Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

UBO-onderzoek (art. 3 lid 2 onder b Wwft)

1 Inleiding 2 UBO-begrip 2.1 Definitie in Wwft en criteria in art. 3 UB Wwft 2.2 UBO-begrip - algemene punten 2.2.1 Geen limitatieve opsomming 2.2.2 Indirect belang 2.3 Categorie a - UBO van BV en NV 2.3.1 Eerste grond: aandelenbelang/stemrecht/economisch belang 2.3.2 Tweede grond: 'andere middelen' 2.3.3 Derde grond: ‘feitelijke zeggenschap’ 2.4 Categorie b – UBO van kerkgenootschappen 2.5 Categorie c – UBO van overige rechtspersonen 2.6 Categorie d – UBO van personenvennootschappen 3 Pseudo-UBO 3.1 Welke gevallen? 3.2 Welke natuurlijke personen? 3.3 Uiterste terugvaloptie (art. 3 lid 2 onder b Wwft; aangescherpt op 21 mei 2020) 3.4 Hoe ver moet je gaan om een 'echte' UBO te achterhalen? 4 Hoe moeten UBO's worden geïdentificeerd? 4.1 Identificatie UBO 4.1.1 Wat is identificeren? 4.1.2 UBO-verklaring 4.1.3 Uittreksel UBO-register (art. 4 lid 2 Wwft) 4.2 Verificatie identiteit UBO 4.2.1 Hoe ver moet je gaan? 4.2.2 Verificatie persoonsgegevens 4.2.3 Verificatie aantal geïdentificeerde UBO's + aard en omvang gehouden belang 4.2.4 Onafhankelijke bronnen voor de verificatie 4.3 Onduidelijkheden UBO-begrip 5 PEP-onderzoek bij elke UBO 5.1 PEP en pseudo-UBO 6 Aantal specifieke gevallen 6.1 UBO-onderzoek bij beursvennootschappen 6.2 UBO-onderzoek bij enig aandeelhouder 6.3 UBO-onderzoek bij 'vaste' cliënten 6.4 UBO-onderzoek in langlopende dossiers 6.5 UBO-onderzoek bij gehuwden 6.6 UBO-onderzoek bij ANBI's  6.7 UBO-onderzoek bij certificering van aandelen 7 Afgeven UBO-verklaring ten behoeve van andere instelling 8 UBO-verklaring van andere instellingen gebruiken 9 Reputatietoets UBO's 10 Schema UBO-begrip
Bijgewerkt tot 11-07-2024 Auteur De redactie

1 InleidingUBO is de afkorting voor ‘ultimate beneficial owner’, in het Nederlands aangeduid als ‘uiteindelijk belanghebbende’. Op grond van art. 3 lid 2 onderdeel b Wwft moet de UBO worden geïdentificeerd en moeten redelijke maatregelen worden genomen om de identiteit te verifiëren. Met ‘redelijke maatregelen’ wordt bedoeld dat de maatregelen moeten worden afgestemd op het risicoprofiel. Zie verder over het risicoprofiel de toelichting Risicoanalys…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.


Inloggen via Legal Intelligence

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wet- en regelgeving


Artikel 3

  • 1

    Categorieën van natuurlijke personen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende zijn:

    • a.

      in het geval van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap, niet zijnde een vennootschap die als uitgevende instelling is onderworpen aan openbaarmakingsvereisten als bedoeld in de richtlijn transparantie, dan wel aan vergelijkbare internationale standaarden, met inbegrip van een 100 procent dochtermaatschappij van een dergelijke vennootschap:

      • 1°.

        natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap, via:

        • het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van de aandelen, van de stemrechten of van het eigendomsbelang in de vennootschap, met inbegrip van het houden van toonderaandelen; of

        • andere middelen, waaronder de voorwaarden voor consolidatie van een jaarrekening, bedoeld in artikel 406, in samenhang met de artikelen 24a, 24b en 24d, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; of

      • 2°.

        indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de vennootschap;

    • b.

      in het geval van een kerkgenootschap als bedoeld in artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:

      • 1°.

        natuurlijke personen die bij ontbinding van het kerkgenootschap als rechtsopvolger in het statuut van het kerkgenootschap zijn benoemd; of

      • 2°.

        indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke personen die als bestuurder staan vermeld in het eigen statuut, of zo mogelijk als bestuurder staan genoemd in de documenten van de kerkelijke organisatie;

    • c.

      in het geval van een overige rechtspersoon:

      • 1°.

        natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de rechtspersoon, via:

        • het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de rechtspersoon;

        • het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de statuten van de rechtspersoon; of

        • het kunnen uitoefenen van feitelijk zeggenschap over de rechtspersoon; of

      • 2°.

        indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de rechtspersoon;

    • d.

      in het geval van een personenvennootschap:

      • 1°.

        natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de personenvennootschap via:

        • het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de personenvennootschap;

        • het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de personenvennootschap, of ter zake van de uitvoering van die overeenkomst anders dan door daden van beheer, voor zover in die overeenkomst besluitvorming bij meerderheid van stemmen is voorgeschreven; of

        • het kunnen uitoefenen van feitelijke zeggenschap over de personenvennootschap; of

      • 2°.

        indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de personenvennootschap;

    • e.

      in het geval van een trust, de volgende natuurlijke personen:

      • 1°.

        de oprichter of oprichters;

      • 2°.

        de trustee of trustees;

      • 3°.

        voor zover van toepassing, de protector of protectors;

      • 4°.

        de begunstigden, of voor zover de afzonderlijke personen die de begunstigden zijn van de trust niet kunnen worden bepaald dan wel het vijfde lid, tweede volzin van toepassing is, de groep van personen in wier belang de trust hoofdzakelijk is opgericht of werkzaam is; en

      • 5°.

        elke andere natuurlijke persoon die door directe of indirecte eigendom of via andere middelen uiteindelijke zeggenschap over de trust uitoefent.

  • 2

    Het eerste lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing op Europese naamloze vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen, alsmede op andere juridische entiteiten vergelijkbaar met een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap.

  • 3

    Het eerste lid, onderdeel c, is van overeenkomstige toepassing op andere juridische entiteiten vergelijkbaar met een van deze rechtspersonen.

  • 4

    Het eerste lid, onderdeel d, is van overeenkomstige toepassing op rederijen, Europees economische samenwerkingsverbanden of andere juridische entiteiten vergelijkbaar met een personenvennootschap.

  • 5

    Het eerste lid, onderdeel e, is van overeenkomstige toepassing op andere juridische constructies vergelijkbaar met een trust. In geval van een fonds voor gemene rekening dat wordt aangeboden aan honderdvijftig personen of meer en wordt beheerd door een beheerder waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 of artikel 2:69b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is verleend, wordt als uiteindelijk belanghebbende in de zin van het eerste lid, onderdeel e, onder 4°, aangemerkt de groep van natuurlijke personen in wier belang dit fonds voor gemene rekening hoofdzakelijk is opgericht of werkzaam is.

  • 6

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder hoger leidinggevend personeel uitsluitend verstaan: elke bestuurder in de zin van artikel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of, in het geval van een personenvennootschap, elke vennoot, met uitzondering van een vennoot bij wijze van geldschieting als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel.

  • 7

    Het eerste lid, onderdelen a, b, c en d, het tweede, derde, vierde en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een juridische entiteit die is aangewezen als uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.


Artikel 3

  • 1

    Een instelling verricht ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme cliëntenonderzoek.

  • 2

    Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in staat om:

    • a.

      de cliënt te identificeren en diens identiteit te verifiëren;

    • b.

      de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren, indien de cliënt een rechtspersoon is, redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt, en indien de uiteindelijk belanghebbende lid is van het hoger leidinggevend personeel, noodzakelijke redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren van de natuurlijke persoon die lid is van het hoger leidinggevend personeel, waarbij de genomen maatregelen en de ondervonden moeilijkheden tijdens het verificatieproces worden vastgelegd;

    • c.

      het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;

    • d.

      een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;

    • e.

      vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en in voorkomend geval de natuurlijke persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren;

    • f.

      redelijke maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde.

  • 3

    Indien een cliënt handelt als trustee van een trust of ten behoeve van een andere juridische constructie strekt het in het eerste lid bedoelde cliëntenonderzoek zich tevens uit tot de trust of juridische constructie, met overeenkomstige toepassing van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in dat geval eveneens in staat om vast te stellen of de cliënt bevoegd is op te treden als trustee van een trust of ten behoeve van een andere juridische constructie. Indien een cliënt bij het aangaan van een zakelijke relatie of het verrichten van een incidentele transactie boven de drempels bedoeld in artikel 3, vijfde lid, onderdelen b en g, zesde lid of zevende lid, handelt in de hoedanigheid van trustee, dan stelt de cliënt de instelling met spoed op de hoogte van die hoedanigheid en verstrekt aan de instelling de in artikel 5 van de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies bedoelde gegevens en bescheiden.

  • 4

    Indien een cliënt optreedt als vennoot van een personenvennootschap strekt het in het eerste lid bedoelde cliëntenonderzoek zich tevens uit tot de personenvennootschap, met overeenkomstige toepassing van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in dat geval eveneens in staat om vast te stellen of de natuurlijke persoon die de vennoten in de personenvennootschap vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en, in voorkomend geval, om die persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren.

  • 5

    Een instelling verricht het cliëntenonderzoek in de volgende gevallen:

    • a.

      indien zij in of vanuit Nederland een zakelijke relatie aangaat;

    • b.

      indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt van ten minste € 15.000, of twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 15.000;

    • c.

      indien er indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;

    • d.

      indien zij twijfelt aan de juistheid of volledigheid van eerder verkregen gegevens van de cliënt;

    • e.

      indien het risico van betrokkenheid van een bestaande cliënt bij witwassen of financieren van terrorisme daartoe aanleiding geeft;

    • f.

      indien er, gelet op de staat waarin een cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft, een verhoogd risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat;

    • g.

      indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt of de trust, inhoudende een geldovermaking als bedoeld in artikel 3, negende lid, van de verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie, ten bedrage van ten minste € 1.000.

  • 6

    Een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel i, verricht cliëntenonderzoek indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt van ten minste € 10.000 in contant geld, of twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 10.000 in contant geld.

  • 7

    In afwijking van het vijfde lid, onderdeel b, verricht een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, cliëntenonderzoek indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt van ten minste € 2.000,– bij het ophalen van een prijs of het aangaan van een weddenschap, of twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 2.000,– of meer.

  • 8

    Een instelling stemt het cliëntenonderzoek aantoonbaar af op de risicogevoeligheid voor witwassen of financiering van terrorisme van het type cliënt, zakelijke relatie, product of transactie.

  • 9

    Een instelling houdt bij het bepalen van de risicogevoeligheid, bedoeld in het achtste lid, tenminste rekening met de in bijlage I bij de vierde anti-witwasrichtlijn genoemde risicovariabelen.

  • 10

    Het eerste tot en met het negende lid en het elfde lid zijn niet van toepassing op een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel o.

  • 11

    Een instelling neemt redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens die ingevolge het tweede tot en met vierde lid zijn verzameld over daar bedoelde personen, actueel gehouden worden. De gegevens worden in elk geval geactualiseerd indien relevante omstandigheden van de cliënt veranderen, een instelling op grond van deze wet verplicht is tot het opnemen van contact met de cliënt om informatie met betrekking tot de uiteindelijk begunstigde te evalueren of de instelling daartoe verplicht is op grond van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/79/EEG (PbEU 2011, L 64).

  • 12

    In dit artikel wordt verstaan onder personenvennootschap: een maatschap als bedoeld in artikel 1655 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, een vennootschap onder firma als bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Koophandel en een commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel 19 van het Wetboek van Koophandel, alsmede een maatschap of vennootschap naar buitenlands recht die met een van deze rechtsvormen vergelijkbaar is.

  • 13

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt, indien de in het eerste lid bedoelde verplichting rust op een tussenpersoon als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel h, onder cliënt mede verstaan: de wederpartij van de cliënt bij een door bemiddeling van de tussenpersoon tot stand gebrachte en gesloten overeenkomst inzake onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.

  • 14

    In geval van een trustkantoor als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel f, dat diensten verleent als bedoeld in de begripsomschrijving van trustdienst in artikel 1, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018:

    • a.

      wordt onder cliëntenonderzoek in de zin van het eerste lid verstaan de maatregelen die zijn voorgeschreven krachtens hoofdstuk 4 van de Wet toezicht trustkantoren 2018 en die worden uitgevoerd voorafgaand aan of bij de uitvoering van een dienst of het aangaan van een zakelijke relatie;

    • b.

      zijn het tweede tot en met het negende lid en elfde lid niet van toepassing.

  • 15

    Bij het verrichten van het cliëntenonderzoek verlaten de instellingen zich niet uitsluitend op de informatie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Cliëntenonderzoek Categorie Wwft
Titel UBO-onderzoek (cliëntenonderzoek) Categorie Wwft

Rechtspraak

Titel Instantie Datum Nummer
Onvoldoende onderzoek bij aandelentransacties en oprichting Stichting-BV-structuren Instantie Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden Datum 18-11-2020 Nummer ECLI:NL:TNORARL:2020:31
Poortwachtersfunctie door notaris niet nageleefd door niet nakomen wettelijke (onderzoeks)verplichtingen Instantie Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden Datum 03-07-2019 Nummer ECLI:NL:TNORARL:2019:35

Wetsvoorstellen

Titel Dossiernr. Status Samenvatting
Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn Dossiernr. 35245 Status In werking getreden Samenvatting -

Praktisch

Titel Bron Type Categorie
Stroomschema UBO-kwalificatie BV en NV Bron Databank Wwft Type Wwft Categorie Stroomschema’s en visuals
Stroomschema voor UBO-verklaring BV / NV (cliëntversie) Bron Databank Wwft Type Wwft Categorie Stroomschema’s en visuals
Stroomschema UBO-kwalificatie overige rechtspersonen Bron Databank Wwft Type Wwft Categorie Stroomschema’s en visuals
Stroomschema voor UBO-verklaring overige rechtspersonen (cliëntversie) Bron Databank Wwft Type Wwft Categorie Stroomschema’s en visuals
Stroomschema UBO-kwalificatie personenvennootschappen Bron Databank Wwft Type Wwft Categorie Stroomschema’s en visuals
Stroomschema voor UBO-verklaring personenvennootschappen (cliëntversie) Bron Databank Wwft Type Wwft Categorie Stroomschema’s en visuals
Kamer van Koophandel (KvK) Bron - Type Notaris en aanverwante instanties Categorie Verwijzingen voor de notaris
BFT, Praktijkvoorbeelden UBO's Bron BFT Type Wwft en sanctiewetgeving Categorie Verwijzingen voor de notaris
Inhoudsopgave
1 Inleiding 2 UBO-begrip 2.1 Definitie in Wwft en criteria in art. 3 UB Wwft 2.2 UBO-begrip - algemene punten 2.2.1 Geen limitatieve opsomming 2.2.2 Indirect belang 2.3 Categorie a - UBO van BV en NV 2.3.1 Eerste grond: aandelenbelang/stemrecht/economisch belang 2.3.2 Tweede grond: 'andere middelen' 2.3.3 Derde grond: ‘feitelijke zeggenschap’ 2.4 Categorie b – UBO van kerkgenootschappen 2.5 Categorie c – UBO van overige rechtspersonen 2.6 Categorie d – UBO van personenvennootschappen 3 Pseudo-UBO 3.1 Welke gevallen? 3.2 Welke natuurlijke personen? 3.3 Uiterste terugvaloptie (art. 3 lid 2 onder b Wwft; aangescherpt op 21 mei 2020) 3.4 Hoe ver moet je gaan om een 'echte' UBO te achterhalen? 4 Hoe moeten UBO's worden geïdentificeerd? 4.1 Identificatie UBO 4.1.1 Wat is identificeren? 4.1.2 UBO-verklaring 4.1.3 Uittreksel UBO-register (art. 4 lid 2 Wwft) 4.2 Verificatie identiteit UBO 4.2.1 Hoe ver moet je gaan? 4.2.2 Verificatie persoonsgegevens 4.2.3 Verificatie aantal geïdentificeerde UBO's + aard en omvang gehouden belang 4.2.4 Onafhankelijke bronnen voor de verificatie 4.3 Onduidelijkheden UBO-begrip 5 PEP-onderzoek bij elke UBO 5.1 PEP en pseudo-UBO 6 Aantal specifieke gevallen 6.1 UBO-onderzoek bij beursvennootschappen 6.2 UBO-onderzoek bij enig aandeelhouder 6.3 UBO-onderzoek bij 'vaste' cliënten 6.4 UBO-onderzoek in langlopende dossiers 6.5 UBO-onderzoek bij gehuwden 6.6 UBO-onderzoek bij ANBI's  6.7 UBO-onderzoek bij certificering van aandelen 7 Afgeven UBO-verklaring ten behoeve van andere instelling 8 UBO-verklaring van andere instellingen gebruiken 9 Reputatietoets UBO's 10 Schema UBO-begrip
Overzicht
Wetstructuur
Wwft