Casus X BV is een ondernemer voor de omzetbelasting. X BV stelt aan haar personeel mobiele telefoons ter beschikking. De telefoons worden voor ongeveer 19% voor privédoeleinden gebruikt. X BV heeft de
Casus A is eigenaar van een woning waarin hij woont met zijn gezin. De woning kwalificeert als eigen woning in de zin van art. 3.111 lid 1 Wet IB 2001. Eind 1994 verhuist A met zijn gezin naar het buitenland
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspraak raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus X is directeur en enig aandeelhouder van BV X. Dochter D van X en haar partner hebben zich in 2002 ingekocht in een café-bar in Griekenland. Omdat Nederlandse en Griekse banken vanwege het ontbreken
Casus X BV, koopt een bedrijfspand van Y. De koopprijs bedraagt € 14.300.000. Door X BV is een financieringsvoorbehoud gemaakt. Omdat de financiering niet tot stand komt, hebben partijen vervolgens van
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus Verkoper (V) levert in 1997 een kantoorgebouw aan koper (K) waarbij een deel van de koopprijs bij notaris (N) in depot is gebleven omdat V onder meer verplicht was asbest uit het pand te verwijderen
Casus A BV en B BV vormen een vennootschap onder firma, Y vof. B BV geeft één aandeel uit aan A BV. De volstorting van dit aandeel geschiedt doordat A BV haar aandeel in de vennootschap onder firma op
Casus X huurt vanaf 1976 een woning. De achtertuin van de door X gehuurde woning grenst aan een perceel van de gemeente. Op de strook gemeentegrond tussen de achtertuin en een fiets-/voetpad stonden
Tot 1 januari 2010 gold voor de verkrijging van een monument door een monumentenrechtspersoon een vrijstelling van overdrachtsbelasting. In 16 mei 2007 heeft rechtbank Den Haag ( nr AWB 06/2500, ECLI:NL
In het beleidsbesluit van 4 april 2011 ( nr BLKB2011/68M , vervangen bij besluit van 31 januari 2013, nr BLKB2012/1221M , onderdeel 3.4) wordt goedkeuring gegeven voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
Casus In 2008 komt moeder M te overlijden. Haar enige erfgenamen zijn zoon Z en zijn broer. Voor haar overlijden heeft M aan Z een geldbedrag geleend. Z heeft het volledige bedrag doorgeleend aan C BV
Naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad ( 26 april 2002, nr 35775, LJN AD3572 ) kon een directeur-grootaandeelhouder (dga) die op grond van een arbeidsovereenkomst met zijn kapitaalvennootschap
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Rechtbank Breda oordeelde op 13 juli 2012 ( nr AWB 11/5509, LJN BX3386 , Notamail 2012, nr 181, hoger beroep) dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel
Casus Mr. X voert het bewind over het vermogen van een rechthebbende, welk beschermingsbewind is ingesteld op de voet van art. 1:431 BW. De Rechtbank heeft de goedkeuring onthouden aan de door de
Casus Meneer X drijft in de vorm van een eenmanszaak een handelsonderneming in meubelen en verhuurt een onroerende zaak. In 2005 wordt de eenmanszaak ingebracht in X BV. X is enig aandeelhouder, bestuurder
Om een geslaagd beroep te doen op de bedrijfsopvolgingsregeling van de Successiewet 1956 is vereist dat de verkrijger de onderneming ten minste vijf jaar voortzet. Rechtbank Haarlem heeft geoordeeld dat
Casus Erflater E woont sinds 2001 samen met mevrouw A, zij zijn niet gehuwd of als partner geregistreerd. E heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk. E, A en de kinderen hebben een overeenkomst gesloten
Casus Het huwelijk tussen M en V is geëindigd door echtscheiding. De waarde van de gemeenschapsgoederen is aanzienlijk lager dan het totale bedrag van de gemeenschapsschulden. Om toegelaten te worden
Casus Tot aan hun echtscheiding waren X en Y gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap is onder meer in geschil of de nalatenschap van Y’s vader in de
Casus X is in 1966 geboren toen haar moeder was getrouwd met A. Kort daarna is een vordering tot echtscheiding ingesteld, waarna de moeder van X en A in 1969 van echt zijn gescheiden. Begin 1966 was
Casus M en V zijn tot 18 december 2008 mede-aandeelhouders en bestuurders van A BV. Ieder voor 50%. Op 18 december 2008 hebben M en V de aandelen in A overgedragen aan hun zoon, B. De overdrachtsprijs
Handelingen met betrekking tot deviezen, betaalmiddelen, effecten en andere waardepapieren en het beheer van collectief vermogen zijn vrijgesteld van omzetbelasting (art. 11.1.i Wet OB). In onderhavige
Casus Twee ex-echtgenoten procederen over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. In een beschikking van rechtbank Rotterdam van 16 februari 2011 (brondocument niet beschikbaar) werd geoordeeld