Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Verjaring rechtsvordering (art. 3:306 - 3:326 BW)

Bijgewerkt tot 17-10-2024 Auteur De redactie

1 InleidingElke gerechtigdheid tot een goed kan verjaren, dus ook een rechtsvordering. Art. 3:306 BW bevat de hoofdregel voor verjaring van rechtsvorderingen: tenzij de wet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren.2 Uitzonderingen op de hoofdregelMen dient erop bedacht te zijn dat op deze hoofdregel van twintig jaren vele uitzonderingen bestaan. In de eerste plaats worden in titel 3.11 BW diverse rechtsvordering genoemd die een verjaringstermijn van vijf jaren…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.


Inloggen via Legal Intelligence

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wet- en regelgeving


Artikel 306

Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren.


Artikel 307

  • 1

    Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.

  • 2

    In geval van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd loopt de in lid 1 bedoelde termijn pas van de aanvang van de dag, volgende op die waartegen de schuldeiser heeft medegedeeld tot opeising over te gaan, en verjaart de in lid 1 bedoelde rechtsvordering in elk geval door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waartegen de opeising, zonodig na opzegging door de schuldeiser, op zijn vroegst mogelijk was.


Artikel 308

Rechtsvorderingen tot betaling van renten van geldsommen, lijfrenten, dividenden, huren, pachten en voorts alles wat bij het jaar of een kortere termijn moet worden betaald, verjaren door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.


Artikel 309

Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden en in ieder geval twintig jaren nadat de vordering is ontstaan.


Artikel 310

  • 1

    Een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden.

  • 2

    Is de schade een gevolg van verontreiniging van lucht, water of bodem, van de verwezenlijking van een gevaar als bedoeld in artikel 175 van Boek 6 dan wel van beweging van de bodem als bedoeld in artikel 177, eerste lid, onder b, van Boek 6, dan verjaart de rechtsvordering tot vergoeding van schade, in afwijking van het aan het slot van lid 1 bepaalde, in ieder geval door verloop van dertig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, met dien verstande dat deze termijn voor verjaring van de schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld aanvangt na de laatste daardoor veroorzaakte bodembeweging.

  • 3

    Voor de toepassing van lid 2 wordt onder gebeurtenis verstaan een plotseling optredend feit, een voortdurend feit of een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak. Bestaat de gebeurtenis uit een voortdurend feit, dan begint de termijn van dertig jaren bedoeld in lid 2 te lopen nadat dit feit is opgehouden te bestaan. Bestaat de gebeurtenis uit een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, dan begint deze termijn te lopen na dit laatste feit.

  • 4

    Indien de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, een strafbaar feit oplevert waarop de Nederlandse strafwet toepasselijk is, verjaart de rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de persoon die het strafbaar feit heeft begaan niet zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring of door de dood van de aansprakelijke persoon is vervallen.

  • 5

    In afwijking van de leden 1 en 2 verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door letsel of overlijden slechts door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Indien de benadeelde minderjarig was op de dag waarop de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend zijn geworden, verjaart de rechtsvordering slechts door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde meerderjarig is geworden.


Artikel 310a

  • 1

    Een rechtsvordering tot opeising van een roerende zaak die krachtens de nationale wetgeving van een lid-staat van de Europese Unie of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte een cultuurgoed is in de zin van artikel 2, onder 1, van de richtlijn, bedoeld in artikel 86a, en waarvan die staat teruggave vordert op de grond dat zij op onrechtmatige wijze buiten zijn grondgebied is gebracht, verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de plaats waar de zaak zich bevindt en de identiteit van de bezitter of de houder aan de centrale autoriteit van die staat als bedoeld in artikel 4 van de richtlijn zijn bekend geworden, en in elk geval door verloop van dertig jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de zaak buiten het grondgebied van die staat is gebracht.

  • 2

    De laatste termijn bedraagt vijfenzeventig jaren in het geval van zaken die deel uitmaken van openbare collecties in de zin van artikel 2, onder 8, van de richtlijn en van kerkelijke goederen als bedoeld in de richtlijn in de lid-staten van de Europese Unie of in de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waar deze zijn onderworpen aan speciale beschermende maatregelen krachtens nationaal recht.


Artikel 310b

  • 1

    Een rechtsvordering tot opeising van een roerende zaak die krachtens de Erfgoedwet als beschermd cultuurgoed is aangewezen of deel uitmaakt van een openbare collectie of van een inventarislijst als bedoeld in artikel 4.22, tweede lid, van die wet en die na die aanwijzing of gedurende dit deel uitmaken uit het bezit van de eigenaar is geraakt, verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag waarop de plaats waar de zaak zich bevindt en de identiteit van de bezitter of de houder zijn bekend geworden, en in elk geval door verloop van dertig jaren na de aanvang van de dag waarop een niet-rechthebbende bezitter van de zaak is geworden.

  • 2

    De verjaring krachtens lid 1 treedt in elk geval niet in voordat de rechtsvordering tot teruggave van de zaak is verjaard, die de Staat voor de rechter van een andere lid-staat van de Europese Unie of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte kan instellen op grond dat de zaak op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van Nederland is gebracht.


Artikel 310c

  • 1

    Een rechtsvordering tot teruggave van een roerende zaak op grond van artikel 6.7 van de Erfgoedwet verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de plaats waar de zaak zich bevindt en de identiteit van de bezitter of de houder zijn bekend geworden, en in elk geval door verloop van dertig jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de zaak buiten het grondgebied is gebracht van de verdragsstaat waaruit de zaak afkomstig is.

  • 2

    De laatste termijn bedraagt vijfenzeventig jaren in geval van zaken die deel uitmaken van openbare collecties, die vermeld staan in de inventarissen van musea, archieven en vaste collecties van bibliotheken of van de inventaris van een kerkelijke instelling. Onder openbare collecties wordt in dit lid verstaan een collectie die eigendom is van een verdragsstaat, een lokale of regionale overheid van een verdragsstaat of een instelling op het grondgebied van een verdragsstaat die overeenkomstig de wetgeving van die verdragsstaat als openbaar wordt aangemerkt en die eigendom is van of in grote mate wordt gefinancierd door die verdragsstaat of een lokale of regionale overheid van die staat.


Artikel 311

  • 1

    Een rechtsvordering tot ontbinding van een overeenkomst op grond van een tekortkoming in de nakoming daarvan of tot herstel van een tekortkoming verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser met de tekortkoming bekend is geworden en in ieder geval twintig jaren nadat de tekortkoming is ontstaan.

  • 2

    Een rechtsvordering tot ongedaanmaking als bedoeld in artikel 271 van Boek 6 verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de overeenkomst is ontbonden.


Artikel 312

Rechtsvorderingen terzake van een tekortkoming in de nakoming, alsmede die tot betaling van wettelijke of bedongen rente en die tot afgifte van vruchten, verjaren, behoudens stuiting of verlenging, niet later dan de rechtsvordering tot nakoming van de hoofdverplichting of, zo de tekortkoming vatbaar is voor herstel, de rechtsvordering tot herstel van de tekortkoming.


Artikel 313

Indien de wet niet anders bepaalt, begint de termijn van verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verplichting om te geven of te doen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de onmiddellijke nakoming kan worden gevorderd.


Artikel 314

  • 1

    De termijn van verjaring van een rechtsvordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand gevorderd kan worden.

  • 2

    De termijn van verjaring van een rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit van een niet-rechthebbende begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop een niet-rechthebbende bezitter is geworden of de onmiddellijke opheffing gevorderd kon worden van de toestand waarvan diens bezit de voortzetting vormt.


Artikel 315

De termijn van verjaring van een rechtsvordering tot opeising van een nalatenschap begint met de aanvang van de dag, volgende op die van het overlijden van de erflater.


Artikel 316

  • 1

    De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschiedt.

  • 2

    Leidt een ingestelde eis niet tot toewijzing, dan is de verjaring slechts gestuit, indien binnen zes maanden, nadat het geding door het in kracht van gewijsde gaan van een uitspraak of op andere wijze is geëindigd, een nieuwe eis wordt ingesteld en deze alsnog tot toewijzing leidt. Wordt een daad van rechtsvervolging ingetrokken, dan stuit zij de verjaring niet.

  • 3

    De verjaring van een rechtsvordering wordt ook gestuit door een handeling, strekkende tot verkrijging van een bindend advies, mits van die handeling met bekwame spoed mededeling wordt gedaan aan de wederpartij en zij tot verkrijging van een bindend advies leidt. Is dit laatste niet het geval, dan is het vorige lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4

    De verjaring van een rechtsvordering wordt ook gestuit door een ingestelde eis die niet tot toewijzing leidt, indien:


Artikel 317

  • 1

    De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.

  • 2

    De verjaring van andere rechtsvorderingen wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning, indien deze binnen zes maanden wordt gevolgd door een stuitingshandeling als in het vorige artikel omschreven.


Artikel 318

Erkenning van het recht tot welks bescherming een rechtsvordering dient, stuit de verjaring van de rechtsvordering tegen hem die het recht erkent.


Artikel 319

  • 1

    Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering, anders dan door het instellen van een eis die door toewijzing wordt gevolgd, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de volgende dag. Is een bindend advies gevraagd en verkregen, dan begint de nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het bindend advies is uitgebracht.

  • 2

    De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke, doch niet langer dan vijf jaren. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.

  • 3

    Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering op grond van artikel 316, lid 4, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met aanvang van de dag volgende op de dag van de uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan. De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke verjaringstermijn, doch niet langer dan vijf jaren. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.


Artikel 320

Wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken.


Artikel 321

  • 1

    Een grond voor verlenging van de verjaring bestaat:

    • a.

      tussen niet van tafel en bed gescheiden echtgenoten;

    • b.

      tussen een wettelijke vertegenwoordiger en de onbekwame die hij vertegenwoordigt;

    • c.

      tussen een bewindvoerder en de rechtshebbende voor wie hij het bewind voert, ter zake van vorderingen die dit bewind betreffen;

    • d.

      tussen rechtspersonen en haar bestuurders;

    • e.

      tussen een beneficiair aanvaarde nalatenschap en een erfgenaam;

    • f.

      tussen de schuldeiser en zijn schuldenaar die opzettelijk het bestaan van de schuld of de opeisbaarheid daarvan verborgen houdt;

    • g.

      tussen geregistreerde partners.

  • 2

    De onder b en c genoemde gronden voor verlenging duren voort totdat de eindrekening van de wettelijke vertegenwoordiger of de bewindvoerder is gesloten.


Artikel 322

  • 1

    De rechter mag niet ambtshalve het middel van verjaring toepassen.

  • 2

    Afstand van verjaring geschiedt door een verklaring van hem die de verjaring kan inroepen.

  • 3

    Voordat de verjaring voltooid is, kan geen afstand van verjaring worden gedaan.


Artikel 323

  • 1

    Door voltooiing van de verjaring van de rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis gaan de pand- of hypotheekrechten die tot zekerheid daarvan strekken, teniet.

  • 2

    Nochtans verhindert de verjaring niet dat het pandrecht op het verbonden goed wordt uitgeoefend, indien dit bestaat in een roerende zaak of een recht aan toonder of order en deze zaak of het toonder- of orderpapier in de macht van de pandhouder of een derde is gebracht.

  • 3

    De rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis tot zekerheid waarvan een hypotheek strekt, verjaart niet voordat twintig jaren zijn verstreken na de aanvang van de dag volgend op die waarop de hypotheek aan de verbintenis is verbonden.


Artikel 324

  • 1

    De bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke of arbitrale uitspraak verjaart door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag, volgende op die van de uitspraak, of, indien voor tenuitvoerlegging daarvan vereisten zijn gesteld waarvan de vervulling niet afhankelijk is van de wil van degene die de uitspraak heeft verkregen, na de aanvang van de dag, volgende op die waarop deze vereisten zijn vervuld.

  • 2

    Wordt vóórdat de verjaring is voltooid, door een der partijen ter aantasting van de ten uitvoer te leggen veroordeling een rechtsmiddel of een eis ingesteld, dan begint de termijn eerst met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het geding daarover is geëindigd.

  • 3

    De verjaringstermijn bedraagt vijf jaren voor wat betreft hetgeen ingevolge de uitspraak bij het jaar of kortere termijn moet worden betaald.

  • 4

    Voor wat betreft renten, boeten, dwangsommen en andere bijkomende veroordelingen, treedt de verjaring, behoudens stuiting of verlenging, niet later in dan de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling.


Artikel 325

  • 1

    Op de verjaring van het vorige artikel zijn de artikelen 319-323 van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    De verjaring van het vorige artikel wordt gestuit door:

    • a.

      betekening van de uitspraak of schriftelijke aanmaning;

    • b.

      erkenning van de in de uitspraak vastgestelde verplichting;

    • c.

      iedere daad van tenuitvoerlegging, mits daarvan binnen de door de wet voorgeschreven tijd of, bij gebreke van zodanig voorschrift, met bekwame spoed mededeling aan de wederpartij wordt gedaan.


Artikel 326

Buiten het vermogensrecht vinden de bepalingen van deze titel overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de betrokken rechtsverhouding zich daartegen niet verzet.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Verjaring Categorie Diversen

Rechtspraak

Titel Instantie Datum Nummer
Rentevordering op grond van familiehypotheek verjaart pas na twintig jaar ex art. 3:323 lid 3 BW Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum 07-11-2023 Nummer ECLI:NL:GHAMS:2023:2666
Rechter hoeft niet altijd te oordelen over kennis en inzicht benadeelde art. 3:310 BW Instantie Hoge Raad Datum 21-04-2023 Nummer ECLI:NL:HR:2023:653
Rechtsvordering tot betaling van de koopprijs was na vijf jaar verjaard Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum 08-11-2022 Nummer ECLI:NL:GHSHE:2022:3865
Vordering van eiser op gedaagde is verjaard door opeisbaarheidsclausule in notariële aktes Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum 06-07-2022 Nummer ECLI:NL:RBNHO:2022:5611
Vordering op vergoeding investeringen in gezamenlijke woning is verjaard door opeisbaarheidsclausule in samenlevingscontract Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum 29-06-2022 Nummer ECLI:NL:RBNHO:2022:5929
Vordering meerinbreng samenwoners zonder samenlevingscontract was verjaard Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum 11-05-2021 Nummer ECLI:NL:GHARL:2021:4553
Vordering tot schadevergoeding vanwege niet-ingeschreven huwelijkse voorwaarden is verjaard Instantie Hoge Raad Datum 27-11-2020 Nummer ECLI:NL:HR:2020:1887
Verlengingsgrond gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon is opgehouden te bestaan na vereffening in faillissement Instantie Hoge Raad Datum 17-07-2020 Nummer ECLI:NL:HR:2020:1310
Niet-tijdig klagen laat recht op schadevergoeding vervallen Instantie Rechtbank Oost-Brabant Datum 12-02-2020 Nummer ECLI:NL:RBOBR:2020:741
Volgens Rechtbank geen verlengde verjaringstermijn bij samenwoners Instantie Rechtbank Limburg Datum 12-07-2017 Nummer ECLI:NL:RBLIM:2017:6846
Kwaliteitsrekening vormt gemeenschap waarvan vordering tot verdeling niet verjaart Instantie Hoge Raad Datum 23-06-2017 Nummer ECLI:NL:HR:2017:1139
Beroep op verjaring vorderingsrecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum 26-04-2017 Nummer ECLI:NL:RBMNE:2017:2045
Als bezitter te kwader trouw eigendom heeft verkregen door verjaring, kan voormalig rechthebbende via onrechtmatige daad teruglevering vorderen (arrest Gemeente Heusden) Instantie Hoge Raad Datum 24-02-2017 Nummer ECLI:NL:HR:2017:309
OBV-vordering was verjaard vanwege opeisbaarheidsclausule Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum 03-08-2016 Nummer ECLI:NL:RBNNE:2016:3664
Vordering uit geldlening van ? 150.000 in familieverband is na 20 jaar verjaard Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum 01-06-2016 Nummer ECLI:NL:RBNNE:2016:2689
Beroep op verjaring in strijd met maatstaven van redelijkheid en billijkheid Instantie Rechtbank Den Haag Datum 23-12-2015 Nummer ECLI:NL:RBDHA:2015:15609
Verlenging verjaringstermijn zoals die geldt voor ex-echtgenoten ook van toepassing op ex-samenwoners Instantie Rechtbank Gelderland Datum 21-10-2015 Nummer ECLI:NL:RBGEL:2015:8198
Bij gedeeltelijke niet-nakoming geldt bijzondere verjaringstermijn Instantie Hoge Raad Datum 14-08-2015 Nummer ECLI:NL:HR:2015:2194
Vordering tot vergoeding van schade jegens notaris niet verjaard Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum 12-08-2015 Nummer ECLI:NL:RBMNE:2015:6490
Aanvang verrekenrecht en verjaring van vergoedingsrechten bij samenwoners Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum 14-07-2015 Nummer ECLI:NL:GHSHE:2015:2660
Aanvang verjaringstermijn bij geldlening aan voormalige schoondochter Instantie Rechtbank Rotterdam Datum 23-05-2007 Nummer ECLI:NL:RBROT:2007:BA6209

Literatuur

Titel Auteur(s) Bron
Titel Notariële fouten en de twintigjarige verjaringstermijn (art. 3:310 lid 2 BW) Auteur(s) L.C. Dufour Bron JBN 2021/15
Titel HR 9 oktober 2020: de juridische beoordeling bij verjaring herbeoordeeld Auteur(s) J.C.J. Wouters Bron WPNR 2021/7321
Titel Van oude economen en rechten die voorbijgaan Auteur(s) T.F.H. Reijnen Bron FTV 2015/31
Titel Hoe het verjaringsrecht door de klachtplicht wordt opgegeten - en waarom dat erg is Auteur(s) J.L. Smeehuijzen Bron WPNR 2013/6988
Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Civiel