Fictief aanmerkelijk belang (art. 4.11 Wet IB 2001)
Algemeen Indien een aandelenbezit dat op grond van art. 4.6 of 4.7 Wet IB 2001 een zelfstandig aanmerkelijk belang vormt, bijvoorbeeld door een gedeeltelijke vervreemding, door vererving, door een emissie van aandelen of door een fusie is gedaald beneden de 5%-grens, kan het aandelenbelang een fictief aanmerkelijk belang vormen (art. 4.11 Wet IB 2001). Voorbeelden zijn: a. het aandelenbezit dat is ontstaan - na een geruisloze omzetting van een onderneming met meer…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 4.11 Fictief aanmerkelijk belang
Artikel 4.11 Fictief aanmerkelijk belang
Indien tot het vermogen van de belastingplichtige behorende aandelen of winstbewijzen niet op grond van de overige artikelen van deze afdeling tot een aanmerkelijk belang behoren, wordt een aanmerkelijk belang aanwezig geacht indien artikel 3.65, 4.17, 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.40 of 4.41 is toegepast.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) | Categorie Belastingrecht |
Titel Ficties | Categorie Belastingrecht |