Heffingsgrondslag (art. 1.5 en 1.6 Vhh)
Heffingsgrondslag Verhuurderheffing wordt geheven over het belastbare bedrag (art. 1.5 Wet maatregelen woningmarkt II). Deze grondslag wordt gevormd door de som van de WOZ-waarden van alle huurwoningen, verminderd met vijftig (tot 1 januari 2018: tien) maal de gemiddelde WOZ-waarde van die huurwoningen (art. 1.6 Wet maatregelen woningmarkt II). In de parlementaire toelichting is het voorgaande in de volgende formule uitgedrukt (TK 2013-14, 33756, nr 3, p. 31): A - {(A : B) x 10} waarbijA staat…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 1.5
Artikel 1.5
De verhuurderheffing wordt geheven naar het belastbare bedrag.
Artikel 1.6
Artikel 1.6
1 Het belastbare bedrag is de som van de WOZ-waarden van de huurwoningen waarvan de belastingplichtige bij aanvang van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft, verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met vijftig maal de gemiddelde WOZ-waarde van die huurwoningen.
2 Van de huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgezonderd de huurwoningen die de belastingplichtige in eigendom verwerft tussen 1 januari 2017 en 31 december 2021 voor zover de belastingplichtige een toegelaten instelling is als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet en voor zover die huurwoningen:
a. gelegen zijn in een gemeente als bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdelen b en c;
b. zijn opgenomen in een plan dat beoogt uitvoering te geven aan een activiteit in het kader van stedelijke vernieuwing als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet, en
c. de belastingplichtige hiervoor een verklaring heeft van Onze Minister.
3 De uitzondering, bedoeld in het tweede lid, geldt voor een periode van twintig jaren nadat de huurwoning in eigendom is verworven.
4 Van de huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, zijn voorts uitgezonderd de huurwoningen die de belastingplichtige realiseert in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024 voor zover:
a. hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.23a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met een termijn van maximaal vijftien jaren is verleend voor een tijdelijk bouwwerk;
b. voor de bouw van die huurwoningen geen heffingsvermindering als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel o, is verleend; en
c. de belastingplichtige hiervoor een verklaring heeft van Onze Minister.
5 De uitzondering, bedoeld in het vierde lid, geldt voor een periode van vijftien jaren nadat de huurwoning is gerealiseerd.
6 Onze Minister kan overgaan tot intrekking van:
a. een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b;
b. een verklaring als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b.
7 De aanvraag om in aanmerking te komen voor de toepassing van de uitzondering, bedoeld in het tweede of vierde lid, wordt langs elektronische weg ingediend bij Onze Minister.
8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het tweede, vierde en zesde lid, alsmede omtrent de aanvraag, bedoeld in het zevende lid.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Verhuurderheffing | Categorie Registergoederenrecht |
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II | Dossiernr. 34548 | Status In werking getreden | Samenvatting - |