Aftrekbare schulden en lasten (art. 20 SW)
1 InleidingDe grondslag voor de heffing van erfbelasting is al hetgeen iemand krachtens erfrecht verkrijgt van iemand die (fictief) op dat moment in Nederland woonde (art. 1 lid 1 onder 1 SW), eventueel na vermindering met de volgens de Successiewet voor aftrek in aanmerking komende schulden, legaten en lasten (art. 5 lid 1 SW). Zie met betrekking tot de woonplaats art. 4 AWR en art. 2 en 3 SW.De grondslag voor de heffing van schenkbelasting is al hetgeen iemand krachtens schenking verkrijgt,…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 20
Artikel 20
1 Voor de regeling van de erfbelasting kunnen van de nalatenschap als lasten slechts worden afgetrokken de kosten van lijkbezorging voor zover zij niet bovenmatig zijn.
2 Onder de kosten van lijkbezorging kunnen worden begrepen de sommen, besproken of uitgekeerd voor de uitvaart van de erflater en de tot een jaar na het overlijden te zijnen behoeve te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke plechtigheden.
3 De schulden ten laste van de erflater kunnen slechts worden afgetrokken voor zover zij rechtens afdwingbaar zijn en alsdan behoudens het navolgende:
a. lopende renten en andere periodieke verplichtingen, alsmede zakelijke belastingen, dijk- en polderlasten, molen- en sluisgelden en soortgelijke omslagen zijn slechts aftrekbaar tot en met de dag van het overlijden;
b. belastingschulden kunnen niet worden afgetrokken, voor zover daarvoor ontheffing kan worden verkregen.
4 Rechtsvorderingen tot nakoming van schulden, ten aanzien waarvan ten tijde van het overlijden de verjaringstermijn is verstreken, worden vermoed te zijn verjaard.
5 Op de verkrijging wordt in mindering gebracht de inkomstenbelasting welke de verkrijger verschuldigd kan worden ter zake van:
a. in het verkregen vermogen van een onderneming of een werkzaamheid begrepen reserves in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001;
b. termijnen van verkregen, niet tot het vermogen van een onderneming behorende rechten die ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001 belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen opleveren (stamrechten);
c. verkregen aandelen, winstbewijzen, bewijzen van deelgerechtigdheid en koopopties als bedoeld in artikel 4.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die ingevolge die wet tot een aanmerkelijk belang behoren. Artikel 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing.
6 De in het vijfde lid bedoelde belasting wordt gesteld op:
a. 30% van het bedrag van de reserves, voorzover het de oudedagsreserve betreft;
b. 20% van het bedrag van de overige reserves;
c. 30% van de waarde van de stamrechten;
d. 6,25% van de waarde van de aandelen, winstbewijzen, bewijzen van deelgerechtigdheid en koopopties, voorzover deze de verkrijgingsprijs daarvan in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 overtreft.
7 Voor de toepassing van dit artikel:
a. wordt met de houder van de in het vijfde lid, onderdeel c, genoemde vermogensbestanddelen gelijkgesteld degene die slechts is gerechtigd tot voordelen uit die vermogensbestanddelen en wordt zijn gerechtigdheid aangemerkt als een dergelijk vermogensbestanddeel;
b. is artikel 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Wettelijk erfrecht | Categorie Erfrecht |
Titel Gemeenschap van goederen | Categorie Familievermogensrecht |
Titel Kennisgroepstandpunten Successiewet | Categorie Belastingrecht |
Nieuws
Rechtspraak
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Successiewet 1956 (modernisering 1-1-2010) | Dossiernr. 31930 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Beleidsbesluiten
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/877M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-06-2010 | Nummer DGB2010/676M | Samenvatting |
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-08-2009 | Nummer DGB 2009-4064 | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 10-10-2007 | Nummer CPP2007/383M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 16-02-2006 | Nummer CPP2005/2787M | Samenvatting |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel Legaat van een AB | Auteur(s) R.L.M.C. Janssen | Bron KWEP 2023/3 |
Titel Directe en indirecte cumulatie van erfbelasting en inkomstenbelasting | Auteur(s) I.J.F.A. van Vijfeijken | Bron WFR 2019/219 |
Titel IB-latentie naar evenredigheid toerekenen bij bedrijfsopvolgingsregeling | Auteur(s) A.C.M. de Vries | Bron FBN 2017/23 |