In het beleidsbesluit van 4 april 2011 ( nr BLKB2011/68M , vervangen bij besluit van 31 januari 2013, nr BLKB2012/1221M , onderdeel 3.4) wordt goedkeuring gegeven voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
Casus Erflater E en zijn broer B houden ieder voor zich de helft van de aandelen in A BV. E is in 2013 overleden. De aandelen in A BV zijn verkregen door de kinderen van E als erfgenamen. Op die verkrijging
Casus Stichting A is in het bezit van een kantoorgebouw. In 1998 wordt een koopovereenkomst gesloten tussen de stichting en X BV met betrekking tot het gebouw. De overdacht wordt vormgegeven door middel
Casus Erflaatster (E) heeft bij uiterste wilsbeschikking een minderjarigenbewind als bedoeld in art. 1:253i lid 4 sub c BW ingesteld over het door haar aan X nagelaten geldbedrag van circa € 42.500. De
Casus Het huwelijk van M en V wordt ontbonden in mei 2008. V gaat in hoger beroep omdat de Rechtbank heeft overwogen dat zij tijdens haar huwelijk de tussen haar en M bestaande wettelijke gemeenschap
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus X c.s. hebben hun woning verkocht aan Y en Z. In de koopovereenkomst was onder meer een financieringsvoorbehoud opgenomen. In deze zaak staat de vraag centraal of Y en Z een beroep kunnen doen op
Casus A heeft op een openbare executieveiling een aantal onroerende zaken gekocht die na gunning aan haar zijn geleverd. In de Bijzondere Veilingvoorwaarden staat onder meer dat de uitoefening van de
Casus Op 23 juli 2013 koopt A een woning van B. Voorafgaand aan de koop heeft A bij B navraag gedaan naar de aanwezigheid van puin. B sluit de mogelijke aanwezigheid van puin niet uit, maar geeft aan
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus Verkoper V verkoopt op 11 juli 2014 onroerende zaken aan een stichting. De koop is ingeschreven in de openbare registers conform art. 7:3 BW (Vormerkung). Schuldeiser S heeft op 31 juli 2014 conservatoir
Casus A is eigenaar van een perceel, waarop drie hypotheekrechten zijn gevestigd ten behoeve van bank B. In 2011 is het perceel van A betrokken in een ruilverkaveling, zodat A na de afronding daarvan
Casus X is eigenaar geworden van twee percelen (perceel 1 en 2). Reeds voor de verkrijging was een erfdienstbaarheid van weg gevestigd ten laste van perceel 2 en ten behoeve van perceel 1. Perceel 1 was
Casus In 1928 is een erfdienstbaarheid gevestigd ten laste van het perceel van X en ten behoeve van het perceel van Y. X en Y hebben allebei enkele jaren geleden de eigendom van hun perceel verkregen.
Casus X en Y hebben in 2002 een appartementsrecht in eigendom verkregen. Voorafgaand aan de oprichting van de VvE heeft een vergadering plaatsgevonden van de toenmalige eigenaren van de onroerende zaak
Prejudiciële vraag Aan de Hoge Raad is door Rechtbank Amsterdam (26 februari 2018, nr C/13/641880 / KG ZA 18-55, ECLI:NL:RBAMS:2018:2546) de prejudiciële vraag voorgelegd of aanleiding bestaat bijzondere
Casus Erflater is in 2006 overleden en was gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Hij dreef samen met zijn echtgenote een onderneming. In het testament van erflater zijn de echtgenote en de twee
Casus V overlijdt in 2009 en was onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met M. De huwelijksvoorwaarden bevatten uitsluiting van gemeenschap en een finaal verrekenbeding bij overlijden. V heeft M en zoon
Hof Hof Den Haag heeft geoordeeld dat onbebouwde grond in de zin van art. 11 lid 4 Wet OB ontstaat indien een gebouw geheel wordt gesloopt, zodanig dat op het perceel geen bebouwing meer over is die nog
Casus A (eigenaar van een bouwkundig tekenbureau) en zijn accountant B kopen samen een stuk grond waarop zij twee woningen (naar ontwerp van A) bouwen. De percelen met woning worden vervolgens met winst
Casus In geschil is of een forfaitair rendement van 4% in box 3 over bank- en spaartegoeden en premiedepots in 2015 in strijd is met het recht op het ongestoorde van eigendom in de zin van art. 1 van
Casus X heeft over de jaren 2015 t/m 2018 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd gekregen. Hierin is onder meer het voordeel uit sparen en beleggen belast. Tegen deze aanslagen heeft X bezwaar gemaakt
Casus Erflaatster E heeft een testament gemaakt waarin een quasi-wettelijke verdeling is opgenomen. Dochter D heeft op grond van deze quasi-wettelijke verdeling een (in beginsel) niet-opeisbare geldvordering
Casus A is directeur-enig aandeelhouder van Vastgoed BV en van Pizzeria BV. Vastgoed BV verhuurt een pand aan Pizzeria BV. In het jaar 2000 draagt A 10% van zijn aandelen in Vastgoed BV en 10% van zijn
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.