Hoofdelijke aansprakelijkheid bij faillissement BV (art. 2:248 BW)
De aansprakelijkheid van een bestuurder komt uitgebreid aan bod bij art. 2:9 en 2:11 BW, ook de aansprakelijkheid ingeval van faillissement.Met de invoering van de Derde Anti-misbruikwet is de aansprakelijkheid wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur geïntroduceerd. Het bestuur of de bestuurder van een BV is hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissementstekort wanneer zij voorafgaand aan het faillissement van de vennootschap hun bestuurstaak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld (art. 2:24…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleGerelateerd nieuws
Meer nieuwsWet- en regelgeving
Artikel 248
Artikel 248
1 In geval van faillissement van de vennootschap is iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
2 Indien het bestuur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 10 of 394, heeft het zijn taak onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Hetzelfde geldt indien de vennootschap volledig aansprakelijk vennoot is van een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap en niet voldaan is aan de verplichtingen uit artikel 15i van Boek 3. Een onbelangrijk verzuim wordt niet in aanmerking genomen.
3 Niet aansprakelijk is de bestuurder die bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
4 De rechter kan het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn verminderen indien hem dit bovenmatig voorkomt, gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur, de andere oorzaken van het faillissement, alsmede de wijze waarop dit is afgewikkeld. De rechter kan voorts het bedrag van de aansprakelijkheid van een afzonderlijke bestuurder verminderen indien hem dit bovenmatig voorkomt, gelet op de tijd gedurende welke die bestuurder als zodanig in functie is geweest in de periode waarin de onbehoorlijke taakvervulling plaats vond.
5 Is de omvang van het tekort nog niet bekend, dan kan de rechter, al dan niet met toepassing van het vierde lid, bepalen dat van het tekort tot betaling waarvan hij de bestuurders veroordeelt, een staat wordt opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de zesde titel van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6 De vordering kan slechts worden ingesteld op grond van onbehoorlijke taakvervulling in de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement. Een aan de bestuurder verleende kwijting staat aan het instellen van de vordering niet in de weg. De bestuurder is niet bevoegd tot verrekening met een vordering op de vennootschap.
7 Met een bestuurder wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder. De vordering kan niet worden ingesteld tegen een door de rechter benoemde bewindvoerder of een door de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam aangestelde bestuurder als bedoeld in artikel 356, onder c.
8 Dit artikel laat onverlet de bevoegdheid van de curator tot het instellen van een vordering op grond van de overeenkomst met de bestuurder of op grond van artikel 9.
9 Indien een bestuurder ingevolge dit artikel aansprakelijk is en niet in staat is tot betaling van zijn schuld terzake, kan de curator de door die bestuurder onverplicht verrichte rechtshandelingen waardoor de mogelijkheid tot verhaal op hem is verminderd, ten behoeve van de boedel door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen, indien aannemelijk is dat deze geheel of nagenoeg geheel met het oogmerk van vermindering van dat verhaal zijn verricht. Artikel 45 leden 4 en 5 van Boek 3 is van overeenkomstige toepassing.
10 Artikel 138 lid 10 is van toepassing.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Besloten vennootschap | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel COVID-19 | Categorie Diversen |
Titel Hoofdelijke aansprakelijkheid | Categorie Diversen |
Rechtspraak
Titel | Instantie | Datum | Nummer |
---|---|---|---|
Bestuurder had verhaalsmogelijkheid verminderd door verkoop woning onder WOZ-waarde | Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | Datum 11-07-2023 | Nummer ECLI:NL:GHARL:2023:5830 |
Matiging aansprakelijkheid bestuurders tot 10% van het boedeltekort onjuist en onbegrijpelijk | Instantie Hoge Raad | Datum 21-04-2023 | Nummer ECLI:NL:HR:2023:635 |
Feitelijk beleidsbepaler hoeft niet met uitsluiting van het formele bestuur te hebben bestuurd | Instantie Hoge Raad | Datum 24-03-2023 | Nummer ECLI:NL:HR:2023:445 |
Matigingsbevoegdheid van art. 2:248 lid 4 BW is limitatief | Instantie Hoge Raad | Datum 13-05-2022 | Nummer ECLI:NL:HR:2022:691 |
Faillissementsaanvraag in strijd met art. 2:246 BW kan worden aangemerkt als kennelijk onbehoorlijke taakvervulling ex art. 2:248 BW | Instantie Hoge Raad | Datum 21-12-2018 | Nummer ECLI:NL:HR:2018:2370 |
Aandelenoverdracht ontslaat schuldenaar niet van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid | Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch | Datum 13-06-2017 | Nummer ECLI:NL:GHSHE:2017:2649 |
Oude en nieuwe bestuurder aansprakelijk voor faillissement door onbehoorlijke taakvervulling | Instantie Rechtbank Oost-Brabant | Datum 12-10-2016 | Nummer ECLI:NL:RBOBR:2016:5524 |
Tweedelijns-bestuurdersaansprakelijkheid | Instantie Gerechtshof Den Haag | Datum 13-09-2016 | Nummer ECLI:NL:GHDHA:2016:2619 |
Kennelijk onbehoorlijk bestuur door bekrachting van rechtshandelingen BV i.o. | Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | Datum 20-10-2015 | Nummer ECLI:NL:GHARL:2015:7948 |
Kennelijk onbehoorlijk bestuur bij verkoop aandelen dochtervennootschappen | Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch | Datum 17-06-2014 | Nummer ECLI:NL:GHSHE:2014:1780 |
Onbelangrijk verzuim uit art. 2:248 BW ziet op het bestuur als zodanig, niet op de individuele bestuurder | Instantie Hoge Raad | Datum 01-11-2013 | Nummer ECLI:NL:HR:2013:1079 |
Risico van aansprakelijkheid wegens onterechte dividenduitkering | Instantie Rechtbank Midden-Nederland | Datum 22-05-2013 | Nummer ECLI:NL:RBMNE:2013:CA0803 |
Staleman/Van de Ven | Instantie Hoge Raad | Datum 10-01-1997 | Nummer ECLI:NL:HR:1997:ZC2243 |
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid | Dossiernr. 35434 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Wet continuïteit ondernemingen I | Dossiernr. 34218 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel De Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid: de ondernemingsrechtelijke bepalingen | Auteur(s) P.J. van der Korst | Bron FTV 2020/10 |
Titel De ondernemingsrechtelijke aspecten van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid | Auteur(s) M.A.M. van Steensel | Bron JBN 2020/21 |