Casus V verkoopt een onroerende zaak aan X voor een koopprijs van € 360.000. Kort daarna verkoopt en levert V dezelfde onroerende zaak aan Y voor een koopprijs van € 395.000. In geschil is of Y hiermee
Casus A en B zijn ex-partners. Zij woonden samen in de woning van A, gelegen op twee aan elkaar grenzende percelen (nummers 1 en 2). In 2001 heeft A de woning aan B verkocht en geleverd. In de leveringsakte
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus A heeft vanaf 1992 een bankrekening in Zwitserland aangehouden. In zijn aangiften IB heeft A geen opgaaf gedaan van de saldi en opbrengsten van deze bankrekening. Op 23 juni 2009 heeft A het formulier
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus X verkoopt en levert een aantal percelen landbouwgrond aan Y in de jaren 2004 en 2005. Over de koopprijs is het volgende afgesproken. De koopprijs bedraagt € 45 per m2. Op het moment van juridische
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus X BV is de 100% dochteronderneming van Y BV. Op een bepaald moment heeft X BV juridische hulp nodig en Y BV schakelt juridisch adviesbureau A in. A hanteert in zijn algemene voorwaarden een exoneratiebeding
Casus Erflaatster E overlijdt in augustus 2008. Vlak voor haar overlijden verkoopt zij alle certificaten van aandelen in een BV aan X. Nog voor de totstandkoming van de koopovereenkomst heeft E in november
Casus M en V zijn in gemeenschap van goederen getrouwd. M verkoopt een perceel grond aan kind X. M overlijdt. Hij heeft als erfgenamen achtergelaten zijn drie kinderen (X, Y en Z) en V. Vervolgens overlijdt
Casus Zoon (Z) huurt een woning van zijn vader (V). V en Z komen overeen dat Z de woning koopt. De koopprijs die zij hanteren is de prijs die de woning waard is in verhuurde staat, groot € 162.000. De
Casus A BV is samen met B BV en C BV aandeelhouder en statutair bestuurder van D BV. A is enig aandeelhouder en bestuurder van A BV. In de statuten van D BV en de aandeelhoudersovereenkomst is opgenomen
Casus Kind (K) heeft in 2013 een schenking van € 37.500 ontvangen van haar vader (V). Aan K is een aanslag schenkbelasting opgelegd van € 3.235 (10% over € 37.500 minus de vrijstelling van € 5.141).
Casus A heeft in 2012 zonnepanelen gekocht en daarvoor een factuur (factuurdatum 15 mei 2012) ontvangen met een bedrag van € 1.269 aan omzetbelasting. Op 20 juni 2013 heeft het Hof van Justitie van de
C asus M en V zijn in 1997 met elkaar gehuwd. In 2009 wordt tussen M en V de echtscheiding uitgesproken. Begin 2010 bereiken M en V overeenstemming over de definitieve afwikkeling van hun echtscheiding
Casus M en V zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden inhoudende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen met een periodiek verrekenbeding. M en V zijn voornemens om van echt te scheiden. V heeft
Casus Op 6 augustus 2003 overlijdt de vader van erven (E c.s.). E c.s. hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Tot de nalatenschap behoort een onroerende zaak waarop een garage is gebouwd. Op de
Casus Moeder M, inwoner van Nederland, is eigenaar van een landgoed (The Bean House) in Groot-Brittannië. M wil dit landgoed schenken aan haar zoon Z. Om de schenking fiscaal zo gunstig mogelijk te laten
Casus A, B en C zijn vennoten in een vennootschap onder firma (vof). Zij zijn overeengekomen om de vof te ontbinden. In de akte van ontbinding is een verdeling van het vennootschapsvermogen neergelegd
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'. Tegen deze uitspraak is cassatie ingesteld, nr 15/04007.
Casus In 2007 verricht de directeur-grootaandeelhouder (dga) van A BV een agiostorting van € 2.250.000. Op 24 mei 2012 wordt de agioreserve voor dit bedrag gedebiteerd en de dga voor hetzelfde bedrag
In dit arrest van het HvJ EU zijn twee zaken samengevoegd. In beide zaken draaide het om de vraag in hoeverre de omzetbelasting over kosten die in rekening zijn gebracht in verband met de verwerving van
Casus M en V hebben van 2002 tot 2011 een affectieve relatie gehad, waaruit in 2005 hun zoon is geboren. In 2004 is de samenwoning van partijen feitelijk aangevangen. In datzelfde jaar heeft M een woning
Casus A en B zijn twee broers van elkaar. Zij zijn ieder voor 50% eigenaar van een woning die zij hebben gefinancierd met een hypothecaire geldlening waarvoor zij beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn.
C asus Huurder (H) woont sinds 2010 in de woning van verhuurder (V). In februari 2011 zijn H en V overeengekomen dat H voor zijn rekening verbouwings- en renovatiewerkzaamheden verricht waartegenover