |
Titel Beslag of faillissement aan de zijde van de koper bij vastgoedtransacties | Auteur(s) V. Tweehuysen | Bron WPNR 2018/7180 |
Titel Afstamming en gezag in de 21ste eeuw | Auteur(s) P. Vlaardingerbroek | Bron WPNR 2018/7220 |
Titel Naar een scherper cliëntenonderzoek door aanpassing Wwft aan vierde anti-witwasrichtlijn (I)' | Auteur(s) W. Bosse | Bron WPNR 2018/7184 |
Titel Naar een scherper cliëntenonderzoek door aanpassing Wwft aan vierde anti-witwasrichtlijn (II, slot) | Auteur(s) W. Bosse | Bron WPNR 2018/7185 |
Titel Ontwikkelingen in de Vormerkung | Auteur(s) W.A. Ekkelkamp | Bron WPNR 2018/7179 |
Titel W.G. Huijgen, 'Art. 7:15 BW en de nieuwe Omgevingswet', WPNR 2018(7179) | ||
Titel Art. 7:15 BW en de nieuwe Omgevingswet | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron WPNR 2018/7179 |
Titel Asser/Van Schaick 7-VIII 2018 (Bijzondere overeenkomsten) | ||
Titel Het huwelijksvermogensrecht en artikel 61 Fw aangepast en beperkt | Auteur(s) B. Breederveld | Bron TvI 2018/11 |
Titel B. Wessels, 'Insolventierecht: Faillietverklaring (Wessels Insolventierecht nr. I)', Deventer: Wolters Kluwer 2018/1302 | ||
Titel BTW toch niet weg ermee? – Artikel 42d Iw 1990 en het regresrecht van de pandhouder | Auteur(s) C.J.D. Warren | Bron FIP 2018/182 |
Titel De levering van een bouwterrein: btw of overdrachtsbelasting? | Auteur(s) H.J. de Boer | Bron Tijdschrift voor Agrarisch Recht 2018/12 |
Titel Beslag op economisch eigendom', in: S.J.W. van der Putten & M.R. van Zanten (red.), Compendium Beslag- en executierecht | Auteur(s) J. van Schendel, N. Jans, M.C.S. Solms | Bron Den Haag: Sdu Uitgevers 2018 |
Titel De prioriteitsregel in het vermogensrecht | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron 2018 |
Titel De ins en outs van de waarneming | Auteur(s) M. Hillen | Bron Notariaat magazine 2018/1 |
Titel De notaris en persoonsgegevens | Auteur(s) M. Hillen-Muns | Bron Notariaat magazine 2018/6 |
Titel Serie Bouw- en Aanbestedingsrecht | Auteur(s) M.A.B. Chao-Duivis, M.A. van Wijngaarden | Bron Paris 2018 |
Titel Tuchtrecht uitgelicht: beslagrecht | Auteur(s) M.I.W.E. Hillen-Muns | Bron Notariaat Magazine mei 2018 |
Titel Erfrecht | Auteur(s) M.J.A. van Mourik, F.W.J.M. Schols | Bron Mon. Privaatrecht 2018 |
Titel Compendium Levenstestament (hoofdstuk 10 'Zorgwetgeving en het levenstestament') | Auteur(s) M.N. Bende | Bron Sdu Uitgevers 2018 |
Titel Conversie en aandelen | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron Serie Van der Heijden Instituut nr 149, Deventer: Wolters Kluwer 2018 |
Titel Compendium Levenstestament (hoofdstuk 5 'Levensexecuteur/volmacht) | Auteur(s) R.E. Brinkman, J.M. van Anken | Bron Sdu Uitgevers 2018 |
Titel Het nieuwe huwelijksvermogensrecht en de schuldsanering | Auteur(s) R.E. Brinkman | Bron Wsnp Periodiek 2018/1 |
Titel Compendium Levenstestament (hoofdstuk 4: Het levenstestament in de praktijk) | Auteur(s) S. Mos-van Gool | Bron Sdu Uitgevers 2018 |
Titel Compendium Levenstestament (hoofdstuk 9: 'Wilsonbekwaamheid en de bank') | Auteur(s) T. Denekamp | Bron Sdu Uitgevers 2018 |
Titel De eigendom voorbij: Goederenrechtelijk puzzelen met bitcoins | Auteur(s) V. Tweehuysen | Bron Ars Aequi 2018/7 |
Titel Verslag van Congres over vereffening, gehouden op 21 november 2018: 'Meer duidelijkheid gewenst' | Bron Notariaat magazine 2018/10 | |
Titel Heffing van overdrachtsbelasting bij een verdeling | Auteur(s) W.J.M. Overtoom | Bron LTB 2018/241 |
Titel Het begrip 'gift' in de Successiewet | Auteur(s) N.C.G. Gubbels | Bron WPNR 2017/7165 |
Titel Is er nog toekomst voor de pre-pack na FNV/Smallsteps? | Auteur(s) E. Oppedijk-Van Veen | Bron FTV 2017/55 |
Titel Tiny houses. Does size matter? | Auteur(s) V. Tweehuysen | Bron WPNR 2017/7157 |
Titel Pensioen in eigen beheer: erfrechtelijke aspecten | Auteur(s) T. Denekamp, M.C.B. Bril | Bron VFP 2017/60 |
Titel Naschrift op 'Kan een drijvende woning in appartementen worden gesplitst? | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2017/7155 |
Titel Reactie op 'Kan een drijvende woning in appartementen worden gesplitst? | Auteur(s) S.C.J.J. Kortmann , V. Tweehuysen | Bron WPNR 2017/7155 |
Titel NSW-faciliteit erfbelasting, testamentvormen en het finaal verrekenbeding bij overlijden | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin | Bron Tijdschrift Erfrecht 2017/6 |
Titel Art. 1:88 BW en het levenstestament: van planningstool tot lege huls? | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin | Bron VEP 2017/44 |
Titel Fiscale knelpunten rondom een NSW-B.V. | Auteur(s) N. Schoenmaker | Bron VEP 2017/46 |
Titel Pensioen in eigen beheer en een ex-partner | Auteur(s) D. Dutilh | Bron VFP 2017/50 |
Titel Aflossing van een niet-opeisbare geldvordering: welke waarde? | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2017/23 |
Titel Welke gemeenschap van goederen bedoelt u eigenlijk? Over boedelmenging in het nieuwe huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) G.A. Tuinstra | Bron Advotip 2017/15 |
Titel Samenwoners: verblijvingsbeding of testament? | Auteur(s) L. Stokkel | Bron Estate Planner Digitaal 2017/5 |
Titel De postmortale stichting; blijft onbekend ook onbemind? | Bron Estate Tip 2017/40 | |
Titel Internationaal erfrecht: past de testamentaire regeling in het buitenlandse systeem? | Bron Estate Tip 2017/11 | |
Titel IB-latentie naar evenredigheid toerekenen bij bedrijfsopvolgingsregeling | Auteur(s) A.C.M. de Vries | Bron FBN 2017/23 |
Titel De eigenwoningreserve en partners: Bezint eer ge begint! | Auteur(s) B.H. Devilee | Bron FBN 2017/46 |
Titel Nogmaals: van jubelen tot jammeren | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron FBN 2017/50 |
Titel Fiscale eenheid in de Vpb (deel I): afweging en voorwaarden | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron FBN 2017/30 |
Titel Fiscale eenheid in de Vpb (deel II): gevolgen voor het verbreken van de fiscale eenheid | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron FBN 2017/34 |
Titel Wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer nu met Novelle | Auteur(s) I. Leene-Hoedemaeker, J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2017/4 |
Titel De Wet WOZ: kapstok bij waardering van woningen | Auteur(s) J. Batterink | Bron FBN 2017/45 |
Titel Artikel 10 WBR: ook heffing van overdrachtsbelasting over vastgoed in (klein) dochtervennootschappen? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2017/13 |
Titel De woning in het buitengebied | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron FBN 2017/44 |
Titel Vanaf 2017 weer een ton vrijgesteld schenken voor de eigen woning | Auteur(s) L.E. Welkers | Bron FBN 2015/62 |
Titel Turboverdeling huwelijksgemeenschap en erfbelasting | Auteur(s) M. de L. Monteiro | Bron FBN 2017/40 |
Titel Nieuw btw- en overdrachtsbelastingbeleid van de staatssecretaris van Financiën (deel I) | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2017/24 |
Titel Nieuw btw- en overdrachtsbelastingbeleid van de staatssecretaris van Financiën (deel II) | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2017/28 |
Titel Huurkoop van onroerende zaken - Overdrachtsbelasting - Omzetbelasting | Auteur(s) P. Berkhuizen, J.C. van Straaten | Bron FBN 2017/49 |
Titel Over artikel 37 Wet OB 1968 en de notariele akte van levering die geen btw-factuur is | Auteur(s) P. Berkhuizen, J.C. Van Straaten | Bron FBN 2017/22 |
Titel Het UBO-register: een volgende stap richting transparante juridische structuren | Auteur(s) P. Visser, R.L.P. van der Velden | Bron FBN 2017/20 |
Titel Formele ANBI-vereisten: alert notariaat of inzet computer? | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2017/35 |
Titel De arme pensioenpartner | Auteur(s) W.R. Kooiman | Bron FBN 2017/5 |
Titel UBO-register: opsporing versus privacy | Auteur(s) A.J.C. Perdaems, A.C.M. Klaasse | Bron FTV 2017/32 |
Titel Wijziging wettelijk kader pensioen in eigen beheer, de eindstand! | Auteur(s) C.A.H. Luijken | Bron FTV 2017/19 |
Titel Wijziging wettelijk kader pensioen in eigen beheer, de schenkbelastingaspecten! | Auteur(s) C.A.H. Luijken | Bron FTV 2017/37 |
Titel Een belangrijke nieuwe samenwerking tussen artsen en notarissen over medische wilsverklaringen | Auteur(s) C.G.C. Engelbertink | Bron FTV 2017/52 |
Titel Internationale aandachtspunten uitfasering pensioen in eigen beheer | Auteur(s) C.L.J.R. Douven | Bron FTV 2017/9 |
Titel Het einde van de inkeerregeling (en naschrift) | Auteur(s) D.G. Barmentlo | Bron FTV 2017/51 en FTV 2017/57 (naschrift) |
Titel Waarderingsperikelen in het Uitvoeringsbesluit Successiewet | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2017/45 |
Titel Ab-heffing en vaststelling erfdeel, civiel en fiscaal | Auteur(s) H.J.T. Vos | Bron FTV 2017/10 |
Titel Bedrijfsopvolgingsregeling: enkele praktijkontwikkelingen' (over HR 22 april 2016 en Praktijkhandreiking vastgoed) | Auteur(s) J. Ganzeveld, M.J.A.M van Gijlswijk | Bron FTV 2017/31 |
Titel Rechtskarakter huwelijksgemeenschap (civiel en fiscaal) | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FTV 2017/46 |
Titel Rechtskarakter huwelijksgemeenschap (civiel en fiscaal) | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FTV 2017/46 |
Titel Aanpassingen van het APV-regime in het Belastingplan 2017 - de nieuwe toerekeningsstop geanalyseerd | Auteur(s) J.P. Boer | Bron FTV 2017/7 |
Titel UBO-registratie en vermogensstructurering | Auteur(s) J.W. Schenk, A.B.D. Kootstra | Bron FTV 2017/33 |
Titel De (gehuwde, lenende) erflater als begunstigde, verzekerde en/of verzekeringnemer van een levensverzekering | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron FTV 2017/50 |
Titel Onzakelijke, ongebruikelijke en ongelijke leningen onder de terbeschikkingstellingsregeling | Auteur(s) J.W.J. de Kort | Bron FTV 2017/38 |
Titel De (on)mogelijkheden van de VBI na Prinsjesdag 2016 | Auteur(s) N. de Poel-te Groen | Bron FTV 2017/8 |
Titel Het Successiebesluit van 18 oktober 2016: over een slingerpad naar boven, maar de top is nog niet bereikt! | Auteur(s) P. Blokland | Bron FTV 2017/25 |
Titel Code Sociale Ondernemingen: het herkenningsteken | Auteur(s) P.A. Anthoni | Bron FTV 2017/24 |
Titel Turboliquidatie van rechtspersonen | Auteur(s) P.J. van der Korst, A.A. Posthumus Meyjes | Bron FTV 2017/31 |
Titel Casus IPR en erfrecht - uitleg testamenten | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron FTV 2017/29 |
Titel Wetgeving in een weerbarstige maatschappij | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron FTV 2017/4 |
Titel Zin en onzin van afkoop van alimentatie | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FTV 2017/9 |
Titel Het nut van de meerwaardeclausule | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron FTV 2017/39 |
Titel De defiscalisering van de turboverdeling in de inkomstenbelasting | Auteur(s) V.A.C. van den Broek | Bron FTV 2017/43 |
Titel Liquidatie van rechtspersonen: Is de rechtspersoon opgehouden te bestaan of toch niet? | Auteur(s) H. Koster | Bron JBN 2017/44 |
Titel Wettelijke vertegenwoordiging | Auteur(s) I.M.H. van der Zon | Bron JBN 2017/24 |
Titel Eindigt het recht van beklemming als de beklemhuur niet wordt betaald? Wat volgt uit het gewoonterecht? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2017/9 |
Titel Verrassende vragen over het levenstestament: de grenzen van herroeping van de volmacht | Auteur(s) J.M. van Anken, R.E. Brinkman | Bron JBN 2017/13 |
Titel Pensioen in eigen beheer: uitgefaseerd maar nog niet volledig gepasseerd (deel 1) | Auteur(s) J.M.J. Holtermans | Bron JBN 2017/1 |
Titel Pensioen in eigen beheer: uitgefaseerd maar nog niet volledig gepasseerd (deel 2) | Auteur(s) J.M.J. Holtermans | Bron JBN 2017/5 |
Titel Pensioen in eigen beheer: uitgefaseerd maar nog niet volledig gepasseerd (deel 3) | Auteur(s) J.M.J. Holtermans | Bron JBN 2017/10 |
Titel Particuliere vakantieverhuur in Amsterdam vanuit publiek- en privaatrechtelijk perspectief | Auteur(s) P.J.F.M. Le Cat | Bron JBN 2017/31 |
Titel Hoe vindt de Nederlandse notaris een buitenlands testament? | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron JBN 2017/43 |
Titel De nieuwe wet inzake de beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen (wetsvoorstel 33 987) | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron JBN 2017/45 |
Titel Vrijstelling voor schenkingen bestemd voor de eigen woning per 2017 weer € 100.000 | Auteur(s) L.E. Welkers | Bron KWEP 2016/3 |
Titel Waardestijging en art. 13a SW 1956 | Auteur(s) W.R. Kooiman | Bron KWEP 2017/27 |
Titel Het nieuwe trustarrest, Hoge Raad 10 april 2015, nr 13/04999 | Auteur(s) W.R. Kooiman | Bron NTFR Beschouwingen, 2017-43 |
Titel Dissertatie: Bestuurdersaansprakelijkheid in theorie | Auteur(s) W.A. Westenbroek | |
Titel CAP vliegt uit de bocht met oudedagsverplichting | Auteur(s) H. Hoeve, W. Burgerhart | Bron VEP 2017/48 |
Titel Huuranaloge erfpacht- en opstalrechten en andere perikelen: als de rook om je hoofd is verdwenen! | Auteur(s) H.K. Nijkamp | Bron VGFC 2017/4 |
Titel Certificeren: geen kunst? | Auteur(s) P.W. Hofman | Bron VFP 2017/5 |
Titel Echtscheiding Deel 1 t/m 3: Lijfrenten, pensioen en partneralimentatie | Auteur(s) S.G.M.J. Rebbens | Bron Vp-Bulletin 2017/19, 2017/26 en 2017/31 |
Titel De heffingsmaatstaf in de overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in onroerendezaakrechtspersonen | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WFR 2017/102 |
Titel Het pensioen in eigen beheer voorbij | Auteur(s) G.M.C.M. Staats | Bron WFR 2017/140 |
Titel ANBI's en commerciële activiteiten: the neverending story | Auteur(s) M.M.F.J. van Bakel, S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst | Bron WFR 2017/71 |
Titel Indirect aanmerkelijk belang en BOR | Auteur(s) P.G.H. Albert | Bron WFR 2017/121 |
Titel Hypotheek voor alle (lees:alle) vorderingen | Auteur(s) A. Steneker | Bron WPNR 2017/7138 |
Titel Privaatrechtelijke notities bij de nieuwe Omgevingswet en de daarin op te nemen ontwerp-Aanvullingswet grondeigendom | Auteur(s) A.A. van Velten | Bron WPNR 2017/7150 |
Titel Het voorwaardelijk eigendomsrecht | Auteur(s) A.A.J. Smelt | Bron WPNR 2017/7149 |
Titel Wijzigingen VBI en APV ‘De teugels voor beleggen aangetrokken | Auteur(s) A.M.A. de Beer | Bron WPNR 2017/7143 |
Titel Het ene hek is het andere niet | Auteur(s) B. Hoops | Bron WPNR 2017/7176 |
Titel Te goeder trouw, te kwader trouw of geen van beide? | Auteur(s) B. Hoops | Bron WPNR 2017/7174 |
Titel Het UBO-register | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers | Bron WPNR 2017/7169 |
Titel De notaris en zijn eigen akte: wordt vervolgd? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2017/7154 |
Titel Rechtsvraag: Hoe zit het met de ondertekening van een akte door een blinde of slechtziende? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2017/7145 |
Titel Peb - Talk: Schenkingsperikelen rondom uitfasering pensioen in eigen beheer | Auteur(s) C.A.W. Zandvoort-Gerritsen, J.H.J. Jansen | Bron WPNR 2017/7148 |
Titel Rechtsvraag: Levenstestament en ongedaanmaking wettelijke verdeling en wijzigen huwelijkse voorwaarden | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2017/7156 |
Titel Enkele gedachten over de ontbinding van rechtspersonen | Auteur(s) H. Koster | Bron WPNR 2017/7162 |
Titel Commotie rond de Amsterdamse erfpacht | Auteur(s) H.D. Ploeger, H. Bounjouh | Bron WPNR 2017/7152 |
Titel Fictieve schenking van rente | Auteur(s) H.F. van der Weerd-van Joolingen | Bron WPNR 2017/7165 |
Titel De ouder-kindvrijstelling in de schenkbelasting | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2017/7165 |
Titel Rechtsvragenrubriek: Is een legaat van een maandelijkse uitkering belast met loonbelasting? | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2017/7164 |
Titel Ontwikkelingen in het familierecht: alimentatie en meerouderschap | Auteur(s) J. Kok, S.F.M. Wortmann | Bron WPNR 2017/7138 |
Titel Over voorwaardelijk werkende goederenrechtelijke huwelijksvermogensregimes en in- of uitsluitingsclausules | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2017/7154 |
Titel De minderjarige en vernietiging van effectenleaseovereenkomsten | Auteur(s) J.H.M. ter Haar | Bron WPNR 2017/7164 |
Titel Toepassing van de faillissementspauliana en de actio Pauliana op de vereffening van de nalatenschap | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron WPNR 2017/7136 |
Titel Kan een drijvende woning in appartementen worden gesplitst? (rechtsvragenrubriek) | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2017/7150 |
Titel Vruchtgebruik op onverdeelde helft woning ten behoeve van de andere mede-eigenaar (rechtsvragenrubriek) | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2017/7154 |
Titel Wetsvoorstel beperking gemeenschap van goederen aangenomen! | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2017/7146 |
Titel De beperking van de terugwerkende kracht van de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap ten behoeve van de verdrongen erfgenamen | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron WPNR 2017/7150 |
Titel Het kerkgenootschap en omzetting | Auteur(s) L.M.H.A.A. Hennekens | Bron WPNR 2017/7164 |
Titel Lease en huurkoop onder de nieuwe titel 7.2b (goederenkrediet) van het Burgerlijk Wetboek | Auteur(s) M. van der Weide | Bron WPNR 2017/7158 |
Titel Fictiebesluit schenk- en erfbelasting: Something old, something new, something missing, still something to do? | Auteur(s) M.M.J. Schuurman-van Nifterik | Bron WPNR 2017/7161 |
Titel De verhuurderheffing, een overzicht | Auteur(s) O. Bajovic, R.P. van den Dool | Bron WPNR 2017/7142 |
Titel Proefschrift; twee stellingen Natrekking door onroerende zaken | Auteur(s) P.J. van der Plank | Bron WPNR 2017/7142 |
Titel De Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars | Auteur(s) R.F.H. Mertens | Bron WPNR 2017/7167 |
Titel Fondsen voor gemene rekening fiscaal geduid (I) | Auteur(s) S.A. Stevens | Bron WPNR 2017/7139 |
Titel Fondsen voor gemene rekening fiscaal geduid (II) | Auteur(s) S.A. Stevens | Bron WPNR 2017/7140 |
Titel Derdenwerking in het ipr huwelijksvermogensrecht nu en straks | Auteur(s) S.H. Heijning | Bron WPNR 2017/7153 |
Titel De vergoedbare schade bij de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens | Auteur(s) T.F. Walree | Bron WPNR 2017/7172 |
Titel De eIDAS-verordening en de elektronische handtekening uit het BW | Auteur(s) T.F.E. Tjong Tjin Tai | Bron WPNR 2017/7151 |
Titel Het aangepaste voorstel tot beperking van alimentatie; zullen we er maar van afzien? | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2017/7172 |
Titel Veilen op grond van vonnis uitvoerbaar bij voorraad | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2017/7137 |
Titel Themanummer Tegenstrijdig belang | Bron WPNR 2017/7173 | |
Titel Rechtsvraag 'Is een legaat van een maandelijkse uitkering belast met loonbelasting? | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2017/7164 |
Titel Het centraal aandeelhoudersregister | Auteur(s) W. Bosse | Bron WPNR 2017/7146 |
Titel Kennelijke (bouw)bestemming - het verschil tussen (on)bebouwd en bouwterrein | Auteur(s) W. Tigchelaar, F.Y. Weeber | Bron WPNR 2017/7168 |
Titel Handboek fiscaal insolventierecht (par 10.5) | Auteur(s) A.J. Tekstra | Bron Den Haag: Sdu 2017 |
Titel Compendium Samenwonen | Auteur(s) A.R. Autar, W.M. Schrama e.a. | Bron Sdu 2017 |
Titel Asser/Bartels & Van Velten 5 2017 | ||
Titel Asser/Bartels & Van Velten 5 2017, 293 | ||
Titel Asser/Bartels & Van Velten 5 2017/209 e.v. | ||
Titel Asser/Bartels & Van Velten 5 2017/261 e.v. | ||
Titel Asser/Bartels & Van Velten 5 2017/hoofdstuk 9 | ||
Titel Asser/Bartels & Van Velten 5 2017, 290-291 | ||
Titel Asser/Sieburgh 6-II 2017/334-336 | ||
Titel Artikel 35 lid 3 FW: een impliciete maar noodzakelijke schakelbepaling met een aantal knelpunten | Auteur(s) E. de Kloe | Bron Ars Aequi 2017/0938 |
Titel Is de beslaglegger of de curator een derde? | Auteur(s) J.B. Spath | Bron NTBR 2017/22 |
Titel Levensverzekering in faillissement | Auteur(s) J.F.H.M. Bartels | Bron TvI 2017/17 |
Titel De betekenis van het goederenrecht en het erfrecht voor de lijkbezorging | Auteur(s) J.W.A. Biemans, M.C.W.H. van Valburch | Bron NTBR 2017/12 |
Titel Landinrichting in de Omgevingswet | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld, D.W. Bruil | Bron Tijdschrift voor Bouwrecht 2017/3 |
Titel Winstbewijzen: een beschouwing van een ander soort belang | Auteur(s) L. Kelterman | Bron PE Tijdschrift voor bedrijfsopvolging januari 2017 |
Titel De Belehrungspflicht van de notaris | Auteur(s) M. Hillen-Muns | Bron Notariaat Magazine 2017/9 |
Titel Wordt de Omgevingswet civielrechtelijk een succes? | Auteur(s) M. van Dalen-Distelblom | Bron NJB 2017/13 |
Titel Wetenschap van benadeling in de zin van art. 42 Fw en de voorzienbaarheid van het faillissement van de schuldenaar | Auteur(s) R.J. van der Weijden | Bron MvV 2017/10 |
Titel Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 4. Erfrecht en schenking | Auteur(s) S. Perrick | Bron Deventer: Wolters Kluwer 2017, nr. 179 |
Titel Het fideicommis en de legitieme portie | Auteur(s) W. Burgerhart, R.E. Brinkman | Bron WPNR 2016/7132 |
Titel Paulianeus handelen door de langstlevende | Auteur(s) E.C.E. Schnackers | Bron AdvoTip |
Titel Legalisatie van handtekeningen | Auteur(s) M. Hillen | Bron Notariaat Magazine 2016/8 |
Titel Privaatrecht en strafrecht bij beschikken over vastgoed in weerwil van beslag | Auteur(s) S.E. Bartels , V. Tweehuysen, H.W. Heyman | Bron Nederlands Juristenblad 2016, afl. 33 |
Titel Civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen van gerechtelijke vaststelling van ouderschap | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron VFP 2016/74 |
Titel Art. 4.12a Wet IB 2001; een ogenschijnlijk eenvoudige regeling met de nodige voetangels en klemmen | Auteur(s) W. Verstijnen | Bron FTV 2016/18 |
Titel Stapelen van beperkte rechten: een praktijkgerichte en notariële benadering | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron VGFC 2016/5 |
Titel Zijn wij nou getrouwd of niet? – De erkenning van buitenlandse huwelijken en echtscheidingen in Nederland (deel II) | Auteur(s) I. Curry-Sumner | Bron FTV 2016/34 |
Titel De Europese Huwelijksvermogensrechtverordening; toepasselijk recht en rechtskeuzemogelijkheden | Auteur(s) B.F.P. Lhoëst | Bron Estate Planner Digitaal 2016/14 |
Titel De erfovereenkomst in het internationale erfrecht | Auteur(s) K.J. Bakker | Bron EstateTip 2016/12 |
Titel De BOF-arresten van april 2016 | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2016/24 |
Titel De zakelijkheidstoets van de fusiefaciliteit in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2016/10 |
Titel Vastgoed als 'werkzaamheid' in de inkomstenbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2016/28 |
Titel De DGA sociaal verzekerd? | Auteur(s) A.H.G. Wilod Versprille | Bron FBN 2016/19 |
Titel De overgangsregeling bij de verhoogde schenkvrijstelling; een ander voorstel | Auteur(s) C.M.J.F. van Gorp | Bron FBN 2016/47 |
Titel Wanneer is voor de toepassing van artikel 19 WBR sprake van een ontbindende voorwaarde? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2016/55 |
Titel Het tweeprocentstarief in de overdrachtsbelasting: Woning? Geen woning meer? Nog geen woning? | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2016/65 |
Titel Een tweede leven voor periodieke giften | Auteur(s) J.M. Bom | Bron FBN 2016/59 |
Titel Uitfasering van het pensioen in eigen beheer | Auteur(s) J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2016/67 |
Titel Liquidatiewaarde of overnamewaarde: de Hoge Raad spreekt | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron FBN 2016/25 |
Titel Verkoop woning met kwijtschelding deel van koopprijs is géén schenking van de woning | Auteur(s) L.E. Welkers, J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2016/17 |
Titel Papieren sloopkogels en 'economische eigendom | Auteur(s) M.D.C. Gomes Vale Viga | Bron FBN 2016/56 |
Titel Transformatiepanden: overdrachtsbelasting en/of btw? | Auteur(s) P. Berkhuizen, J.C. van Straaten | Bron FBN 2016/18 |
Titel ANBI anno 2016: (periodieke) giftenaftrek onder vuur | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2016/4 |
Titel ANBI anno 2016: (periodieke) giftenaftrek onder vuur | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2016/4 |
Titel Mag de executeur verkopen, of niet? | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron FTV 2016/7 |
Titel Uitbrengen rechtskeuze blijft nodig! | Auteur(s) C.H. Baas | Bron FTV 2016/53 |
Titel Nog eens de kosten van vereffening | Auteur(s) E.A. de Jong | Bron FTV 2016/19 |
Titel Overgangsrecht bij nieuwe schenkingsvrijstelling eigen woning | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2016/9 |
Titel Zijn wij nou getrouwd of niet? – De erkenning van buitenlandse huwelijken en echtscheidingen in Nederland (deel I) | Auteur(s) I. Curry-Sumner | Bron FTV 2016/12 |
Titel Aansprakelijkheid voor de kosten van de lijkbezorging | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron FTV 2016/26 |
Titel Internationale estate planning en de Verordening Huwelijksvermogensstelsels 2016 | Auteur(s) M.H. ten Wolde | Bron FTV 2016/32 |
Titel Periodieke verrekening bij samenwoners | Auteur(s) P. Blokland | Bron FTV 2016/30 |
Titel Naschrift bij 'Nog eens de kosten van vereffening' van mr. E.A. de Jong | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron FTV 2016/20 |
Titel De wooncoöperatie | Auteur(s) H. Koster | Bron JBN 2016/25 |
Titel Het levenstestament en de toestemming van artikel 1:88 BW | Auteur(s) J.G. Gräler | Bron JBN 2016/52 |
Titel Verrassende vragen over het levenstestament: inzicht in de (uiterste) wil door inzage in het CTR en het testament | Auteur(s) J.M. van Anken, R.E. Brinkman | Bron JBN 2016/54 |
Titel De invloed van een levenstestament op de instelling van een beschermingsbewind | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron JBN 2016/23 |
Titel Enkele ontwikkelingen in het jaarrekeningenrecht | Auteur(s) M.C. Brzezinski | Bron JBN 2016/3 |
Titel De ‘vreemd recht’-verklaring; (ten onrechte) een vreemde eend in de notariële bijt | Auteur(s) P. Blokland | Bron JBN 2016/17 |
Titel Artikel 2:19 lid 4 BW: een maas in de wet? | Auteur(s) S. Renssen | Bron JBN 2016/13 |
Titel De internationale nalatenschap, verslag van de FBN cursus 'De internationale nalatenschap' op 11 oktober 2016 te Utrecht | Auteur(s) F.M.H. Drijber | Bron KWEP 2016/4 |
Titel Waar een klein arrest groot in kan zijn: geen ruimte voor fiscale herkwalificatie bij notariële belastingen | Auteur(s) R.S. Bekker | Bron NTFR-A 2016/3 |
Titel Aanvullende 90%-uitkeringstoets voor vermogensfondsen? | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron NTFR 2016/384 |
Titel dissertatie: Natrekking door onroerende zaken | Auteur(s) P.J. van der Plank | Bron Wolters Kluwer 2016 |
Titel Wijzigingen pensioen in eigen beheer, partners let op! | Auteur(s) J. Kroonenberg, M.N. Bende | Bron VEP 2016/41 |
Titel De fiscale gevolgen van de nieuwe beperkte gemeenschap van goederen | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron VEP 2016/41 |
Titel ANBI's en commerciële activiteiten: wat mag (niet)? | Auteur(s) M.M.F.J. van Bakel, S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst | Bron WFR 2016/77 |
Titel Kunst en art. 3.92 Wet IB 2001: Een ongelukkig samenspel | Auteur(s) S.J.C. Hemels, H.K. Nijkamp | Bron WFR 2016/18 |
Titel Inspiratie uit het buitenland voor het Nederlandse levenstestament | Auteur(s) A. van den Broeck | Bron WPNR 2016/7125 |
Titel Statutaire beperkingen van de overdraagbaarheid van aandelen op maat: op grond van art. 2:195 lid 4 BW en/of art. 2:192 lid 1 BW | Auteur(s) A. van Meurs | Bron WPNR 2016/7107 |
Titel Bescherming van de (minderheids)aandeelhouder tegen het opleggen van statutaire beperkingen van de overdraagbaarheid van aandelen | Auteur(s) A. van Meurs | Bron WPNR 2016/7122 |
Titel Statutaire beperkingen van de overdraagbaarheid van aandelen op maat: op grond van art. 2:195 lid 4 BW en/of art. 2:192 lid 1 BW | Auteur(s) A. van Meurs | Bron WPNR 2016/7107 |
Titel Privaatrecht Actueel: Wetsvoorstel consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet (incl. huurkoop) en geldlening ingediend | Auteur(s) A.A. van Velten | Bron WPNR 2016/7107 |
Titel Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis | Auteur(s) A.E. De Leeuw | Bron WPNR 2016/7104 |
Titel Zorgverzekeraars stellen eisen aan statuten van zorgaanbieders | Auteur(s) A.G.H. Klaassen | Bron WPNR 2016/7106 |
Titel Boekbespreking: bespreking van de dissertatie van R.E. Brinkman, ‘Het fideicommis in de notariële praktijk | Auteur(s) A.H.N. Stollenwerck | Bron WPNR 2016/7104 |
Titel De welwillendheidsbeslissing: waar een wil is, is een wet? | Auteur(s) B. Kemp, M.E.C. Lok | Bron WPNR 2016/7127 |
Titel Het levenstestament 'über den Tod hinaus' | Auteur(s) B. Schols | Bron WPNR 2016/7129 |
Titel Van vennootschapsrechtelijk belang (I) en (II) "On the face of it, shareholdersvalue is the dumbest idea in the world" | Auteur(s) B.F. Assink | Bron WPNR 2016/7111 en 2016/7112 |
Titel Nieuwerwetse fratsen 2.0: over digitaal ondertekende volmachten | Auteur(s) F. Baggerman, L.W. Kelterman | Bron WPNR 2016/7123 |
Titel Anticiperen op het overgangsrecht bij de schenkingsvrijstelling eigen woning | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker, C.G.C. Engelbertink | Bron WPNR 2016/7097 |
Titel Reparatiehuwelijk, tussentijds verkregen goederen en boedelmenging | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2016/7131 |
Titel Winst(uitkeringen) bij de BV ontleed | Auteur(s) H. Koster | Bron WPNR 2016/7117 |
Titel De ik-opa-making: eindelijk duidelijkheid? | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken, J.B. Vegter | Bron WPNR 2016/7126 |
Titel De maatstaf van heffing bij een recht van erfpacht: lang leve de goedkeuring uit 1971!’, WPNR 2016(7118) en Reactie door H.K. Nijkmap en Naschrift J. Reness | Auteur(s) J. van Renes | Bron WPNR 2016/7132 |
Titel Buitenlandse familiestichtingen en het Nederlandse uitkeringsverbod | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2016/7103 |
Titel Tenietgaan van beperkte rechten door afstand of vermenging: hoe schijn kan bedriegen | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron WPNR 2016/7101 |
Titel De VBI; collectiviteit tot de dood ons scheidt | Auteur(s) J.H.J. Jansen, C.A.W. Zandvoort-Gerritsen | Bron WPNR 2016/7094 |
Titel Het levenstestament en zorgbeslissingen | Auteur(s) J.Legemaate | Bron WPNR 2016/7126 |
Titel Een wettelijke regeling voor het levenstestament? | Auteur(s) K. Blankman | Bron WPNR 2016/7123 |
Titel Beginselen van bestuurdersaansprakelijkheid Hoedanigheid van bestuurder doet ertoe | Auteur(s) L. Timmerman | Bron WPNR 2016/7105 |
Titel De verklaring van levenstestament | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron WPNR 2016/7131 |
Titel Art. 2:2 BW, het Vliegende Spaghettiemonster en de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging | Auteur(s) L.M.H.A.A. Hennekens | Bron WPNR 2016/7105 |
Titel Wettelijke meldplicht voor raad van commissarissen van woningcorporaties | Auteur(s) L.W.J. Hoppenbrouwers, K.H.C. Gorter | Bron WPNR 2016/7117 |
Titel Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron WPNR 2016/7104 |
Titel Fiscale aspecten van financiering door en van een ab-houder (deel I) | Auteur(s) N.M. Ligthart | Bron WPNR 2016/7094 |
Titel Fiscale aspecten van financiering door en van een ab-houder (deel II, slot) | Auteur(s) N.M. Ligthart | Bron WPNR 2016/7098 |
Titel Waar blijven de beloofde SW-besluiten? | Auteur(s) P. Blokland | Bron WPNR 2016/7116 |
Titel Rechtsvragenrubriek: Oude rechtskeuzes en de Erfrechtverordening | Bron WPNR 2016/7091 | |
Titel De rol van de notaris bij levering van aandelen in een BV | Auteur(s) P.P. de Vries | Bron WPNR 2016/7119 |
Titel Het certificaat van aandeel in de BV, Enkele beschouwingen en recente ontwikkelingen na invoering van de Wet Flex-BV | Auteur(s) R.A. Wolf | Bron WPNR 2016/7093 |
Titel Erfpacht en de berekening van de maatstaf van heffing | Auteur(s) R.N.G. van der Paardt | Bron WPNR 2016/7113 |
Titel Proefschrift; drie stellingen; De turboliquidatie van de Besloten Vennootschap | Bron WPNR 2016/7090 | |
Titel Oneigenlijk gebruik van data: een verkenning van privaatrechtelijke oplossingen | Auteur(s) S. van Gulijk, D.J.B. Op Heij | Bron WPNR 2016/7110 |
Titel Het levenstestament in het Nederlandse internationaal privaatrecht | Auteur(s) S.H. Heijning, M.I.W.E. Hillen-Muns | Bron WPNR 2016/7128 |
Titel Het levenstestament en de bank | Auteur(s) T. Denekamp | Bron WPNR 2016/7130 |
Titel Aansprakelijkheid bij datalekken | Auteur(s) T.F.E. Tjong Tjin Tai | Bron WPNR 2016/7110 |
Titel Het Nederlandse UBO-register en centraal aandeelhoudersregister | Auteur(s) W. Bosse | Bron WPNR 2016/7117 |
Titel Ontwikkelingen jurisprudentie Hoge Raad ondernemingsrecht | Auteur(s) W.J.M. van Veen | Bron WPNR 2016/7102 |
Titel Een redelijke vergoeding voor de gemeenschap: een korte verkenning van artikel 1:95a BW | Auteur(s) J.H. Lieber | Bron FJR 2016/55 |
Titel Schulden in het huwelijksvermogensrecht naar huidig en komend recht | Auteur(s) J.H. Lieber | Bron FJR 2016/53 |
Titel De Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet: verbetering of niet? | Auteur(s) J.R. Vermeulen | Bron Tijdschrift voor Omgevingsrecht 2016/6 |
Titel De Verordening huwelijksvermogensstelsels 2016. Belangrijke wijzigingen voor de echtscheidingspraktijk | Auteur(s) M.H. ten Wolde | Bron EB 2016/75 |
Titel Verhuur voor een korte periode (short stay, Airbnb, en B&B) in het appartementsrecht | Auteur(s) N.L.J.M. Rijssenbeek | Bron TBR 2016/167 |
Titel Zaaksvervanging, Een verhandeling over de verschillende in het BW geregelde gevallen van zaaksvervanging mede in hun onderlinge samenhang | Auteur(s) S. Perrick | Bron 2016 |
Titel Belastingpakket 2016: een selectie | Auteur(s) J.A.M. Klinkert-Cino | Bron FBN 2015/59 |
Titel Uitleg van notariële akten | Auteur(s) J. Biemans, W.D. Kolkman, L.C.A. Verstappen | Bron Ars Notariatus deel 160 |
Titel Fiscaal partnerschap financiële zegen of bottleneck bij echtscheiding? | Auteur(s) R.M. Kavelaars-Niekoop | Bron FTV 2015/9 |
Titel Zomermix | Auteur(s) J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2015/41 |
Titel De VBI en het open fonds voor gemene rekening | Auteur(s) C.A. Goosen, J. Kroonenberg | Bron VFP 2015/78 |
Titel Erfrecht in de onderwereld (deel 3) | Auteur(s) J. Nobel, L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2015/5 |
Titel Testamenten voor mensen met een beperking, in het bijzonder een verstandelijke handicap | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin | Bron Tijdschrift Erfrecht 2015/5 |
Titel Erfrecht in de onderwereld (deel 2) | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2015/3 |
Titel Art. 4.12a Wet IB 2001 'nieuwe stijl' | Auteur(s) H.F. van der Weerd-van Joolingen | Bron WPNR 2015/7087 |
Titel BOR en inkomstenbelasting | Auteur(s) R.L.M.C. Jansen | Bron KWEP 2015/3 |
Titel Erfrecht in de onderwereld (deel 1) | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2015/2 |
Titel Continuïteit van ondernemingen en pre-pack – hoe een idee een Europese richtlijn mist | Auteur(s) R.M. Beltzer | Bron Tijdschrift Onderneming en Financiering 2015/1 |
Titel Depot bij de notaris | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron De Notarisklerk 2015/64 |
Titel Voortzettingseis BOR en houdsterstructuren | Auteur(s) A.M.A. de Beer | Bron Estate Planner Digitaal 2015/10 |
Titel De Europese Erfrechtverordening en erflaters uit niet-lidstaten: hoe werkt het? | Auteur(s) B.F.P. Lhoëst | Bron Estate Planner Digitaal 2015/11 |
Titel Artikel 10 Successiewet: twijfel over de bedoeling bij de ik-opa-making | Auteur(s) M.M.J. Schuurman-van Nifterik | Bron Estate Planner Digitaal 2015/03 |
Titel Artikel 4 WBR | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2015/15 |
Titel Fiscale aspecten van het structureren van vastgoedfondsen | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2015/48 |
Titel Het naderende einde van de erfpachtlease | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2015/61 |
Titel Schenking of vererving van aandelen in vastgoedvennootschappen | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2015/64 |
Titel Dubbel duidelijk dat ook lichamen aansprakelijk kunnen worden gesteld op grond van artikel 40 IW 1990 | Auteur(s) A.C.M. de Vries, T.F.H. Reijnen | Bron FBN 2015/63 |
Titel 'Onder Jan', de insolvabiliteitsvrijstelling voor de schenkbelasting | Auteur(s) A.J. Janssen | Bron FBN 2015/4 |
Titel Artikel 10 SW: Fictie wordt werkelijkheid?! | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron FBN 2015/17 |
Titel Opa’s erfenis, fiscale last of civielrechtelijk legaat?(II) | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron FBN 2015/55 |
Titel Herontwikkeling en transformatie: woning of geen woning. That's the question | Auteur(s) H.K Nijkamp | Bron FBN 2015/53 |
Titel Erfpachtlease juridisch, economisch en fiscaal bekeken | Auteur(s) H.K. Nijkamp | Bron FBN 2015/43 |
Titel De discussie over de reikwijdte van artikel 10 SW na HR 10 oktober 2014, BNB 2014/252 | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron FBN 2015/54 |
Titel Overdrachtsbelasting en omzetbelasting een update | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2015/10 |
Titel Inbreng van een onderneming in een personenvennootschap tegen de werkelijke waarde | Auteur(s) J.L. van de Streek | Bron FBN 2015/16 |
Titel De Hoge Raad is om: faillissement van de vennootschap onder firma leidt niet automatisch meer tot faillissement van de vennoten | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FBN 2015/23 |
Titel Pensioen in een nieuw fiscaal jasje: netto-pensioen/nettolijfrente | Auteur(s) C.A.H. Luijken | Bron FTV 2015/19 |
Titel Vergoedingsrechten en de natuurlijke verbintenis | Auteur(s) E.W.J. Ebben | Bron FTV 2015/3 |
Titel Pensioen in eigen beheer als onderdeel van een totale financiële scheidingsregeling | Auteur(s) F. van den Barselaar | Bron FTV 2015/34 |
Titel Wetgeving over erfbelastingrente roept vragen op | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FTV 2015/5 |
Titel De redactie van een testament door de notaris | Auteur(s) L. van der Geld | Bron FTV 2015/31 |
Titel Persoonlijke aansprakelijkheid bij de personenvennootschappen: de meest recente ontwikkeling | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FTV 2015/25 |
Titel Van oude economen en rechten die voorbijgaan | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FTV 2015/31 |
Titel Themanummer: De Europese Erfrechtverordening | Bron FTV 2015/39-43 | |
Titel Enkele aspecten van het (nieuwe) huwelijksvermogensrecht en aanmerkelijk belang – ‘Het ab privé, pas op met de IB | Auteur(s) W. Burgerhart, J. Ganzeveld, H. Hoeve | Bron FTV 2015/45 |
Titel Helderheid over kosten van vereffening | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron FTV 2015/55 |
Titel Fictie van voorbehoud genot reikt steeds verder | Auteur(s) W.R. Kooiman | Bron FTV 2015/13 |
Titel Curator vernietigt huwelijkse voorwaarden op grond van de faillissementspaulian | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron JBN 2015/7 |
Titel Een nieuw KNB-model levenstestament | Auteur(s) L.M. de Hoog | Bron JBN 2015/27 |
Titel Wijziging van stichtingsstatuten als de statuten daartoe niet de mogelijkheid openen | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron JBN 2015/51 |
Titel De minderjarige in het erfrecht en de bijzondere curator, als bedoeld in artikel 1:250 BW | Auteur(s) W. Breemhaar | Bron JBN 2015/40 |
Titel Geen periodieke gift omdat deze afhankelijk was van twee levens? | Auteur(s) M.E. Kastelein | Bron NTFRA 2015/10b |
Titel Erfbelasting: Navorderen over buitenlands vermogen | Auteur(s) P.G.M. Janssen | Bron NTFR A 2015-5 |
Titel I.M.B. Balvert en L. Benders, Erfpachtconversie bij splitsing in appartementsrechten, Vastgoed Fiscaal & Civiel 2015/12 | ||
Titel Hoofdelijke aansprakelijkheid of borgtocht van de ouders voor de lening van hun kind: maakt het iets uit? | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron VEP 2015/34 |
Titel Praktische uitwerking van een Vrijgestelde Beleggingsinstelling; Afwegingen en mogelijkheden voor structurering | Auteur(s) J.J.A. Knol | Bron VEP 2015/31 |
Titel De vereiste aangifte | Auteur(s) A.J. Luimes | Bron WFR 2015/1378 |
Titel Teruggaaf van agio door de flex-BV aan haar dga | Auteur(s) J.W.E. Litjens, M. Tydeman-Yousef | Bron WFR 2015/1419 |
Titel Bitcoin; juridische en fiscale aspecten in beeld | Auteur(s) M. Zeegers | Bron WFR 2015/329 |
Titel Bestuurdersaansprakelijkheid na Van de Riet/Hoffmann: over hoe het is, hoe het was en zou moeten zijn | Auteur(s) A. Karapetian | Bron WPNR 2015/7052 |
Titel De toegenomen reikwijdte van art. 4 WBR | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WPNR 2015/7060 |
Titel Het civielrechtelijk bestuursverbod vanuit notarieel perspectief | Auteur(s) A.C. Stroeve | Bron WPNR 2015/7059 |
Titel De BV als APV | Auteur(s) A.E. De Leeuw | Bron WPNR 2015/7067 |
Titel De invloed van de erfrechtelijke renteovereenkomst en de testamentaire rente op de legitieme portie en de positie van andere schuldeisers van de langstlevende | Auteur(s) A.J. Luimes | Bron WPNR 2015/7081 |
Titel Ontwikkelingen bestuursaansprakelijkheid: een overzicht | Auteur(s) A.J.P. Schild | Bron WPNR 2015/7087 |
Titel Rechtsvraag: Een digitale legalisatieverklaring van de notaris van een elektronische handtekening van zijn cliënt? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2015/7049 |
Titel Het gebruik van de (digitale) notariële akte door de Belastingdienst | Auteur(s) B.M. van der Sar | Bron WPNR 2015/7071 |
Titel Governance van zorginstellingen | Auteur(s) C.R. Huiskens | Bron WPNR 2015/7088 |
Titel Ontwikkelingen in het personenvennootschapsrecht | Auteur(s) Chr. M. Stokkermans | Bron WPNR 2015/7051 |
Titel Eigendom van onbevoegd of in eigen grond aangelegde netwerken | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron WPNR 2015/7071 |
Titel CNR-Huwelijksvoorwaardenonderzoek, deel III: pensioen | Auteur(s) F.M.H. Hoens, F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2015/7049 |
Titel Ontwikkelingen in het verenigingen- en stichtingenrecht | Auteur(s) G.J.C. Rensen | Bron WPNR 2015/7072 |
Titel Enkele onbillijke gevolgen van art. 12 Successiewet | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2015/7082 |
Titel Geldlening in een modern jasje | Auteur(s) J.G. Gräler | Bron WPNR 2015/7058 |
Titel De splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting: tijd voor een revisie | Auteur(s) J.H. Elink Schuurman | Bron WPNR 2015/7060 |
Titel Bewind en insolventie | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron WPNR 2015/7064 |
Titel Tweetrapsschenking met bewaarplicht, giraal geld en vruchten | Auteur(s) J.W.A. Biemans | Bron WPNR 2015/7056 |
Titel De notaris en woningcorporaties | Auteur(s) L.W.J. Hoppenbrouwers, G.J.C. Rensen | Bron WPNR 2015/7088 |
Titel Echtscheiding en renteaftrek voor de eigen woning | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron WPNR 2015/7069 |
Titel De gewijzigde interne reorganisatievrijstelling | Auteur(s) M.T.E. Robben | Bron WPNR 2015/7060 |
Titel Herroeping van een besluit tot ontbinding anno 2015 | Auteur(s) M.Y. Nethe | Bron WPNR 2015/7075 |
Titel De verkeersopvatting als leidend criterium voor bestanddeelvorming in de zin van art. 3:4 BW | Auteur(s) P.J. van der Plank | Bron WPNR 2015/7086 |
Titel Moet een ANBI een nalatenschap aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving? | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2015/7047 |
Titel Themanummer Bewind | Bron WPNR 2015/7064 | |
Titel De boedelschuldenlijst (I) | Auteur(s) A. Steneker, A.J. Tekstra | Bron FIP 2015/7 |
Titel De boedelschuldenlijst (II) | Auteur(s) A. Steneker, A.J. Tekstra | Bron FIP 2015/8 |
Titel De nieuwe Woningwet (deel I) | Auteur(s) E.E. van der Kamp, D.O. Ohmann, R.A. Spit | Bron Bouwrecht 2015/98 |
Titel Hangt men de Wilg aan de wilgen? | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron TAR 2015/3 |
Titel Kinderalimentatie en schuldsanering: Nieuwe ronde, nieuwe kansen? | Auteur(s) M.J. Hüsen | Bron EB 2015/77 |
Titel Handboek Erfrecht | Auteur(s) M.J.A van Mourik, B.M.E.M. Schols, F.W.J.M. Schols, L.C.A. Verstappen, B.C.M. Waaijer | Bron 2015 |
Titel Invloed van Nederlands, Europees en buitenlands insolventierecht op transacties met registergoederen: een analyse vanuit notarieel perspectief | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron TvI 2015/52 |
Titel Eigenlijke (wettelijke) en oneigenlijke (contractuele) lossing | Auteur(s) N.E.D. Faber, V.S.G.J. Vermunt | Bron MvV 2015/7-8 |
Titel Vennoten en aansprakelijkheid | Auteur(s) S.F.J.J. Schenk | Bron Belastingzaken 2015/3 |
Titel Betaling in bitcoins: geld of ruilmiddel, betaling of inbetalinggeving? | Auteur(s) W.A.K. Rank | Bron Ars Aequi 2015/3 |
Titel Tekst en commentaar Burgerlijk Wetboek, Boeken 1,2,3 en 4, art. 3:15i BW | Auteur(s) W.G. Huijgen | Bron 2015 |
Titel Superdividend: nog geen duidelijkheid | Auteur(s) A.H.G. Wilod Versprille | Bron FBN 2014/26 |
Titel Statuten en incorporation by reference | Auteur(s) P.P. de Vries | Bron WPNR 2014/7014 |
Titel Een gat in de erfbelasting door makingen op te splitsen door middel van een opschortende voorwaarde of een wilsrecht? | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron FBN 2014/18 |
Titel Wijziging splitsing in appartementsrechten en toedeling | Auteur(s) A. Dijkman-Derkman | Bron JBN 2014/8 |
Titel Jurisprudentie recht van overgang blijft van belang! | Auteur(s) M. de L. Monteiro | Bron Estate Planner Digitaal 2014/8 |
Titel Bestrijding van handel in herinvesteringsreservelichamen | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2014/48 |
Titel Opa’s erfenis, fiscale last of civielrechtelijk legaat? | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron FBN 2014/53 |
Titel Zomermix | Auteur(s) J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2014/35 |
Titel Best wel lastig zo’n grote vrijstelling in de schenkbelasting! | Auteur(s) J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2014/11 |
Titel Artikel 10 Successiewet en afstand vruchtgebruik | Auteur(s) L. Stokkel | Bron FBN 2014/43 |
Titel Over de finish van de 100.000-schenkvrijstelling en de repeterende schenking | Auteur(s) L.E. Welkers, J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2014/52 |
Titel Recente uitspraken over meer dan normaal vermogensbeheer bij vastgoed | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron FBN 2014/46 |
Titel Wijzigingen voor ANBI's per 1 januari 2014 | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2013/58 |
Titel Verrekenbedingen en de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet en Wet Inkomstenbelasting 2001 | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron FBN 2014/57 |
Titel Nieuwe inzichten en aandachtspunten bij de schenkingsvrijstelling van € 100.000 | Auteur(s) T.F.H. Reijnen, L.E. Welkers | Bron FBN 2014/7 |
Titel Een nieuwe vorm van oudedagsvoorziening ziet binnenkort het levenslicht: netto-pensioen/nettolijfrente | Auteur(s) C.A.H. Luijken | Bron FTV 2014/25 |
Titel Belastingplan 2014 | Auteur(s) H.J.T. Vos | Bron FTV 2013/25 |
Titel Erfpachters en opstallers in de eigenwoningregeling (met reactie en naschrift) | Auteur(s) H.K. Nijkamp | Bron FTV 2014/21 (reactie in FTV 2014/28 en naschrift FTV 2014/29) |
Titel Wetsvoorstel vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst: makkelijker kunnen we het wel maken? | Auteur(s) J. Kastelein, J.M. van der Vegt | Bron FTV 2014/13 |
Titel Onzakelijke leningen: de stand van zaken | Auteur(s) J.H.M. Arts | Bron FTV 2014/56 |
Titel Hoe de opdracht de zaak waarneemt van de volmacht | Auteur(s) J.M. Tempelaar | Bron FTV 2014/35 |
Titel Praktijkproblemen bij de verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning | Auteur(s) R. Pak, P. Schut | Bron FTV 2014/20 |
Titel Btw en bouwterreinen; het HvJ doet zich gelden op vastgoedgebied | Auteur(s) R.A. Wolf | Bron FTV 2014/26 |
Titel Naschrift bij reactie op 'Gemeenschap van goederen gemoderniseerd | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron FTV 2014/17 |
Titel Praktische aspecten met betrekking tot het opstellen van een Europese Verklaring van Erfrecht' (Deel I en II) | Auteur(s) I. Curry-Sumner, A.M. Steegmans | Bron JBN 2014/57 en 2014/58 |
Titel Belehrung en volmacht | Auteur(s) J.J.M. Grapperhaus | Bron JBN 2014/37 |
Titel De wijze van benoeming van bestuurders van een stichting | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron JBN 2014/27 |
Titel Kunst en btw | Auteur(s) E.A. Laman, F. van Rijn | Bron KWEP 2014/3 |
Titel Made in China | Auteur(s) I.J.M. van den Bosch, S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst | Bron KWEP 2014/5 |
Titel De waarde van kunst en antiek in het economische verkeer | Auteur(s) J. Bosch van Rosenthal | Bron KWEP 2014/4 |
Titel Schenken van kunst: een koud kunstje? | Auteur(s) M.C.J. Oliemans | Bron KWEP 2014/1 |
Titel Erfbelasting betalen met kunst | Auteur(s) P.A. Broeksma, B.B.A. de Kroon | Bron KWEP 2014/2 |
Titel De WOZ-waarde in de Successiewet | Auteur(s) W. Burgerhart | Bron NTFR-B 2014/33 |
Titel Misbruik van het identiteitsverschil en crediteursbenadeling | Auteur(s) J. Elbers | Bron Uitgeverij Paris, 2014 |
Titel N.V.C.E. Bauduin, dissertatie: 'Wilsdelegatie in het erfrecht', 2014 | ||
Titel R.E. Brinkman, dissertatie: 'Het fideicommis in de notariële praktijk', 2014 | ||
Titel R.E. Brinkman, Het fideicommis in de notariële praktijk, (diss. Groningen), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2014. | ||
Titel De executeur in een nalatenschap met bitcoins en andere “digitale bezittingen” | Auteur(s) L.A.G.M. van der Geld | Bron Tijdschrift Erfrecht 2014/6 |
Titel Testamentair bewind, "bijstandsproof"? | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin | Bron Tijdschrift Erfrecht 2014/4 |
Titel Rekening en verantwoording bij volmacht; van ongeschreven recht tot levenstestament | Auteur(s) M.N. Bende | Bron VEP 2014/30 |
Titel Berekening van ik-opa-clausules in testamenten | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron VEP 2014/25 |
Titel Erfrechtelijke binding met quasi-erfrecht | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron VEP 2014/29 |
Titel Het collectiviteitsvereiste van de VBI in de praktijk | Auteur(s) J.J.A. Knol | Bron VEP 2014/27 |
Titel De bancaire aspecten van het vruchtgebruiktestament | Auteur(s) D. Baay, J. Kroonenberg | Bron VEP 2014/29 |
Titel Periodieke giften: een tweeluik - Deel I: Oorsprong en weerslag in de Wet IB 2001 | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron WFR 2014/1060 |
Titel Periodieke giften: een tweeluik - Deel II: Loskomen van de historie | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron WFR 2014/1092 |
Titel Een drag along: statutair, contractueel of een combinatie via de 'drietrapsregeling' op grond van art. 2:192 BW? (I) | Auteur(s) A. van Meurs | Bron WPNR 2014/7039 |
Titel Een drag along: statutair, contractueel of een combinatie via de 'drietrapsregeling' op grond van art. 2:192 BW? (II) | Auteur(s) A. van Meurs | Bron WPNR 2014/7040 |
Titel Gezamenlijke volmacht en herroeping: Twee rechtshandelingen in één akte? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2014/7019 (rechtsvragenrubriek) |
Titel De aftrek van de opoffering door de verkrijger zoals bedoeld in art. 7 SW 1956 | Auteur(s) C.J.M. Martens | Bron WPNR 2014/7007 |
Titel De uiterste wilsbeschikking als hoogstpersoonlijke rechtshandeling een bijzondere rechtsfiguur? | Auteur(s) E.M.A. van Amersfoort | Bron WPNR 2014/7027 |
Titel Nettolijfrente, nettopensioen en pensioenverevening | Auteur(s) F.M.H. Hoens | Bron WPNR 2014/7031 |
Titel De wooncoöperatie is geen coöperatie | Auteur(s) G.J.C. Rensen | Bron WPNR 2014/7038 |
Titel Afkoop van erfpachtcanon en overdrachtsbelasting (I) en (II) | Auteur(s) H.K. Nijkamp, J.C. van Straaten | Bron WPNR 2014/7009 en WPNR 2014/7010 |
Titel Financial lease en de nieuwe regeling van de overeenkomst van goederenkrediet | Auteur(s) I.S.J. Houben, Y.A. Rampersad | Bron WPNR 2014/7010 |
Titel De samenwerking van aandeelhouders ten einde | Auteur(s) J.A.M. ten Berg | Bron WPNR 2014/7014 |
Titel Contractuele verhoudingen tussen aandeelhouders | Auteur(s) J.M. Blanco Fernández | Bron WPNR 2014/7014 |
Titel Certificering versus flexibele aandelen in de ring (I) | Auteur(s) J.W.E. Litjens, M. Tydeman-Yousef | Bron WPNR 2014/7029 |
Titel Certificering versus flexibele aandelen in de ring (II, slot). Wie wordt de winnaar? | Auteur(s) J.W.E. Litjens, M. Tydeman-Yousef | Bron WPNR 2014/7030 |
Titel Complicaties faillissement koper/hypotheekgever in geval van levering en hypotheek bij twee notarissen: de quasi-Baarns-beslag-brief op de proef gesteld | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron WPNR 2014/7044 |
Titel Martha Nussbaum en de toelaatbaarheid van 'sharia-testamenten' | Auteur(s) N.C. van Oostrom-Streep | Bron WPNR 2014/7044 |
Titel Bedrijfsopvolging en vastgoed: mission impossible? | Auteur(s) N.M.P. Govers-de Louw, J.H.J. Jansen | Bron WPNR 2014/7032 |
Titel Verdeling van een gemeenschappelijk goed gedurende de vereffening van de gemeenschap | Auteur(s) S. Perrick | Bron WPNR 2014/7040 |
Titel De betekenis van de vergoedingsrechten sinds de invoering van de derde tranche huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2014/7004 |
Titel Rechtsgeldigheid en doorwerking van afspraken over aandelenoverdracht in een persoonsgebonden BV | Auteur(s) T.P. van Duuren | Bron WPNR 2014/7033 |
Titel Evaluatie landinrichtingsinstrumentarium Wet inrichting landelijk gebied | Auteur(s) F.G. Boonstra, D.W. Bruil, R.J. Fontein, W. de Haas | Bron Wageningen: Alterra Wageningen UR, 2014 |
Titel Artikel 24 Faillissementswet en de failliete koper bij transacties met notariële tussenkomst | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron TvI 2014/3 |
Titel Ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling als bronnen van verbintenissen | Auteur(s) S.R. Damminga | Bron Deventer: Wolters Kluwer 2014 |
Titel Dividendfaciliteit bij vererving AB-aandelen: knelpunten en alternatief | Auteur(s) P.J. Swank | Bron VFP 2013/129 |
Titel De flexibiliteit van het recht van erfpacht (diss.) | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2013 |
Titel De klachtplicht is dood, leve de klachtplicht! | Auteur(s) E.M. van Orsouw | Bron Nieuwsbrief Bedrijfsjuridische Berichten 24 mei 2013 |
Titel Bezits- en voortzettingstermijn bedrijfsopvolgingsfaciliteit en artikel 10 Successiewet | Auteur(s) M. Deumers | Bron Estate Planner Digitaal 2013/02 |
Titel Aanpassing van artikel 2 en 4 WBR: drie keer is scheepsrecht! | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2013/67 |
Titel Aanpassingen van de interne reorganisatievrijstelling in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2013/53 |
Titel Wat wij al jaren moesten weten, maar nooit eerder hebben gevraagd | Auteur(s) B.G van Zadelhoff | Bron FBN 2013/11 |
Titel De nieuwe regels voor de aftrek van rente op eigenwoningschulden | Auteur(s) J.A.M. Klinkert-Cino | Bron FBN 2013/4 |
Titel Finaal verrekenbeding alleen bij overlijden meest vermogende echtgenoot | Auteur(s) L. Stokkel | Bron FBN 2013/40 |
Titel De verhoogde vrijstelling schenkbelasting bij schenking voor de eigen woning anno 2013 | Auteur(s) L.E. Welkers | Bron FBN 2013/27 |
Titel Tijdelijke vrijstelling van € 100.000 voor schenkingen ter besteding aan eigen woning of restschuld | Auteur(s) L.E. Welkers | Bron FBN 2013/51 |
Titel €100.000 schenken of lenen voor de eigen woning? | Auteur(s) E. Nelissen | Bron FTV 2013/51 |
Titel Weer wijzigende regels rond de eigen woning | Auteur(s) J.E. van den Berg | Bron FTV 2013/56 |
Titel Interne reorganisatievrijstelling overdrachtsbelasting georganiseerd | Auteur(s) M.T.E. Robben | Bron FTV 2013/52 |
Titel Themanummer: Samenwonen | Bron FTV 2013/6 | |
Titel Kantonrechter staat bewindvoerder toe af te zien van legitieme portie | Auteur(s) A.J.H. Pleysier | Bron JBN 2013/52 |
Titel Verruiming van de mogelijkheid tot beneficiaire aanvaarding gewenst? | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg | Bron JBN 2013/51 |
Titel De tijdelijk verruimde schenkingsvrijstelling voor eigen woning nader beschouwd | Auteur(s) F.A.M. Schoenmaker | Bron KWEP 2013/4 |
Titel Minderjarigen en (de zorg voor hun) vermogen | Auteur(s) J.H.M. ter Haar | Bron Dissertatie (2013) |
Titel De executoriale verkoop van goederen door de hypotheekhouder | Auteur(s) I. Visser | Bron Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2013 |
Titel Eigen haard is goud waard | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WFR 2013/1146 |
Titel Afgezonderd particulier vermogen en (voorkoming van) dubbele belasting | Auteur(s) A.E. De Leeuw | Bron WPNR 2013/6995 |
Titel Informatieverschaffing door de notaris aan legitimarissen die door de erflater hun legitieme portie is ontzegd? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2013/6988 |
Titel Woningen en aanhorigheden: 2% overdrachtsbelasting | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron WPNR 2013/6967 |
Titel Hoe het verjaringsrecht door de klachtplicht wordt opgegeten - en waarom dat erg is | Auteur(s) J.L. Smeehuijzen | Bron WPNR 2013/6988 |
Titel Bewind en volmacht. Water en vuur? | Auteur(s) J.M. Tempelaar | Bron WPNR 2013/6987 |
Titel Het levenstestament: volmacht of toch opdracht/lastgeving? | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 2013/6993 |
Titel Nieuwerwetse fratsen: de schriftelijke volmacht bij e-mail | Auteur(s) L.W. Kelterman | Bron WPNR 2013/6965 |
Titel De levendige materie van een schenking ter zake des doods | Auteur(s) M.N. Bende | Bron WPNR 2013/6989 |
Titel Het uitkeringsverbod bij de stichting, een nog niet beëindigde discussie | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2013/6989 |
Titel Asser/Van Solinge & Nieuwe Weme 2-IIa 2013/325, 233, 429 | ||
Titel Notariële bescherming ouderen’, onderdeel II ‘Het levenstestament in de maatschappij | Auteur(s) C.G.C. Engelbertink | Bron Preadvies KNB 2013 |
Titel Internationale aspecten van schenkingsrecht- en successierecht | Auteur(s) F. Sonneveldt, J.C.L. Zuiderwijk | |
Titel Studiereeks Burgerlijk Recht, Bijzondere overeenkomsten (Hoofdstuk 16) | Auteur(s) M.A.B. Chao-Duivis | Bron Kluwer 2013 |
Titel Middelen van de curator bij faillissementsfraude | Auteur(s) W.J.B. van Nielen | Bron TvI 2013/13 |
Titel De uitkering van superdividend bij vererving van aandelen behorende tot een huwelijksgemeenschap | Auteur(s) L. Stokkel, A.H.G. Wilod Versprille, T.J.P. Folmer | Bron FBN 2012/57 |
Titel Verdeling in de notariële praktijk | Auteur(s) M.J.A. van Mourik en anderen | Bron Preadvies KNB 2012 |
Titel Vergelijking van wettelijke verdeling en vruchtgebruiktestament van aanmerkelijkbelangaandelen | Auteur(s) S. van Hoorn, N. Idsinga | Bron FTV 2012/37 |
Titel HR 24 februari 2023: een nieuwe blokkade bij de wijziging van akten van splitsing | Auteur(s) H. Stolz | Bron JBN 2024/2 |
Titel Waarderen van landbouwgrond op hogere WEVAB | Auteur(s) G.T.K. Meussen | Bron LTB 2012/17 |
Titel Niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding en de toepassing van art. 10 SW 1956 | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron FBN 2012/10 |
Titel Anbi anno 2012: jurisprudentie | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2012/47 |
Titel Anbi anno 2012: wet- en regelgeving | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2012/54 |
Titel Schuldigerkenning uit vrijgevigheid met strekking te worden uitgevoerd na overlijden moet bij notariële akte | Auteur(s) T.F.H. Reijnen, L.E. Welkers | Bron FBN 2012/31 |
Titel Bewust geen belastingkorting? | Auteur(s) J. Snelderwaard | Bron FTV 2012/44 |
Titel De evenredige splitsing in de zin van art. 2:334hh, lid 2 BW | Auteur(s) G.C. van Eck, E.R. Roelofs | Bron JBN 2012/1 |
Titel Banksparen: inkomstenbelasting, erfbelasting en erfrecht; Deel 2: lijfrentebanksparen | Auteur(s) M.C.B. Bril, T. Denekamp, R.J. Hayhoe | Bron KWEP 2012/37 |
Titel Partijautonomie in het relatierecht' (Proefschrift) | Auteur(s) F. Schonewille | Bron Apeldoorn 2012 |
Titel Culturele instellingen | Auteur(s) C. Vrieling | Bron WPNR 2012/6917 |
Titel De giftenaftrek in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2012/6917 |
Titel Overdrachtsbelasting en (ex-)echtgenoten | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron WPNR 2012/6424 |
Titel Art. 155 Overgangswet NBW en de rechtsopvolger van degene die zich op 1 februari 2007 als eigenaar van een netwerk gedroeg | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron WPNR 2012/6951 |
Titel Gebrekkige netwerkregistraties: consequenties en herstel | Auteur(s) M.M.G.B. van Drunen | Bron WPNR 2012/6952 |
Titel Het lekkende dak van art. 9 SW 1956 (I) | Auteur(s) W.R. Kooiman | Bron WPNR 2012/6920 |
Titel Het lekkende dak van art. 9 SW 1956 (II) | Auteur(s) W.R. Kooiman | Bron WPNR 2012/6921 |
Titel De notaris als detective | Auteur(s) H. van Wermeskerken | Bron Notariaat Magazine 2012/6 |
Titel Bruikleen, verbruikleen en geldlening (Mon. BW nr. B89) | Auteur(s) J.G. Gräler | Bron Deventer, Kluwer 2012 |
Titel Cessie | Auteur(s) M.H.E. Rongen | Bron Deventer: Kluwer 2012 |
Titel Flex-bv en Wet bestuur en toezicht. Een praktische handleiding | Auteur(s) Van Olffen, De Kluiver, Legein e.a. | Bron Den Haag: Boom, 2012 |
Titel De veilingregeling in de vastgoedpraktijk | Auteur(s) J.P. van Zanten | Bron VGFC 2011/60 |
Titel De landbouwvrijstelling: stand van zaken | Auteur(s) A. Verduijn | Bron TvAR 2011/5 |
Titel Ondernemingsvermogen en tweetrapsbepalingen (deel II) | Auteur(s) B.B.A. de Kroon | Bron NTFR Beschouwingen 2011/41 |
Titel De extra verhoogde schenkingsvrijstelling eigen woning: en nu de praktijk | Auteur(s) J.A.M. Klinkert-Cino | Bron FBN 2011/33 |
Titel Gesplitste aankoop en de heffing ex art. 10 SW 1956 | Auteur(s) C.J.M. Martens | Bron FTV 2011/43 |
Titel Nieuw Europees internationaal huwelijksvermogensrecht - een estate-planningsvriendelijke verordening? | Auteur(s) M.H. ten Wolde | Bron FTV 2011/21 |
Titel De Europese verordening partnerschapsvermogensrecht, een waardevolle verordening? | Auteur(s) M.H. ten Wolde | Bron FTV 2011/38 |
Titel Overgangsregeling registratie van netten in de openbare registers; inschrijvingsproblemen? | Auteur(s) L.W.J. Hoppenbrouwers, E.N.K. Gerôt | Bron JBN 2011/5 |
Titel Ondernemingsvermogen en tweetrapsbepalingen (deel I) | Auteur(s) B.B.A. de Kroon | Bron NTFR Beschouwingen 2011/35 |
Titel De levensgenieter krijgt ‘levenslang’ oftewel eens genoten altijd genoten | Auteur(s) B.M.E.M Schols | Bron NTFR 2011/1253 |
Titel Reactie op: “‘Schatje, ik benoem jou tot enig erfgenaam’. ‘Wat lief snoezepoes, maar ik jou niet ....’”, van F.W.J.M. Schols | Auteur(s) B.E. Reinhartz | Bron WPNR 2011/6888 |
Titel ‘Schatje ik benoem jou tot enig erfgenaam’. ‘Wat lief snoezepoes, maar ik jou niet…’ Over het notariële gebruik om langstlevende-testamenten in het bijzijn van beide partners te passeren | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2011/6873 |
Titel Art. 10 Successiewet en de overdracht onder voorbehoud van een huurrecht | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2011/6896 |
Titel Economische eigendom - bezit - verjaring - overdrachtsbelasting (I) | Bron WPNR 2011/6908 | |
Titel Economische eigendom - bezit - verjaring - overdrachtsbelasting, (II, slot) | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron WPNR 2011/6909 |
Titel De dertigdagenclausule in nader perspectief | Auteur(s) M.M.F.J. van Bakel | Bron WPNR 2011/6887 |
Titel Gemeenschap van goederen en aanmerkelijk belang: Tot de dood ons scheidt? | Auteur(s) N.M.P. Govers-De Louw, M.M.J. Schuurman-van Nifterik | Bron WPNR 2011/6877 |
Titel Verknochtheid en de omvang van de huwelijksgemeenschap (I) en (II) | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron WPNR 2011/6902 en 2011/6903 |
Titel De schenkingsvrijstelling eigen woning: schenking of lening? | Auteur(s) Y.J.M. Pijpers | Bron WPNR 2011/6889 |
Titel Compendium van het Nederlands vermogensrecht | Auteur(s) J. Hijma, M.M. Olthof | Bron 2011 |
Titel Een gesloten systeem van originaire verkrijging? | Auteur(s) J.B. Spath | Bron VrA 2011/8 |
Titel Nieuwsbericht Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 15 december 2011 | ||
Titel 'Insolventie en erfrecht', als onderdeel van het preadvies 'Insolventierecht in de notariële praktijk' | Auteur(s) S. Perrick | Bron KNB 2011 |
Titel Boek 2 BW, statuten en aandeelhoudersovereenkomsten. Stand van zaken en blik vooruit | Auteur(s) W.J.M. van Veen | Bron ZIFO reeks, deel 2 (2011) |
Titel De testamentaire stichting | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron Tijdschrift Erfrecht 2010/3 |
Titel AB-faciliteiten in de IB en SW: een paar verschillen | Auteur(s) R.L.M.C. Janssen | Bron KWEP 2010/1 |
Titel Betalingsfaciliteiten overdracht aanmerkelijkbelangaandelen | Auteur(s) A.M.A. De Beer | Bron Estate Planner Digitaal 2010/04 |
Titel Geld uit de eigen BV, deel 1: dividend en terugbetaling aandelenkapitaal | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron FBN 2010/47 |
Titel Geld uit de eigen BV, deel 2: inkoop van aandelen en lening van de BV | Auteur(s) C. Bruijsten | Bron FBN 2010/57 |
Titel De wijzigingen in de tbs-regeling vanaf 1 januari 2010 | Auteur(s) J.L. van de Streek | Bron FBN 2010/2 |
Titel Extra verhoogde vrijstelling schenkbelasting bij schenking ter besteding aan eigen woning | Auteur(s) L.E. Welkers | Bron FBN 2010/63 |
Titel Wijzigingen in de aanmerkelijkbelangregeling bij vererving en schenking van aanmerkelijkbelangaandelen (deel 2) | Auteur(s) N. Idsinga | Bron FBN 2010/3 |
Titel ANBI anno 2010 | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2010/68 |
Titel Art. 11, lid 2 SW 1956: alleen verkoop met uitgestelde levering of toch iets meer? | Auteur(s) M.J.A. Pals | Bron FTV 2010/56 |
Titel Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in 2010 | Auteur(s) T.C. Hoogwout | Bron FTV 2008/22 |
Titel Themanummer ‘levenstestament | Bron FTV 2010/39-46 | |
Titel E.M. Bruggeman, dissertatie: 'De koop-/aannemingsovereenkomst in breed perspectief', 2010 | ||
Titel J.B. Spath, dissertatie: 'Zaaksvervanging', 2010. | ||
Titel J.B. Spath, 'Zaaksvervanging', 2010 | ||
Titel J.B. Spath, 'Zaaksvervanging', 2010 | ||
Titel Volmacht en rekening en verantwoording | Auteur(s) J.M. Tempelaar | Bron WPNR 2010/6838 |
Titel De nieuwe bedrijfsopvolgingsregeling: Vragen, antwoorden en nieuwe vragen | Auteur(s) S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst | Bron WPNR 2010/6841 |
Titel Omzetting als rechtsvormwijziging | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers | Bron IVOR nr. 70 2010/5.8.2 |
Titel Verder met Vormerkung | Auteur(s) A. Steneker | Bron BR 2010/119 |
Titel Samenloop van beschermingsbewind en insolventie. Wat als de gefailleerde of schuldenaar onder beschermingsbewind is of wordt gesteld? | Auteur(s) B.J. Engberts | Bron TvI 2010/3 |
Titel Goederenrechtelijke verplichtingen tot een doen in faillissement | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron TvI 2010/8 |
Titel De invoering van de plattelandswoning - Een oplossing voor toekomstige problemen in het buitengebied? | Auteur(s) G.L.C.C. van den Waardenburg | Bron TBR 2010/193 |
Titel De overgangsregeling 'inschrijving in de openbare registers van netwerken | Auteur(s) J.A.J. Peter | Bron Vastgoedrecht 2010-4 |
Titel Eigendom en registratie van netwerken: Overgangswet in werking getreden | Auteur(s) J.P. van Loon | Bron Tijdschrift voor Energierecht 2010/2 |
Titel Bescherming tegen onbekendheid met het faillissement | Auteur(s) S.A.H.J. Warringa | Bron FIP 2010/7 |
Titel De tweede aandeelhouder en de VBI | Auteur(s) C.A. Goosen, J. Kroonenberg | Bron VFP 2009/69 |
Titel Het fonds voor gemene rekening en Titel 7.13 BW (deel I) | Auteur(s) H. Vermeulen | Bron FBN 2009/23 |
Titel Het fonds voor gemene rekening en Titel 7.13 BW (deel II) | Auteur(s) H. Vermeulen | Bron FBN 2009/30 |
Titel ANBI anno 2009 | Auteur(s) L.M. Walcott | Bron FBN 2009/3 |
Titel Wijzigingen in de aanmerkelijkbelangregeling bij vererving en schenking van aanmerkelijkbelangaandelen (deel 1) | Auteur(s) N. Idsinga | Bron FBN 2009/67 |
Titel Vormerkung – schuldsanering – aflossing hypotheekhouders | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2009/2 |
Titel M.L. Tuil, dissertatie: 'Verdelingsbeslagen', 2009 | ||
Titel Stapeling van beperkte rechten op onroerende zaken | Auteur(s) A. Slaski | Bron WPNR 2009/6789 |
Titel De som ineens als versterkte legitieme portie | Auteur(s) J.H.M. ter Haar | Bron WPNR 2009/6788 |
Titel Wet koop onroerende zaken: de evaluatie | Auteur(s) A.L.M. Keirse e.a. | Bron Molengraaff Instituut Utrecht, 2009 |
Titel Rapportage Wet koop onroerende zaken; de evaluatie | Auteur(s) A.L.M. Keirse e.a. | Bron Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009 |
Titel Asser/Maeijer, Van Solinge en Nieuwe Weme 2-II*, 2009/151-158 en 180-189. | ||
Titel Vormerkung en faillissement; de werking van art. 7:3 BW in een faillissement van de verkoper | Auteur(s) F.M.J. Verstijlen, I. Visser | Bron TvI 2009/27 |
Titel Making/schenking over de hand van het overschot en de vruchten van het vermaakte/geschonken vermogen | Auteur(s) J.B. Vegter | Bron WPNR 2008/6764 |
Titel ANBI anno 2008 | Auteur(s) S.J.C. Hemels | Bron FBN 2008/62 |
Titel "Herstel" in de zin van de Wet op belastingen van rechtsverkeer | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron WPNR 2008/6747 |
Titel Extra-verplichtingen en statutaire overdrachtsbeperkingen | Auteur(s) C.M. Stokkermans | Bron WPNR 2008/6741 |
Titel De fiscale behandeling van de herroepelijke schenking | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WPNR 2008/6744 |
Titel Weerloos wezen. Over doelwijziging van een stichting | Auteur(s) P.H.N. Quist | Bron WPNR 2008/6773 |
Titel Polygamie en legitieme | Auteur(s) M. N. Bende | Bron JBN 2007/48 |
Titel Uitleg van huwelijkse voorwaarden. Haviltex, standaarduitleg of beide? | Auteur(s) J. van Duijvendijk-Brand | Bron WPNR 2007/6709 |
Titel Narecherche en faillissement | Auteur(s) G.G. Zwanniken | Bron JBN 2007/4 |
Titel Faillissement van de verkoper – artikel 35 Fw – Vormerkung | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron JBN 2007/19 |
Titel Executele (dissertatie) | Auteur(s) B.M.E.M. Schols | Bron 2007 |
Titel Hoe ver strekt de taak van de notaris bij het opstellen van een verklaring van erfrecht? Een erfgenaam waarvoor de schuldsaneringsregeling geldt | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2007/6715 |
Titel De zakelijke werking van erfpachtvoorwaarden | Auteur(s) F.J. Vonck | Bron WPNR 2007/6717 |
Titel De beleidsregels uitbetaling gelden: praktisch (on)mogelijk | Auteur(s) H.M.I.Th. Breedveld, L.W. Kelterman | Bron WPNR 2007/6729 |
Titel De 5%-regeling bij de bouw van een appartementencomplex | Auteur(s) J.J. Storm | Bron WPNR 2007/6694 |
Titel Een herwaardering van de tekstuele uitleg van contracten | Auteur(s) R.P.J.L. Tjittes | Bron WPNR 2007/6709 |
Titel Het nieuwe levensverzekeringsrecht | Auteur(s) W.M.A. Kalkman | Bron WPNR 2006/6658 |
Titel Rechtsvraag | Auteur(s) P. Blokland | Bron FTV 2006/20 |
Titel Gevolgen van koude uitsluiting en gemeenschap van vruchten en inkomsten | Auteur(s) J.I. Driessen-Kleijn | Bron JBN 2006/43 |
Titel N.C. van Oostrom-Streep, De kwalitatieve verplichting (proefschrift), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2006 | ||
Titel R. Th. Boonacker, dissertatie: 'De onpartijdigheid van de notaris', 2006 | ||
Titel Schulden van de nalatenschap (dissertatie Groningen RUG) | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron Deventer: Kluwer 2006 |
Titel De buitenlandse hypotheekvolmacht | Auteur(s) B.F.P. Lhoëst | Bron WPNR 2006/6684 |
Titel Uit de praktijk van het Notarieel Juridische Bureau | Auteur(s) B.F.P. Lhoëst | Bron WPNR 2006/6684 |
Titel Boekbespreking: D.T. Boks, Notariële aansprakelijkheid, Enige aspecten van civielrechtelijke aansprakelijkheid & E.J.A.M. van den Akker, Beroepsaansprakelijkheid ten opzichte van derden. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de zorgplichten van accountants, advocaten en notarissen ten opzichte van anderen dan hun opdrachtgever. | Auteur(s) F. van der Woude | Bron WPNR 2006/6670 |
Titel Reactie op "Is een omgekeerde rolluikfusie mogelijk?" van M. van Olffen in WPNR 2006/6667 | Auteur(s) H.J. Portengen | Bron WPNR 2006/6674 |
Titel Reactie op "Is een omgekeerde rolluikfusie mogelijk?" van M. van Olffen in WPNR 2006/6667 | Auteur(s) H.J.M.M. van Boxtel | Bron WPNR 2006/6674 |
Titel Is een omgekeerde rolluikfusie mogelijk? | Auteur(s) M. van Olffen | Bron WPNR 2006/6667 |
Titel Naschrift | Auteur(s) M. van Olffen | Bron WPNR 2006/6674 |
Titel Voorkinderen en gezamenlijk gezag door huwelijk | Auteur(s) M.J. Vonk | Bron WPNR 2006/6671 |
Titel Vereffening van de nalatenschap, als onderdeel van het preadvies 'Nieuw Erfrecht in de praktijk' | Auteur(s) A.H.N. Stollenwerck | Bron KNB 2006 |
Titel Samenhang in rechtsverhoudingen (dissertatie) | Auteur(s) M.J. van Laarhoven | Bron Wolf Legal Publishers 2006 |
Titel Appartementen (Monografieën BW nr B29) | Auteur(s) R.F.H. Mertens | Bron Deventer: Kluwer 2006 |
Titel D. Brinkhuis en B.T. Harmsen, 'Enkele kenmerken van gesyndiceerde leningen toegelicht', O&F 2005/67 | Auteur(s) D. Brinkhuis en B.T. Harmsen | Bron Onderneming en Financiering |
Titel Art. 13a SW, over welke waardestijging hebben we het nu eigenlijk? | Auteur(s) C.A.H. Luijken | Bron FTV 2005/6 |
Titel dissertatie: Quasi-erfrecht met bindende elementen | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | |
Titel Extra-verplichtingen van leden en aandeelhouders (diss.) | Auteur(s) G.J.C. Rensen | Bron 2005 |
Titel "Gehandicapten" testament en het nieuwe erfrecht (I en II, slot) | Auteur(s) W. Meijling | Bron WPNR 2005/6605 en 2005/6606 |
Titel Hoe schiet ik tekort door het niet wijzigen van de volgorde van inkorting?! | Auteur(s) W. Burgerhart, B.M.E.M. Schols, F.W.J.M. Schols | Bron WPNR 2004/6580 |
Titel Oude testamenten en het nieuwe erfrecht | Auteur(s) C.A. Kraan | Bron WPNR 2004/6571 |
Titel Over oude testamenten, legitieme porties, uitleg en beschikbare delen: wat kan het overgangsrecht nog helen? Ofwel wat is nog beschikbaar van een beschikking over het 'beschikbaar deel'? | Auteur(s) W. Burgerhart, W.D. Kolkman, B.M.E.M. Schols, F.W.J.M. Schols | Bron Tijdschrift Erfrecht 2004/4 |
Titel Uitleg volgens Haviltex of de CAO-norm? Over een vloeiende overgang en de noodzaak om toch te kiezen | Auteur(s) M.H. Wissink | Bron WPNR 2004/6579 |
Titel De R.-K. parochie en de vervreemding van onroerend goed | Auteur(s) A.P.H. Meijers | Bron WPNR 2004/6560 |
Titel De positie van de legitimaris bij wijziging van de inkortingsvolgorde | Auteur(s) C.A. Kraan, J.P. Schmal | Bron WPNR 2003/6558 |
Titel Artikel 15, lid 1, onderdeel i WBR: bonnetjes bewaren a.u.b. | Auteur(s) A.J. Janssen | Bron FBN 2003/31 |
Titel F.E.J. Beekhoven van den Boezem, Onoverdraagbaarheid van vorderingen krachtens partijbeding (diss. Groningen, serie Recht en praktijk, deel 126), Deventer: Kluwer 2003 | ||
Titel De sommen ineens en de legitieme portie in het nieuwe erfrecht | Auteur(s) W.D. Kolkman | Bron WPNR 2003/6553 |
Titel Grafmonumenten: eigendom en aansprakelijkheid | Auteur(s) H.D. Ploeger | Bron Nieuw Erfrecht 2003/4 |
Titel Bestanddeel of zaak? Over het onderscheid en de samenhang tussen artikelen 3:4 en 5:20 BW (I) | Auteur(s) E.C.M. Wolfert | Bron WPNR 2002/6523 |
Titel Bestanddeel of zaak? Over het onderscheid en de samenhang tussen artikelen 3:4 en 5:20 BW (II) | Auteur(s) E.C.M. Wolfert | Bron WPNR 2002/6525 |
Titel Vruchtgebruik | Auteur(s) M.S. van Gaalen | Bron 2001 |
Titel Toestemming echtgenoot voor borgstelling door andere echtgenoot in het kader van de normale uitoefening van beroep of bedrijf | Auteur(s) J.I. Driessen-Kleijn | Bron JBN 2000/54 |
Titel De werking van artikel 42 lid 1 derde zin Wet op het notarisambt | Auteur(s) H.M.I.Th. Breedveld | Bron WPNR 2000/6416 |
Titel Vruchtgebruik | Auteur(s) T.J. Mellema-Kranenburg, C.A. Kraan, I.J.F.A. van Vijfeijken, J.P.M. Stubbé | Bron Preadvies Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie 1999 |
Titel Rechtsvragenrubriek 'Afstand van legaat' | Auteur(s) M.J.A. van Mourik | Bron WPNR 1997/6277 |
Titel Begunstiging bij levensverzekering in het bijzonder met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht | Auteur(s) W.M.A. Kalkman | Bron Proefschrift |
Titel Het "gunstig stemmen" van de kantonrechter | Auteur(s) F.W.J.M. Schols | Bron De Notarisklerk 1996/1338 |
Titel De stichting tot afwikkeling van een nalatenschap | Auteur(s) L.C.A. Verstappen | Bron WPNR 1996/6245 en 1996/6246 |
Titel Levering van registergoederen en aandelen tijdens faillissement: curator en notaris in een lastig parket’, in: S.C.J.J. Kortmann e.a. (red.), De curator een octopus (Serie Onderneming en Recht, deel 6) | Auteur(s) J.J. van Hees | Bron Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1996 |
Titel Erfrechtelijke verkrijging door en van een geestelijk gehandicapt kind | Auteur(s) J.H. Linders | Bron WPNR 1994/6142 |
Titel De vormvoorschriften voor leveringen van vorderingen op naam | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron TVVS augustus 1993 |
Titel Enkele opmerkingen over het participatiebewijs | Auteur(s) C.A. Schwarz, J.M. Blanco Fernández | Bron WPNR 1992/6045 |
Titel Beklemrecht en NBW (I) | Auteur(s) A.C. Wibbens-de Jong | Bron WPNR 1991/6015 |
Titel Beklemrecht en NBW (II) | Auteur(s) A.C. Wibbens-de Jong | Bron WPNR 1991/6016 |
Titel De gemeenschap naar komend recht' (Proefschrift) | Auteur(s) H. Wammes | Bron Kluwer 1988 |
Titel Oude zakelijke rechten vroeger, nu en in de toekomst (dissertatie) | Auteur(s) F.C.J. Ketelaar | Bron Leiden: Universitaire pers 1978 |
Titel Art. 53 lid 2 Successiewet 1956: verlaging van de vermindering | Auteur(s) A.J. Janssen | Bron FBN 2022/15 |
Titel Een universele structuur van vermogensrecht | Auteur(s) R. Raaijmakers | Bron 2017 |
Titel C.A. Schwarz, dissertatie: 'Blokkering van aandelen', 1986 | ||
Titel G.J.H. van der Sangen, dissertatie, 'Rechtskarakter en financiering van de coöperatie, een onderzoek naar de civielrechtelijke kenmerken van de coöperatie in het licht van de vraag of daaruit beperkingen voortvloeien voor de financiering van haar ondernemingsactiviteiten', 1999 | ||
Titel P.J. Dortmond, dissertatie: 'Enige beschouwingen rondom aandelen', 1989 | ||
Titel W. Breemhaar, De uiterste wilsbeschikking (diss. Groningen), Deventer: Kluwer 1992,p. 97 e.v. | ||
Titel W.F. van Hemel, dissertatie: 'Beschikken over een aandeel in een gemeenschap', 1998 | ||
Titel W.H. van Hemel, dissertatie: 'Beschikken over een aandeel in een gemeenschap', 1998 | ||
Titel W.H. van Hemel, 'Beschikken over een aandeel in een gemeenschap', Kluwer 1998 (Proefschrift) | ||
Titel Aansprakelijkheid voor de tenuitvoerlegging van vernietigde of terzijde gestelde rechterlijke beslissingen (dissertatie) | Auteur(s) A.A. van Rossum | Bron Kluwer Deventer 1990 |
Titel De perikelen van het cryptovirus. Fiscale aspecten van cryptovermogen op het gebied van de erf- en schenkbelasting | Auteur(s) D.S. Burgzorg | Bron WPNR 2023/7409 |
Titel Aanbevelingen voor een wettelijk verankerde informatieplicht | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 1995/6163 |
Titel De executeur, de ruimschoots toereikend verklaring en de beneficiaire aanvaarding | Auteur(s) K.B. van den Berg & A.H.G. Wilod Versprille | Bron WPNR 2018/7138 |
Titel Klassiekers: Brok/Huberts en Oerlemans/Driessen: voor schadevergoeding is (alleen) non-conformiteit niet voldoende | Auteur(s) J.J. Dammingh | Bron ORP 2023/169 |
Titel Asser-Van Schaick 7-VIII* (Bijzondere overeenkomsten) | ||
Titel De notaris en witwassen | Auteur(s) B. Snijder-Kuipers | Bron Ars Aequi 2023/01 |
Titel Statuten en statutenwijziging | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron Deventer: Kluwer 1993 |
Titel Groene Serie Rechtspersonen Burgerlijk Wetboek Boek 2, aantekening op artikel 42 | Auteur(s) C.H.C. Overes | |
Titel Casusboekje Conferentie van NBF over de Europese Verordeningen Huwelijks- en partnerschapsvermogensrecht | ||
Titel Handboek vermogensstelsels bij geregistreerde partnerschappen met een internationaal element | Bron NotarisNet | |
Titel Uiterste wil en onderscheiden soorten van uiterste wilsbeschikkingen | Auteur(s) N.V.C.E. Bauduin, T.F.H. Reijnen | Bron Monografie BW nr. B21 |
Titel De redelijkheid en billijkheid in het ondernemingsrecht | Auteur(s) P. van Schilfgaarde | Bron Uitgave vanwege het Instituut voor Ondernemingsrecht (nr. 100) |
Titel Handboek voor de naamloze en de besloten vennootschap | Auteur(s) P.J. Dortmond |
Praktisch
Titel | Bron | Type | Categorie |
---|---|---|---|
Fictief vruchtgebruik | Bron Via Juridica | Type Schenken en erven | Categorie Rekentools |
Pensioenimputatie | Bron Via Juridica | Type Schenken en erven | Categorie Rekentools |
Samenloop schenkbelasting en overdrachtsbelasting | Bron Via Juridica | Type Schenken en erven | Categorie Rekentools |
Schenkbelasting berekenen | Bron Belastingdienst | Type Schenken en erven | Categorie Rekentools |
Schenking vrij van recht | Bron BerekenHet | Type Schenken en erven | Categorie Rekentools |
Erfbelasting berekenen | Bron Belastingdienst | Type Schenken en erven | Categorie Rekentools |
Voortzettingswaarde agrarische sector | Bron Belastingdienst | Type Schenken en erven | Categorie Rekentools |
Vermindering heffingsmaatstaf art. 13 WBR kosten koper | Bron Via Juridica | Type Onroerende zaken | Categorie Rekentools |
Kapitalisatie erfpachtcanon | Bron Via Juridica | Type Onroerende zaken | Categorie Rekentools |
Bijleenregeling | Bron Belastingdienst | Type Onroerende zaken | Categorie Rekentools |
Aflossing annuïteitenlening | Bron Belastingdienst | Type Onroerende zaken | Categorie Rekentools |
Omrekenen samengestelde rente en enkelvoudige rente | Bron Via Juridica | Type Rente, levensverwachting en contante waarde | Categorie Rekentools |
Levensverwachting, sterftekans en overlevingskans | Bron Via Juridica | Type Rente, levensverwachting en contante waarde | Categorie Rekentools |
Resterende levensverwachting | Bron BerekenHet | Type Rente, levensverwachting en contante waarde | Categorie Rekentools |
Contante waarde periodieke betaling | Bron BerekenHet | Type Rente, levensverwachting en contante waarde | Categorie Rekentools |
BV of eenmanszaak? | Bron BerekenHet | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Rekentools |
Vermogen in privé of BV | Bron BerekenHet | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Rekentools |
Lijfrentepremie, berekening jaarruimte | Bron Belastingdienst | Type Pensioen en zorg | Categorie Rekentools |
Eigen bijdrage rekenhulp | Bron CAK | Type Pensioen en zorg | Categorie Rekentools |
Box 3 - wettelijke berekeningsmethode t/m 2022 | Bron Via Juridica | Type Box 3 | Categorie Rekentools |
Box 3 - berekeningsmethode in het kader van hersteloperatie t/m 2022 | Bron Belastingdienst | Type Box 3 | Categorie Rekentools |
Factsheet Trust-register | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Handvat cliëntenonderzoek: vastleggen risicoprofiel-maatregelen-conclusie | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Mindmap risicoprofiel dossierniveau | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Overzicht geografische risico's per land | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Overzicht branches met verhoogd risico (pictogrammen) | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Schema indicatoren en risicosignalen | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema hoofdlijnen cliëntenonderzoek | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema onderzoek herkomst middelen | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema Wwft-diensten | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema UBO-kwalificatie BV en NV | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema voor UBO-verklaring BV / NV (cliëntversie) | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema UBO-kwalificatie overige rechtspersonen | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema voor UBO-verklaring overige rechtspersonen (cliëntversie) | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema UBO-kwalificatie personenvennootschappen | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema voor UBO-verklaring personenvennootschappen (cliëntversie) | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Uittreksel regelgeving Wwft | Bron Databank Wwft | Type Wwft | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema WBR - toepasselijk tarief overdrachtsbelasting | Bron Via Juridica | Type Overdrachtsbelasting | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema WBR - woning of niet-woning | Bron Via Juridica | Type Overdrachtsbelasting | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema Partnerschap in de Successiewet | Bron Via Juridica | Type Schenk- en erfbelasting | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema overgangsrecht-samenloop verhoogde schenkvrijstellingen successiewet 2022 | Bron Via Juridica | Type Schenk- en erfbelasting | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema belastingrente erfbelasting (art. 30g AWR) | Bron - | Type Belastingrente | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema belastingrente inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (art. 30f en 30fc AWR) | Bron - | Type Belastingrente | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stroomschema belastingrente overdrachtsbelasting (art. 30h AWR) | Bron - | Type Belastingrente | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stappenplan Verklaring van erfrecht | Bron - | Type Erfrecht en boedelafwikkeling | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stappenplan verdwenen vermogen terugbrengen in nalatenschap | Bron Via Juridica | Type Erfrecht en boedelafwikkeling | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Europese verklaring van erfrecht | Bron - | Type Internationaal privaatrecht | Categorie Stroomschema’s en visuals |
IPR: Toetsing van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht | Bron - | Type Internationaal privaatrecht | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Stappenplan vereenvoudigde fusie (juni 2024) | Bron Via Juridica | Type Ondernemingsrecht | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Tarieven en vrijstellingen Successiewet + tarieven overdrachtsbelasting 2024 | Bron Via Juridica | Type Cijferkaarten Via Juridica | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Tarieven en vrijstellingen Successiewet + tarieven overdrachtsbelasting 2023 | Bron Via Juridica | Type Cijferkaarten Via Juridica | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Tarieven en vrijstellingen Successiewet + box 3-heffing 2022 | Bron Via Juridica | Type Cijferkaarten Via Juridica | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Tarieven en vrijstellingen Successiewet + box 3-heffing 2021 | Bron Via Juridica | Type Cijferkaarten Via Juridica | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Tarieven en vrijstellingen Successiewet + box 3-heffing 2020 | Bron Via Juridica | Type Cijferkaarten Via Juridica | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Tarieven en vrijstellingen Successiewet + box 3-heffing 2019 | Bron Via Juridica | Type Cijferkaarten Via Juridica | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Tarieven en vrijstellingen Successiewet + box 3-heffing 2018 | Bron Via Juridica | Type Cijferkaarten Via Juridica | Categorie Stroomschema’s en visuals |
Indienen pachtovereenkomst | Bron Rijksoverheid | Type Agrarisch recht | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Informatie over de Grondkamer | Bron Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | Type Agrarisch recht | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Vereniging van Agrarisch Specialisten in het Notariaat | Bron VASN | Type Agrarisch recht | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Waardering verpachte gronden in box 3 - 2022 | Bron Belastingdienst | Type Agrarisch recht | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Alimentatie Indexering | Bron Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen | Type Huwelijk, alimentatie en echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Beleidsregel Huwelijk en duurzaam gescheiden leven | Bron Sociale Verzekeringsbank | Type Huwelijk, alimentatie en echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Beslisboom duur partneralimentatie | Bron INA Personen- en familierecht | Type Huwelijk, alimentatie en echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Handboek Scheiden | Bron Belastingdienst | Type Huwelijk, alimentatie en echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Ouderschapsplan | Bron Rijksoverheid | Type Huwelijk, alimentatie en echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
ANBI-loket | Bron Belastingdienst | Type ANBI | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
ANBI-register | Bron Belastingdienst | Type ANBI | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Aanvraag ANBI-beschikking | Bron Belastingdienst | Type ANBI | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Standaardformulieren publicatieplicht | Bron Belastingdienst | Type ANBI | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Verzoek teruggaaf energiebelasting | Bron Belastingdienst | Type ANBI | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Alles voor uw VvE op één plek | Bron Nederlandvve.nl | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
De juridische databank voor VvE professionals | Bron VvE Recht | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Infographic Evaluatie Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars | Bron WODC | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Rapport: De potentie van splitsen en optoppen | Bron Rijksoverheid | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
101 VvE vragen | Bron 101VvEvragen.nl | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Checklist splitsingstekening appartementen | Bron Het Kadaster | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement splitsing kleine VvE's 2021 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Publieksversie Modelreglement kleine VvE's | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement splitsing 2017 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement splitsing 2006 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement ondersplitsing 2006 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement splitsing 1992 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement service-flatgebouw 1987 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement service-flatgebouw 1987 (bijlage) | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement splitsing 1983 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement splitsing 1983 (bijlage) | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelreglement splitsing 1973 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Transponeringstabel modelreglementen 1973, 1983, 1992 en 2006 | Bron - | Type Appartementsrechten en verenigingen van eigenaars | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Centrum voor familiegeschiedenis | Bron CBG Centrum voor familiegeschiedenis | Type Erfgenamenonderzoek | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Testamentenregister Curaçao | Bron - | Type Erfgenamenonderzoek | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Testamentenregister Duitsland | Bron - | Type Erfgenamenonderzoek | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Testamentenregister Engeland en Wales | Bron - | Type Erfgenamenonderzoek | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Testamentenregister Frankrijk | Bron - | Type Erfgenamenonderzoek | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Aanvragen of wijzigen voorlopige aanslag erfbelasting | Bron Belastingdienst | Type Erven en schenken | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Boedelregister | Bron De Rechtspraak | Type Erven en schenken | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Formulier - Aanvaarden nalatenschap | Bron De Rechtspraak | Type Erven en schenken | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Formulier - Beschikken over bankrekening overleden echtgenoot/ partner | Bron Nederlandse Vereniging van Banken | Type Erven en schenken | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter (november 2022) | Bron De Rechtspraak | Type Erven en schenken | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Navraag slapende tegoeden | Bron Nederlandse Vereniging voor Banken | Type Erven en schenken | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Register erkende goede doelen | Bron CBF | Type Erven en schenken | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Richtlijnen vereffening nalatenschappen (juli 2021) | Bron De Rechtspraak | Type Erven en schenken | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Aanschaf onroerende zaken in Europese landen | Bron CNUE | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Authentieke akten in Europa | Bron CNEU | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Europees e-justitieportaal | Bron Europese Unie | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Europees Notarieel Netwerk | Bron CNUE | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Kennisdatabank Mandatory Disclosure Rules/DAC6 | Bron Belastingdienst | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Koppels in Europa | Bron CNEU | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Minderjarigen en kwetsbare personen in Europa | Bron CNEU | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Testamentenregisters in Europa | Bron CNUE | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Verdragenbank | Bron Rijksoverheid | Type Internationaal | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Basisregistratie Personen (BRP) | Bron Rijksoverheid | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Beslagsyllabus | Bron De Rechtspraak | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Cassatie in belang der wet | Bron Hoge Raad | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Het Kadaster | Bron - | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Kamer van Koophandel (KvK) | Bron - | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) | Bron - | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Landelijk procesreglement voor verzoekschriften bij de rechtbanken, kanton, inzake curatele, bewind en mentorschap | Bron De Rechtspraak | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Notary letter (infographic) | Bron Advocatie | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Praktizijns-Sociëteit | Bron - | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Prejudiciële vragen | Bron Hoge Raad | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Reglementen, procedures en formulieren | Bron De Rechtspraak | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Tuchtrecht | Bron Rijksoverheid | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Wet- en regelgeving notariaat | Bron KNB | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Aan de slag met de Omgevingswet | Bron Rijksoverheid | Type Omgevingswet | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
De koop van een woning en het omgevingsrecht | Bron Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Type Omgevingswet | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Infographic De bruidsschat | Bron Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Type Omgevingswet | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Informatie over de Omgevingswet | Bron Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Type Omgevingswet | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Informatiepunt Leefomgeving | Bron Rijksoverheid | Type Omgevingswet | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Aanmeldingsformulier open fonds voor gemene rekening | Bron Belastingdienst | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Checklist Wet bestuur en toezicht rechtspersonen voor besturen van kleine stichtingen en verenigingen | Bron KNB | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Code Sociale Ondernemingen | Bron - | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modeldocumentatie Steward Ownership | Bron We Are Stewards | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Stappenplan WHOA aanvragen | Bron Kamer van Koophandel | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
WHOA-procedure | Bron De Rechtspraak | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Internetconsultaties | Bron Overheid.nl | Type Parlementaire documenten | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Kamerstukken tot 1995 | Bron Overheid.nl | Type Parlementaire documenten | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Kamerstukken vanaf 1995 | Bron Overheid.nl | Type Parlementaire documenten | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Wetgevingskalender | Bron Overheid.nl | Type Parlementaire documenten | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Centraal Aanspreekpunt Pensioenen | Bron Belastingdienst | Type Pensioen, levensverzekering en zorg | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Het CAK | Bron - | Type Pensioen, levensverzekering en zorg | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Polis zoeken | Bron Verbond van verzekeraars | Type Pensioen, levensverzekering en zorg | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Regelhulp | Bron Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Type Pensioen, levensverzekering en zorg | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Hulp bij privacy | Bron Autoriteit Persoonsgegevens | Type Privacy en technologie | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Regelhulp AVG | Bron Autoriteit Persoonsgegevens | Type Privacy en technologie | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Vereniging IT-notaris | Bron - | Type Privacy en technologie | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Bouwen en wonen | Bron Rijksoverheid | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Checklist Verzoek vooroverleg Waardering onroerende zaak | Bron Belastingdienst | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Factsheet uitgifte van onroerende zaken en het bieden van gelijke kansen (Didam-arrest) | Bron Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Gebrekenboek en beleidsboeken | Bron Huurcommissie | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Gronduitgifte door overheden (Didam-arrest) | Bron Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Lokale regelgeving (t.b.v. controle zelfbewoningsplicht) | Bron Rijksoverheid | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modellen notariaat | Bron Het Kadaster | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Modelovereenkomst Conceptueel Bouwen | Bron Stichting Netwerk Conceptueel Bouwen | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Tarieven Kadaster | Bron Het Kadaster | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
WOZ-waardeloket | Bron Rijksoverheid | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de notaris |
Aan de slag met de Omgevingswet | Bron Rijksoverheid | Type Agrarisch recht | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
De koop van een woning en het omgevingsrecht | Bron Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Type Agrarisch recht | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Informatieblad verdeling ouderdomspensioen bij scheiding | Bron Belastingdienst | Type Echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Mededelingsformulier in verband met verdeling van ouderdomspensioen bij scheiding | Bron Belastingdienst | Type Echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Ouderschapsplan | Bron Rijksoverheid | Type Echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Rechtwijzer Uit elkaar | Bron Raad voor Rechtsbijstand | Type Echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Scheiden of uit elkaar gaan | Bron Belastingdienst | Type Echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Handboek Scheiden | Bron Belastingdienst | Type Echtscheiding | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
ANBI-loket | Bron Belastingdienst | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
De Rechtspraak | Bron - | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Geldfit | Bron De Nederlandse Schuldhulproute (NSR) | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Juridische begrippen | Bron De Rechtspraak | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Het Kadaster | Bron - | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Je regelt het bij de notaris | Bron KNB | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Kamer van Koophandel | Bron - | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Opvolgersarchief | Bron KNB | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Register Notariaat | Bron KNB | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Schuldenwijzer | Bron - | Type Instanties en registers | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Checklist Wet bestuur en toezicht rechtspersonen voor besturen van kleine stichtingen en verenigingen | Bron KNB | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Ondernemerscheck voor inkomstenbelasting | Bron Belastingdienst | Type Ondernemer en onderneming | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
AOW-leeftijd berekenen | Bron Belastingdienst | Type Pensioen, levensverzekering en zorg | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Overbruggingsuitkering AOW berekenen | Bron Sociale Verzekeringsbank | Type Pensioen, levensverzekering en zorg | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Polis zoeken | Bron Verbond van verzekeraars | Type Pensioen, levensverzekering en zorg | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Regelhulp | Bron Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Type Pensioen, levensverzekering en zorg | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Bewust nieuwbouw | Bron - | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Bouwen en wonen | Bron Rijksoverheid | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Energielabel zoeken | Bron Rijksoverheid | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Gebrekenboek en beleidsboeken | Bron Huurcommissie | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Handreiking en infoblad gemeenschappelijke rookgasafvoeren | Bron Rijksoverheid | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Kennisbank Appartementsrechten | Bron Rijssenbeek Advocaten | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Nationale Hypotheek Garantie | Bron NHG | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Publieksversie Modelreglement kleine VvE's | Bron - | Type Registergoederen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Checklist samenlevingscontract | Bron Rijksoverheid | Type Samenwonen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Stappenplan samenlevingscontract | Bron KNB | Type Samenwonen | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Checklists na overlijden | Bron Alles over Erven | Type Schenken en erven | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Belastingtelefoon voor nabestaanden | Bron Belastingdienst | Type Schenken en erven | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Boedelbeschrijving erfrecht | Bron De Rechtspraak | Type Schenken en erven | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Boedelregister | Bron De Rechtspraak | Type Schenken en erven | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Nalaten aan goede doelen | Bron Toegift.nl | Type Schenken en erven | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Infographic Wettelijke erfgenamen | Bron KNB | Type Schenken en erven | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Centraal testamentenregister | Bron KNB | Type Testament en levenstestament | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Checklist levenstestament | Bron KNB | Type Testament en levenstestament | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Checklist testament | Bron KNB | Type Testament en levenstestament | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Volmacht en levenstestament | Bron Goed Vertegenwoordigd | Type Testament en levenstestament | Categorie Verwijzingen voor de particulier |
Wat doet een notaris? | Bron Steffie | Type Testament en levenstestament | Categorie Verwijzingen voor de particulier |