Winstdrainage (art. 10a Wet Vpb)
1 Inleiding Art. 10a Wet Vpb verbiedt onder omstandigheden de aftrek van rente (+ kosten en valutaresultaten) van geldleningen die afgesloten zijn tussen verbonden lichamen of bij een verbonden aandeelhouder/natuurlijk persoon. Het gaat dan om leningen die verband houden met specifieke rechtshandelingen. Art. 10a Wet Vpb maakt deel uit van een uitgebreid systeem aan regels waarmee de fiscus uitholling van de belastinggrondslag in Nederland door middel van gekunstelde structuren wil be…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 10a
Artikel 10a
1 Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek renten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – ter zake van schulden rechtens dan wel in feite direct of indirect verschuldigd aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon, voor zover die schulden rechtens dan wel in feite direct of indirect verband houden met een van de volgende rechtshandelingen:
a. een winstuitdeling of een teruggaaf van gestort kapitaal door de belastingplichtige of door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen, aan een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon;
b. een kapitaalstorting door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een met hem verbonden lichaam;
c. de verwerving of uitbreiding van een belang door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een lichaam dat na deze verwerving of uitbreiding een met hem verbonden lichaam is.
2 Van een verband als bedoeld in het eerste lid tussen een schuld en een rechtshandeling kan ook sprake zijn indien de schuld is aangegaan na het verrichten van de rechtshandeling.
3 Het eerste lid vindt geen toepassing:
a. indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de schuld en, ongeacht of die schuld in feite is verschuldigd aan een ander dan een met de belastingplichtige verbonden lichaam of met hem verbonden natuurlijk persoon, aan de daarmee verband houdende rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen, of
b. indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat over de rente bij degene aan wie de rente rechtens dan wel in feite direct of indirect is verschuldigd, per saldo een belasting naar de winst of het inkomen wordt geheven welke naar Nederlandse maatstaven redelijk is en dat er geen sprake is van verrekening van verliezen of van andersoortige aanspraken uit jaren voorafgaande aan het jaar waarin de schuld is aangegaan waardoor over de rente per saldo geen heffing naar bedoelde redelijke maatstaven is verschuldigd, behoudens ingeval de inspecteur aannemelijk maakt dat de schuld is aangegaan met het oog op het verrekenen van verliezen of andersoortige aanspraken welke in het jaar zelf zijn ontstaan dan wel op korte termijn zullen ontstaan of dat aan de schuld of aan de daarmee verband houdende rechtshandeling niet in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Voor de toepassing van dit onderdeel is een naar de winst geheven belasting naar Nederlandse maatstaven redelijk indien deze resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst, waarbij artikel 12b buiten toepassing blijft..
4 Voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 10, 12bb, 13, 13a, 13b, 13ba, 13d, 13e, 13j, 13k, 14, 14a, 15ac, 15g, 15i, 15j, 17a, 20a, 25, 28, 28b, 33, 33b en 34d wordt als een met de belastingplichtige verbonden lichaam aangemerkt:
a. een lichaam waarin de belastingplichtige voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;
b. een lichaam dat voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige;
c. een lichaam waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige, waarbij een belang dat wordt gehouden door de partner of een minderjarig kind van een natuurlijk persoon aan die persoon wordt toegerekend, waarbij onder een kind mede wordt verstaan een kind van een partner alsmede een pleegkind;
d. een lichaam dat met de belastingplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in de artikelen 15 en 15a.
5 Als een met de belastingplichtige verbonden natuurlijk persoon wordt aangemerkt:
a. voor de toepassing van dit artikel: een natuurlijk persoon die voor tenminste een derde gedeelte een belang heeft in de belastingplichtige of in een met hem verbonden lichaam;
b. voor de toepassing van de artikelen 13b, 13ba en 25: een natuurlijk persoon die, al dan niet tezamen met zijn partner, voor tenminste een derde gedeelte een belang heeft in de belastingplichtige of in een met hem verbonden lichaam, alsmede de partner van deze persoon en een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van deze persoon, waarbij een pleegkind, een partner van een pleegkind en een pleegouder worden gelijkgesteld met bloedof aanverwanten.
6 Als een met de belastingplichtige verbonden lichaam wordt voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid mede aangemerkt een lichaam dat een belang heeft in de belastingplichtige en dat samen met een of meer andere lichamen die met dat lichaam een samenwerkende groep vormen voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige. Als een met een belastingplichtige verbonden lichaam wordt voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid mede aangemerkt een lichaam waarin de lichamen die deel uitmaken van de samenwerkende groep, bedoeld in de eerste volzin, gezamenlijk voor ten minste een derde gedeelte belang hebben.
7 Een met de belastingplichtige verbonden lichaam als bedoeld in het vierde of zesde lid wordt, indien die belastingplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, tevens aangemerkt als een met de andere van die fiscale eenheid deel uitmakende belastingplichtigen verbonden lichaam.
8 Voor zover de toepassing van het eerste lid met betrekking tot een schuld zou leiden tot een lagere winst, vindt het eerste lid geen toepassing met betrekking tot die schuld.
Beleidsbesluiten
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 25-03-2013 | Nummer BLKB2013/110M | Samenvatting In artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is bepaald dat rente op schulden in bepaalde situaties niet aftr… |