De tuchtrechtspraak (art. 93-99 Wna)
1 InleidingNotarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn gehouden om bij de uitoefening van hun werkzaamheden rekening te houden met de tuchtnorm – voortvloeiend uit art. 93 Wna – waarbij onder meer de volgende aspecten van belang zijn:1.1 Terughoudendheid bij juridische opinie over een eigen akteIn een uitspraak van de Kamer voor het Notariaat Den Haag (25 juli 2018, ECLI:NL:TNORDHA:2018:12) oordeelt de Kamer dat wanneer een notaris een juridische opinie over…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 93
Artikel 93
1 Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
2 Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn blijven aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig in het eerste lid bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.
Artikel 94
Artikel 94
1 De tuchtrechtspraak over de notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de kamers voor het notariaat en in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam. Tegen beslissingen van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.
2 Ten behoeve van de uitoefening van de tuchtrechtspraak door de kamers voor het notariaat en het gerechtshof Amsterdam zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de kamers en het gerechtshof niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.
3 In ieder ressort is een kamer voor het notariaat gevestigd, waarvan het rechtsgebied samenvalt met het ressort. De kamers zijn belast met de uitvoering van de hun in deze wet opgedragen taken. De aan de werkzaamheden van de kamers verbonden kosten komen ten laste van de Staat.
4 Elke kamer voor het notariaat bestaat uit een voorzitter en vier leden. Er zijn ten minste twee plaatsvervangend voorzitters.
5 De president van de rechtbank in het arrondissement waarin de kamer voor het notariaat is gevestigd, is voorzitter van deze kamer. De plaatsvervangende voorzitters worden door de voorzitter aangewezen uit de leden van de rechtbanken die zijn gelegen in het ressort waar de desbetreffende kamer voor het notariaat is gevestigd. Indien de aanwijzing betrekking heeft op leden van een rechtbank in een ander arrondissement dan die waar de kamer voor het notariaat is gevestigd, gebeurt die aanwijzing niet dan na instemming van de president van die rechtbank.
6 Twee leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd door Onze Minister, die tevens voor elk hunner een of meer plaatsvervangers aanwijst. Een van die leden wordt benoemd uit de leden van de rechtbanken die zijn gelegen binnen het rechtsgebied van de desbetreffende kamer voor het notariaat. Het andere lid is de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Zij zijn bij hun aftreden herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hen door Onze Minister tussentijds ontslag worden verleend.
7 De overige twee leden zijn notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris. Deze leden worden voor de tijd van vier jaren door de ledenraad van de KNB, op voordracht van de ringbesturen in het ressort van de desbetreffende kamer voor het notariaat, uit de leden van die ringen benoemd. Zij zijn bij hun aftreden eenmaal herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hun tussentijds door de ledenraad ontslag worden verleend. De ledenraad wijst tevens uit de leden van de ringen twee of meer plaatsvervangers aan die beide leden kunnen vervangen. Bij verordening worden regels gesteld omtrent de wijze van voordracht en benoeming van deze leden en hun plaatsvervangers.
8 Aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken wordt op straffe van nietigheid deelgenomen door de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters, alsmede een door Onze Minister benoemd lid en een notaris, een toegevoegd notaris of een kandidaat- notaris. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor de behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden, onder wie de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters, een door Onze Minister benoemd lid en een notaris, een toegevoegd notaris of een kandidaat- notaris en twee leden genoemd in het zesde of zevende lid. Indien de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter door na aanvang van de zaak opgekomen omstandigheden is verhinderd, kan deze worden vervangen door een door Onze Minister benoemd lid of plaatsvervangend lid.
9 De kamer voor het notariaat heeft een secretaris en zo nodig een of meer plaatsvervangend secretarissen. Zij worden door de voorzitter van de kamer aangewezen uit de gerechtssecretarissen van de rechtbank.
10 Tussen de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een kamer voor het notariaat mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten, bloed- of aanverwantschap tot de derde graad ingesloten, een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van het notarisambt.
11 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de vestigingsplaats en de inrichting van de kamers en betreffende de uitoefening van haar werkzaamheden, alsmede de de vergoeding van de reis- en verblijfkosten van de leden en andere vergoedingen.
Artikel 94a
Artikel 94a
1 De kamers voor het notariaat stellen jaarlijks een jaarverslag op alsmede een begroting van de in het daaropvolgende jaar te verwachten inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij of krachtens deze wet opgedragen taken en daaruit voortvloeiende werkzaamheden op het terrein van de tuchtrechtspraak. De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien.
2 Tenzij de werkzaamheden waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar waarmee Onze Minister heeft ingestemd.
3 De kamers voor het notariaat zenden de begroting voor een door Onze Minister te bepalen tijdstip voorafgaande aan het begrotingsjaar ter instemming aan Onze Minister.
4 Onze Minister stemt niet in met de begroting dan nadat de KNB is gehoord. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ingeval van gebleken strijdigheid wordt instemming niet onthouden dan nadat de kamers voor het notariaat in de gelegenheid zijn gesteld de begroting aan te passen, binnen een door Onze Minister te stellen redelijke termijn.
5 Wanneer Onze Minister niet met de begroting heeft ingestemd vóór 1 januari van het jaar waarop deze betrekking heeft, kunnen de kamers voor het notariaat, in het belang van een juiste uitvoering van hun taak, voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten hoogste drie twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen in de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.
6 Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doen de kamers voor het notariaat daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak en de verwachte omvang van de verschillen.
7 De kamers voor het notariaat zenden het jaarverslag voor een door Onze Minister te bepalen tijdstip aan Onze Minister.
8 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting en de inhoud van het jaarverslag.
Artikel 95
Artikel 95
1 Het lidmaatschap van de leden van de kamer voor het notariaat vervalt van rechtswege indien zij de kwaliteit verliezen waarin zij benoemd zijn, met dien verstande dat ten aanzien van een lid als bedoeld in artikel 94, vierde lid, dit kwaliteitsverlies alleen dan intreedt wanneer hij noch kandidaat-notaris, noch toegevoegd notaris, noch notaris is.
2 Het in de artikelen 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d, 46d, tweede lid, 46f, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, aanhef en onder a, en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van deze leden.
3 De artikelen 13a, 13b, uitgezonderd het eerste lid, onderdelen b en c, en vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van deze leden, met dien verstande dat:
a. voor de overeenkomstige toepassing van die artikelen onder «het betrokken gerechtsbestuur» wordt verstaan: de voorzitter van de kamer voor het notariaat; en
b. de procureur-generaal niet verplicht is aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek als bedoeld in datzelfde artikel.
Artikel 99
Artikel 99
1 Klachten tegen notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen kunnen, schriftelijk en met redenen omkleed, door een ieder met enig redelijk belang worden ingediend bij de kamer voor het notariaat waaronder de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris ressorteert. Indien de klager daarom verzoekt, is de secretaris van de kamer hem behulpzaam bij het op schrift stellen van de klacht. Van de klacht wordt een afschrift gezonden aan de KNB en het Bureau.
2 Voordat een klacht als bedoeld in het eerste lid in behandeling wordt genomen, heft de secretaris een griffierecht van € 50. Het griffierecht komt ten bate van de kamers voor het notariaat.
3 De secretaris wijst de klager op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op het daartoe bekend gemaakte bankrekeningnummer.
4 Indien een klacht niet ter kennis van de kamer wordt gebracht maar in der minne is geschikt als bedoeld in het twaalfde lid, kan als onderdeel van de minnelijke schikking door partijen worden bepaald dat het door de klager betaalde griffierecht wordt vergoed door de betrokken notaris, toegevoegd notaris dan wel kandidaat-notaris.
5 Indien de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, wordt het door de klager betaalde griffierecht vergoed door de betrokken notaris, toegevoegd notaris dan wel kandidaat-notaris.
6 In afwijking van het tweede lid, wordt geen griffierecht geheven indien de klacht afkomstig is van:
a. Onze Minister;
b. het Bureau; of
c. de KNB.
7 Onze Minister kan het in het tweede lid bedoelde bedrag wijzigen voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
8 Indien een klacht is ingediend met betrekking tot de leden of plaatsvervangende leden van de kamer voor het notariaat die notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn, verzoekt de voorzitter van de kamer de president van het gerechtshof Amsterdam om een andere kamer aan te wijzen teneinde zich met de behandeling daarvan te belasten. De president deelt de beslissing mee aan de aangewezen kamer, aan de desbetreffende notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, aan de voorzitter van de kamer die het verzoek tot aanwijzing heeft gedaan en aan de klager.
9 Een klacht is niet ontvankelijk voorzover deze betrekking heeft op een gedraging waarvoor een boete is opgelegd als bedoeld in artikel 111b. Voorts is een klacht niet ontvankelijk als het griffierecht niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn is bijgeschreven op het daartoe bekend gemaakte bankrekeningnummer.
10 Indien de klacht zich naar het oordeel van de voorzitter daartoe leent en uit de klacht blijkt dat de klacht nog niet is voorgelegd aan de geschillencommissie, bedoeld in artikel 55, tweede lid, kan de voorzitter besluiten de behandeling van de klacht te schorsen, en de klager in de gelegenheid te stellen het geschil voor te leggen aan de geschillencommissie. De beslissing tot schorsing schorst de in het vijftiende lid bedoelde termijn. Tegen de beslissing is geen voorziening toegelaten.
11 De voorzitter kan na een summier onderzoek, zo nodig na de klager en de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris te hebben gehoord, de klacht terstond bij met redenen omklede beslissing afwijzen indien hij van oordeel is dat deze kennelijk niet ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht.
12 Indien de voorzitter van oordeel is dat een klacht vatbaar is voor minnelijke schikking, roept hij de klager en de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris op teneinde een zodanige schikking te beproeven. Indien een minnelijke schikking mogelijk blijkt, wordt deze op schrift gesteld en door de klager, de notaris, toegevoegd notaris of de kandidaat-notaris tegen wie de klacht is ingediend en de voorzitter ondertekend.
13 De voorzitter brengt klachten die niet zijn neergelegd bij de geschillencommissie, niet in der minne zijn geschikt of zijn afgewezen, ter kennis van de kamer.
14 Van de beslissing van de voorzitter zendt de secretaris onverwijld een afschrift aan de klager en de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, in geval van afwijzing van een klacht aan de klager bij aangetekende brief. Indien de voorzitter toepassing geeft aan het vierde lid, vermeldt hij de bevoegdheid van de klager om na ommekomst van de behandeling door de geschillencommissie de kamer te verzoeken de klacht alsnog in behandeling te nemen.
15 Tegen de beslissing van de voorzitter tot afwijzing van een klacht, kan de klager binnen veertien dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet doen bij de kamer voor het notariaat. Hij dient gemotiveerd aan te geven met welke overwegingen van de voorzitter hij zich niet kan verenigen. Hij kan daarbij vragen over zijn verzet te worden gehoord.
16 Indien overeenkomstig het vijftiende lid verzet is gedaan tegen de beslissing van de voorzitter, wijst deze een plaatsvervanger aan om hem bij de behandeling van het verzet te vervangen.
17 Ten gevolge van het verzet vervalt de beslissing, tenzij de kamer voor het notariaat het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart.
18 Is de kamer voor het notariaat van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, dan kan zij zonder nader onderzoek het verzet ongegrond verklaren, echter niet dan na de klager die daarom vroeg in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.
19 De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet is met redenen omkleed. Daartegen staat geen rechtsmiddel open. Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.
20 Is de kamer van oordeel dat het verzet gegrond is, dan wordt de zaak in verdere behandeling genomen.
21 Een klacht kan slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
22 Intrekken van de klacht, nadat deze is ingekomen, of staking van de werkzaamheden door de persoon over wie geklaagd is, heeft op de verdere behandeling geen invloed, wanneer naar het oordeel van de kamer voor het notariaat het algemeen belang de voortzetting van de behandeling vordert of wanneer degene over wie geklaagd is, schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Notarisambt en tuchtrecht | Categorie Ambtsuitoefening |
Rechtspraak
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen | Dossiernr. 34145 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Wet verbetering kwaliteit en integriteit notariaat (Hammerstein) | Dossiernr. 32250 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel De aan een klacht te stellen eisen | Auteur(s) L.C. Dufour | Bron JBN 2024/38 |
Titel De stem van de cliënt | Auteur(s) J.M. Tempelaar | Bron JBN 2024/31 |
Titel Vanwege de klerk voor de rechter - Notariële aansprakelijkheid voor falende notarisklerken Deel II | Auteur(s) J.S.L.A.W.B. Roes | Bron Notarisklerk 2023/1581 |
Titel Notarieel tuchtrecht als voorportaal van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de notaris | Auteur(s) B.N. Takken, T.F.H. Reijnen | Bron Tijdschrift Tuchtrecht 2023/24 |
Titel Advocaten- en notarissentuchtrecht vergeleken: op zoek naar 'the best of both worlds' | Auteur(s) L.H. Rammeloo, M.C.J. Höfelt | Bron Tijdschrift Tuchtrecht 2023/105 |
Titel Vanwege de klerk voor de rechter : De notariële aansprakelijkheid voor falende notarisklerken Deel I | Auteur(s) J.S.L.A.W.B. Roes | Bron Notarisklerk 2022/1579 |
Titel Boekbespreking: Handboek Tuchtrecht, redactie R.L. Herregodts en M.L. Batting | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2022/7391 |
Titel Notarieel tuchtrecht als remedie. En, helpt het? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2022/7363 |
Titel Reactie op 'Notarieel tuchtrecht als remedie. En, helpt het?' van mr. B.C.M. Waaijer | Auteur(s) H.K. de Boer, M.S.M. Bosse | Bron WPNR 2022/7370 |
Titel Subsidiaire notariële aansprakelijkheid bij medewerking aan wanprestatie of onrechtmatige daad | Auteur(s) T.F.E. Tjong Tjin Tai | Bron WPNR 2022/7394 |
Titel Integriteit, kernvoorwaarde voor een notaris | Auteur(s) A.H.N. Stollenwerck | Bron Tijdschrift Tuchtrecht 2022/16 |
Titel Dient de notaris tijdens een tuchtrechtprocedure inzicht te tonen in de laakbaarheid van zijn gedrag? | Auteur(s) B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2021/7325 |
Titel Reactie en Naschrift 'Dient de notaris tijdens een tuchtrechtprocedure inzicht te tonen in de laakbaarheid van zijn gedrag? | Auteur(s) H.F.M. Hofhuis, B.C.M. Waaijer | Bron WPNR 2021/7332 |
Titel Reageren op een aansprakelijkstelling: hoe verhouden de eisen die de tuchtrechter aan de notaris stelt zich tot de bepalingen in beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen? | Auteur(s) L.C. Dufour | Bron JBN 2020/26 |
Titel De notaris en persoonsgegevens | Auteur(s) M. Hillen-Muns | Bron Notariaat magazine 2018/6 |
Praktisch
Titel | Bron | Type | Categorie |
---|---|---|---|
Tuchtrecht | Bron Rijksoverheid | Type Notaris en aanverwante instanties | Categorie Verwijzingen voor de notaris |