Aangiftetermijn erfbelasting (art. 45 SW)
1 Hoofdregel aangiftetermijn erfbelasting De verkrijger krachtens erfrecht is belastingplichtige voor de erfbelasting (art. 36 SW). De verkrijger is dan ook gehouden om aangifte te doen. Ingevolge art. 45 lid 1 SW stelt de Inspecteur de termijn voor het doen van aangifte erfbelasting zodanig vast dat deze niet eerder verstrijkt dan acht maanden na het overlijden. Als na een overlijden de verkrijgers niet binnen een bepaalde termijn door de Inspecteur zijn uitgenodigd tot het…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 45
Artikel 45
1 De inspecteur stelt de termijn voor het doen van aangifte voor de erfbelasting zodanig vast dat deze niet eerder verstrijkt dan acht maanden na het overlijden.
2 Indien zwangerschap oorzaak is, dat onzekerheid bestaat omtrent de persoon van de erfgenaam of de heffing van de belasting, gaat de in het eerste lid bedoelde termijn van acht maanden in van de dag van de bevalling, of indien de vrouw vroeger mocht overlijden van de dag van haar overlijden, of indien geen van beide op de 306de dag na de dood van de erflater mocht hebben plaats gehad, van de eerste daarop volgende dag. Deze bepaling kan niet worden ingeroepen door degene, op het erfdeel van wie, wat de hoegrootheid betreft, de bevalling geen invloed kan uitoefenen.
3 De in het eerste lid bedoelde termijn van acht maanden loopt niet gedurende de tijd dat de nalatenschap onbeheerd is gelaten en geen vereffenaar is benoemd. Indien verkregen wordt ten gevolge van de vervulling van een voorwaarde, van aanvaarding nadat eerst verwerping had plaatsgehad, van een afstand door een verkrijger onder een ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 21, tweede lid, ten behoeve van de verwachters, van de uitoefening van een wilsrecht voortspruitende uit ten sterfdage of ten tijde van de verkrijging bestaande of ontstane rechtsverhoudingen, dan wel ten gevolge van de toepassing van artikel 33 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, gaat de in het eerste lid bedoelde termijn van acht maanden in op de dag waarop één van die gebeurtenissen plaatsvindt.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Aanvaarding en verwerping nalatenschap | Categorie Erfrecht |