Casus V heeft op 9 maart 2011 een woning geleverd gekregen. Op 31 mei 2011 verkoopt V de woning aan K. De levering vindt plaats op 5 oktober 2011. Op 1 juli 2011 is een tariefsverlaging van de overdrachtsbelasting
Casus In 2007 verkrijgt X de eigendom van een winkel. Op een deel van de winkel bevinden zich 4 appartementen die als woning worden gebruikt. De woningen en het deel van de winkel dat zich daaronder
Casus B heeft een derde aandeel in de onverdeelde eigendom van een monumentaal zeventiende-eeuws pand verkregen. Ten tijde van de verkrijging bevonden zich in het pand een winkel en twee woningen. In
Casus De gerechtigde tot een recht van gebruik en bewoning (X) heeft in 2009 de woning, waarop dit recht is gevestigd, verlaten en is ingetrokken bij haar huidige partner. De blooteigenaren willen de
Casus Erflater (A) is in 2007 overleden. A benoemt zijn drie kinderen (X, Y en Z) voor gelijke delen erfgenamen van zijn nalatenschap. A benoemt zijn broer (E) tot executeur. Tot de nalatenschap van
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus Erflater E is zes jaar voor zijn overlijden gaan samenwonen met V. Toen E in 2006 terminaal ziek werd, heeft hij aan V te kennen gegeven dat hij V in zijn testament wilde opnemen om haar verzorgd
De transactiegegevens van de referentiepanden zijn meer dan drie jaren verwijderd van de waardepeildatum. Desalniettemin komt hier enige bewijskracht toe. Indien geen recente verkoopgegevens van vergelijkbare
Casus Erflater (A) is in 1980 overleden. Erfgenamen in zijn nalatenschap zijn X en Y, ieder voor de helft. Tot de nalatenschap behoort een woning, waarover A in zijn testament het volgende heeft bepaald
Casus Op 5 juni 2009 is mevrouw Y door een geweldsmisdrijf om het leven gekomen. Op 18 juni 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen drie van de vier erfgenamen (E c.s.) en kandidaat-notaris K-N.
Casus M en V exploiteren een boerenbedrijf. In 1993 brengen M en V de onderneming, met uitzondering van de onroerende zaken, ruisend in BV X in. De onroerende zaken worden voor twaalf jaar verpacht aan
Casus D verleent sinds 2003 mantelzorg aan haar moeder M. Als M in oktober 2010 overlijdt, is D een van de erfgenamen. M en D stonden ten tijde van het overlijden van M ingeschreven op hetzelfde woonadres
Casus In 2011 is erflater (E) overleden. X is de halfzus van E. In 2006 heeft E bij testament zorginstelling (Z) benoemd als erfgenaam. X stelt dat het testament nietig is omdat E ten tijde van het
Casus Erflater (E) is in 2004 overleden. E heeft bij testament zijn tweede echtgenote (A) tot bezwaarde legataris benoemd. Bij dit legaat bepaalt E als volgt: aan A wordt zes maanden na E’s overlijden
Casus Verkoper (V) verkoopt een woning met praktijkruimte aan koper (K). Bij totstandkoming van de koopovereenkomst is overeengekomen dat de woning in december 2012 wordt geleverd. Nadat het K vóór de
Casus Het vermogen van M en V staat onder beschermingsbewind (art. 1:431 BW). M en V vorderen opheffing van dit bewind. Zij voeren aan dat het onderhavige bewind is ingesteld omdat zij er op dat moment
Casus Op 1 april 2008 leent X voor de aankoop van een eigen woning € 80.000 van zijn vader (V). X en V sluiten een geldleningsovereenkomst waarin een rente wordt afgesproken van 8% op jaarbasis. Verder
Casus Erflater E heeft in 2005 aan oud-notaris O de opdracht gegeven tot het opmaken van een testament. In het testament is A, de echtgenote van E, tot enig erfgename benoemd en voorts is in het testament
Casus A overlijdt in 2012 en laat onder meer een minderjarige dochter als erfgename achter. In zijn testament had A een testamentair bewind ingesteld over het erfdeel van de minderjarige dochter totdat
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus X c.s. is samen met anderen aandeelhouder van A NV. Tussen X c.s. en A NV is een aansluitingsovereenkomst aangegaan. Een van de bepalingen daarvan is, dat bij beëindiging van de aansluitingsovereenkomst
Van deze procedure is geen samenvatting beschikbaar. U kunt wel de uitspra(a)k(en) raadplegen, zie onder 'Procedureverloop'.
Casus M en V zijn in 1988 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. In 2004 wordt het huwelijk ontbonden. Tot de huwelijksgemeenschap behoren twee lijfrenteverzekeringen. Bij beide verzekeringen
Sinds 1 juli 2012 kunnen aan de Hoge Raad rechtsvragen worden voorgelegd, ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing (art. 392 lid 1 Rv.). De voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht