Voortzetting huur na overlijden huurder (art. 7:268 BW)
1 Doorlopende huur voor medehuurderBij het overlijden van de huurder zet de medehuurder de huur als huurder voort (art. 7:268 lid 1 BW). Het is mogelijk dat de medehuurder de huur niet wenst voort te zetten. De wet voorziet daarom in de mogelijkheid voor de medehuurder om de huur binnen zes maanden na het overlijden van de huurder op te zeggen.2 Voortgezet huurrecht voor huisgenootHet is echter ook mogelijk dat de overleden huurder samen met iemand die geen medehuurder was in de…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 268
Artikel 268
1 Bij overlijden van de huurder zet de medehuurder de huur als huurder voort. Hij kan de huur binnen zes maanden na het overlijden bij exploot of aangetekende brief opzeggen met ingang van de eerste dag van de tweede maand na de opzegging.
2 De persoon die niet op grond van lid 1 huurder wordt, doch wel in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijk huishouding heeft gehad, zet de huur voort gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder; de tweede zin van lid 1 is van toepassing. Hij zet de huur ook nadien voort, indien de rechter dit heeft bepaald op een daartoe strekkende binnen die termijn ingestelde vordering, en in elk zolang op deze vordering niet onherroepelijk is beslist.
3 De rechter wijst de vordering bedoeld in lid 2 in ieder geval af:
a. indien de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de vereisten van lid 2 voldoet;
b. indien de eiser vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur;
c. indien het woonruimte betreft waarop hoofdstuk 2 van de Huisvestingswet 2014 van toepassing is, indien de eiser niet een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 8 van die wet overlegt.
4 Lid 4, de eerste zin van lid 5 en lid 7 van artikel 267 zijn van overeenkomstige toepassing
5 Komt vast te staan, dat een persoon ten onrechte een beroep op voortzetting van de huur krachtens dit artikel heeft gedaan, dan blijft hij over de tijd gedurende welke hij het genot van de woonruimte heeft gehad jegens de verhuurder aansprakelijk voor de nakoming van de huur die voor hem zou hebben bestaan als hij huurder was geweest. Heeft meer dan één persoon ten onrechte een beroep op voortzetting van de huur gedaan, dan is ieder van hen jegens de verhuurder hoofdelijk aansprakelijk.
6 Zijn er geen personen die krachtens dit artikel de huur voortzetten, dan eindigt deze aan het eind van de tweede maand na het overlijden van de huurder. De erfgenamen zijn bevoegd de huur tegen het eind van de eerste maand na het overlijden van de huurder te doen eindigen. Wanneer de nalatenschap van de huurder ingevolge artikel 13 van Boek 4 wordt verdeeld, komt de bevoegdheid van de erfgenamen, bedoeld in de vorige zin, toe aan zijn echtgenoot of geregistreerde partner.
7 Van dit artikel kan niet ten nadele van de personen aan wie dit artikel recht op voortzetting van de huur toekent en van de erfgenamen, onderscheidenlijk de echtgenoot of geregistreerde partner, bedoeld in lid 6, worden afgeweken.
8 Van artikel 229 leden 1 en 3 kan niet worden afgeweken.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Huur | Categorie Registergoederenrecht |
Rechtspraak
Titel | Instantie | Datum | Nummer |
---|---|---|---|
Stelplicht en bewijslast art. 7:268 lid 3 BW bij verhuurder, maar huurder dient inzicht te verschaffen in financiële positie | Instantie Hoge Raad | Datum 26-05-2023 | Nummer ECLI:NL:HR:2023:804 |
Dochter mag na overlijden vader de huurovereenkomst van vader voortzetten | Instantie Rechtbank Amsterdam | Datum 18-12-2020 | Nummer ECLI:NL:RBAMS:2020:6370 |
Mag inwonende zoon het huurcontract van overleden moeder voortzetten? | Instantie Hoge Raad | Datum 17-01-2014 | Nummer ECLI:NL:HR:2014:93 |
Beoordelingsfactoren duurzaam gemeenschappelijke huishouding | Instantie Hoge Raad | Datum 10-03-2006 | Nummer ECLI:NL:HR:2006:AU6932 |