Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Goede trouw en redelijkheid en billijkheid (art. 3:11 - 3:12 BW)

Bijgewerkt tot 28-02-2025 Auteur De redactie

1 Goede trouw (art. 3:11 BW)Iemand is niet te goeder trouw:wanneer hij de feiten of het recht, die hem worden tegengeworpen, kende (subjectief criterium); ofwanneer hij die feiten of het recht weliswaar niet kende, maar hij deze feiten of het recht had behoren te kennen (objectief criterium). Het artikel impliceert dat op degene die zich beroept op de goede trouw een onderzoeksplicht rust. Tot hoever die onderzoeksplicht gaat, hangt af van de omstandigheden van het geval. 2 Redelijkheid en bill…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.


Inloggen via Legal Intelligence

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wet- en regelgeving


Artikel 11

Goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, ontbreekt niet alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten of het recht behoorde te kennen.


Artikel 12

Bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen, moet rekening worden gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen, die bij het gegeven geval zijn betrokken.


Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Civiel