Verjaring en verrekenbeding (art. 1:141 BW)
1 Verjaring vordering tot periodieke verrekening na echtscheidingDe wet bevat een speciale verjaringsregeling voor een periodiek verrekenbeding (Amsterdams verrekenbeding), art. 1:141 lid 6 BW. Anders dan art. 3:307 BW (verjaringstermijn van vijf jaar), bepaalt art. 1:141 lid 6 BW dat de vordering tot periodieke verrekening verjaart drie jaar na de beëindiging van het huwelijk dan wel na de inschrijving van de beschikking tot scheiding van tafel en bed in het huwelijksgoederenregister…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 141
Artikel 141
1 Indien een verrekenplicht betrekking heeft op een in de huwelijkse voorwaarden omschreven tijdvak van het huwelijk en over dat tijdvak niet is afgerekend, blijft de verplichting tot verrekening over dat tijdvak in stand en strekt deze zich uit over het saldo, ontstaan door belegging en herbelegging van hetgeen niet verrekend is, alsmede over de vruchten daarvan.
2 Indien een verrekenplicht betrekking heeft op een in de huwelijkse voorwaarden omschreven tijdvak van het huwelijk, dan eindigt die verrekenplicht op het tijdstip zoals in artikel 142 bepaald, als dat tijdvak nog loopt.
3 Indien bij het einde van het huwelijk aan een bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen periodieke verrekenplicht als bedoeld in het eerste lid niet is voldaan, wordt het alsdan aanwezige vermogen vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit. Artikel 143 is van overeenkomstige toepassing.
4 Indien een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winsten van een niet op zijn eigen naam uitgeoefende onderneming hem rechtstreeks of middellijk ten goede komen, en een verrekenbeding is overeengekomen dat ook ondernemingswinsten omvat, worden de niet uitgekeerde winsten uit zodanige onderneming, voor zover in het maatschappelijk verkeer als redelijk beschouwd, eveneens in aanmerking genomen bij de vaststelling van de verrekenplicht van die echtgenoot, onverminderd het eerste lid.
5 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing, indien een echtgenoot op eigen naam een onderneming uitoefent.
6 De rechtsvordering tot verrekening, bedoeld in het eerste lid, verjaart niet eerder dan drie jaren na de beëindiging van het huwelijk dan wel na de inschrijving van de beschikking tot scheiding van tafel en bed in het register, bedoeld in artikel 116. Deze termijn kan niet worden verkort.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Huwelijkse voorwaarden | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Verrekenbedingen | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Echtscheiding | Categorie Familierecht (overig) |
Titel Verjaring | Categorie Diversen |
Rechtspraak
Titel | Instantie | Datum | Nummer |
---|---|---|---|
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden niet tot stand gekomen en vordering uit hoofde van finaal verrekenbeding verjaard | Instantie Gerechtshof Den Haag | Datum 23-06-2015 | Nummer ECLI:NL:GHDHA:2015:1989 |
Onbekendheid omvang vordering op grond van finaal verrekenbeding doet niet af aan opeisbaarheid op grond van art. 6:38 BW | Instantie Hoge Raad | Datum 02-12-2011 | Nummer ECLI:NL:HR:2011:BU6591 |
Partij in verzuim bij nakoming finaal verrekenbeding vanaf het ontstaan en opeisbaar worden van de vordering | Instantie Hoge Raad | Datum 02-12-2011 | Nummer ECLI:NL:HR:2011:BU6591 |