Waardering onderneming (art. 21 lid 13 SW)
1 Algemeen Art. 21 lid 12 en 13 SW geven bijzondere waarderingsregels voor de waardering van een onderneming.Ingevolge art. 21 lid 12 SW wordt hetgeen in het economische verkeer als een eenheid pleegt te worden beschouwd, met inachtneming van die omstandigheid in aanmerking genomen. Dit geldt zowel voor ondernemingsvermogen als voor andere zaken die in het economische verkeer als eenheid worden beschouwd.Art. 21 lid 13 SW stelt dat de waarde van ondernemingsvermogen wordt bepaald alsof de onder…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 21
Artikel 21
1 Het verkregene wordt in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan op het tijdstip van de verkrijging in het economische verkeer kan worden toegekend.
2 Goederen, verkregen onder de ontbindende voorwaarde van overlijden waarbij zich een opschortende voorwaarde ten gunste van een verwachter aansluit, worden in aanmerking genomen naar de waarde van die goederen als waren zij onvoorwaardelijk verkregen.
3 Voor de effecten die zijn opgenomen in een prijscourant, aangewezen krachtens artikel 5.21 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de waarde in het economische verkeer gesteld op de slotnotering die is vermeld in de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag voorafgaande aan de dag van de verkrijging.
4 Bij verkrijging door de vervulling van een opschortende voorwaarde welke zich aansluit bij de ontbindende voorwaarde van het overlijden van een eerdere verkrijger, is voor de bepaling van de aard en waarde van het verkregene beslissend het tijdstip waarop het genot voor de verwachter aanvangt.
5 Onroerende zaken die in gebruik zijn als woning, worden in aanmerking genomen naar de volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor die onroerende zaken vastgestelde waarde voor het kalenderjaar waarin de verkrijging plaatsvindt dan wel, ingeval de verkrijger daarvoor kiest, voor het op dat kalenderjaar volgende kalenderjaar. Indien de woning deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken, wordt de waarde van de woning gesteld op het gedeelte van de waarde van de onroerende zaak dat kan worden toegerekend aan de woning.
6 Met betrekking tot een woning ter zake waarvan het vijfde lid geen toepassing kan vinden door het ontbreken van een op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde, wordt de waarde van de woning bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16 tot en met 18 en 20, tweede lid, van die wet en van het vijfde lid, tweede volzin.
7 Indien zich in het kalenderjaar waarin de verkrijging plaatsvindt, maar op of vóór het moment van de verkrijging, met betrekking tot een onroerende zaak als bedoeld in het vijfde of zesde lid een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken, wordt, in afwijking van het vijfde en zesde lid, de waarde van de onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16 tot en met 18 en 20, tweede lid van die wet, naar de staat van die zaak op het moment van de verkrijging.
8 Indien een woning geheel of gedeeltelijk wordt verhuurd en op deze verhuur afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, of ingevolge een voor ten minste 12 jaren aangegane pachtovereenkomst wordt verpacht en op deze verpachting titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, wordt de waarde gesteld op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen, van de huurprijs afhankelijk percentage van het waardegegeven, bedoeld in het vijfde of zesde lid. Indien sprake is van een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is de eerste zin niet van toepassing. Een onroerende zaak als bedoeld in de eerste volzin wordt niet voor een lagere waarde in aanmerking genomen dan de waarde, bedoeld in het vijfde of zesde lid, indien deze wordt verkregen door een huurder, onderscheidenlijk een pachter, van die onroerende zaak of zijn partner.
9 De waarde van een recht van erfpacht op een onroerende zaak die als woning in gebruik is, wordt gesteld op de waarde van die onroerende zaak, berekend volgens het vijfde of zesde lid, verminderd met de overeenkomstig het veertiende lid bepaalde waarde van de canon.
10 In afwijking van het vijfde tot en met zevende lid wordt een woning in aanmerking genomen naar de waarde in het economische verkeer ingeval de waarde in het economische verkeer van de woning als gevolg van een persoonlijke verplichting tot betaling van servicekosten voor diensten die geen betrekking hebben op de woning zelf in belangrijke mate afwijkt van de waarde, bedoeld in het vijfde, zesde of zevende lid.
11 De waarde van hetgeen onder de last van een vruchtgebruik, een beperkt recht of van een periodieke uitkering wordt verkregen, wordt gesteld op de waarde in onbezwaarde staat, verminderd met de waarde van die last. Met elkaar opvolgende vruchtgebruiken, beperkte rechten en periodieke uitkeringen wordt bij de waardebepaling van de daarmee bezwaarde goederen terstond rekening gehouden.
12 Wat in het economische verkeer als een eenheid pleegt te worden beschouwd, wordt in aanmerking genomen met inachtneming van die omstandigheid.
13 De waarde van een onderneming wordt bepaald alsof de onderneming wordt voortgezet (waarde going concern), maar ten minste op de liquidatiewaarde. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de waardering van vermogensbestanddelen die behoren tot een aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
14 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de bepaling van de waarde van een vruchtgebruik, van beperkte rechten en van rechten op en verplichtingen tot periodieke uitkeringen en voor het daarbij te gebruiken percentage.
15 Een geldvordering als bedoeld in artikel 13, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek alsmede, indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, een geldvordering als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, wordt in aanmerking genomen als een renteloze vordering, indien daarop het rentepercentage, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 84 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing is. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de schulden die corresponderen met de aldaar bedoelde geldvorderingen.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Agrarisch recht | Categorie Registergoederenrecht |
Rechtspraak
Titel | Instantie | Datum | Nummer |
---|---|---|---|
Contante waarde in aanmerking genomen voor waardering onderneming | Instantie Rechtbank Noord-Nederland | Datum 05-12-2019 | Nummer ECLI:NL:RBNNE:2019:5115 |
Waardering maatschapsaandeel SW van in gemeenschap van goederen gehuwde vennoot | Instantie Hoge Raad | Datum 29-01-2016 | Nummer ECLI:NL:HR:2016:115 |
Verblijvingsbeding drukt waarde maatschapsaandeel van erflaatster | Instantie Gerechtshof Amsterdam | Datum 28-07-2011 | Nummer ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6269 |
Pro rata toerekenen van IB-latenties aan voorwaardelijk onbelast geconserveerde en belast geconserveerde waarde | Instantie Gerechtshof Arnhem | Datum 03-06-2009 | Nummer ECLI:NL:GHARN:2009:BI7470 |
Overdracht tegen going-concernwaarde ter verzekering van voortzetting geen gift (I) | Instantie Hoge Raad | Datum 20-03-2009 | Nummer ECLI:NL:HR:2009:BF1029 |
Overdracht tegen going-concernwaarde ter verzekering van voortzetting geen gift (II) | Instantie Parket bij de Hoge Raad | Datum 20-03-2009 | Nummer ECLI:NL:PHR:2009:BF1043 |
Waardering melkquotum los van rentabiliteit van bedrijf | Instantie Hoge Raad | Datum 02-12-2005 | Nummer ECLI:NL:HR:2005:AU7356 |
Verkoop tegen going-concernwaarde is in casu een gift | Instantie Gerechtshof 's-Gravenhage | Datum 28-09-2005 | Nummer ECLI:NL:GHSGR:2005:AU3251 |
Verkoop tegen agrarische waarde zonder meerwaardeclausule niet per definitie schenking | Instantie Gerechtshof Arnhem | Datum 15-03-2005 | Nummer ECLI:NL:GHARN:2005:AT1011 |
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Successiewet 1956 (modernisering 1-1-2010) | Dossiernr. 31930 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Beleidsbesluiten
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-06-2024 | Nummer 2024-0000012721 | Samenvatting De Staatssecretaris van Financiën heeft aan het Bedrijfsopvolgingsbesluit van 17 januari 2013 (nr. BLKB2012/1221M), laa… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-01-2013 | Nummer BLKB2012/1221M | Samenvatting Het beleidsbesluit inzake de bedrijfsopvolgingsregeling SW is geactualiseerd. Naast redactionele wijzigingen en verduidelijk… |
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-04-2011 | Nummer BLKB2011/68M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-10-2007 | Nummer CPP2007/383M | Samenvatting |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel Liquidatiewaarde of overnamewaarde: de Hoge Raad spreekt | Auteur(s) J.W.A. Rheinfeld | Bron FBN 2016/25 |
Praktisch
Titel | Bron | Type | Categorie |
---|---|---|---|
Voortzettingswaarde agrarische sector | Bron Belastingdienst | Type Schenken en erven | Categorie Rekentools |