Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Bevoegdheid tot verhuren en verpachten (Art. 3:217 BW)

Bijgewerkt tot 30-06-2020 Auteur De redactie

1 Inleiding Een vruchtgebruiker komt de bevoegdheid toe een goed te verhuren of verpachten voor zover bij de vestiging van het vruchtgebruik niet anders is bepaald (art. 3:217 lid 1 BW). Wanneer de onroerende zaak bij het vestigen van het vruchtgebruik niet is verhuurd of verpacht, kan de vruchtgebruiker alleen de aan het vruchtgebruik onderworpen zaak verhuren of verpachten met toestemming van de hoofdgerechtigde of machtiging van de Kantonrechter, tenzij de bevoegdheid daartoe bij vestiging…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.


Inloggen via Legal Intelligence

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wet- en regelgeving


Artikel 217

  • 1

    De vruchtgebruiker is bevoegd de aan het vruchtgebruik onderworpen zaken te verhuren of te verpachten, voor zover bij de vestiging van het vruchtgebruik niet anders is bepaald.

  • 2

    Indien bij de vestiging van het vruchtgebruik een onroerende zaak niet verhuurd of verpacht was, kan de vruchtgebruiker niet verhuren of verpachten zonder toestemming van de hoofdgerechtigde of machtiging van de kantonrechter, tenzij de bevoegdheid daartoe hem bij de vestiging van het vruchtgebruik is toegekend.

  • 3

    Na het einde van het vruchtgebruik is de hoofdgerechtigde verplicht een bevoegdelijk aangegane huur of verpachting gestand te doen. Hij kan nochtans gestanddoening weigeren, voor zover zonder zijn toestemming hetzij de overeengekomen tijdsduur van de huur langer is dan met het plaatselijk gebruik overeenstemt of bedrijfsruimte in de zin van de zesde afdeling van titel 4 van Boek 7 is verhuurd voor een langere tijd dan vijf jaren, hetzij de verpachting is geschied voor een langere duur dan twaalf jaren voor hoeven en zes jaren voor los land, hetzij de verhuring of verpachting is geschied op ongewone, voor hem bezwarende voorwaarden.

  • 4

    De hoofdgerechtigde verliest de bevoegdheid gestanddoening te weigeren, wanneer de huurder of pachter hem een redelijke termijn heeft gesteld om zich omtrent de gestanddoening te verklaren en hij zich niet binnen deze termijn heeft uitgesproken.

  • 5

    Indien de hoofdgerechtigde volgens de vorige leden niet verplicht is tot gestanddoening van een door de vruchtgebruiker aangegane verhuring van woonruimte waarin de huurder bij het eindigen van het vruchtgebruik zijn hoofdverblijf heeft en waarop de artikelen 271 tot en met 277 van Boek 7 van toepassing zijn, moet hij de huurovereenkomst niettemin met de huurder voortzetten met dien verstande dat artikel 269 lid 2 van Boek 7, van overeenkomstige toepassing is.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Pacht Categorie Registergoederenrecht
Titel Vruchtgebruik Categorie Diversen

Literatuur

Titel Auteur(s) Bron
Titel Handboek Registergoederenrecht, 4.3 Het recht van vruchtgebruik; Titel 8 boek 3 BW Auteur(s) F.J. Vonck Bron 2018-2019
Titel Asser/Bartels & Van Velten 5 2017, 290-291
Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Civiel