Kennisbank voor het notariaat
Wetstoelichting

Cultuurgrondvrijstelling (art. 15.1.q WBR)

Bijgewerkt tot 01-05-2023 Auteur prof. mr. J.W.A. (Jeroen) Rheinfeld

1 InleidingIn art. 15 lid 1 onder q WBR is een algemene vrijstelling voor verkrijging van ten behoeve van de in de landbouwsector bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop, opgenomen. In het besluit MvF 17 oktober 2024, nr. 2024-10969, onderdeel 7 is goedgekeurd dat deze vrijstelling ook van toepassing is op de verkrijging van een recht van vruchtgebruik op of de verkrijging van de blote eigendom van ten behoeve van de landbo…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.


Inloggen via Legal Intelligence

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle

Wet- en regelgeving


Artikel 15

  • 1

    Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden is van de belasting vrijgesteld de verkrijging:

    • a.

      krachtens een levering als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 of een dienst als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, slotalinea, van die wet ter zake waarvan omzetbelasting is verschuldigd, tenzij het goed als bedrijfsmiddel is gebruikt en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen;

    • b.

      door een of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of hun echtgenoten, van een ondernemer van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan diens onderneming die wat de bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) door de verkrijger of verkrijgers wordt voortgezet. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt:

      • 1°.

        met een kind gelijkgesteld een pleegkind;

      • 2°.

        met een broer of zuster gelijkgesteld een halfbroer, halfzuster, pleegbroer of pleegzuster;

    • c.

      door de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, de politie, een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet, een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen of een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, gevormd krachtens een door de Staat met een of meer andere publiekrechtelijke lichamen aangegane gemeenschappelijke regeling;

    • d.

      [vervallen;]

    • e.

      krachtens inbreng van een onderneming in een vennootschap, in de volgende gevallen:

      • 1°.

        bij inbreng in een vennootschap die geen in aandelen verdeeld kapitaal heeft, mits:

        • ter zake van de inbreng de inbrenger wordt bijgeschreven op de kapitaalrekening van de vennootschap voor een bedrag dat ten minste 90 percent is van de waarde van het vermogen van de ingebrachte onderneming; en

        • de ingebrachte onderneming niet heeft behoord tot het vermogen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, tenzij deze rechtspersoon verschillende ondernemingen bezit of heeft bezeten en de bezittingen van de ingebrachte onderneming niet zouden leiden tot het aanmerken van de rechtspersoon als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, wanneer de ingebrachte onderneming de enige onderneming van de rechtspersoon zou zijn.

        Onder kapitaalrekening wordt verstaan de rekening op de balans van de vennootschap waarop de deelgerechtigdheid van de vennoot in het vermogen van de vennootschap wordt opgenomen;

      • 2°.

        bij omzetting van een niet in de vorm van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming in een wel in zodanige vorm gedreven onderneming, mits de oprichters van de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding gerechtigd zijn als in het vermogen van de omgezette onderneming;

    • f.

      krachtens verdeling of vereffening in de volgende gevallen:

      • 1°.

        verdeling der goederen van een maatschap of vennootschap die geen rechtspersoon is, door de inbrenger of iemand die als rechtverkrijgende onder algemene titel van de inbrenger een aandeel had in het hem toegedeelde goed, mits het toegedeelde goed in de vennootschap was ingebracht met toepassing van de vrijstelling, bedoeld in onderdeel e;

      • 2°.

        vereffening van het vermogen van een rechtspersoon met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

    • g.

      krachtens verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners, voor zover de gemeenschap waarin de ene is gerechtigd voor ten minste 40 percent en de andere voor ten hoogste 60 percent, is ontstaan door een gezamenlijke verkrijging en de toedeling geschiedt aan een van de verkrijgers of iemand die als rechtverkrijgende onder algemene titel van een verkrijger in het toegedeelde goed was gerechtigd;

    • h.

      bij fusie, splitsing, interne reorganisatie en taakoverdracht tussen verenigingen als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of algemeen nut beogende instellingen;

    • i.

      van een zaak die is aangebracht door of in opdracht en voor rekening van de verkrijger of zijn rechtsvoorganger onder algemene titel;

    • j.

      van bodembestanddelen, zoals zand, grind, veen en terpaarde, welke ingevolge beding geacht worden niet te zijn verkregen;

    • k.
    • l.
    • m.

      door het bureau beheer landbouwgronden;

    • n.

      van woningen door een in Nederland gevestigde landelijke werkende toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet, die geen winstoogmerk heeft en die hoofdzakelijk tot doel heeft de aankoop van woningen van andere toegelaten instellingen die betrokken zijn bij stedelijke herstructurering en de verkoop van deze woningen aan natuurlijke personen.

      De bepaling is van toepassing voorzover de andere toegelaten instellingen de bij de verkoop van woningen aan de landelijk werkende toegelaten instelling verkregen middelen binnen zeven kalenderjaren na het einde van het kalenderjaar waarin de woningen zijn verkocht, investeren ter bevordering van de stedelijke herstructurering. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst kunnen voorwaarden worden gesteld inzake toepassing van de bepaling. Voorzover de bedoelde investering niet uiterlijk binnen de genoemde termijn heeft plaatsgevonden, is de belasting alsnog verschuldigd op het tijdstip van het verstrijken van die termijn;

    • o.

      door in Nederland gevestigde lichamen die de bevordering van stedelijke herstructurering ten doel hebben, dan wel, indien die lichamen geen rechtspersoonlijkheid hebben, door de vennoten van die lichamen. Deze bepaling is van toepassing in bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst aan te wijzen gevallen onder daarbij te stellen voorwaarden;

    • oa.

      na voltooiing van een stedelijke herstructurering als bedoeld in onderdeel o, van onroerende zaken van een lichaam als bedoeld in onderdeel o, door degenen die de onroerende zaken met toepassing van de vrijstelling, bedoeld in onderdeel o, hebben ingebracht in dat lichaam of met toepassing van onderdeel o zoals dat luidde tot en met 31 december 2002 hebben ingebracht in een samenwerkingsverband dat na die datum is aangemerkt als een zodanig lichaam, dan wel, indien de verkrijgers behoren tot de kring van oprichters van het lichaam, van die onroerende zaken tot het beloop van hun gerechtigdheid in het lichaam;

    • p.

      van een woning of rechten waaraan deze is onderworpen of van rechten van lidmaatschap als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, voor zover deze laatste rechten betrekking hebben op een woning, en de gelijktijdige verkrijging van de tot die woning behorende aanhorigheden, indien:

      • 1°.

        de verkrijger een meerderjarig natuurlijk persoon jonger dan vijfendertig jaar is;

      • 2°.

        de verkrijger deze vrijstelling niet eerder heeft toegepast en dit overeenkomstig artikel 15a, voorafgaand aan de verkrijging duidelijk, stellig en zonder voorbehoud verklaart in een schriftelijke verklaring; en

      • 3°.

        de verkrijger de verkregen woning of rechten waaraan deze is onderworpen na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken en dit overeenkomstig artikel 15a, voorafgaand aan de verkrijging duidelijk, stellig en zonder voorbehoud verklaart in een schriftelijke verklaring;

      • 4°.

        het totaal van de waarde van de woning of rechten waaraan deze is onderworpen en tot die woning behorende aanhorigheden niet uitkomt boven € 510.000;

    • q.

      van ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de ondergrond van glasopstanden. De belasting die door toepassing van deze bepaling niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien de exploitatie als zodanig niet gedurende ten minste tien jaren wordt voortgezet. De vorige volzin is niet van toepassing indien binnen de aldaar bedoelde termijn de cultuurgrond door overheidsbeleid aan de landbouw wordt onttrokken ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap;

    • r.

      krachtens herstel als is bedoeld in artikel 19;

    • s.

      van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop, waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel duurzaam zijn afgestemd op het behoud en de ontwikkeling van natuur en landschap. De belasting die door toepassing van deze bepaling niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien binnen tien jaren na de verkrijging niet langer sprake is van natuurgrond. De vorige volzin is niet van toepassing indien binnen de aldaar bedoelde termijn de natuurgrond wordt omgezet in cultuurgrond als bedoeld in onderdeel q en als zodanig gedurende de rest van deze termijn bedrijfsmatig geëxploiteerd blijft;

    • t.

      van een woning of rechten waaraan deze is onderworpen, of van rechten van lidmaatschap als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, voor zover deze laatste rechten betrekking hebben op een woning mits deze, wordt verkregen van een natuurlijk persoon, de verkrijging voortvloeit uit een verkoopregulerend beding bij de eerdere verkrijging dat een terugkooprecht of een terugkoopverplichting inhoudt en de verkrijger de vervreemder was bij die eerdere verkrijging. De vervreemder bij de eerdere verkrijging kan ook een rechtsvoorganger van de verkrijger zijn;

    • u.

      door Staatsbosbeheer van objecten, als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, niet zijnde bedrijfsondersteunende onroerende zaken;

    • v.

      [vervallen;]

    • w.

      [vervallen;]

    • x.

      krachtens uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19 , 20, 21 en 22 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover de totale waarde van de verkrijging uit de nalatenschap niet meer bedraagt dan het bedrag van de geldvordering, bedoeld in artikel 13, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, vermeerderd met de rentevergoeding waarmee ingevolge artikel 1, derde lid, van de Successiewet 1956 voor de heffing van erfbelasting rekening is gehouden. Voor de toepassing van de vorige volzin blijft bij het bepalen van de waarde van een verkrijging een door de ouder of stiefouder op grond van artikel 19, onderscheidenlijk artikel 21, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek voorbehouden vruchtgebruik buiten beschouwing;

    • y.

      van een net gelegen in, op of boven de grond, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie, of van informatie.

  • 2

    Ingeval bodembestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, of de waarde daarvan alsnog aan de verkrijger ten goede komen, wordt zulks beschouwd als een verkrijging in de zin van artikel 2.

  • 3

    Verwijdering van zaken die ingevolge een beding of krachtens de wet nog na de verkrijging mogen worden weggenomen wordt, indien die verwijdering plaatsvindt binnen drie maanden na de verkrijging, ten aanzien van die zaken beschouwd als de vervulling van een aan de verkrijging verbonden ontbindende voorwaarde, mits zij of hun waarde niet aan de verkrijger zijn ten goede gekomen.

  • 4

    De in het eerste lid bedoelde vrijstellingen zijn niet van toepassing in gevallen waarin de verkrijging plaatsvindt krachtens een levering of dienst in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 ter zake waarvan omzetbelasting is verschuldigd, indien de vergoeding, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet, tezamen met de verschuldigde omzetbelasting, lager is dan de waarde, bedoeld in artikel 9, en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet of niet nagenoeg geheel in aftrek kan brengen.

    Voor de toepassing van deze bepaling wordt de waarde ten minste gesteld op de kostprijs van de onroerende zaak of van de zaak waarop het recht of de dienst betrekking heeft, met inbegrip van de omzetbelasting, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de verkrijging.

  • 5

    Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel e, onder 1°, wordt onder waarde van het vermogen van de ingebrachte onderneming mede verstaan de boekwaarde van dat vermogen, zoals die geldt voor de heffing van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting, in gevallen waarin de ondernemer inbrengt met voorbehoud van stille reserves.

  • 6

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, is de vrijstelling eveneens van toepassing indien:

    • a.

      het goed als bedrijfsmiddel is gebruikt en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen;

    • b.

      de verkrijging plaatsvindt binnen zes maanden na het tijdstip van de eerste ingebruikneming of de eerdere ingangsdatum van een verhuur van dat goed; en

    • c.

      de verkrijging wordt opgenomen in een notariële akte die wordt verleden binnen de termijn waarbinnen de verkrijging dient plaats te vinden.

  • 7

    Bij algemene maatregel van bestuur kan in afwijking van het zesde lid tijdelijk een afwijkende termijn worden vastgesteld indien de ontwikkelingen van de vastgoedmarkt daartoe aanleiding geven. Voor zover nodig kan daarbij worden voorzien in overgangsrecht.

  • 8

    In afwijking van het eerste lid, onderdelen p en t, is de vrijstelling niet van toepassing op de verkrijging van economische eigendom of de verkrijging van aandelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a.

  • 9

    Indien ter zake van een verkrijging een vrijstelling als bedoeld in het eerste of zesde lid wordt toegepast, wordt met betrekking tot die verkrijging aangifte gedaan. Indien met betrekking tot die verkrijging een notariële akte wordt opgemaakt, wordt, in afwijking in zoverre van de vorige zin, aangifte gedaan met overeenkomstige toepassing van artikel 18.

  • 10

    Bij het begin van het kalenderjaar wordt bij ministeriële regeling het bedrag, genoemd in het eerste lid, onderdeel p, onder 4°, met ingang van 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar vervangen door een ander bedrag. Het bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te delen door de factor iw, bedoeld in artikel 10.3, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het aldus berekende bedrag wordt rekenkundig afgerond op € 5.000.


Kennisdossiers

Titel Categorie
Titel Agrarisch recht Categorie Registergoederenrecht
Titel Duurzame energie Categorie Registergoederenrecht
Titel Vrijstellingen overdrachtsbelasting Categorie Belastingrecht

Rechtspraak

Titel Instantie Datum Nummer
Voormalige landbouwschuren waarvan bestemming is gewijzigd kwalificeren als aanhorigheden Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum 20-07-2021 Nummer ECLI:NL:GHARL:2021:6908
De veekeringen en erfafscheidingen konden niet als cultuurgrond kwalificeren Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum 16-11-2017 Nummer ECLI:NL:GHSHE:2017:4899
Boomkwekerij wordt bedrijfsmatig geëxploiteerd; cultuurgrondvrijstelling van toepassing Instantie Hoge Raad Datum 15-09-2017 Nummer ECLI:NL:HR:2017:2373
Cultuurgrondvrijstelling paardenpension toepasbaar naar rato van gebruik voor landbouw Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum 10-08-2017 Nummer ECLI:NL:RBNNE:2017:3138
Het verlenen van diensten met betrekking tot dieren, zoals een manege, valt buiten het begrip veehouderij (art. 7:312 BW) Instantie Rechtbank Limburg Datum 28-02-2017 Nummer ECLI:NL:RBLIM:2017:1971
Cultuurgronduitzondering van toepassing op boomkwekerij Instantie Gerechtshof Den Haag Datum 03-08-2016 Nummer ECLI:NL:GHDHA:2016:3020
Het houden van paarden op de betreffende grond heeft een hobbymatig karakter Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum 21-04-2016 Nummer ECLI:NL:GHSHE:2016:1570
Het fokken van een relatief bescheiden aantal schapen vindt op bedrijfsmatige wijze plaats Instantie Gerechtshof Den Haag Datum 10-11-2015 Nummer ECLI:NL:GHDHA:2015:3145
Cultuurgronduitzondering van toepassing op boomkwekerij Instantie Rechtbank Den Haag Datum 09-10-2015 Nummer ECLI:NL:RBDHA:2015:16048
Niet bestemming maar feitelijk gebruik doorslaggevend voor toepassing cultuurgronduitzondering WOZ Instantie Rechtbank Oost-Brabant Datum 28-04-2015 Nummer ECLI:NL:RBOBR:2015:2404
Houder van paardenmanege zonder fokkerij bedrijft geen landbouw; geen art. 15.1.q WBR Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum 26-03-2015 Nummer ECLI:NL:RBZWB:2015:1980
Cultuurgrondvrijstelling (15.1.q. WBR) is niet van toepassing op de ondergrond van andere opstallen dan glasopstanden Instantie Hoge Raad Datum 19-12-2014 Nummer ECLI:NL:HR:2014:3608
Gebruik van grond kwalificeert als landbouw in de zin van cultuurgrondvrijstelling Wet WOZ Instantie Hoge Raad Datum 14-11-2014 Nummer ECLI:NL:HR:2014:3197
Cultuurgronduitzondering ten aanzien van een paardenweide Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum 09-10-2014 Nummer ECLI:NL:GHSHE:2014:4204
Het trainen en opleiden van springpaarden kan niet worden gekwalificeerd als 'landbouw' Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum 02-10-2014 Nummer ECLI:NL:RBZWB:2014:6782
Cultuurgrondvrijstelling niet van toepassing op parkeerplaats en ondergrond schuur Instantie Hoge Raad Datum 19-09-2014 Nummer ECLI:NL:HR:2014:2696
Inspecteur slaagt niet in bewijslast inzake de waardering van landbouwgronden voor de cultuurgrondvrijstelling Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum 10-09-2013 Nummer ECLI:NL:GHARL:2013:6627
Wel overdrachtsbelasting over het gedeelte van de waarde of tegenprestatie dat kan worden toegerekend aan de glasopstanden Instantie Rechtbank Den Haag Datum 22-08-2013 Nummer ECLI:NL:RBDHA:2013:11084
Agrarische activiteiten ontplooid binnen zorgboerderij zijn te beschouwen als landbouwbedrijf Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum 02-05-2013 Nummer ECLI:NL:GHARL:2013:CA0380
Het fokken van paarden valt niet onder 'landbouw' Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum 25-09-2012 Nummer ECLI:NL:RBLEE:2012:BY1354
Recht op de cultuurgrondvrijstelling door duurzame organisatie van kapitaal en arbeid ten tijde van de verkrijging Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum 08-06-2012 Nummer ECLI:NL:GHSHE:2012:BW8455
Landbouwvrijstelling art. 15.1.q WBR (oud) geldt niet voor handelaar in onroerende zaken Instantie Hoge Raad Datum 04-03-2011 Nummer ECLI:NL:HR:2011:BP6283
Gezichtspunten bij de vraag of sprake is van bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van de landbouw Instantie Gerechtshof Arnhem Datum 15-02-2011 Nummer ECLI:NL:GHARN:2011:BP6580
Paarden fokken valt niet onder het begrip 'landbouw' Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum 18-06-2010 Nummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BM8757
Onderhavige grond binnen de onderneming wordt gebruikt een landbouwbedrijf Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum 22-04-2010 Nummer ECLI:NL:GHAMS:2010:BM2411
Uit wetsgeschiedenis van de landbouwstructuurvrijstelling blijkt de bedoeling dat hobbyboeren worden uitgesloten van toepassing van de vrijstelling Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum 01-10-2009 Nummer ECLI:NL:GHAMS:2009:BK0062
Van Boetzelaer/Weenink Instantie Gerechtshof Arnhem Datum 12-05-2009 Nummer ECLI:NL:GHARN:2009:BI4361
Geen sprake bedrijfsmatige exploitatie bij activiteiten van stichting Instantie Rechtbank Utrecht Datum 17-02-2009 Nummer ECLI:NL:RBUTR:2009:BH3095
Landbouwvrijstelling overdrachtsbelasting geldt ook bij vruchtgebruik van cultuurgrond Instantie Gerechtshof 's-Gravenhage Datum 29-01-2008 Nummer ECLI:NL:GHSGR:2008:BD1797
Onder omstandigheden hangt het fokken en houden van paarden samen met de exploitatie van de bodem Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch Datum 20-03-2007 Nummer ECLI:NL:GHSHE:2007:BA2753
Opbrengst gerealiseerd door verkoop van gekapte bomen is niet voldoende voor het bedrijfsmatig exploiteren van bos Instantie Rechtbank Zutphen Datum 21-02-2007 Nummer ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ9369
De enkele omstandigheid dat op een perceel schapen aanwezig zijn, is onvoldoende om een bedrijfsmatige exploitatie van de grond aan te nemen Instantie Rechtbank Haarlem Datum 16-10-2006 Nummer ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2187
Instandhouding van het bosbestand kan niet als bedrijfsmatige exploitatie kan worden gezien Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum 11-01-2006 Nummer ECLI:NL:RBLEE:2006:AU9608
Doorlevering landerijen kort na de verkrijging tast art. 15.1.q WBR niet aan Instantie Gerechtshof Arnhem Datum 08-09-2004 Nummer ECLI:NL:GHARN:2004:AR3596
Het fokken van renpaarden vormde geen activiteit in de landbouwsfeer Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum 05-12-2003 Nummer ECLI:NL:GHLEE:2003:AN9819
Begrip veehouderij moet volgens wetshistorie in de agrarische betekenis worden opgevat Instantie Hoge Raad Datum 26-08-1998 Nummer ECLI:NL:HR:1998:AA2531
Vrijstelling art. 15.1.q WBR geldt ook als verkrijger de landbouwgrond kort na de verkrijging doorlevert aan een ander Instantie Hoge Raad Datum 07-07-1993 Nummer 29182

Wetsvoorstellen

Titel Dossiernr. Status Samenvatting
Wet werken aan winst Dossiernr. 30572 Status In werking getreden Samenvatting -

Beleidsbesluiten

Titel Instantie Datum Nummer Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 17-10-2024 Nummer 2024-10969 Samenvatting Het Besluit Ondernemingsfaciliteiten van 25 mei 2018 (nr. 2018-50125) is geactualiseerd. Het besluit bevat het beleid over…
Instantie Ministerie van Financiën Datum 26-01-2005 Nummer CPP2005/180M Samenvatting
Titel Instantie Datum Nummer Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 11-09-2008 Nummer CPP2008/355M Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 12-03-2008 Nummer DGB 2008-923 Samenvatting
Instantie Ministerie van Financiën Datum 18-02-2005 Nummer CPP2004/1011M Samenvatting

Literatuur

Titel Auteur(s) Bron
Titel Themanummer Duurzaamheid Bron WPNR 2023/7407
Titel De cultuurgrondvrijstelling (verder) in beweging: van boomkwekers tot oesterzwammen Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld Bron FBN 2018/5
Inhoudsopgave
Overzicht
Wetstructuur
Fiscaal

Tarief erf- en schenkbelasting (art. 24 SW) Erfbelasting bij partners (art. 25 SW) Schenkbelasting bij partners (art. 26 SW) Schenkbelasting afgezonderd particulier vermogen (art. 26a SW) Samenvoeging schenkingen binnen een jaar (art. 27 SW) Schenkingen aan kinderen binnen een jaar (art. 28 SW) Onzekerheid over verwantschap (art. 29 SW) Verwerping en afstand (art. 30 SW) Afstand door bezwaarde (art. 31 SW) Vrijstellingen erfbelasting (art. 32 SW) ANBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 3 SW) Omvang vrijstellingen erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 4 SW) Verkrijging pensioenregeling en lijfrenten (art. 32 lid 1 onder 5 SW) SBBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 8 SW) Steunstichting SBBI en erfbelasting (art. 32 lid 1 onder 9 SW) Vrijstelling erfbelasting voor werknemer erflater (gevolgen testamentair loon, salaire differé en executeursloon) (art. 32 lid 1 onder 10 SW) Vrijstelling erfbelasting voor nog niet vorderbare termijnen van renten, uitkeringen, bezoldigingen en andere inkomsten (art. 32 lid 1 onder 11 SW) Pensioenimputatie (art. 32 lid 2 SW) Definitie lijfrenten (art. 32 lid 4 SW) Vrijstellingen schenkbelasting (art. 33 SW) ANBI en schenkbelasting (art. 33 onder 4 SW) Schenkvrijstelling ouder-kind (art. 33 onder 5 SW) Schenkvrijstelling overige verkrijgers (art. 33 onder 7 SW) Schenkvrijstelling voor onvermogenden (art. 33 onder 8 SW) Vrijstelling bij samenloop schenkbelasting met inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting (art. 33 onder 9 SW) Schenking aan een rechtspersoon ter bevordering van werknemersbelangen (art. 33 onder 11 SW) Voldoen aan natuurlijke verbintenis (art. 33 onder 12 SW) SBBI en schenkbelasting (art. 33 onder 13 SW) Steunstichting SBBI en schenkbelasting (art. 33 onder 14 SW) Definitie schenking ten behoeve van eigen woning (art. 33a SW) Samenloop verhoogde schenkvrijstellingen eigen woning (art. 82a SW)

Tarief overdrachtsbelasting (art. 14 WBR) Vrijstelling algemeen (art. 15 WBR) Vrijstelling btw-belaste levering (art. 15.1.a WBR) Vrijstelling bedrijfsoverdracht binnen familiesfeer (art. 15.1.b WBR) Vrijstelling publiekrechtelijke lichamen (art. 15.1.c WBR) Vrijstelling inbreng onderneming in personenvennootschap en omzetting in NV of BV (art. 15.1.e WBR) Vrijstelling verdeling of vereffening (art. 15.1.f WBR) Vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners (art. 15.1.g WBR) Vrijstelling bij fusie, splitsing en interne reorganisatie (art. 15.1.h WBR) Vrijstelling aangebrachte zaken (art. 15.1.i WBR) Vrijstelling voor verkrijging bestemd voor onderwijs (art. 15.1.k WBR) Vrijstelling ruilverkaveling (art. 15.1.l WBR) Vrijstelling bureau beheer landbouwgronden (art. 15.1.m WBR) Woningbouwlichamen (art. 15.1.n WBR) Vrijstelling stedelijke herstructurering (art. 15.1.o WBR) Verkrijging van lichaam ter bevordering van stedelijke herstructurering (art. 15.1.oa WBR) Startersvrijstelling (Art. 15.1.p WBR) Monumentenvrijstelling (vervallen) (art. 15.1.p WBR) Cultuurgrondvrijstelling (art. 15.1.q WBR) Vrijstelling bij herstel in oude toestand (art. 15.1.r WBR) Vrijstelling natuurgrond (art. 15.1.s WBR) Vrijstelling verkoopregulerend beding (Art. 15.1.t WBR) Vrijstelling Staatsbosbeheer (art. 15.1.u WBR) Vrijstelling uitoefenen wilsrecht (art. 15.1.x WBR) Vrijstelling bij verkrijging (kabel)netten (art. 15.1.y WBR) Tijdelijke vrijstelling inbreng van tbs-pand in NV/BV (vervallen) (art. 15.1.z WBR) Anti-ontgaansbepaling (art. 15 lid 4 WBR) Schriftelijke verklaring en onvoorziene omstandigheden (art. 15a WBR) Tijdelijke vrijstellingen overdrachtsbelasting 2024